Muziek / Album

Wiskundig berekend bochtenwerk

recensie: Battles - Mirrored

Wie de vinylversie van Mirrored koopt, krijgt hem in zo’n lekkere ‘gatefold sleeve’. Klap hem uit en je ziet een keurige opstelling van alle instrumenten waarmee het debuutalbum van dit New Yorkse kwartet is opgenomen. Keyboards, gitaren en snoeren. Veel snoeren. Door de spiegels op de muren vertekent de opstelling bovendien een beetje. Zo is het ook met hun muziek. Mirrored is meer dan de som der delen. Battles
intense en experimentele nummers hebben de gekte van Frank Zappa & Aphex Twin
, het frivole en veelzijdige van Beck
en het overdadige van Marc Bolan & T. Rex. Maar dan wel samengebald in een pantservuist waarop ‘made in the 21st century‘ staat.

~

Battles is wellicht de eerste rockband die moderne instrumenten als samplers volledig weet te integreren in hun sound om daarmee een nieuwe fusie van gitaren en elektronica te creëren. Zo bespelen ze hun gitaren consequent via het toetsenbord in plaats van hun snaren aan te slaan, verspringt het ritme net zo snel als het stoplicht op de hoek van Times Square en klinkt de menselijke stem nimmer puur maar altijd gemanipuleerd, vertraagd, versneld of verhaspeld.

Gitaarpolka

Deze gemanipuleerde stem hoor je op de onlangs verschenen single Atlas. Een nummer dat vanwege z’n Mickey Mousezang aanvankelijk irriteert, maar gaandeweg intrigeert. De hakkende drums hebben dezelfde energie als T. Raumschiere’s Monster Truck Driver, de abrupte wending halverwege naar een soort avant garde gitaarpolka is even bizar als briljant. Of wat dacht je van kerstbellen die het nummer Tonto uitluiden en waarin het eindeloze gitaarloopje tegen het einde compleet van kleur verschiet?

Hakken en zagen

Brein van het viertal is het wonderkind Tyondai Braxton, die z’n sporen al verdiende in de elektronische muziekscene in The Big Apple. Drummer John Stanier hakte eerder drumstellen aan mootjes bij de futuristische metalband Helmet en ook de overige twee leden Ian Williams en Dave Konopka zijn bepaald niet eenkennig als het op instrumenten aankomt. Nadat het Londense platenlabel Warp Records vorig jaar al Battles moeilijk verkrijgbare singles EP C/ B EP opnieuw uitbracht op cd, hebben ze met Mirrored één van de meest avontuurlijke albums van dit voorjaar aan hun catalogus toegevoegd. Een album vol spastische drums, straffe gitaarloopjes in eindeloze loops en wiskundig berekend bochtenwerk.

Komende zomer staan ze op Lowlands en dan kun je zelf zien wat de ware kracht van Battles is. Want geloof het of niet: hun live concerten zijn nóg tien keer zo imponerend dan dit opvallende en originele debuutalbum.

Boeken / Fictie

Arme wereldverbeteraars…

recensie: Leo Pleysier - De Latino's

De Vlaamse schrijver Leo Pleysier heeft een groot oeuvre op zijn naam staan dat zich kenmerkt door taalspel en, sinds de laatste paar boeken, interesse in het ‘buitenland’. Na een aantal boeken over mensen uit de Vlaamse klei zocht hij het verderop, in Engeland (Shimmy), Afrika (Zwart van het volk), India en China (De Gele Rivier is bevrozen, De trousse). Zijn nieuwste roman voert ons naar Ecuador.

De Latino’s, dat zijn Toon en Anna, zo’n koppel dat jarenlang somber en dof een leven leeft waarin ze hun wereldverbeteringsidealen nog niet hebben kunnen uitvoeren, totdat ze op een dag dan eindelijk, eindelijk naar hun geliefde Latijns-Amerika mogen om daar ontwikkelingswerk uit te gaan voeren in Ecuador. Snel zegt Anna haar rotbaantje als docent op en Toon weet plotseling wat hij met zijn vrije tijd als werkloze moet aanvangen: dingen regelen, want ze gaan!

~

Opgewonden anticipatie en hooggespannen verwachtingen zijn er echter niet bij, want Pleysier heeft in De Latino’s gekozen voor een wat zurige alwetende verteltrant. Zo’n stem die kort en zakelijk vertelt wat er aan de hand is, maar het af en toe niet kan nalaten er een steek onder water aan toe te voegen.

Toon en Anna gaan in een klein bergdorpje in de Andes wonen en dan zou het leuk zijn als je als lezer een beetje beschrijving krijgt, want we zijn tenslotte niet allemaal in Ecuador op vakantie geweest. Maar Pleysier lijkt elk woord te hebben geteld en we moeten het met een paar grove schetsen doen.

Zuinig

“Zie ze daar nu wonen, Anna en Toon, in hun afgelegen dorp hoog in de Andes.” De zuinige verteller giet vervolgens eerst een flinke dosis geluk over het stel ontwikkelingswerkers, om hen niet lang daarna in de vreselijkste misère onder te dompelen. En dat alles op een wat meewarige toon, bestraffend bijna. Als een roddeltante die van te voren had gewaarschuwd dat Toon en Anna wel van een koude kermis thuis zouden komen.

De Latino’s is niet zo’n prettig boek. De benepen verteller maakt je kregelig en de zuinigheid in woorden doet je verlangen naar uitbundiger proza, waarbij de woorden wel loskomen van het papier. Als stijloefening waarmee Pleysier het gelaten wereldverbeteraarsmilieu van Toon en Anna wil schetsen is De Latino’s schrijnend tot en met, maar een lekker, leuk of mooi boek is het niet geworden. Aan het einde toont Pleysier in een paar rake beschrijvingen het failliet van de club hulpverleners en idealisten, maar tegen die tijd ben je te verzuurd om er nog enthousiasme voor op te brengen. Jammer.

Film / Films

Ongemakkelijke liefde

recensie: Venus

De twee voormalige theateracteurs Maurice (Peter O’Toole) en Ian (Leslie Phillips) zijn rijp voor het graf. Af en toe mogen ze nog opdraven in een televisiesoap om ‘stervende man’ of ‘lijk’ te spelen maar verder brengen ze de dagen samen door in het café op de hoek. Ze mijmeren over vroeger, klagen over hun gezondheid en vervloeken de jeugd. Als Ian hulp in de huishouding krijgt in de vorm van het jonge, ordinaire meisje Jessie (Jodie Whittaker) raakt Maurice betoverd door haar jeugd. Venus, van de Britse regisseur Roger Michell die eerder verantwoordelijk was voor de romantische komedie Notting Hill, is ondanks wat de plot doet vermoeden, vooral een sombere en wat ongemakkelijke film.

De ongepolijste Jessie ambieert een carrière als model maar brengt haar dagen chips etend en bier zuipend door. Binnen no time zit Maurice zelf ook aan de breezers. Hij sleept haar mee naar het theater, probeert haar te stimuleren door naakt te poseren voor een tekenklas en krijgt haar zelfs het British Museum in. De merkwaardige romance die er tussen de twee ontstaat heeft echter een nare bijsmaak. Maurice koopt Jessie om met cadeautjes in ruil voor een kus of een aanraking. Jessie kan de aandacht die zij voor het eerst in haar leven krijgt moeilijk weerstaan en laat het zich aanleunen.

Aftakeling

~

Venus is bij tijd en wijlen een mooie studie naar aftakeling en ouderdom. Op een niets verhullende manier toont het de eenzaamheid van Maurice, zijn voortdurende confrontatie met zijn lichaam dat niet meer wil, zijn naderende dood en de vraag wat zijn leven nou eigenlijk heeft voorgesteld. Acteercoryfee Peter O’Toole speelt het ijdel maar overtuigend. Ook de kameraadschap van de twee oude mannen wordt intiem in beeld gebracht: Maurice en Ian die elkaar teennagels knippen of samen een behoorlijke dosis medicijnen wegwerken.

Het zijn de meer komische momenten in de film, waarbij te pas en te onpas Shakespeare wordt geciteerd, of in hoge frustratie teksten worden uitgeroepen als “Kill the young”. De theatraliteit van de personages werkt goed op het moment dat de film luchtig van toon is. Maar zodra het drama op de loer ligt, begint het tegen de film te werken. Als Maurice zichzelf steeds meer begint te verliezen en schaamteloos “To be or not to be” begint te declameren, of wanneer hij zijn gevoelens voor Jessie enkel kan uitdrukken door “Shall I compare thee to a summers day” te stamelen, is het allemaal iets te veel van het goede.

Pijnlijk

~


Hoewel gedurfd in het tonen van lustgevoelens van mannen op hoge leeftijd, is het toch vooral pijnlijk en ongemakkelijk om Maurice te zien hunkeren naar een jong meisje. Dat ze ondertussen, hoe voorspelbaar, veel van elkaar leren (zij leert dat ze mooi is en naakt kan poseren zonder dat het onsmakelijk wordt, hij leert dat hij zijn ex-vrouw niet genoeg heeft laten weten hoeveel hij van haar hield) maakt dat Venus op het randje balanceert van smakeloos.

Film / Films

Een gladde achtbaanrit

recensie: Ocean's 13

Mooie mannen in stijlvolle pakken bedenken slimme plannen om gladde schurken van hun rijkdom te ontdoen en maken en passant ook nog goede grappen. Dat is kortweg het concept dat de Ocean’s-films van Steven Soderbergh met elkaar verbindt. Zolang ze dat blijven doen als in Ocean’s 13, is het alleen maar te hopen dat de reeks zich verder uitbreidt.

Na het uitstapje in Europa keert Steven Soderbergh met Ocean’s 13 terug naar Las Vegas; een goede beslissing. Het welbekende decor van casino’s, hotels, heel veel mensen en nog veel meer neonlicht doet het uitstekend in de consequent razendsnelle montage. De overvloed aan beelden en geluiden zou een epilepticus makkelijk een aanval kunnen bezorgen, maar voor wie daar geen last van heeft is Ocean’s 13 een heerlijke gladde achtbaanrit.

Geoefend

~


De gewetenloze casino-eigenaar Willy Bank (Al Pacino) begaat de vergissing om de oude mentor van de bende, Reuben Tishkoff (Elliott Gould), een loer te draaien bij de bouw van zijn nieuwe casino, The Bank. De schok is zo groot dat Reuben in kritische toestand in het ziekenhuis belandt. Danny Ocean roept zijn mannen bijeen om wraak te nemen. Ze willen het nieuwe casino met de grond gelijk maken. Op de openingsavond zal het huis voor het eerst eens niet winnen.

Zoals in elke Ocean’s-film wordt het plan ongeveer uitgelegd, maar blijft de precieze uitwerking ervan onduidelijk tot aan de Grand Finale. Als die dan eindelijk van start gaat, is hij zo spetterend dat je zowaar medelijden krijgt met de door Pacino vrij ingetogen gespeelde Willy Bank, die de opening van zijn droomcasino voor zijn ogen ziet veranderen in een nachtmerrie.

Jongensclub

De snelheid in deze Ocean’s-film wordt niet afgeremd door een liefje. Meer nog dan de eerste twee delen is het een jongens-onder-elkaar-film geworden, waarin de onderlinge band en de humor een belangrijk onderdeel van het verhaal uitmaken. Alleen Ellen Barkin speelt een rol van betekenis als de rechterhand van Al Pacino. Om haar uit te schakelen wordt Linus Caldwell (Matt Damon) ingezet om haar met een valse neus op te verleiden. De nepneus is een inside joke waar eindeloos over door gegiebeld wordt, en voor wie het verhaal erachter niet kent zijn de grappen niet geslaagd. Naar verluidt werd het Matt Damon in The Brothers Grimm verboden om een nepneus te dragen, omdat de studio vond dat de ster altijd herkenbaar moest zijn. Gelukkig is het de enige keer dat Soderbergh zich te buiten gaat aan de melige incrowdhumor die Ocean’s 12 domineerde, want het grootste deel van de tijd zijn de oneliners heel sterk. Met name de droge dialogen tussen Danny Ocean (George Clooney) en Rusty Ryan (Brad Pitt) vormen een hoogtepunt.

Terugkeer

~


Een tweede hoogtepunt is de terugkeer van Andy Garcia als Terry Benedict, de casino-eigenaar tegen wie Ocean’s 11 het in het gelijknamige deel opnamen. Danny zit zonder geld en moet bij Benedict lenen om zijn plan te kunnen voltooien. Benedict vindt het prima om zijn concurrent onderuit te zien gaan, maar hij heeft nog wel een eis: de mannen moeten de Royal Review Board’s Five Diamond Awards stelen die Bank voor ieder van zijn andere hotels gewonnen heeft. Een onmogelijke opgave, vooral als blijkt dat Benedict de Awards zelf in handen wil krijgen. Na het eerste deel had hij toch moeten weten dat hij grover geschut in moet zetten dan één mannetje met een lullig pistooltje…

Er is dus wel wat op het plot aan te merken, maar al met al heeft Ocean’s 13 er zo veel vaart in zitten dat je er makkelijk overheen kijkt. Steven Soderbergh en zijn mannen lijken nog niet klaar met het concept. Integendeel, ze komen er net lekker in. Wat Rocky kan, kunnen wij beter, zei Brad Pitt onlangs tegen de verslaggever van RTL Boulevard. Wanneer Ocean’s 14 weer net zo lekker glad wordt als zijn voorganger, is dat alleen maar toe te juichen.

Muziek / Achtergrond
special: The Music In My Head Festival

Puik muziekonderonsje

De zesde editie van The Music In My Head (TMIMH), op 8 en 9 juni in het Haagse Paard van Troje, was een geslaagde exercitie. Daar waar de afgelopen jaren enkele verrassingen kwamen bovendrijven (met vorig jaar nog Maxïmo Park en Editors – inmiddels uitgegroeid tot grote bands), leek de organisatie dit jaar te kiezen voor zekerheid. Acts als Starsailor, Badly Drawn Boy en Sparklehorse zijn gelouterde namen in het alternatieve circuit, maar leken op voorhand redelijk passé. Toch was de bezetting van het festival interessant genoeg om de Hofstad ook dit jaar weer met een bezoek te vereren.

Helaas startte het festival met een forse tegenslag, omdat het extra toegevoegde donderdagavondconcert van The Coral op het laatste moment werd afgelast. Geen paniek, want de TMIMH kreeg op de officiële openingsavond op vrijdag alsnog een flitsstart met de Zweedse band Mando Diao. Zeven heren, strak in het zwart gekleed, met overwegend dezelfde haardracht (lange lok voor het gezicht), die rockten met een energie en gedrevenheid die het glazuur spontaan van de tanden deed springen. Het laatste album van deze mannen uit Börlange, Ode to Ochrasy, is een prachtige plaat vol straffe songs en een enkele gevoelige ballade. Live kwamen de hoogtepunten van dit album (Good Morning Herr Horst, Amsterdam, Ochrasy) in rap tempo voorbij. Mando Diao bewees in een klein uurtje een topact te zijn, die vanwege het hoge feestgehalte overigens ook prima als afsluiter van de avond had kunnen fungeren.

Do-The-Undo (foto: Hugo van der Flier)
Do-The-Undo (foto: Hugo van der Flier)

Halverwege het concert van Mando Diao mocht het Nederlandse Do-The-Undo in de Kleine Zaal van het Paard de aftrap verzorgen. Het optreden van voormalige Daryll-Ann-frontman Anne Soldaat was verbazingwekkend goed. Want hoewel het dit jaar uitgekomen debuutalbum in de pers redelijk werd ontvangen, kreeg de groep over de kwaliteit van de live optredens nog wel het een en ander aan kritiek te verduren. De ‘lieve’ rockmuziek ging er vanavond bij het publiek echter in als zoete koek. Opvallend sterk waren het bezielde drumwerk van Henk Jonkers (van o.a. Fatal Flowers) en de swingende gitaarsoli van Mr. Soldaat himself. De hier en daar valse stem van Soldaat nam men op de koop toe.

Contrastmoment

Het grootste contrastmoment van het festival vond plaats tijdens de optredens van Sparklehorse in de Grote Zaal en Just Jack in de Kleine Zaal. Want terwijl de laatste in de Kleine Zaal een groovend en dampend concert weggaf, liep het publiek bij het grote podium uit pure verveling weg bij Mark Linkous, alias Sparklehorse. Helaas bleek Sparklehorse achteraf niet goed geprogrammeerd op het grote podium en had de organisatie stuivertje moeten wisselen met zijn muzikale tegenpool Just Jack. Want de wonderlijke popliedjes van Linkous kwamen totaal niet tot hun recht op een groot podium. De broodnodige intieme sfeer ontbrak en het publiek had er totaal geen zin in. Het optreden zelf kende ook weinig ‘sparkles’ met muziek voornamelijk afkomstig uit een viertal computers. En dat terwijl in de andere zaal het Britse opdondertje Jack Allsopp, alias Just Jack, de stampvolle zaal verblijdde met een swingfeestje. Hij bewaarde zijn recente hitsingle Starz In Their Eyes heel slim voor de ‘grande finale’, zodat hij de aandacht van het publiek kon vasthouden. Maar Jack zag al snel dat het goed zat. Deze rasentertainer (“handjes in de lucht”), die eigenlijk helemaal niet kan zingen, overtuigde gedurende de hele show met een pretentieloze mix van soul, hiphop en funk.

Het Zweedse duo Johnossi probeerde na Just Jack het publiek te vermaken met ruige liedjes. Gitarist en zanger John is op zich een redelijk goede gitarist en drummer Ossie een door de duivel bezeten houthakker op zijn drumkit, maar de liedjes overtuigden niet.

Waardige afsluiter


Badly Drawn Boy, het alter ego van Damon Gough, bleek een waardige afsluiter van de vrijdagavond. Er wordt nogal eens gezegd dat de kwaliteit van het concert erg afhankelijk is van de bui van Gough. Gelukkig was hij ‘goedgemutst’ vanavond. Voorafgaand aan zijn eigen optreden liep hij al tussen het publiek door om andere optredens te aanschouwen. De Brit nam de tijd om te converseren met zijn publiek en speelde tijdens de nummers met het publiek en de fotografen op de voorste rijen. De meeste nummers van zijn optreden kwamen van zijn laatste cd Born in the UK en behoren tot zijn betere werk. Mede dankzij een uitstekende begeleidingsband kon Badly Drawn Boy muzikaal schitteren en kreeg de openingsavond van TMIMH een waardige afsluiter.

Oi Va Voi (foto: Anneke Ruys)
Oi Va Voi (foto: Anneke Ruys)

Gezien het programma beloofde zaterdag een dag te worden met frisse en sprankelende acts. Op het grote podium mocht Oi Va Voi het startschot geven met hun unieke popgeluid, ook wel gebombardeerd tot Balkan beats. De zevenkoppige band, van wie net het derde album in de schappen ligt, beheerst een breed scala aan stijlen. Oi Va Voi maakte er een waar festijn van en de bandleden gaven zelf het goede voorbeeld door flink te dansen. Een voorbeeld dat het publiek graag overnam. Het meest in het oog springende bandlid was violist Phoebe, die zulke lenige bewegingen maakte dat ze er last aan haar rug aan over móet hebben gehouden. Oi Va Voi manifesteerde zich op het podium als een onweerstaanbare act.

Gebrek aan originaliteit

De derde Zweedse formatie op het festival, The Sounds, kwam een stuk minder goed voor de dag. Hun new wave sound is niet origineel genoeg om te kunnen overtuigen. Deze band raakt ondergesneeuwd door een veelheid aan soortgelijke acts, maar dan met veel meer potentie. Zangeres Maja Ivarsson probeerde met veel geschreeuw haar middelmatige vocale talent te compenseren, maar The Sounds vormden met hun optreden niets anders dan een onneembare vestingwal van geluid.

The Sounds (foto: Anneke Ruys)
The Sounds (foto: Anneke Ruys)

The Rifles is een betere band. De Londenaren werden vorig jaar rond hun debuutalbum No Love Lost flink gehyped in de media. Niet geheel terecht, want ook deze band wint bij de prijsuitreiking voor ‘originele muziek’ geen hoofdprijs. Tijdens het concert schoten telkens associaties met ander bands door het hoofd; bands zoals Interpol, Kaiser Chiefs, The Jam en The Strokes. Podiumbeesten zijn het wél, die jongens van The Rifles, en ze kregen het publiek dan ook gemakkelijk achter zich.

Verrassingen

Kenden vorige edities van TMIMH een overvloed aan singer-songwriters, dit jaar waren slechts enkele vertegenwoordigers van dit populaire genre present. Eén daarvan, Duke Special, was de verrassing van de avond. Op basis van zijn uiterlijk zou je de Ier eerder voor hardrocker aanzien dan voor een ingetogen singer-songwriter. Duke Special, in het dagelijkse leven ‘gewoon’ Peter Wilson, maakt vooral mooie pianoliedjes in de sfeer van Rufus Wainwright, Elliott Smith en Tom Waits. Wilson heeft een haarzuivere stem en betreedt het podium tenminste nog met een echte piano. Het concert bleek een muzikaal kunststuk en was een verademing in het gitaargeweld van het festival.

Een andere verrassing troffen we op het derde podium van het festival, het Paard Café. Deze locatie, waar hooguit honderd man in passen, was tijdens TMIMH het podium voor de onbekendere acts. En juist hier zorgde het uit Rotterdam afkomstige Blinky Palermo voor één van de leukste optredens van de tweede festivalavond. Het sympathieke bandje rond zanger Tim Kamps en drummer Julius Geleijnse is het bewijs dat goede muziek ook gewoon uit Nederland kan komen. Het publiek kon ook geen genoeg krijgen van de in 2006 opgerichte band en zo kwam er nog een spontane toegift.

Voltreffer

Als afsluiter van de zaterdag stond Starsailor op het programma. Een goede keus, zo bleek al rap. Het gedegen Starsailor uit Manchester is namelijk inmiddels uitgegroeid tot een rockband van formaat. Waar ze voorheen braaf hun liedjes ten gehore brachten gaan nu de haren los, vooral bij zanger Walsh. Deze sympathieke voorman kwam aan het begin van zijn live-carrière nog over als een verlegen schooljochie. Anno 2007 staan de zaken er anders voor en windt hij zonder moeite het publiek om zijn vingers. De groep speelde vooral materiaal van hun eerste album, Love Is Here. En maakte daarmee duidelijk waar ze haar status voornamelijk aan ontleend heeft; de debuutplaat is niet alleen het meest succesvolle, maar tevens het beste album. Starsailor is zo’n band waarvan je veel meer nummers blijkt te kennen dan je op voorhand denkt. Het publiek had dan ook meerdere aha-erlebnissen. Het nieuwe werk dat de band speelde klonk overigens zo veelbelovend dat wij alvast reihalzend uitkijken naar het vierde Starsailor-album.

Just Jack (foto: Hugo van der Flier)
Just Jack (foto: Hugo van der Flier)

De TMIMH editie van 2007 was een puik muziekonderonsje, maar zal niet de annalen van de popgeschiedenis ingaan als ‘onmisbaar evenement’. Belangrijkste oorzaken hiervoor waren meerdere wisselvallige optredens, het matige enthousiasme bij het publiek voor enkele gerenommeerde acts en vooral de bizarre planning. Waarom feestacts als Mando Diao en Oi Va Voi aan het begin van de avond plannen en ’trage’ acts als Badly Drawn Boy of Johnossi als afsluiter? Of waarom Sparklehorse in een ongeschikte setting laten verzuipen en de populaire Just Jack juist beperken in bewegingsruimte? Het zal ons benieuwen of de 2008 editie meer ruimte biedt voor een écht muziekfestijn.

Muziek / Album

Punkfunk om in de sfeer te komen

recensie: Datarock - Datarock Datarock

Punkfunk is de nieuwe dance! De afgelopen tijd brachten met name Britse artiesten als LCD Soundsystem, The Rapture en Infadels ons deze uiterst dansbare elektronische party rock. De jongste telg uit dit geslacht luistert naar de naam Datarock en komt uit het Noorse Bergen, dat met bands als Kings of Convenience, Röyksopp en DJ Teebee bewees een rijke muziekscene te hebben. Het duo, bestaande uit Fredrik Saroea en Ket-Ill, was afgelopen januari al te bewonderen op het Eurosonic Festival en brengt nu zijn eerste langspeler in Nederland uit, getiteld Datarock Datarock.

~

In eerste instantie zet Datarock de luisteraar op het verkeerde been. De meeslepende opener Bulldozer klinkt eerder alsof de heren veel naar The Velvet Underground hebben geluisterd, maar daarna zappen we van de sixties naar de eighties en komt de punkfunktrein op gang. Datarock bewijst de beproefde succesformule van electro, disco en rock uitstekend te beheersen. De meeste nummers klinken lekker en zorgen zonder twijfel voor een paar minuten plezier op de gemiddelde zaterdagavonddansvloer.

Goed gejat

~

Met name de eerste helft van de cd is erg catchy en bevat een aantal goed in het gehoor liggende nummers. I Used to Dance with my Daddy, Fa-fa-fa, en het lekker wegscheurende The new Song doen wel erg denken aan LCD Soundsystem, maar ach, beter goed gejat… Dit geldt ook voor Princess, een nummer dat met een klein beetje fantasie zonder probleem aan Infadels toegeschreven zou kunnen worden. De sfeer van de jaren tachtig is ook vertegenwoordigd, met name in See what I Care, een mooi liedje met een synthesizer die zo weggelopen lijkt te zijn uit Are ‘Friends’ electric van Gary Numan. Niet verbijsterend origineel dus, maar de aanstekelijkheid van de nummers vergoedt een hoop.

Nummertje skippen

~

Na een klein half uur luisteren lijkt de koek een beetje op te zijn. Laurie, Ugly Primadonna en The most beautiful Girl zijn saaie nummers. Repeterende eentonigheid kan goed uitpakken, ik verwijs u wederom naar LCD Soundsystem, en bijvoorbeeld ook naar The Rapture, maar op dit onderdeel van de punkfunk kunnen de twee jonge Noren niet overtuigen. Hiervoor missen de nummers de benodigde opbouwende spanning, een bepaalde opwinding. Gelukkig worden we nog getrakteerd op de vrolijke, jolige afsluiter I Will always Remember you, waarop de Noorse zangeres Annie haar medewerking verleent. Zo blijkt Datarock Datarock een prima cd’tje voor op de zaterdagavond voor het stappen, al moet je af en toe wel een nummertje skippen.

Datarock speelt 1 juli op het Metropolis Festival in Rotterdam. Hun liveshow schijnt altijd gepaard te gaan met de meest vreemde jaren tachtig outfits, grote pruiken en veel gastmuzikanten. Gegarandeerd een uurtje lekker dansen!

Film / Films

Een filmmaker vertelt

recensie: A Personal Journey With Martin Scorsese Through American Movies

.

Natuurlijk zijn veel gepresenteerde fragmenten beroemd (Citizen Kane, 2001: A Space Odyssey), maar andere films zullen veel hedendaagse filmliefhebbers alleen nog van naam kennen: The Birth of a Nation, de originele versie van Scarface. Wat is het heerlijk om nu al die films vergezeld van vele vergeten prenten voorbij te zien komen. Je wilt direct naar de videotheek rennen om alsnog een aantal klassiekers in zijn geheel te zien die je gemist hebt.

Martin Scorsese (New York, 1942) is de gerenommeerde regisseur van enerverende misdaad- en grotestadsfilms, met soms een uitstapje naar een ver verleden (The Age of Innocence) of een ver buitenland (Kundun). Maar hij is ook een begenadigd verteller, iemand die met veel passie over zijn eigen en andermans films kan praten. Onlangs deed hij het nog in Cannes, in een masterclass die onder meer werd bijgewoond door dé filmadept van de generatie na hem: Quentin Tarantino.

Zware wenkbrauwen

Orson Welles' Citizen Kane
Orson Welles’ Citizen Kane

In 1995 maakte hij voor het British Film Institute de documentaire A Personal Journey With Martin Scorsese Through American Movies. De man met de open blik onder de zware wenkbrauwen sprak 224 minuten lang over de films die bij hem als kind de cinefilie aanwakkerden en die hem in zijn eigen werk beïnvloedden. En nog steeds beïnvloeden, want Scorsese benadrukt graag nog altijd te leren van de Grote Meesters. Zijn ‘persoonlijke reis’ is dan ook niet bepaald een saaie geschiedenisles.

Zo weet een beetje filmstudent natuurlijk al lang dat de introductie van de geluidsfilm in 1927 geheel nieuwe mogelijkheden bood, terwijl de vele bewegingen en grote gebaren van de stomme film toen een vroege dood stierven (“movies stopped moving“). Of dat regisseurs ooit in dienst van een van de vijf grote studio’s niets te vertellen hadden. Maar als je het Scorsese hoort vertellen, gelardeerd met passende filmfragmenten, klinkt het toch weer als nieuw. Voor deze recensent is veel informatie ook écht nieuw. Wist je bijvoorbeeld dat pas in 1944 de eerste musical werd gemaakt waarin niet de showbizwereld maar een gewone setting centraal stond, en waarin ook ‘normale mensen’ zomaar in gezang uitbarstten?

B-films

Jacques Tourneurs Cat People
Jacques Tourneurs Cat People

Scorsese beperkt zich niet tot de erkende meesters (D.W. Griffith, Orson Welles en vooral Vincente Minnelli), maar blaast juist ook de loftrompet over de makers van B-films. De regisseurs die het in het studiosysteem van de jaren dertig, veertig en vijftig met een klein budget moesten zien te doen, waren zeer inventief in de manieren om hun fantasieën vorm te geven. Jacques Tourneur bijvoorbeeld liet in de horrorfilm Cat People uit 1942 de monsters simpelweg niet zien, omdat het donker was. Met huiveringwekkend effect, want uiteindelijk zijn mensen het bangst voor – juist – de duisternis. B-filmers waren volgens Scorsese ook de eersten die conventionele normen en waarden durfden te ondermijnen, door bijvoorbeeld de somberheid en onzekerheid van de gewone man in beeld te brengen.

A Personal Journey is – zeker op dvd – helder ingedeeld in hoofdstukken. Na een inleiding over onder andere de taakverdeling tussen regisseur en producent volgt een exposé over de ontwikkeling van drie typisch Amerikaanse genres (de western, de gangsterfilm en de musical), en vervolgens wordt de regisseur belicht als illusionist, smokkelaar en beeldenstormer. Naast fragmenten uit zo’n honderd films komen ook veel relevante interviewclips voorbij van reeds lang gestorven regisseurs, waarbij opvalt dat het ooglapje opvallend populair was bij die beroepsgroep.

Tijdgenoten

Martin Scorsese
Martin Scorsese

Jammer is alleen dat Scorsese zich heeft beperkt tot de Amerikaanse film tot grofweg eind jaren zestig (op een enkel uitstapje naar Clint Eastwoods Unforgiven (1991) na). Een reden hiervoor geeft hij wel: hij zegt niet objectief te kunnen praten over zijn tijdgenoten. Erg overtuigend is dit argument echter niet. Hij is er sowieso de man niet naar om zich negatief over films en regisseurs te uiten, dus hij zal niet snel ongeloofwaardig overkomen als hij ook zijn naaste collega’s spaart. Het lijkt me buitengewoon fascinerend om Scorsese lijnen te zien ontdekken in de hedendaagse film, en ook daarin erkende meesterwerken, blockbusters en B-films lukraak door elkaar te zien noemen. Hopelijk grijpt hij ooit nog eens die kans, zoals hij in 1999 alsnog de Italiaanse film besprak in Il mio viaggio in Italia.

Minpuntje van deze onlangs uitgebrachte dvd is de zwakke ondertiteling, die niet optioneel is. Dat lange monologen enigszins ingekort moeten worden is inherent aan het vak van ondertitelen; dat Vienna ergens wordt vertaald als Venetië in plaats van Wenen is een spaander die nu eenmaal valt waar gehakt wordt; maar dat vaak belangrijke informatie gemist wordt is onvergeeflijk. Als het woord goddamn essentieel is in een betoog over censuur, moet je niet de eerste keer de hele zin weglaten en het de tweede keer vertalen met verdorie. Verdorie.

Film / Films

Dwaze remake

recensie: The Wicker Man (Special edition)

Een politieman krijgt een brief onder ogen waarin hij om hulp gevraagd wordt bij de verdwijning van een jong meisje op een mysterieus eiland, dat bevolkt wordt door een in afzondering levende commune. Hij gaat er in zijn eentje op af, met alle gevolgen van dien… The Wicker Man is een herbewerking van Robin Hardy’s Britse cultfilm uit 1973, en vormt Neil Labutes eerste ontegenzeglijk slechte film.

De plot van Hardy’s film bleef bijna geheel intact, maar Labute (die het scenario zelf herschreef) koos voor drie ingrijpende aanpassingen. Ten eerste is het karakter van politieman Howard Malus (sergeant Howie in het origineel) in deze versie een getergde ziel: hij is eenzaam en mensenschuw, vertwijfeld en geplaagd door hallucinaties door zijn betrokkenheid bij een gruwelijk ongeluk. Ten tweede is hij persoonlijk betrokken bij de verdwijning van het meisje: de jonge vrouw die de brandbrief stuurt is zijn ex, en het verdwenen meisje wellicht (zo blijkt later) zijn dochter. Deze twee toevoegingen maken Malus’ acties net iets beter voorstelbaar: deze smeris is een gekweld mens, niet de karikatuur van degelijkheid die sergeant Howie uit het origineel was.

Werkbijen

~

De derde aanpassing is echter het meest frappant, en zet de film op zijn kop. Een belangrijk element in de oude versie was de morele verontwaardiging van de aartsconservatieve Brit Howie over het heidense volk (“blasphemy!“), maar Labute wist dat dat anno 2005 niet geloofwaardig zou zijn. Hij heeft dit dan ook achterwege gelaten, maar heeft ook van de commune een vrouwenbolwerk gemaakt. De cultus onder leiding van Lord Summerisle (een vrolijke Christopher Lee) van Hardy’s versie is vervangen door een radicaal feministisch gezelschap onder leiding van Sister Summersisle (een bloedserieuze Ellen Burstyn). Hier zwaaien de vrouwen de scepter en zijn de mannen ‘werkbijen’, geneutraliseerde, achterlijke slaven. Dit is een onderdeel van een overkoepelend motief (Summersisle fungeert als koningin; Malus is alergisch voor bijen; de commune produceert honing), maar de regisseur plaatst de film zo ook op slinkse wijze in zijn eigen oeuvre. Labute maakte immers al tenminste drie films en een lange reeks toneelstukken waarin hij de oorlog tussen de sexes met misanthropisch gevoel voor humor ontleedde.

In tegenstelling tot zijn andere werk is deze film echter geen moment serieus te nemen: Labute lijkt zijn remake als één grote grap opgevat te hebben. De film heeft alle kenmerken van een thriller, maar voldoet op geen enkele manier aan de verwachtingen daarbij. Hoewel er genoeg suspensescènes zijn, lijken ze plichtmatig en ontbreekt enige geloofwaardige spanning. De genderstrijd verhoogt het camp-gehalte van de film alleen maar: de climax, waarin de in het nauw en tot waanzin gedreven agent hulpeloos “you bitches!” schreeuwt, is onmogelijk niet als kolder op te vatten. Nicolas Cages vertolking werkt daar ook aan mee: hij speelt Malus met een combinatie van pathos en onnozele hulpeloosheid. The Wicker Man is dan ook nog gemakkelijker als inktzwarte komedie op te vatten dan het origineel.

Wreed

~

Dat de wrede ontknoping van het origineel intact is gebleven en zelfs aangedikt is, getuigt hoe dan ook van een behoorlijke hoeveelheid lef van de regisseur. Labutes director’s cut toont aan dat hij nog verder wilde gaan: het wrede einde is in deze versie meer gedetailleerd, expliciet en sadistisch dan de slordig gecensureerde bioscoopversie. Daarin werd trouwens een verlichtend coda toegevoegd, dat geheel op de wijze van moderne mainstreamhorror nog eens een vette knipoog richting het publiek geeft. Zelfs de mildere versie bewijst echter dat Labute geen concessies aan publieksverwachtingen wilde doen. Hij wilde waarschijnlijk bewijzen dat hij zelfs het grote publiek van een dure Hollywoodfilm in de luren durfde te leggen door trouw aan zijn cynische visie te blijven. Jammer dat het The Wicker Man van alle potentie ontdoet, en er een dwaas schouwspel van maakt.

Deze luxe versie van de dvd bevat toepasselijk genoeg zowel de bioscoopversie als de director’s cut – net als de recente special edition van het origineel. Maar vreemd genoeg is alleen de director’s cut in de juiste beelverhouding te zien, en helaas ontbreekt Labutes ongetwijfeld verhelderende audiocommentaar, dat wel op de Amerikaanse versie staat. De overige extra’s zijn waardeloos, wat deze uitgave erg zwak maakt.

Boeken / Fictie

Zin of onzin?

recensie: Het gebied van Nevski - Bart Koubaa

Niet elke literaire carrière start zo explosief als die van Bart Koubaa. Vijf jaar geleden besloot Vlaams Minister van Cultuur Bert Anciaux in het teken van de Literaire Lente maar liefst veertigduizend exemplaren van Koubaas debuut Vuur gratis te verspreiden. Literatuurbevordering heet zoiets. Het lijdt geen twijfel dat Koubaas nieuwste, Het gebied van Nevski, door heel wat minder handen zal gaan. De auteur experimenteert naar hartelust met taal, maakt de ene associatieve sprong na de andere, en mixt gretig zin met onzin. Er zijn vast en zeker lezers die daarvan houden. Maar veel zullen het er niet zijn.

Wat zijn auteursnaam ook doet vermoeden, Bart Koubaa – een pseudoniem voor het iets prozaïschere Bart van den Bossche – is een geboren en getogen Vlaming. Het gebied van Nevski is ondertussen zijn derde boek, nadat zowel Vuur als Lucht in de pers tamelijk lovende kritieken kregen. Koubaa voert deze keer een schrijver ten tonele die in Rusland door het ijs is gezakt en daar een taalstoornis aan over heeft gehouden. In de beginpagina’s van het boek reist hij terug naar België, waar hij hulp zoekt bij de Gentse professor Van Nieuwenhuyze. Die raadt hem aan een soort dagboek van zijn overpeinzingen bij te houden, om op die manier meer inzicht te krijgen in de gevolgen van zijn beroerte. Het resultaat is, zacht uitgedrukt, tamelijk hermetisch.

Afasie

De taalstoornis van het hoofdpersonage maakt dat er niet beter op. Afasie, zoals die officieel heet, zorgt er niet alleen voor dat hij ‘verbanden ziet waar er op het eerste gezicht geen zijn’, het maakt ook dat er her en der ‘ongeregeldheden’ tussen zijn woorden opduiken. De gevolgen zijn niet de minste: tussen zijn gedachten is er geen logische lijn te ontdekken, hier en daar wordt een woord vervangen door dinges of staat er simpelweg een woord waar een ander is bedoeld. Dat kan misschien een goede imitatie zijn van de manier waarop een afasiepatiënt schrijft, het heeft ook iets weg van een keuze die Koubaa maakte uit gemak: wie kan de schrijver verantwoordelijk houden als zijn afasiepatiënt in hoogdravende taal eigenlijk klinkklare nonsens uitslaat?

Hermetische literatuur

Nu goed, liefhebbers van hermetische literatuur komen hier ongetwijfeld aan hun trekken. Koubaa raakt talloze onderwerpen aan, van zijn thuisstad Gent en haar gestolen schilderij De Rechtvaardige Rechters, over literatuur en het schrijfproces, tot het geheugen en de wetenschap. Elke gedachte is al even vluchtig als de vorige – waarmee ze overigens zelden samenhangt – en het moet gezegd: al even onduidelijk. De schrijfsels maken in elk geval Professor Van Nieuwenhuyze enthousiast, omdat hij gelooft dat ze hem tot de rand van een wetenschappelijke doorbraak brengen. Ook een aantal recensenten toonden zich trouwens geestdriftig en bedachten het boek met adjectieven als vermakelijk, ingenieus, verfijnd en consequent. Wat er ook van zij, wie niet warmloopt voor dergelijke ontoegankelijke, gesloten literatuur, laat dit boek Siberisch koud.

Wat de lezer dan nog het meeste bindt met het hoofdpersonage van Het gebied van Nevski, is de ervaring door het ijs te zakken. Door zich in het hoofd van een afasiepatiënt te begeven, worden Koubaas overpeinzingen zo dun en onbetrouwbaar dat je al snel alle houvast verliest en in het ijskoude water van het taalexperiment zakt. Laat het duidelijk zijn: de literatuur kan niet zonder experiment. Maar van een auteur die bij de eerste pagina’s van zijn boek zegt dat alles wat hij schrijft wel eens klinkklare nonsens zou kunnen zijn, kan je je afvragen of hij diezelfde literatuur een dienst bewijst.

Muziek / Album

Weekendmuziek

recensie: Kraak & Smaak - The Remix Sessions

Twee jaar geleden verbaasde Kraak & Smaak de wereld met hun debuutplaat Boogie Angst. Een lekkere up-tempo dansplaat die bol stond van broeierige neo-funk. In het buitenland sloeg de plaat nog beter aan dan binnen de landsgrenzen, voornamelijk in Engeland. Maar ook in Noord-Amerika, Azië en Australië is het Nederlandse funkcollectief een graag geziene gast. In de afgelopen jaren werd Kraak & Smaak met grote regelmaat gevraagd om een nummer te remixen en deze mixes zijn nu gebundeld op de dubbelaar The Remix Sessions. De heren hebben nummers van grote artiesten door de mangel gehaald, wat dacht u bijvoorbeeld van Sarah Bettens, Jamiroquai, Max Sedgley en Richard Dorfmeister? Voor de liefhebber worden de remixes gecomplementeerd met twee nog niet eerder op cd uitgebrachte nummers. Resultaat: een lekkere zomerplaat met twee verschillende gezichten.

~


Het is vrijdagmiddag en je zit met een koel glas rosé op een terrasje het begin van het weekend te vieren. In de cd-speler ligt Smaak, de eerste cd van The Remix Sessions. Met toegeknepen oogjes geniet je van de heerlijk relaxte bewerking van Man of constant sorrow, waarin Kraak & Smaak een uitstekende ontmoeting tussen oost en west laat zien. Ook de rest van de cd zorgt voor een gemoedelijk zomerse sfeer. Downtempo drums, lieflijke orgelpartijen, fijne basloopjes, een panfluitje, de Leidse heren spreiden een heerlijk loungy muziekuurtje tentoon. Al luisterend naar bijvoorbeeld de remix van Mark Rae’s Medicine besef je dat Kraak & Smaak hierbij hun kenmerkende funkgeluid niet uit het oog verliest. Achter je zonnebril geniet je vervolgens van de bewerkingen van Bittersweet’s Mating Game en She’s Gone van Resin Dogs, je hoort een meeslepend basloopje, fijne samples en tot een dromerig gehijg bewerkte vocalen. De zon gaat langzaam onder.

Vrijdagavond

Inmiddels is het middernacht en je staat op de dansvloer. Je hebt je rosé ingeruild voor een flesje bier en de DJ draait Kraak, de uptempo tweede helft van de dubbelaar. Als je hierop stil wilt blijven staan, moet iemand een paar emmers lijm aan je schoenen smeren. Met een grote glimlach op je gezicht dans je op de heerlijke remix van Jamiroquai’s Electric Mistress, het soulvolle Everything is Plastic en A Part in that Show, een zomerse bossanova. Om je heen kijkend zie je dat iedereen op de dansvloer van de even moderne als tijdloze mix van dance en funk staat te genieten. Je hoort de swingende ritmes, de aanstekelijke basloopjes en het fantastische toetsenspel waar de funk met bakken tegelijk vanaf druipt.

Vrijdagnacht

Als je vrijdagnacht op bed ligt, besef je dat de Kraak & Smaak-cocktail van soul, dance, bossanova, lounge en uiteraard funk lekkerder smaakte dan de rosé en dat het je hoofd meer op hol bracht dan de alcohol in de biertjes. ‘Over een paar maandjes het nieuwe album kopen,’ is het laatste dat je denkt voordat je met een grote glimlach in slaap valt.