Film / Achtergrond
special: Retrospectief Romy Schneider

Van ‘Hübsches Mädchen’ tot ‘Grande dame’

Lang leve de jubileumjaren! Of het nou regisseur A is die X jaar geleden geboren is, of acteur B die Y jaar geleden overleed, het zijn geijkte momenten om terug te blikken op iemands carrière. En waarom ook niet? Zo grijpen het Filmmuseum en het Filmhuis Den Haag vanaf vandaag het feit dat Romy Schneider 25 jaar geleden overleed aan voor een groot retrospectief.

Scène uit <i>Boccaccio '70</i>
Scène uit Boccaccio ’70

De in 1938 als Rosemarie Magdalena Albach-Retty geboren Romy Schneider maakt aan de hand van haar acterende moeder al op vijftienjarige leeftijd haar filmdebuut. Ze verovert vervolgens als tiener in de jaren vijftig de wereld als Oostenrijkse keizerin in drie suikerzoete Sissi-films. Hoewel ze voor altijd vereenzelvigd zal blijven met deze films, vindt er in haar leven en carrière een omslag plaats als ze op de set van Christine Alain Delon tegen het lijf loopt. Ze verlooft zich met hem, verhuist naar Parijs en onttrekt zich aan de sterke invloed van haar moeder. Via Delon komt ze bovendien in contact met grote regisseurs als Luchino Visconti, die haar een rol geeft in Boccaccio ’70, en werkt ze onder andere ook met Orson Welles.

Er breekt een artistiek minder interessante periode aan als Delon de verloving verbreekt, een Amerikaanse doorbraak niet lukt en ze met de Duitse toneelregisseur Harry Meyen (met wie ze een kind krijgt) trouwt. Aan die mindere periode in haar carrière komt een einde als uitgerekend Delon haar in 1969 terughaalt voor La Piscine, wat haar comeback betekent en een nieuwe fase in haar carrière inluidt. Ze werkt vervolgens met grote regisseurs als Claude Sautet, Constantin Costa-Gavras, Claude Chabrol en wederom Visconti, in wiens Ludwig ze weer keizerin Sissi speelt. In deze film rekent ze definitief af met het personage waar ze altijd mee geassocieerd zal worden. In 1983 overlijdt Romy Schneider op drieënveertigjarige leeftijd aan een hartstilstand – veel te vroeg natuurlijk, maar wel een imposant oeuvre van maar liefst 57 films achterlatend.

Hiaten opvullen

Het retrospectief is een uitgelezen moment om de eventuele Romy Schneider-hiaten in je filmkennis op te vullen. De films tonen in ieder geval aan dat Schneider een lust is om naar te kijken. In Monpti speelt ze Anne-Claire die in Parijs de Hongaarse kunstenaar Monpti (verbastering van mon p’tit; gespeeld door Horst Buchholz) ontmoet. Het grappige is dat de verteller in de film (regisseur Helmut Käutner zelf) zo nu en dan actief in het verhaal ingrijpt. Zo begint het paar in het Frans te praten, maar dat verstaat de (Duitse) kijker natuurlijk niet – dus besluit de ‘goddelijke’ verteller dat het hele verhaal in het Duits nagesynchroniseerd moet worden. Als de relatie toch niet helemaal goed gaat verdwijnt helaas de luchtigheid (wat de film zo charmant maakte) en eindigt het uiteindelijk met een loodzware ontknoping. Hoewel het een ‘vroege Schneider’ betreft zien we hier al barstjes in het brave meisjes-imago. Zo steekt ze uitdagend sigaretjes op, waait haar rok Monroe-achtig op, poseert ze bijna naakt voor haar lief en verschijnt ze schaars gekleed in een van Monpti’s fantasieën.

Scène uit <i>La Piscine</i>
Scène uit La Piscine

Nog onthullender is ze in La Piscine. Schneider speelt hierin de zinderende Marianne die met haar geliefde Jean-Paul (Alain Delon) vakantie in en om het zwembad viert. De fantastisch getroffen landerige, lome zomersfeer wordt langzaamaan vergiftigd door jaloezie als de ex van Marianne langskomt met in zijn kielzog zijn bevallige tienerdochter Penelope (Jane Birkin) – met fatale gevolgen. Zelden een actrice gezien die zozeer met haar ogen acteert. Speels en uitdagend in het begin; vragend en verwijtend in de scène waarin tot haar doordringt wat Jean-Paul heeft gedaan. Hij kan zich – net als de kijker – maar met moeite aan de dwingende blik onttrekken.

Les choses de la vie en César et Rosalie zijn twee van de vijf films die ze samen met regisseur Claude Sautet maakte. In César et Rosalie draait alles om de verwikkelingen in een driehoeksverhouding tussen César (Yves Montand), Rosalie (Schneider) en David (Sami Frey). Charmant om naar te kijken, maar de film blijft toch teveel hangen in een niet-onplezierig voortkabbelend relatiedrama. De relatieperikelen in Les choses de la vie krijgen een extra lading door het fantastisch in beeld gebrachte auto-ongeluk waar Pierre (Michel Piccoli) het slachtoffer van wordt. Zo minutieus als het ongeluk wordt gereconstrueerd, zo minutieus wordt ook het laatste deel van het leven van een man ontleed die letterlijk en figuurlijk op een kruispunt in zijn leven afstevent. Het subtiele spel en het oog voor detail maken dit een fascinerend schouwspel.

Tentoonstellingen

Het Filmmuseum en het Haags Filmhuis pakken flink uit. Zo zullen er een aantal lezingen gegeven worden, is er een onvermijdelijke Sissi-marathon en kunnen de kleintjes naar een Sissi-kindermiddag. Bovendien zijn er in Amsterdam en Den Haag tentoonstellingen te zien met allerhande Romy-memorabilia, waarbij je in het Filmmuseum eventueel rondgeleid kunt worden door fans.

Scène uit <i>Les choses de la vie</i>
Scène uit Les choses de la vie

Maar het gaat natuurlijk vooral om haar films. In totaal staan er in Amsterdam maar liefst 25 films geprogrammeerd en in Den Haag 16. Een zestal films zal bovendien een toer maken langs Eindhoven, Rotterdam en Utrecht. Om een paar aanraders te noemen: The Trial van Orson Welles, die zij als een van de belangrijkste regisseurs uit haar carrière beschouwde; de lezing over L’Enfer, de nooit voltooide film van Henri-Georges Clouzot waarin hij experimenteerde met kinetische opnames; What’s New Pussycat?, een ‘swinging sixties’-comedy naar een scenario van Woody Allen, en La mort en direct, een visionaire sciencefictionfilm van Bertrand Tavernier.

Mensen die bekend zijn met Schneiders werk kunnen weer eens genieten van haar films op het grote doek (in een aantal gevallen in een gerestaureerde versie of een nieuwe kopie) en wellicht nieuwe ontdekkingen doen. En diegenen die nauwelijks met haar werk bekend zijn kunnen genoeg aanknopingspunten in het programma vinden om beter op de hoogte te raken van het imposante oeuvre van een van de grootste actrices van Europa.

Muziek / Album

Gezapig

recensie: Chris Cornell - Carry On

Het gezapige credo “carry on“, de titel van de tweede plaat van Chris Cornell, dekt de lading van het album aardig. De veteraan, die met Soundgarden en later Audioslave
furore maakte als rockzanger, borduurt namelijk voort op zijn oude werk, zonder dezelfde impact te hebben.

~

Het album begint misleidend: Cornell gooit er direct hevig rockend de beuk in met een vette riff, de enige op het hele album. Het had niet misstaan op Soundgardens zwanenzang Down on the Upside. Dat was het zwakste album van de invloedrijke grungeband, en helaas doet Cornells tweede album vaker denken aan dat debacle. De tegendraadse, inventieve melodieën zijn sterk vertegenwoordigd op Carry On, maar het bijna volledige gebrek aan schwung en het onvermogen om de songs echt pakkend te maken, net zozeer.

Verbastering

Cornell klinkt ten opzichte van zijn beste werk meer op zijn gemak en minder getergd, meer vloeiend en minder strijdbaar. In een song als Safe and Sound klinkt hij als een oude kweel, op een midtemporocknummer als Your Soul Today als een uitgebluste rocker. Niemendalletjes en minder sterke songs staan op de meeste albums, maar een album vol met dit materiaal is een zwakke prestatie. De meeste nummers zijn voorspelbaar: je hoort de akkoordwisselingen al ver van tevoren aankomen. Bijna geen moment verrassen zijn stem, teksten of de arrangementen. Halverwege het album komt een onwaarschijnlijke verbastering van Michael Jacksons Billy Jean voorbij, maar die is te gelikt om te kunnen beklijven.

Dit klinkt allemaal cynisch, maar na een vergelijking met Cornells oude werk kun je moeilijk tot een andere conclusie komen. Onlangs werd een promotieschijf rondgestuurd met een aardig overzicht van Cornells carrière als zanger en songschrijver bij Soundgarden, gelegenheidsband Temple of the Dog en zijn soloalbums. Cornells positie als een van de beste en meest herkenbare zangers in de rockmuziek van de jaren ’90 is onmiskenbaar: zijn rouwe, intense stemgeluid siert talloze zwartgallige en rockende klassiekers. De snerpende brulboei, de gedreven zwartkijker, de tegendraadse rocker van weleer en zelfs de lichtvoetige frontman van Audioslave: al zijn gedaantes lijken verdwenen te zijn.

Contrast

En wat een contrast vormt dit album met Cornells solodebuut Euphoria Morning. De complexiteit van zijn songs op dat album is er vaak nog wel, maar de scherpe randjes die de songs afzonderlijk zo sterk maakten, ontbreken. En belangrijker: de intense melancholiek die Cornell op die plaat ten gehore bracht, de onmiskenbare bezieling die uit de meeste songs sprak, is waar het Carry On aan ontbreekt. Met één uitzondering: Silence the Voices, de enige song waar Cornell als zanger zijn ziel bloot lijkt te leggen. Compositorisch is het een van de minder interessante nummers, maar zijn zeggingskracht als zanger trekt het moeiteloos ver boven de rest van het album uit. Dat er na dit hoogtepunt nog een loos, akoestisch kampvuurlied, daarop de bombastische titeltrack van de laatste James Bond en vervolgens nog een bonusnummer volgen, trekt het niveau dan weer danig omlaag. Maar al had Carry On wel met zoveel overtuiging geëindigd, dan nog was de voorgaande drie kwartier zo’n mooie afsluiter niet waardig.

Kunst / Expo binnenland

Grand Tour, Amsterdam

recensie: Prix de Rome 2007 - deel 2

.

De Prix de Rome is een Nederlandse ‘staatsprijs voor kunstenaars en architecten tot vijfendertig jaar. De prijs is bedoeld ter stimulering van de artistieke ontwikkeling, in een internationale context. Het is een aanmoedigingsprijs voor kunstenaars, voor de kunstwereld en voor kunst- en architectuurliefhebbers. Nieuw dit jaar is dat de kunstenaars op de longlist én de vier genomineerden in twee instellingen te zien zijn. In een eerste deel besprak 8WEEKLY het aanbod in het Rotterdamse Witte de With, centrum voor hedendaagse kunst, dit tweede deel gaat in op het werk dat te zien was in De Appel te Amsterdam.

Oorspronkelijk bestond de Prix de Rome uit een studiereis waarmee veelbelovende kunstenaars en architecten het klassieke Rome konden bezoeken. Deze achtergrond wordt dan ook aangehaald in de aankleding van het Amsterdamse kunstencentrum. De grandeur van het Rome ten tijden van Bernini wordt met dia’s getoond in de goud geverfde eerste zaal. Het Pantheon (nog met de toegevoegde barokke klokkentorens die al eeuwen geleden verdwenen zijn), het Piazza del Popolo met een plaveisel van klei in plaats van stenen, het Forum Romanum met slechts een enkele toerist. Rome als het Mekka van kunstenaars uit de afgelopen drie eeuwen is enorm veranderd en niet meer de oorspronkelijke bedoeling van de Prix de Rome. Nu kunnen alle kunstenaars er met een goedkoop vliegticket en in een budgethotel verblijven.

Maartje Korstanje, zonder titel (2007)
Maartje Korstanje, zonder titel (2007)

Zowel het eerste als het laatste werk uit de tentoonstelling is vervaardigd door kunstenaars van de shortlist. Een indrukwekkend begin en een grootse finale met daartussenin eveneens kunstwerken van formaat. Vanuit de gouden ruimte stappen we over naar koningsblauw, de kleur van de zaal waar het eerste werk is te zien. Maartje Korstanje (Nederland, 1982) is de jongste deelneemster. Sung Hwan Kim (Korea, 1975) is haar grootste concurrent. Deze kanshebber is maanden bezig geweest aan zijn ‘concert’, zoals hij de eenmalige performance bij de opening noemt. Van de longlist zien we werk van Maaike Schoorel (schilderkunst), Pablo Pijnappel (videokunst) en Alon Levin (beeldhouwkunst). Hun respectievelijke vakgebied is niet zo eenduidig als het lijkt. Dat is tegelijk één van de opvallende aspecten van de kunstenaars die nu exposeren in de Appel. Zij zijn multidisciplinair, ook ten opzichte van elkaar.

Maartje Korstanje vs. Sung Hwan Kim

Maartje Korstanje heeft twee zalen tot haar beschikking om haar op de Rijksacademie gemaakte finalewerk te tonen. In de eerste zaal zien we een surrealistisch landschap van planten en wezens die wel als organisme te herkennen zijn, maar niet direct te benoemen. Opengebarsten, opgeblazen zaden, een hart en andere organen van uiteenlopende materialen als componentenschuim, spijkerstof en eierdozen staan opgesteld en hangen aan de muren. “Het mooie van de dierenwereld is dat die niet is gemaakt, maar ontstaat”. Het werk van Korstanje ontstaat op een intuïtieve manier. Ze heeft geen vooropgezet plan, maar laat haar werken ‘groeien’. Haar werk groeit ook letterlijk tijdens het proces, want ze maakt veel gebruik van een schuim dat binnen vijf minuten dertig keer in volume toeneemt. De objecten lijken regelrecht uit een droomwereld te komen of uit het collectieve onderbewustzijn beschreven door de psycholoog Jung. Korstanje haalt haar inspiratie uit haar eigen ‘bijbel’; een dierenencyclopedie die ze voor een euro op de markt heeft gevonden. Het karakter van haar werk is rauw en eerlijk, maar bevat een hoog esthetisch gehalte. Het werk van Korstanje is ongetiteld met als reden dat het vrije associaties toelaat.

Sung Hwan Kim laat, net als Korstanje, de beschouwer veel zelf invullen. De Koreaan is een geboren verhalenverteller. Zijn werk valt te omschrijven als mysterieus. Mysterie heeft echter geen bestaansrecht wanneer iets volledig wordt begrepen. Tijdens zijn studie wiskunde was dit juist dat wat hem tegenstond, alles ligt van te voren vast en er is maar één uitkomst. Kim omschrijft zichzelf als tekenaar, muzikant en performer en niet in de eerste plaats als videokunstenaar. Het werk dat hij voor de finale maakte, vervaardigde hij op de zolder van De Appel, waar het nu ook te zien is. Het bestaat uit een video-kunstwerk, een installatie en een éénmalige performance waarbij het verhaal van de video in speciaal geschreven liedjes ten gehore werd gebracht. De muziek die de video vergezelt is geschreven door David Michael DiGregorio en heeft sterke overeenkomsten met het album Medulla van Björk. Kim zingt en schrijft ook zelf muziek.

Sung Hwan Kim, From the Commanding Heights… (2007). 27 minuten, DV en 16mm
Sung Hwan Kim, From the Commanding Heights… (2007). 27 minuten, DV en 16mm

Op sheets die hij dicht tegen de lens aanhoudt tekent hij simpele cartooneske beelden om zijn verhaal te illustreren. Gedurende bijna de gehele film is zijn gezicht achter deze doorzichtige sheets te zien. Daarnaast spelen woorden een belangrijke rol. Alle gesproken woorden verschijnen als ondertitels en soms laat hij die ondertitels zelfs uit zijn mond verschijnen. Verhalen die je normaal gesproken kippenvel zouden bezorgen, krijgen door zijn warme monotone stem, iets geruststellends. Zoals de beschrijving van de vrouw met de lange nek, waarin slangen gingen wonen waarvan ze vervolgens hun hoofden af moest bijten om van ze af te komen. Met enige zekerheid durf ik te stellen dat ik niet de enige was die hier het Freudiaanse gehalte van inzag. Achterin het zaaltje op zolder, staat een groen plateau met daarop een boek met woorden in dezelfde typografie en hetzelfde formaat als de ondertitels uit de film. Zij begeleiden de film dan ook in betekenis. Kim beschrijft hier in poëtische bewoordingen zijn gevoel van achtervolgingswaanzin in de hedendaagse wereld. Zo zou in de door Atlas gedragen wereldbol op het Paleis op de Dam, een enorme camera zitten die iedereen in de gaten houdt. Het wordt tot het einde niet duidelijk waar de film over gaat en dit is juist het gevoel dat de Koreaan ons wil geven. Het onderwerp van de film is namelijk de zwakte van objectiviteit en daarmee de kracht van subjectiviteit.

Smaak of tendens?

Het werk van de verschillende kandidaten is zo verschillend dat de keuze voor één van hen eerder de keuze is voor een trend in de kunstwereld. “Ik zie de prijsuitreiking niet als beoordeling van mijn werk, daar is het [aanbod] te verschillend voor”. Daar doet Maartje Korstanje goed aan, want de mededingers maken gebruik van volledig verschillende media. Fotografie van Vivianne Sassen, verschillende media van Claire Harvey en in De Appel exposeren twee kunstenaars van wie de media die ze gebruiken die niet eens meer eenduidig zijn te benoemen; een schilder die muziek maakt (Maaike Schoorel), een filmmaker die tekent (Sung Hwan Kim Sung Hwan Kim denkt er hetzelfde over: “Het is curieus dat het werk van de kandidaten zo verschillend is. De samenstelling van de shortlist lijkt niet ingegeven te zijn door een bepaalde smaak van de jury. Ik denk ook dat de uiteindelijke keuze voor de winnaar niet gebaseerd zal zijn op een persoonlijk smaakoordeel, maar eerder bepaalde tendensen in de (kunst-)wereld reflecteert”.

De uitslag van de Prix de Rome is op 26 juni 2007 bekendgemaakt, lees meer op de website www.prix de rome.nl.

Film / Films

Transformerende melkkoeien

recensie: Transformers

Natuurlijk ken ik Transformers uit mijn jeugd. Maar fan was ik niet – en ik keek er daarom ook niet naar. Ik ging dus niet naar Transformers om nostalgische redenen, of om met eigen (betraande) ogen te zien hoe Hollywood een pareltje uit mijn jeugd heeft verkracht. Nee: ik ging erheen omdat ik op z’n tijd wel houd van een ‘verstand op nul en grote zak M&M’s binnen handbereik’-film. En laat Transformers nou precies in deze categorie vallen.

Hollywoods niet aflatende strooptocht naar oude films, televisieseries en stripboeken die commercieel interessant nieuw leven ingeblazen kunnen worden, heeft in Transformers een nieuwe melkkoe gevonden. In de versie die regisseur Michael Bay (Armageddon, Pearl Harbor) en producer Steven Spielberg ons voorschotelen, staat de jonge Sam Witwicky (een goed gecaste Shia Labeouf) centraal. Hij heeft de sleutel in handen die het lot van de wereld kan beslissen: de bril van zijn opa. Klinkt bizar, maar zijn opa was een poolreiziger die op een expeditie de ingevroren transformer Megatron ontdekte, waarbij per ongeluk informatie op de bril werd geëtst over de lokatie van de ‘Allspark’. Dit is een kubus die de sleutel tot het leven beheerst, en waar het gevecht tussen de (goede) Autobot-transformers en de (slechte) Decepticon-transformers om draait.

High tech speeltjes

~

Sam komt middenin de Transformersoorlog terecht, als hij een auto koopt die niet geheel toevallig een Autobot blijkt te zijn. Ondertussen zitten de Decepticons ook niet stil en vallen het Amerikaanse leger aan omdat die meer weten over de verblijfplaats van hun leider Megatron en de ‘Allspark’. De Amerikaanse strijdkrachten leverden zo te zien maar al te graag hun medewerking aan de film; een beter platform om hun nieuwste high tech speeltjes tentoon te spreiden is er bijna niet. De vele vliegtuigen, tanks en heli’s zijn dan ook zelden (denk Top Gun) zo cool in beeld gebracht.

~

De focus ligt in de film voor een groot gedeelte verrassend genoeg vooral op de mensen, en met name op Sam: hij is de sympathieke, All-American boy next door (in feite een herhaling van zijn rol in Disturbia). Hij is niet de populairste jongen uit de klas, maar is niet op zijn mondje gevallen en bovendien heeft hij het lot van de mensheid in handen. En uiteraard heeft hij een oogje op de stoot van de school (Megan Fox) die hem, voor hij zijn auto scoorde, geen blik waardig gunde. (Met het risico uw filmavond volledig te vergallen door iets te vertellen wat u nóóít had vermoed: ja, hij krijgt aan het eind het meisje.)

Actiebombast

~


Niettemin barst de film van de actie en de vele robottransformaties en gevechten die we te zien krijgen zijn een lust voor het oog. De grote makke die actiefilms tegenwoordig vaak teistert is een vreselijk jachtige en gefragmenteerde montage. Je krijgt weliswaar het idee dat er een hoop heftige actie plaatsvindt, maar die is zo godsonmogelijk om te volgen dat je op een gegeven moment gedesillusioneerd de schouders ophaalt, en vervolgens maar afwacht wat de uitkomst van de scène is. Maar opvallend genoeg – zeker voor een Michael Bay-film – blijft dit soort onnavolgbare actiebombast beperkt tot de allerlaatste, allesbeslissende, veldslag. Deze vindt plaats midden in de stad, met alle verwoestingen van dien. Erg slim van de Amerikaanse militairen om de Decepticons daar naar toe te lokken! Het is een indicatie dat de woorden ‘plot’ en ‘logica’ helaas niet altijd even goed in Bay’s wereld op elkaar aansluiten. Niettemin zou ik zeggen: op naar deel twee. Geef die zak met M&M’s eens even door!

Muziek / Album

Feestrock

recensie: The Pigeon Detectives - Wait for Me

.

Wait for Me is geproduceerd door Will Jackson (Kaiser Chiefs, Embrace) en gemixt door Cenzo Townshend (Snow Patrol, Kaiser Chiefs, Bloc Party) en Steve Harris (The Automatic, U2). Het geluid van de band sluit naadloos aan bij de heersende indiepop van de laatste jaren. Het album schoot dan ook in de Britse album top 40 in de eerste week al door naar de derde plaats. Toch hebben The Pigeon Detectives genoeg kwaliteit om deze ‘hype’ te overleven. Live zijn de jongens een onweerstaanbare feestact. Iets waar ook de Nederlandse podia kennis mee hebben kunnen maken; tweemaal op London Calling, in het voorprogramma van (wie anders dan) de Kaiser Chiefs en recent nog op het The Music In My Head-festival. Telkens wist het vijftal een prima indruk achter te laten.

Rauw

~

De grootste kwaliteit van de uit Liverpool afkomstige band is het grote plezier, dat er tijdens het spelen vanaf knalt, zowel live als op het album. Vooral het gevarieerde en bezielende drumwerk van Jimmi Naylor trekt de aandacht. Zeker in het samenspel met het gitaargeweld van Oliver Main en Ryan Wilson. Een gitaargeluid dat doet denken aan The Strokes, maar dat een stuk ruiger klinkt. Op een aantal nummers, zoals de titelsong, klinkt het gitaarspel bijna beangstigend soepel. De tempowisselingen in de muziek zorgen ervoor dat Wait for Me voldoende variatie biedt, en verrassend blijft totdat de laatste noot geklonken heeft. Het is in de eerste plaats vooral een bundeltje rauwe, maar tevens vlotte en pakkende, feestrocknummers. Grappig detail zijn de portretten van The Beatles in het boekje van Wait for Me. De twintigers van The Pigeon Detectives steken niet onder stoelen of banken dat ze ooit zo groot als hun stadsgenoten hopen te worden.

Hypes

The Pigeon Detectives debuteren op overtuigende wijze, met nummers die gegarandeerd nog lang in je hoofd blijven rondfladderen (Romantic Type). Toch begin ik zo langzamerhand wel wat verzadigd te raken van al die Britse new wave/indie-hypes. Of ze het zelf nu willen of niet; hiertoe behoren ook The Pigeon Detectives. Wederom een leuke band met potentie en een prima album. Maar ik ken het liedje nu wel.

Boeken / Fictie

De drang niet te veel, niet te vaak te leven

recensie: Laurent Graff - Gelukkige Dagen

Zelden loopt een romanpersonage over van levenslust. Meestal loopt het pagina’s lang te drentelen, ondertussen opzichtig mijmerend over de zin van zijn bestaan. Gebeurtenissen worden uitgevlooid alsof zelfs naar de bakker gaan maatschappelijk belang heeft en tussen dit gebadineer door ontwikkelt zich in de verte iets dat lijken moet op -jawel- een verhaal. Al een poos geleden liep er op Bloomsday een dergelijk personage door de hoerenbuurt zijn taal te vinden, toch blijft dit type personage dat door de auteur uit wandelen gestuurd wordt naar de zin van het leven verrassend populair.

Er zijn echter gradaties. Eén van die gradaties is Laurent Graff, die in zijn verhaal een jongeling binnensleept die reflectie en lethargie opblaast tot monstrueuze proporties. Waar meestal de achterflap een plagerige uitnodiging tot lezen wil zijn, is de achterflap van Gelukkige dagen niet meer of minder dan een zeer volledige samenvatting van wat er is aan verhaal. Antoine is achttien jaar, koopt zich een grafsteen. Op zijn vijfendertigste krijgt hij een erfenis en besluit hij de volgende jaren in het bejaardentehuis door te brengen. Steeds een stap voor op zijn normale ontwikkeling besluit hij zich daar al te oefenen in het sterven door een aan kanker lijdende medebewoonster te vergezellen op haar laatste reis naar zee.

Ronddobberen op het levensoppervlak

De overige 126 bladzijden zijn gevuld met mijmeringen, meestal van licht humoristische inslag, van een levensmoe personage dat zich naar eigen zeggen wil laten “ronddobberen op het levensoppervlak”. Daartoe probeert hij zo onopvallend mogelijk te integreren in het dagelijkse leven van de bejaarden, wat hem uiteraard moeilijk lukt gezien zijn jonge leeftijd. Dat hij door veel bewoners voor de tuinman wordt aangezien, schikt hem dan ook maar matig. Antoine doet mee aan de feestjes en de uitstapjes en laat zich het gekleineer van de verpleegsters welgevallen. Van de avances van een medebewoonster, de ontsnapping van een van zijn copains naar de kroeg, de meewarige blikken van vrouw en kinderen bij het tekenen van de echtscheidingspapieren, zonder de minste scrupules brengt hij nauwgezet verslag uit de wachtkamer van het leven.

Graff vergroot met zijn Antoine twee facetten uit die zelfs de zich normaal achtende lezer niet onbekend zijn. Het eerste thema dat door Graff geridiculiseerd wordt, is de drang steeds een stap voor te willen zijn op de normale gang van zaken. Voor wie zich in het leven gedwongen weet tot haast, is het verhaal van Antoine een overtuigend argument om daar tegen in te gaan. Voor je het weet, heb je jezelf zo ver voorbij geleefd dat je op je veertigste staat waar een zeventigjarige zou moeten staan, in de wachtkamer van de dood. Vroegrijpheid als vloek, als het ware.Het tweede thema dat Graff bestudeert is de in onze toch zo flitsende en actieve wereld helaas ook aanwezige algemene depressie. Iedereen doet maar, maar niemand ziet er de zin nog van in. Het alternatief, aldus Graff, is de status quo, het bejaardentehuis. De plaats waar niets gebeurt en niks kwaad kan.

Niemand heeft ooit gezegd dat literatuur over het leven moet gaan. Dat Graff echter zo sterk tegen die stelling reageert dat hij uitkomt bij een roman waarin nadrukkelijk niet geleefd wordt, is op sommige momenten bepaald choquerend. Bijvoorbeeld wanneer vrouw en kinderen met dédain rond Antoines bed staan om de echtscheiding te regelen en je je als lezer wel móet afvragen hoe jij je als vrouw of kind zou voelen. Antoine cultiveert de drang niet te veel, niet te vaak te leven. De manier waarop Graff dit concept echter verpakt, met een vleugje humor en een stevige portie scherpzinnigheid, is nergens echter afstotelijk maar veroorzaakt integendeel gevoelens van bewondering, onderkoeld weliswaar.

Kunst / Expo binnenland

Grand Tour, Rotterdam

recensie: Prix de Rome 2007 - deel 1

Een reis langs de klassieken, dat was toch wel een hoogtepunt en een must voor een beginnend kunstenaar in de negentiende eeuw. De Prix de Rome, een Nederlandse ‘staatsprijs’ die al vanaf 1817 wordt uitgereikt aan jong talent, maakte het voor kunstenaars mogelijk om een studiereis door Italië en vooral Rome te maken en zo kennis te maken met het land dat als de bakermat van de Europese kunsten werd beschouwd.

Vandaag de dag is de reis naar Rome niet meer het ultieme doel van de kunstenaars die meedingen naar de prijs. Het gaat om de eer, en natuurlijk de hoge geldbedragen die aan de winnaars worden uitgekeerd. Nieuw dit jaar is dat het werk van de kunstenaars op de longlist én dat van de vier genomineerden in twee verschillende instellingen te zien zijn. 8WEEKLY doet daarom verslag in twee delen. Voor dit eerste deel bezocht 8WEEKLY Witte de With, centrum voor hedendaagse kunst in Rotterdam. Voor het tweede deel bezochten we het Amsterdamse kunstencentrum De Appel.

Viviane Sassen, 'D.N.A.' from the series Ultra Violet, 2007. Installation view Prix de Rome, Witte de With, Rotterdam. © Photo Bob Goedewaagen
Viviane Sassen, ‘D.N.A.’ from the series Ultra Violet, 2007. Installation view Prix de Rome, Witte de With, Rotterdam. © Photo Bob Goedewaagen

De Prix de Rome is in de afgelopen jaren onderhevig geweest aan meer veranderingen. Twee jaar geleden vervielen alle categorieën met uitzondering van architectuur en werd de prijs tweejaarlijks uitgereikt aan een beeldend kunstenaar onder de vijfendertig jaar. Een andere ontwikkeling, belangrijker voor het eindresultaat, is de manier waarop de uiteindelijke winnaar werd bepaald. Nadat de vier genomineerden voor de shortlist werden geselecteerd, volgde een werkperiode van drie maanden aan de Rijksacademie. De werken die de kunstenaars in deze periode vervaardigen, vormden de basis van beide tentoonstellingen en tegelijk waren het déze werken waarop de kunstenaars uiteindelijk beoordeeld zullen worden. Door deze aanpak staat niet meteen vast wie de prijs zal krijgen, omdat de kunstenaars opnieuw beoordeeld worden. Dat is dit jaar in het bijzonder interessant, omdat het werk van de vier genomineerde kunstenaars erg van elkaar verschilt. Om de bezoekers van de tentoonstelling te stimuleren beide instellingen te bezoeken, vond de opening, op zaterdag 19 mei in Witte de With, al vroeg plaats. Nadien vertrok er een bus naar Amsterdam, waar iedereen de opening in De Appel kon meemaken.

Claire Harvey vs. Vivianne Sassen

De twee genomineerden, Claire Harvey en Vivianne Sassen hebben de meeste ruimte gekregen op deze locatie. Vivianne heeft haar werkperiode gebruikt om naar Ghana te gaan en daar te werken. Ze toont grote, bijna glamoureuze foto’s van bewoners uit het land. Veel beelden lijken nadrukkelijk geënsceneerd. Soms bevatten de foto’s een kwinkslag – een jongetje dat zijdelings over zijn vaders hoofd hangt, levert een grappig beeld op. Andere keren lijkt Sassen enkel te registreren, maar ondertussen ligt de betekenis in de beelden die ze kiest te veel aan de oppervlakte, zoals in de foto van een man in sportschoenen die een doodskist op zijn schouders draagt en onder het gewicht lijkt te bezwijken.

Claire Harvey, Easily Removable, 2006-7 (detail). Acryl op verwijderbare plakband, afmetingen variabel courtesy de kunstenaar
Claire Harvey, Easily Removable, 2006-7 (detail). Acryl op verwijderbare plakband, afmetingen variabel courtesy de kunstenaar

Het werk van Claire Harvey is daarentegen klein. Het eerste gedeelte van haar installatie bestaat uit stukjes tape waarop Harvey kleine menselijke figuren heeft getekend met hun schaduw. Daarnaast heeft ze een touwtje gespannen waarop getekende figuren zitten, waar ze aan hangen, of op staan. Een aantal houten kistjes tegen de muur markeert de overgang naar een volgend onderdeel van de installatie. In de kleine houten kistjes van tien bij twintig centimeter ligt een laagje zand. Daarin staan kleine vierkante plastic blaadjes waarop wederom mensen zijn getekend. Kleine afdrukken in het zand suggereren dat ze net nog voorbij zijn gelopen, of zich over het zand hebben bewogen. Achter een geïmproviseerde muur staat een werk van verschillende houten kistjes, waarin ook spiegels zijn verwerkt. Die spiegels reflecteren de ruimtes en laten daardoor nieuwe dieptes zien. In een andere muur staat een klein deurtje open. Een projector maakt een witte streep licht op de tegenoverliggende muur en naast de lege dia’s die alleen de witte streep bevestigen, is er af en toe een dia te zien met de schaduw van een mens. Eenzelfde schaduw die ook door de bezoekers in de ruimte op het witte vlak wordt veroorzaakt. De presentatie is esthetisch en intiem.

Sema Bekirovic, Untitled, 2006. Photo on newspaper, courtesy of the artist
Sema Bekirovic, Untitled, 2006. Photo on newspaper, courtesy of the artist

De andere kunstenaars van de longlist komen er niet allemaal even goed vanaf. De installatie van Anne van Wenzel krijgt veel aandacht en is mooi geëxposeerd, maar het werk van Sema Bekivoric wordt bijna weggedrukt door de beelden van Sassen. Dat is jammer, want haar werk is zeker interessant; sterke grote posterfoto’s waarin de gezichten ‘verduisterd’ zijn met een vuurbal. Daarnaast is van haar een video met kraaiende roofvogels te zien in de vergaderruimte. Meer videowerk is er van Sagi Groner, een andere genomineerde. Bij deze werken bekruipt je het gevoel dat de kunstenaar geen keuze heeft kunnen maken; er zijn te veel video’s te zien, er gebeurt te veel in de kleine ruimte.

Geduld

Eén van de kenmerken van de werken die in De Appel en Witte de With tentoongesteld staan, is het hoge technische niveau. Stuk voor stuk zijn de werken zeer ambachtelijk geproduceerd en hebben ze een sterk concept zonder zich daarbij te ver af te wenden van het materiële kunstwerk an sich. Het belang van esthetiek, dat hier onlosmakelijk mee is verbonden, is een trend die al een aantal jaar geleden haar herintrede in de kunstwereld heeft gedaan. Een contrast (of misschien juist een overeenkomst) tussen de werken is het gebruik van tijd. Het geduld wordt eindeloos op de proef gesteld, of er wordt juist tegemoet gekomen aan de ons zo gewone razendsnelle beeldcultuur.

De uitslag van de Prix de Rome is op 26 juni 2007 bekendgemaakt, lees meer op de website www.prix de rome.nl.

Muziek / Album

Vluggertje?

recensie: Xavier Rudd - White Moth

Singer-songwriter Xavier Rudd is een druk baasje. Hij heeft een gezin met twee kinderen, toert onophoudelijk en leeft deels in geboorteland Australië en deels in het Canada van zijn vrouw. In een recent interview beweerde hij dat zijn muzikantenleven voor 5% uit studiowerk en 95% live optredens bestaat. Hiermee geeft hij duidelijk blijk van zijn voorliefde voor het podium, waarmee hij de afgelopen jaren zijn faam heeft opgebouwd. Rudd’s songmateriaal vormt zich daarbij intuïtief, op willekeurige momenten, zonder voorprogrammeren. Als het goed voelt, gaat hij snel de studio in en neemt alles in één take op. Zo kan het gebeuren dat we in Europa amper zijn bekomen van zijn sterke plaat Food In The Belly en nu al weer de opvolger van deze Australiër in de schappen hebben liggen: White Moth.

~

White Moth is op zich een aardige proefdruk van het moois waartoe deze multi-instrumentalist in staat is, maar onderscheidt zich niet uitdrukkelijk van de voorganger: alleen de thematiek van de nieuwe plaat is anders. Zo is White Moth een eerbetoon aan de Aboriginals, de Australische inheemse bevolking die hevig lijdt onder het juk van de westerse maatschappij. Zijn gebruik van de yirdaki (didgeridoo), ook wel het oudste instrument ter wereld genoemd, is op zichzelf al een bewijs van respect voor deze bevolkingsgroep, maar is tevens een prettige vernieuwing in de hedendaagse folk. Zo verandert Message Stick dankzij de yirdaki en de djembé een “tribal” dansnummer in de beste Afro Celt Sound System traditie en krijgt het rockende Footprint (één van de beste nummers van de cd) een verrassend slot waarbij een kakofonie van gitaren, drums en yirdaki plaats maken voor een “tribal chant”. Ronduit schitterend is het gebruik van een Aboriginalkoor in Land Rights.

Volwaardige revuevoorstelling

Het typische Rudd-geluid staat nog steeds als een huis op White Moth. Kenmerkend zijn de rauwe zang en een hele batterij instrumenten, waarvan de Weissenborn en de drums de basis vormen. Ook alle muziekstijlen passeren opnieuw de revue, van reggae tot bluesrock, van ballad tot dansmuziek. Dit alleen al is een verdienste van jewelste, want Rudd speelt ook nog eens alle instrumenten zelf én tegelijkertijd.

Zwaar slotakkoord

~


Echter, daar waar Food In The Belly een mooi compilatieplaat was die aldoor in balans bleef, is White Moth niet evenwichtig genoeg. Zo doen de laatste vier nummers van de plaat je regelrecht verlangen naar een zacht kussen en wordt het vermoeden versterkt dat deze nieuweling wellicht te snel in elkaar is gedraaid. Alle goede intenties ten spijt, de plaat blijft niet lang genoeg boeien. Jammer, want Rudd is een rasartiest en verdient (meer) respect.

Muziek / Album

Wilco in hoogste regionen klassebands

recensie: Wilco - Sky Blue Sky

Wie de bevlogen Wilco-voorman Jeff Tweedy de nieuwe song You Are My Face zag voordragen tijdens het beroemde BBC-muziekprogramma ‘Later’ van Jools Holland, wist dat het weer goed zat met het aanstaande studioalbum Sky Blue Sky. Zo’n fraai opgebouwd nummer, met een subtiel begin en een stevig middenstuk met pakkende riffs en pianoakkoorden, deed de rest van de artiesten diezelfde avond (onder andere Bloc Party
en LCD Soundsystem) verbleken.

~

Nu komt de Amerikaanse band Wilco
ook niet uit de lucht vallen. Sky Blue Sky is alweer het zesde studioalbum van Jeff Tweedy en consorten. De band, die in 1994 voortsproot uit de alt.country groep Uncle Tupelo, heeft in het rockcircuit al een enorme reputatie opgebouwd met het afleveren van kwaliteitsplaten. Zo won de band met hun laatste plaat A Ghost Is Born (2004) twee Grammy Awards voor ‘Best Alternative Album’ en ‘Best Recording Package’. En ook de live-reputatie van Wilco is onomstreden. Het dubbel live-album Kicking Television: Live In Chicago (2005) wordt door critici gezien als één van de beste live-albums uit de recente rockgeschiedenis.

Soepel

Sky Blue Sky is een meesterwerk. Alles klopt aan deze plaat. De liedjes zijn stuk voor stuk een toonbeeld van ingetogen, broeierig spel, in één take opgenomen in de thuisstudio van de band. De muzikanten zijn perfect op elkaar ingespeeld (ze spelen ook al drie jaar samen in dezelfde line-up), met een hoofdrol voor de klasse gitarist Nels Cline die aan elke song zijn zinderende noten en riffs toevoegt. De voordracht van Jeff Tweedy is oprecht en met zijn hese stem brengt hij precies de juiste sfeer over. Tweedy heeft als voorman en belangrijkste schrijver van alle Wilco-nummers, altijd voor wisselende line-ups gekozen voor zijn platen. Met dit album lijken alle puzzelstukjes precies op hun plaats te vallen. Op de bijgevoegde bonusdvd, met prachtige live optredens van de band in de eigen The Loft studio, verklaart Tweedy dat het maken van Sky Blue Sky nog nooit zo soepel verliep:“From the very first session when we sat down to work on material, everybody has been pointed in de same direction”.

Scherp zonder drugs

Nu Tweedy is afgekickt van zijn medicijnverslaving, verbaast hij zich er zelf over dat hij tóch geïnspireerd kan schrijven. In de teksten op de plaat sijpelen nog wel gepijnigde zieleroerselen door, maar het optimisme overheerst. Vooral zijn vrouw, die hem door dik en dun steunt, krijgt een eerbetoon in nummers als Please Be Patient With Me en Hate It Here. Wilco heeft met Sky Blue Sky het zoveelste staaltje topwerk afgeleverd en positioneert zich met deze plaat stevig in de hoogste regionen van bands met de meest constante kwaliteitsplaten.

Muziek / Album

Muzikale gimmick of kunstzinnige genialiteit?

recensie: Dan Deacon - Spiderman of The Rings

Dan Deacon heeft de afgelopen drie jaar zeven albums uitgebracht, driehonderd shows gespeeld en maakt deel uit van het in Baltimore gevestigde kunstcollectief Wham City. Een bezige bij dus, maar wat doet hij nu precies? Goedkoop klinkende keyboardklanken, hypnotiseerde beats, psychedelische electronica en bewerkte vocalen vormen Deacons muzikale ruggengraat. Terwijl hij zijn publiek zowel prikkelt als irriteert het publiek, balanceert hij als een muzikale nar tussen een muzikale gimmick en kunstzinnige genialiteit.

~

De geluidskunstenaar Dan Deacon heeft niet stilgezeten: in de Verenigde Staten treedt hij aan de lopende band op en heeft hij zeven albums uitgebracht. Pas met dit album Spiderman Of The Rings lijkt Deacon een groter publiek te willen bereiken. Op het internet kunnen we alles lezen over de memorabele optredens in aftandse kelders en kunstgaleries. Talloze ‘Youtube’-filmpjes tonen Dan Deacon met een tafel vol apparatuur en een stemvervormer, waarbij hij iedereen lijkt op te zwepen. Het nieuwe album is in verschillende landen te koop en de internationale media schrijven ineens over Dan Deacon.

Keyboards en vocalen

~

Sleutelcompositie op de plaat is Wham City, vernoemd naar het DIY kunstcentrum in Baltimore. Retro keyboardklanken en bewerkte vocalen wervelen door elkaar en stuwen het nummer naar een hoogtepunt. Het geluid van Deacon klinkt als een oude spelcomputer. Telkens als je de irritatiegrens bijna bereikt, slaat het nummer om en wordt je weer verrast en meegezogen. Deacon is op zijn best in de drukke, stuwende nummers. De zwaktes op het album zijn de momenten dat Dan Deacon gas terugneemt, bijvoorbeeld bij het schetsmatige nummer Big Milk.

Gimmick of geniaal

~

Dan Deacon heeft gekozen voor een totaalconcept voor zijn muziek. Hij is onderdeel van het blitse kunstenaarscollectief Wham City. Met dit expressieve collectief balanceert Deacon tussen een slimme gimmick en een geniale manier met eenvoudige middelen moeilijke muziek te maken. Ondanks het radiovriendelijke karakter van dit album (in tegenstelling tot zijn oudere werk) is het toch te eigenzinnig voor het lokale poppodium. Zijn muziek is het best te beleven in een zweterig kraakpand waar het publiek rondom zijn apparatuur uit zijn dak gaat. De liefhebber van uitdagende muziek met een liefde voor oude spelcomputers kan zijn hart ophalen bij Spiderman Of The Rings.