Film / Achtergrond
special: Ingmar Bergman 1918 -2007

Middenin de nacht in een donker huis

Op 30 juli 2007 overleed de Zweedse regisseur en scenarist Ingmar Bergman. Zijn filmcarrière begon als scenarioschrijver en naast het regisseren van films was hij ook een bijzonder actieve toneelregisseur. Bergman had in de geschiedenis van de cinema een unieke positie als een filmmaker die onafhankelijk was en zijn films een zeer persoonlijk stempel kon meegeven. Voor de generatie die de term auteur heeft voortgebracht vormde Bergman een schoolvoorbeeld van wat een autonome regisseur kon betekenen voor de artistieke cinema.

Scènes uit een huwelijk (1974) is een film van drie uur, zonder muziek en voornamelijk opgenomen in kamers waar de twee protagonisten uit het verhaal worstelen met elkaar. Toch weet deze film een diepte en een levensechtheid te bereiken die uniek is. Scènes uit een huwelijk is een portret van twee mensen die uit elkaar groeien, verward zijn en twijfelen aan de zin van hun bestaan. Liefde en trouw zijn complexe emoties, en de twee personages komen uiteindelijk weer ongemakkelijk bij elkaar terug ondanks het feit dat ze weer nieuwe relaties zijn aangegaan. In de laatste scène zijn ze weer stiekem samen middenin de nacht in een donker huis. De lading van de film wordt tastbaar door de vertolkingen van Erland Josephson en Liv Ullmann (een tijdlang Bergmans partner en tevens muze). Daarnaast heeft de film een scherp oog voor details die in plotselinge close-ups of in onthullende monologen naar boven komen.

Scènes uit een huwelijk
Scènes uit een huwelijk

Thematische constanten

Scènes uit een huwelijk is een film die op zichzelf staat, maar als we de film in Bergmans oeuvre plaatsen wordt duidelijk hoe uniek en bewonderenswaardig zijn films zijn. In zijn oeuvre is een breed artistiek bereik gekoppeld aan thematische constanten die aangeven dat Bergman gefascineerd was door menselijke relaties en de wijze waarop ze invloed hadden op de menselijke conditie. Een groot gedeelte van zijn films gaan over de liefde. In bepaalde gevallen is die nog pril en kwetsbaar (Zomer intermezzo, 1951) of getekend door onwetende naïviteit (Zomer met Monica, 1953). Maar ook komen er relaties naar voren die de tand des tijds in voor en tegenspoed moeten doorstaan. Nog luchtig en met een vleugje humor in Lessen in liefde (1954) tegenover de melancholische ernst van Scènes uit een huwelijk.

In de films komt vooral naar voren dat Bergman zelf zocht naar manieren om complexe levensvragen in beeld te brengen, en vaak hebben zijn films geen gemakkelijk einde of een geruststellende conclusie. Ook koos hij niet voor een vaste stijl, ondanks het feit dat zijn films thematisch duidelijk zijn te typeren. Hij wist in dat opzicht dat een serieuze cineast zich moest vernieuwen en dat thema´s met hun tijd mee moeten gaan in vorm en inhoud. Daarnaast kon Bergman genieten van een autonome positie die uniek was binnen de cinema. Door een gunstig subsidieklimaat en zijn hoge aanzien kon hij zijn eigen films blijven maken zonder zich te storen aan commerciële wetmatigheden.

Didactisch

Bergmans vroege films zijn nog enigszins gevangen in genres die de realiteit inkaderden binnen hokjes van cinematografische troost. Bergman begon als scenarioschrijver voor de psychologische thriller De Kwelling (1944) van Alf Sjöberg. Zijn eerste film maakte hij in 1946. Bergmans vroege films bevatten al veel onderwerpen die later zouden terugkomen maar ze vallen nog gedeeltelijk binnen het genre van het melodrama. Een film als Zomer intermezzo heeft nog een ongemakkelijke balans tussen duisternis en het kunstmatige filmische licht van een goed einde. Het verhaal van een vluchtige eerste liefde en hoe de werkelijkheid de herinneringen weer naar boven laat komen, is in bepaalde opzichten verouderd. Zomer met Monica heeft haast iets didactisch in de manier waarop Bergman zijn onervaren personages afstraft. Een naïeve jongen wordt verliefd op de sensuele maar egoïstische Monica. Ze beleven een zomer van geluk in een prachtig gefilmde natuur, die als contrast staat tegenover de grauwe stad waar ze vandaan komen. Als de monotonie van het najaar weer zijn intrede doet in het verhaal blijft de jongen achter met hun pasgeboren kind, terwijl Monica weer vrij is en zich van geen kwaad bewust lijkt te zijn.

Ingmar Bergman en Sven Nykvist
Ingmar Bergman en Sven Nykvist

Bergman kon voor zijn films putten uit een uitzonderlijke groep acteurs. Harriet Andersson speelde naast de titelrol in Zomer met Monica ook in Bergmans indringende verslag van een mentale instorting Als in een donkere spiegel (1961). Ze speelde in die film tegenover Max von Sydow, die wereldberoemd zou worden door Bergmans Zevende Zegel (1957). Ook cameraman Sven Nykvist (die vorig jaar overleed) werkte mee aan veel van Bergmans films en wist met zijn heldere cinematografie keer op keer zijn films een visuele meerwaarde te geven.

Persona
Persona

Gelaagdheid

Vaak waren de artistieke banden die Bergman had opgebouwd in zijn films ook verstrengeld met zijn persoonlijk leven. Bergman is vijf keer getrouwd geweest en had daarnaast ook relaties met de actrices Liv Ullman en Bibi Andersson. Deze twee actrices spelen in de film die naar mijn mening behoort tot zijn meesterwerken: Persona. Na het succes van Het zevende zegel en Wilde Aardbeien, maakte Bergman De grote stilte (1963). Deze film liep al parallel met de nieuwe stromingen die toen opkwamen in de jaren zestig. In 1966 maakt Bergman Persona, een film die in zijn ambitie en uitwerking nog steeds vernieuwend is en in zijn thematische, symbolische en cinematografische gelaagdheid niets is verouderd. In de film zorgt een zuster voor een vrouw die na een onduidelijk incident niet meer in staat is om te spreken. In de film proberen de vrouwen elkaar te begrijpen, maar gaandeweg wordt de situatie complexer en Bergman hanteert stilistische trucs om de moeilijke relatie tussen de vrouwen te verdiepen.

Persona
Persona

Persona is een onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van film, verpakt in een verhaal over vervreemding en gebrek aan communicatie. De film paste in een trend waarbij films uit elkaar werden gehaald, werden gedeconstrueerd en geherdefinieerd. Persona’s methode is nauwgezet en precies, en het is een film over film zelf. Over de illusie van film en de troost en betekenis die kunst wel of niet kan hebben tegenover de werkelijkheid. Daarnaast heeft de film een zeer persoonlijke laag. Bergmans relatie met actrice Bibi Andersson was verzand geraakt en hij zou gaandeweg een relatie krijgen met Liv Ullman. In de film lopen op een gegeven moment de identiteiten van beide vrouwen in elkaar over.

In de jaren zeventig werden Bergmans films conventioneler, maar ze behielden in de meeste gevallen het stempel van vakmanschap dat zo constant was in zijn oeuvre. Er waren wel wat uitzonderingen. In 1975 maakte Bergman nog een curieuze filmbewerking van Mozarts Die Zauberflöte. Het humanistische thema van Mozarts opera en zijn vrolijke muziek moeten Bergman erg hebben aangesproken, maar de uitwerking is oninteressant en uiteindelijk mierzoet. Ook maakte hij de Engelstalige film The Serpent’s Egg (1977) met de vreemd gecaste David Carradine (Bill uit Kill Bill). Een film die door het publiek en de critici grotendeels werd genegeerd.

Autobiografisch

Bergman was op zijn sterkst in door de acteurs gedragen films, een duidelijk bewijs van zijn vakmanschap binnen en liefde voor het theater. Scènes uit een huwelijk en Herfstsonate (1978) (met een indrukwekkende Ingrid Bergman) waren karakterstudies die vitaal werden gehouden door sterke vertolkingen. In de jaren tachtig maakte hij de zeer autobiografische familiegeschiedenis Fanny en Alexander (1982). In deze lange film gaf Bergman een lichtelijk fictieve bewerking van zijn jeugd waar duidelijk werd dat hij al vroeg een liefde had voor het theater. Bergmans laatste film was het voor de Zweedse tv gemaakte Sarabande (2003). De film is een voortzetting van Scènes uit een huwelijk en toont het gescheiden echtpaar getekend door hun twijfel voor elkaar. Tevens was Sarabande weer een uitstapje in het terrein dat Bergman al zo vaak in zijn films heeft verkend. Deze film heeft helaas nog geen bioscooprelease gehad in Nederland.

Met het heengaan van Bergman is de internationale cinema een zeer autonome en gedreven regisseur verloren. Voor eigentijdse regisseurs lijkt het een bijna onmogelijke taak om een uitgebreid oeuvre op te bouwen waar een persoonlijke stijl gecombineerd wordt met veranderende innovatieve benaderingen. Bergman probeerde in zijn films bewust complexe thema’s in beeld te brengen vanuit een humanistische visie waarin cinema als een volwaardige kunstvorm werd gezien. Net als de onlangs overleden Michelangelo Antonioni is Bergman een verpersoonlijking van wat autonome auteurs-cinema in al zijn facetten kan betekenen.

Muziek / Achtergrond
special: Wat je niet mag missen

Lowlands 2007

Het einde van de reeks aan zomerfestivals is in zicht, maar de meest enerverende barst pas morgen los. Namelijk, ‘A Campingflight to Lowlands Paradise’, dat sinds 1993 is uitgegroeid tot hét kampeerfestival dat aan de verschillende wensen van muziek-, theater-, film- en literatuurliefhebbers voldoet. Een happening op een relatief klein aantal vierkante meters. Het behoeft geen introductie, maar wel een kleine handleiding om door de bomen het bos te zien.

~

De organisatie heeft naar het verleden gekeken en gedacht: ‘wat succes heeft hoeft niet te worden vervangen’ en heeft meer nadruk weten te leggen op ‘never change a winning team’. Bijvoorbeeld namen als Kaiser Chiefs of Groove Armada. En zo is er, net als enkele voorgaande edities, weer de mogelijkheid om colleges te volgen bij de Lowlands University. Pieter van Vollenhoven, Tom Eijsbouts en Robbert Dijkgraaf en anderen zullen de toehoorders het een en ander bij gaan brengen. Verder dragen schrijvers als Joost Zwagerman, Kader Abdollah en Renate Dorrestein in de Magneettent voor uit eigen werk.
Daarnaas zijn er in de Juliet-tent een aantal interessante films te zien (bijvoorbeeld Knallhart), afgewisseld met een veel comedy: een aangename afwisseling.

Battles (foto: Niels Vinck)
Battles (foto: Niels Vinck)

Vrijdag

Maar we komen natuurlijk in eerste instantie voor de muziek. Dit jaar is er wederom genoeg aanbod. Soms zijn de keuzes verrassend en bijzonder, soms nogal voor de hand liggend. Er is echter genoeg interessants te vinden om deze editie mee door te komen. Vrijdag is de elektronisch, gefreakte mathrock van Battles uit New York een regelrechte aanrader. Na twee in het oog springende EP’s brachten ze onlangs het langverwachte debuut uit bij Warp en live is dit een van de meest onnavolgbare bands van dit moment. Rust is er te vinden bij My Brightest Diamond. Haar vorig jaar verschenen plaat Bring Me the Workhorse Blues is een must voor iedereen die van PJ Harvey, Tori Amos en Sufjan Stevens houdt. De koning in het rijk van de freakfolk is Devendra Banhart die net als zijn collega’s garant staat voor tijdloze en beklemmende folkpop.

Zaterdag

Zaterdag behoort Adept tot de kleine bands die in het het oog springen. In de danstent X-Ray zwepen ze de aanwezigen op met hun dansbare maar uiterst nihilistische klanken, alsof we weer terug zijn in de jaren tachtig. De X-Ray is een plek waar de aanwezigen sowieso nog enkele keren naar terug moeten die dag, want ietsje later speelt de Berlijnse Sascha Ring, alias Apparat, er met zijn band. Hij maakte met de technogodin Ellen Allien vorig jaar het fantastische Orchestra of Bubbles. Zijn onlangs verschenen tweede plaat, Walls, laat de invloed van Ellen Allien duidelijk doorschemeren: er is nu beduidend meer techno in de elektronica van Apparat te bespeuren. Later op de dag zal de inventieve hiphop van Hawney Troof te bewonderen zijn en dat is zeker voor de liefhebbers van DJ Shadow of van de rappers rond het Anticon-label een bezoekje waard. Ook de Braziliaanse oogappeltjes van CSS zijn, zoals altijd, weer de moeite waard. Al vormen ze niet het ideale voorprogramma voor de afstandelijke en ijzige new wave van het hoogtepunt van de dag; Interpol. Deze band bewijst op Our Love to Admire opnieuw dat ze niet langer een flauwe kopie zijn van hun voorbeelden uit het verleden. En voor wie Interpol niet trekt is er altijd nog de rapster M.I.A. die je muzikaal alle hoeken van de tent laat zien.

Dinosaur Jr.
Dinosaur Jr.

Zondag

Zondag is de dag van de betere popmuziek, beginnend met twee schitterende nieuwkomers op het gebied van singer/songwriter: Patrick Watson en Loney, Dear. Zij toerden eerder dit jaar samen door Europa en spelen nu nagenoeg samen in de India-tent. Even later kan de liefhebber van de westcoastpop zijn hart ophalen bij dé indiepopband uit Amerika van dit moment: The Shins. Hun Wincing the Night Away bewijst de kracht en diepzinnigheid van deze nazaten van The Beach Boys. Ga ook kijken bij het nieuwe, droomerige new wave project van ex-Kings of Convenience Erlend Øye, genaamd The Whitest Boy Alive. Øye liet zich volledig inspireren door de sound van The Cures duistere klassieker A Forest. Verder brengt CocoRosie breekbare, maar prikkelende freakfolk ten gehore in de theatertent. ’s Avonds is het de beurt aan Nirvanas helden: Sonic Youth en Dinosaur Jr. Mascis en de zijnen zijn behoorlijk terug van weggeweest en Sonic Youth presteert al jaren op hoog niveau en hun wereldtour brengt ze gelukkig ook naar Biddinghuizen. Vergeet tussendoor niet naar Arcade Fire te gaan, want hun show op Lowlands 2005 was een van de hoogtepunten van die editie.

Lowlands wordt gehouden van vrijdag 17 augustus tot en met zondag 19 augustus.

Muziek / Album

Minder bizarre chaos, meer compositie

recensie: Animal Collective - Strawberry Jam

Indie bloeit en dat is mede te danken aan Animal Collective. Samen met groepen als Arcade Fire en Architecture In Helsinki zijn zij de pioniers van een nieuwe stroming waarin niets te gek is: dierlijke geluiden, hoge gilletjes of dissonante knallen achter heldere composities. Vreemd? Nee! Gewoon even wennen. En met de meer gestructureerde nieuwe plaat Strawberry Jam, zou het collectief het wel eens goed kunnen gaan doen bij het grote publiek.

Het lijkt er namelijk op dat de excentrieke lui van Animal Collective wat rust hebben gevonden. Op eerdere albums overheerste de chaos en alles wat bizar is. Liedjes waren meer experimentele composities dan gangbare songs, en dat alles maakte de muziek niet erg toegankelijk. Maar op Strawberry Jam gaat het er anders aan toe. Een aantal van de nummers, zoals de eerste single Peacebone, ligt direct lekker in het gehoor. Terwijl de bizarre en dierlijke geluiden, waar hun bandnaam vandaan komt, omdat de heren dat de beste manier vonden om zichzelf te omschrijven, meer naar de achtergrond zijn verdreven. Die vreemde trekjes die eerst zo overheersten, worden nu wat subtieler gebracht maar vormen nog steeds het handelsmerk. Het stempel Animal Collective staat nog dik gedrukt op ieder nummer van de nieuwe plaat.

Ouderwets verbazen

~


Gelukkig kan de band ook nog ouderwets verbazen. De nummers die wat catchy beginnen, worden halverwege vaak ondergedompeld in een typisch Animal Collective sausje van geschreeuw en getrommel. Andere tracks zijn ouderwets vreemd vanaf het begin. Cuchoo Cuchoo bijvoorbeeld, is een vreemde, rustige soundscape met veel galm, computergeluiden, snerpende fade-ins en woordloos stemgeluid waar je echt je weg in moet zoeken. Maar toch, ook achter al deze effecten gaat een schitterende ballade schuil zoals bij veel nummers op dit album het geval is. Zo is ook For Reverend Green een prachtig nummer, misschien wel het beste van de plaat. Met een schokkerige beat en schelle zang en gitaren weten ze een pakkend nummer neer te zetten dat zowel lekker in het gehoor ligt, als typisch is voor wat de vier vrienden doen: pakkende melodielijnen, geschreeuw en een vleugje chaos.

Lekken

Voordat een nieuw album uitkomt ligt het vaak al maanden op de plank bij de media. Dat er dan voortijdig nummers van een nieuwe plaat lekken is bijna niet te voorkomen. De heren van Animal Collective hebben daarom iedere cd gelabeld waardoor de tracks te traceren zijn, mocht er een lek zijn ontstaan. En ja hoor, een ongeduldige journalist kon zichzelf niet beheersen en lekte een aantal tracks op het net. De man is opgespoord en heeft een excuusbrief moeten schrijven aan de platenmaatschappij en de band. Althans, zo gaat het verhaal. De reactie van de band: “Als je wat lekt, lek het dan in zijn geheel. De plaat wordt anders volledig uit elkaar gerukt.”

Ontwikkeling

Het is leuk om te zien dat de verschillende bands uit deze scene zich steeds verder blijven ontwikkelen. Alsof ze op zoek zijn naar de juiste vorm om hun creativiteit in te gieten. Dat ze daar de mogelijkheid voor krijgen is natuurlijk te danken aan het publiek dat op zijn beurt steeds meer interesse krijgt in dergelijke bands. Dat blijkt ook wel als je naar de line-up van grote festivals in Europa kijkt. Die ontwikkeling geldt ook voor Animal Collective. Je hoort ze bij ieder album vakkundiger worden; subtieler. En ook op Strawberry Jam is dat goed te merken. Het kan zijn dat er een groep fans is die afhaakt bij dit album omdat het hen niet bizar genoeg is, maar waarschijnlijk zullen de meeste fans het album met open armen ontvangen.

Muziek / Album

Alleskunner wil wonderen doen

recensie: Nick Harper - Miracles for Beginners

Zijn vader is Roy Harper, Jimmy Page was zijn muziekleraar, hij groeide op met Robert Plant als huisvriend en hij liet zich inspireren door Jeff Buckley. Al een half dozijn albums lang trekt de man meer en meer luisteraars. Voor wie nog onbekend is met Nick Harper is er nu Miracles for Beginners. Een album vol gitaar-achtbanen, zanghoogstandjes en uitgekookte singer-songwriter liedjes waar zijn roots o zo duidelijk in doorklinken.

Al vanaf het eerste nummer is duidelijk dat de zoon van de beroemde Roy Harper er zin in heeft. Met een snelle, scherpe gitaarriff opent hij de plaat. Akoestisch, zoals op zijn gehele album. Ook wordt in de titelsong meteen duidelijk dat Harper zich niet aan conventionele schema’s voor het schrijven van liedjes houdt. In de eerste twaalf woorden van het refrein heeft zijn stem al drie octaven verkend en voor het begin van het refrein is het tempo al eens
verdubbeld en gehalveerd.

Doolhof

~


Nick Harper is niet alleen liedjesschrijver. Hij is ook een gitarist in hart en nieren. Hij begon met spelen op zijn tiende en is autodidact. Zijn fans waarderen dat zeer in hem en refereren als het even kan aan hem als gitaarvirtuoos. Net als zijn platenmaatschappij overigens. Toch is juist dat de achilleshiel van de muziek van Harper. De gitaarriffjes zijn absoluut ingenieus. Ze zijn snel, soepel en nemen wendingen die je niet ziet aankomen. Ze verrassen keer op keer weer, zelfs nadat je de cd een aantal maal beluisterd hebt, maar zijn o zo vermoeiend. Na vijftien minuten razendsnel getokkel en slides over zijn gitaarhals, zoals in Blue Sky Thinking, ben je als luisteraar uitgeput en toe aan wat rust. Je raakt verdwaald in de riffjes en dat is jammer, want het gaat ten koste van de songs. Gelukkig zijn er nummers als Magic Feather, waar hij de slides weliswaar niet kan laten, maar waar het getokkel rustig is.

Hoe vermoeiend de cd na een tijdje luisteren ook kan worden, er is altijd de tekst om van te genieten. Een tekst die soms als een oase van rust tussen de wildernis van gitaarloopjes staat. Harper is erin geslaagd om in bijna ieder nummer een taalgrapje uit te halen of iets anders creatiefs met de tekst te doen. Simpele dingen zoals het verdraaien van de woordvolgorde of zoals in de titelsong: “But we had to grow all the way up.” Ook laat hij soms woorden weg voor de luisteraar om zelf in te vullen. Zoals in The Field of the Cloth of Gold: “The third day was the last, time flew by so.”

Ingenieus

Nick Harper is een alleskunner. Hij is een uitstekende gitarist die een snelheid op de akoestische gitaar haalt waar weinig gitaristen bij in de buurt komen. Hij schrijft ingenieuze, verhalende teksten en ook zijn zangstem is uitstekend ontwikkeld. Hij heeft een flink bereik maar weet ook hier weer originele dingen neer te zetten. Magic Feather is een goed voorbeeld daarvan. Het eerste stuk zingt hij laag, het tweede een octaaf hoger en het derde in falset. De climax zit daardoor in het midden van het nummer en de uitloop is traag, maar daardoor extra ontroerend.

Minder is meer

Hoe eigenzinnig het nieuwe meesterwerkje van Harper ook is, het is toch vooral een feest van herkenning. Nick heeft de gave om sterke punten van anderen te kopiëren en het op zijn eigen manier te verweven in een mix die helemaal hemzelf is. Vandaar ook dat je zijn vader, Jeff Buckley en Pink Floyd terug hoort in zijn muziek. Maar dan op een totaal verrassende manier. Miracles for Beginners is een ingenieuze, uitgekookte plaat op alle gebieden. Zang, tekst en gitaarspel zijn zeer goed doordacht en van hoge kwaliteit, wat het voor de meer betrokken luisteraar tot een heerlijke plaat maakt. Toch zou het fijn zijn om af en toe een simpel, niet ingewikkeld nummer te horen. Want soms is minder nu eenmaal meer.

Boeken / Fictie

Alle cultuur vermijden

recensie: Gerard Reve - Moedig voorwaarts – brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997

Reve mag dan dood zijn, dat wil niet zeggen dat er geen nieuwe boeken van hem uitkomen. Reve leeft dus als het ware nog, na de briefwisseling tussen de schrijver en uitgever Van Oorschot, nu weer een kloek deel met brieven aan uitgever Bert de Groot en diens vrouw Netty. Zakelijke belangen, maar toch zeker ook het harde schrijversbestaan, het komt allemaal voorbij.

De Groot werkte bij Elsevier, waar Reve nadat Johan Polak Het lieve leven had uitgegeven naartoe verhuisde – in zekere zin dan, want ook Polak bleef als uitgever in beeld, sommige titels waren onder dak bij De Bezige Bij en Van Oorschot en dan had je nog wat marginalia en piraterij. Zakelijke overwegingen lagen aan de transfer naar Elsevier ten grondslag, maar die moeten we ruim zien. Zoals De Groot in zijn nabeschouwing schrijft kreeg Reve meer en meer een hekel aan Polak. Ook verwachtte hij dat Elsevier hem meer geld zou brengen, een motief dat in zijn gehele oeuvre terugkomt en ook hier regelmatig opduikt. Dat het daar echter niet zo’n vaart mee liep, bleek wel toen De Groot naar Veen verhuisde en Reve hem volgde. Het leven is nu eenmaal complexer dan wat in een kasboek kan worden vastgelegd.

De eerste brieven zijn nog overwegend zakelijk, daarna neemt het persoonlijke contact toe, wat ook het leesgenot verhoogt. Helaas gaan de heren naarmate de jaren verstrijken vaker en vaker telefoneren, waardoor het beeld dat uit de brieven oprijst diffuser wordt. Triest is ook dat De Groot een aantal brieven is kwijtgeraakt. Bezorger Nop Maas – intussen druk bezig met de definitieve biografie – levert hier goed werk door het leveren van verklarende aantekeningen, die Godlof meteen op de brieven volgen, wat onhandig bladeren voorkomt.


De liefhebber komt weer veel onnavolgbaar proza en typisch Reve tegen, wat dat betreft geen verrassingen, en zo hoort het ook. Nuttig is het ook, waar Reve een aantal zeldzame inzichten geeft in zijn vruchtbare artistieke arbeid:

Ik vermijd de politiek, en probeer iedereen zoveel mogelijk te ontzien. Ook streef ik naar eenheid: alles moet hetzelfde geneuzel zijn want de mensen houden niet van verandering of stijl.

Eigenlijk is het maken van een prachtboek niet eens zo moeilijk:

hoe meer ellende hoe beter, de mensen eten het als brood. Geen lesbines of filmregisseurs aan de drugs, maar de gruwel van het leven zelf; en alle cultuur vermijden. Dus niet over een man die bij een bepaalde melodie, van Dworzak, zich telkens weder iets herinnert, in een tuin. Neen: lust, wreedheid, geweld, en een altijd dubbelzinnig mededogen.

Een citaat uit 1995 dat gerust als kernpassage in het gehele werk mag gelden. Allereerst natuurlijk vanwege de onmiskenbare Reviaanse humor (‘in een tuin’). In een notendop zien we hier verder de fundamentele elementen uit het oeuvre van de volksschrijver, ontdaan van lagen beschouwing en analyse die er in de afgelopen decennia op zijn aangekoekt. De ‘lust, wreedheid, geweld’ kennen we uiteraard, je zou kunnen betogen dat alles wat Reve schreef een stilering is van deze eeuwige uitgangspunten, zoals dat ook wordt samengevat in zijn religieuze wereldbeeld. Dat ‘mededogen’ hoort er in het licht van de geloofstraditie bij, maar bij Reve is het niet voor niets ‘dubbelzinnig’. Zonder de eerste drie-eenheid zou het mededogen bij gebrek aan functie niet eens kunnen bestaan: waar in het traditionele, overigens niet exclusieve christelijke denken goed tegenover kwaad staat, waarbij de zin van alles wat voorvalt ligt in de overwinning van het licht op de krachten van het duister, zijn bij Reve twee kanten van dezelfde medaille, zonder dat we kunnen zeggen wat welke kant is – iets wat een stuiversromanschrijver als Mulisch bijvoorbeeld nooit heeft kunnen bevatten. Wat we bij gebrek aan een betere term ironie noemen is essentieel voor het schrijven van Reve, maar het is veel meer dan het zoveelste stijlmiddel. De kracht en grootsheid van zijn werk komen voort uit de integratie van stijl en achterliggende analyse, die niet beperkt blijft tot wat hij nadrukkelijk als literatuur in de markt zette, zoals uit deze brieven eens te meer blijkt.

Boeken / Fictie

Voor altijd een Witman

recensie: Tony d'Souza - Witman

.

De meesten gaan naar huis, maar Jack Diaz blijft in het gehucht Tégéso, tegen beter weten in wachtend op het moment dat de geldstroom wordt hervat. In de tussentijd probeert hij zoveel mogelijk op te gaan in de bevolking, die hem uiteindelijk accepteert als een van hen en hem een islamitische naam geeft: Adama Diomandé.

Die acceptatie gaat echter niet zonder slag of stoot. De kleinste details kunnen tot misverstanden en conflicten leiden bij de Worodougou-stam waar Adama gestationeerd is. Adama wordt op zijn fouten gewezen door Mamadou, een plaatselijke jongen die aan hem is toegewezen om hem te helpen, en om te voorkomen dat de Amerikaan al te grote blunders begaat. Die blunders begaat Adama evengoed:

“Weet je zeker dat je ’s avonds je hut wilt schoonvegen, Adama? De voorouders vinden dat een zware belediging. Je veegt hun welkom weg terwijl ze op zoek zijn naar een slaapplaats.”
“Werkelijk?”
“O ja. Het is echt iets vreselijks. Alle buren klagen erover.”
“Waarom heb je me dat dan niet weken geleden gezegd?”
“Waarom een blinde eraan herinneren dat hij blind is?”

En zo leert Adama stukje bij beetje de gebruiken van zijn stam kennen. Een moeizame weg, maar hij geeft niet op en slaagt er uiteindelijk in om zo goed als volledig op te gaan in de bevolking, met de trouwe Mamadou aan zijn zijde, die een soort broer voor hem wordt. Adama dompelt zich zelfs zo diep onder in de locale gebruiken, dat hij zijn toevlucht neemt tot magie om zich te beschermen als een van de dorpsbewoners een vloek over hem uitspreekt. Maar hij is en blijft een ‘Witman’, die door de plaatselijke bevolking als een soort lopende geldmachine wordt gezien, waardoor hij meermalen wordt bedrogen. Als er tenslotte een burgeroorlog uitbreekt, wordt hij gedwongen tot het maken van een moeilijke keuze: blijft hij bij de mensen wonen waar hij zo van is gaan houden, of trekt hij zich terug uit Ivoorkust om zijn eigen leven veilig te stellen?

Wat direct opvalt, is dat het boek met heel veel oprechte liefde is geschreven. De drie jaar die Tony d’Souza zelf in West-Afrika als aidsvoorlichter heeft gewerkt zijn onmiskenbaar meer dan alleen inspiratie voor de talrijke anekdotes geweest; de manier waarop de bevolking en haar gebruiken worden beschreven, ademt passie en betrokkenheid. De spitse dialogen van d’Souza zorgen ervoor dat je al heel vroeg in het verhaal begrijpt hoe veel moeite Jack Diaz heeft moeten doen om in Ivoorkust te kunnen aarden. Een mooi voorbeeld is de scène waar hij staande wordt gehouden door een groep mannen waarvan de leider het op zijn fiets heeft voorzien:

Toen zei hij: “Die fiets van jou is heel mooi. Hier in Afrika hebben we zulke fietsen niet. Ik bewonder je fiets heel erg. Geef me je fiets. Een geschenk.”
“Helaas,” zei ik, “ik moet mijn vriend opzoeken. De oudere broer van mijn grote, grote vriend zelfs. Ik moet hem op vele manieren eer bewijzen, en ook zijn moeder, die heel oud is. En de imam van de wijk waarin ze wonen. Vergeef me dat ik zo onbeleefd ben. Morgen kom ik je opzoeken en geef ik je mijn fiets.”
“Morgen he? Zo witman, dus je kent onze manieren. Nou…” De jonge man, zo groot als een stier, met een clownspruik op en omgeven door een menigte andere jonge mannen, rondom een huis dat ze volledig vernield hadden, glimlachte me toe en zei: “geen probleem dan. Morgen komen we elkaar weer tegen en dan geef je me je fiets. Als geschenk.”

De luchtige toon die d’Souza bij tijd en wijle hanteert, is verfrissend en toont een hartelijk, zij het voor westerse ogen vaak onbegrijpelijk, Afrika. Maar de schrijver gaat de duistere kanten niet uit de weg: ook corruptie, honger, de kloof tussen christenen en moslims, AIDS en de soms meedogenloze tradities worden net zo goed beschreven. Het feit dat ook die kanten worden getoond zonder ze te vergoelijken, en dat het warme en liefdevolle beeld van Ivoorkust ondanks het ontluisterende einde toch overeind blijft, bewijst dat d’Souza er in is geslaagd om zijn liefde voor Afrika overtuigend vorm te geven. Een prachtig debuut.

Kunst / Expo binnenland

Kunsthuiswerk

recensie: La Maison

.

Op dezelfde plaats waar de afgelopen tijd het succesvolle Large Field Array van Keith Tyson te zien was, is de komende maanden in De Pont museum voor hedendaagse kunst een nieuwe installatie te bewonderen. De eer is dit keer aan de Fransman Jean Pierre Raynaud (1939).

De voormalige tuinman is vanaf de jaren zestig als kunstenaar werkzaam. Raynaud maakt aanvankelijk vooral Psycho-Objets, objecten die door hun kleur en aard als signalen werken voor dreiging en gevaar, verstrekt door serialiteit en uniformiteit. Hierbij maakt hij bijvoorbeeld gebruik van landsvlaggen en tekens, maar de kern van zijn werk komt het beste tot uitdrukking in zijn toepassing van de witte keramische tegel en dan vooral in zijn eigen huis La Celle-Saint-Cloud, dat hij in 1974 bouwde in een voorstad van Parijs. In dit huis zijn vloeren, muren en plafonds betegeld met de witte tegel. Een huis dat van onder tot boven met witte tegels bezet is, roept ultieme serialiteit en uniformiteit op en wijst zo naar industriële perfectie. Er is echter ook een schaduwzijde door de associatie met slachthuizen. In 1988 besloot Raynaud dan ook zijn huis af te breken. Het resultaat van die actie is nu te zien in De Pont in de tentoonstelling La Maison.

Boeiend…?

~

Bij het lezen van de aankondiging op de website van het museum had ik zo mijn twijfels of Raynaud en zijn huis mij zouden kunnen boeien. Ik ken zijn werk uit de vaste collectie van De Pont. Het bestaat uit een aantal witte keramische tegels die in Mondriaanachtige composities aan de muur hangen. Hier en daar is een haak toegevoegd, zodat het inderdaad lijkt alsof de composities rechtstreeks uit een abattoir komen. Alleen de bloedvlekken ontbreken nog. Visueel zijn er verder weinig aanknopingspunten om er ‘iets mee te kunnen’. Als beeld met de nadruk op uniformiteit en serialiteit zijn het wel goede voorbeelden van het oeuvre van Raynaud, maar het heeft me nooit echt kunnen bekoren. Ik verwachtte dan ook een voortzetting van deze ‘witte tegel-composities’, maar dan op een groter formaat. Toen ik de museumzaal betrad om La Maison te bekijken, was ik echter aangenaam verrast.

Orde uit vernietiging


Verdeeld over vijfhonderdachtentwintig metalen bakken zijn de restanten van La Celle-Saint-Cloud te zien. De halfronde bakken zijn op drie wielen gemonteerd en staan in een strak geometrisch patroon opgesteld. Zelfs uit de vernietiging haalt Raynaud zo een vorm van uniformiteit en serialiteit. Vanuit verschillende punten biedt de installatie andere zichtlijnen en invalshoeken die ieder op zich interessant zijn als beeld. Zeker in combinatie met de grote, op de achtergrond opgehangen doeken met de Chinese vlag in een aantal variaties, maakt het geheel indruk. De vlaggen behoeven extra aandacht. In zijn zoektocht naar het seriële heeft Raynaud ook variaties gemaakt van nationale vlaggen. Deze hebben uiteraard een grote signaalfunctie en representeren naast landen ook de associaties die wij met deze landen hebben. Eenvoudige symbolen hebben meerdere betekenissen. Ook voor Raynaud persoonlijk: De Franse vlag symboliseert bijvoorbeeld zijn eigen jeugd. Hij kwam namelijk onder hoede van de Franse staat toen zijn vader bij een bombardement in de Tweede Wereld om het leven kwam.

Boeiend!

~

De installatie La Maison heeft mij zeer geraakt. De ultieme destructie van je eigen huis ten behoeve van de kunst is aangrijpend en fascinerend. Los van elkaar zijn de bakken met puin weinigzeggend. Opgesteld in het strakke raster geeft het echter een beeld dat fascinatie voor serialiteit weergeeft, maar tegelijkertijd ook een morbide karakter heeft. Het werkt op de psyche, doordat het me laat denken over (zelf)destructie en de tijdelijkheid van bezit en bestaan. Het past daarmee als voortzetting van zijn Psycho-Objets perfect in het oeuvre van Raynaud. Ik heb zelfs meer bewondering gekregen voor zijn werken uit de vaste collectie van De Pont en heb het idee dat ik deze ook beter begrijp. Ze nodigen uit tot contemplatie. Soms blijkt het dus noodzakelijk om een met een andere, onbevooroordeelde blik naar het werk van een kunstenaar te kijken om deze toch te kunnen waarderen. Verder kijken en (opnieuw) openstaan voor de intenties van de kunstenaar levert in La Maison onverwacht veel op.

Boeken / Fictie

Zonder camouflagepak: Drie nieuwe gedichtbundels van Bart Chabot

recensie: Bart Chabot - McPain

In het voorjaar van 2007 vierde Bart Chabot zijn 25-jarig schrijverschap. Bij die gelegenheid verschenen maar liefst drie gedichtenbundels, onder de titel McPain, met name Cadillac Boogie, Anna’s Hoeve, Dracula’s ontbijt. Eén van de gedichten in Cadillac Boogie is geïnspireerd door een opmerking van Gerrit Komrij, aan wie het is opgedragen.

Chabot spreidt zijn gedichten uit over meerdere pagina’s. Het lijken meer cabaretteksten met een poëtische inslag. Ze overstijgen echter wel de doorsnee cabaretpraat. Het beste is de gedichten dan ook heel snel te lezen zoals Chabot ze zelf uitraast, uitracet, in één flow. Ze moeten overwaaien als een windstoot. Als je dit niet doet en ze probeert te lezen in een normaal tempo, zoals het bij andere gedichten hoort, stel je vast dat ze je niet kunnen overrompelen. Het taalgebruik is van kwaliteit, dat wel, maar het geheel is allerminst een compact taalbouwsel. Je kunt ze op twee manier benaderen. Of je gaat ervan uit dat deze gedichten de rock-‘n-rollweergave van het moderne leven zijn, ofwel je eist van poëzie een andere aanpak waardoor haar kracht niet in de snelheid te vinden is, maar in beklijving en diepte. Ik – en dit is een persoonlijke voorkeur – moet het niet zozeer hebben van performance, maar van iets meer meditatie, een gedicht moet mij pakken, naar de vorm, zeker, maar ook naar de inhoud, de boodschap moet beklijven. Uitgelaten mensen verbergen immers hun diepe gevoelens.

Poppoëzie

Natuurlijk is mij bekend dat Chabot het maatje was van Herman Brood. En hij behoort ongetwijfeld tot de betere schrijvers van popgedichten. Poppoëzie heeft altijd een commercieel klimaat nodig om te gedijen. Hij hoort bij de dichters die de schijnwerpers zoeken en daar is op zichzelf niets mis mee. Wat betekent poppoëzie in onze cultuur? Wat is haar functie en betekenis in de literatuur? Met andere woorden: houdt zij de herinnering vast? Biedt zij voldoende klank en ritme? Staat zij symbool voor iets? Biedt zij een existentiële, sociale en historische referentie? Is zij een mythe? Met andere woorden: welke is de culturele identiteit van het popgedicht? Bart Chabot is een tafelspringer, – hyperactief – die thema’s zoals dood, leven, hemel, hel, in en ritmisch parlando te berde brengt. Om zijn toehoorders te animeren vertelt hij flauwe grappen en dit gaat ten koste van het serieus uitwerken van opgestarte ideeën en beelden.

Zonder camouflagepak

Toch is hij zich van het kwaad bewust, want in zijn drie recente bundels geeft hij meer ruimte aan de stilte en vervalt hij veel minder in lolligheid. Ook hier valt de hoger geciteerde gespletenheid op: enerzijds de persoonlijke mystiek en anderzijds de aardse absurditeit. Bart Chabot blijft strijdvaardig op de tafel staan. In McPain is de spektakelwaarde verminderd – en dit stemt mij blij – ten voordele van overtuiging en onderbouw. Hij heeft zijn camouflagepak uitgetrokken:

Lang, heel lang heb ik me schuilgehouden
en me grondig verborgen voor het oog van de wereld
(te lang, mompelen mijn critici)
lang genoeg, in elk geval, om de jaartelling
opnieuw te beginnen
(deel 1, p. 9)

Met McPain trakteert hij ons op een nieuwe bundel, op drie bundels eigenlijk. In het eerste deel, Dracula’s ontbijt, serveert hij aan de lezer een portie verteerbare sterfelijkheid. In paginalange gedichten, met in- en uitspringende verzen zonder punten of komma’s. Niet toevallig gebruik ik hier de term “portie” en “verteerbaar”: dit deel staat bol van “etenswaren”, zoals patrijspoorten, hazenpaden, worstrolletjes. Maar altijd loert het thema ‘dood’ om de hoek. In het tweede en derde deel, Anna’s hoeve en Cadillac boogie, is de dood nog nadrukkelijker aanwezig: de dichter bezoekt de oorlogsgraven in Ieper, hij zwerft over kerkhoven en heeft veel aandacht voor de meest vergankelijke dingen des levens: het leven zelf, hoe je het ook draait of keert, alles en iedereen is vergankelijk.

~

ten zuiden van ieper liggen tientallen
war cemeteries langs de weg,
als witte bloembollenvelden
de kaart laat er geen misverstand over bestaan
dat hier engelsen, amerikanen en canadezen
hebben gevochten: talrijke plekken
in het landschap dragen namen
(deel 2, p. 55)

voor het laatst keek ik achterom
er was geen zee –
er was geen zee, geen golven, en er was geen zon

geen scheveningse pier in de verte
geen meeuwen
geen aanhalige wind
en geen duinen en geen helmgras dichtbij-
er wàs eenvoudigweg geen kust
wel rust
(deel 3, p. 47)

Chabots poëzie kenmerkt zich door haar verhalend karakter; zijn gedichten zijn monologen, in directe bewoordingen, waarin hij chaos en dood probeert te bezweren. Het is verrassende poëzie die mij soms ontstemt. Misschien omdat een gedicht mij ontgaat of omdat ik mij stoor aan enkele prozaïsche trekjes.

Film / Films

Wanhopig op reis

recensie: London to Brighton

Om drie uur in de morgen, op een toilet ergens in Londen huilt een jong meisje tranen met tuiten. Haar oudere vriendin ziet er nog slechter uit, met een opgezwollen oog en een paniekerige blik. Dat er iets heftigs gebeurd is, is duidelijk, maar wat precies? Met die binnenkomer start de Britse film London to Brighton.

~

De film gooide hoge ogen tijdens het filmfestival van Edinburgh van 2006. Regisseur Paul Andrew Williams won er zelfs de prijs voor beste nieuwe regisseur mee. Die prijs en de aandacht voor de film waren niet onterecht, want Williams heeft een spannende film afgeleverd, met vooral veel aandacht voor zijn twee vrouwelijke hoofdrollen.

Uitstekende prestaties

De redelijk onbekende Lorraine Stanley speelt de hoofdrol als amateurhoertje Kelly, die door een dramatische samenloop van omstandigheden zit opgescheept met de prille tiener Joanne (Georgia Groome in haar eerste filmrol). Samen zijn ze op de vlucht, en om hun achtervolgers voor te blijven reizen de twee af naar het stille badplaatsje Brighton. Zowel Stanley als Groome zetten uitstekende prestaties neer. De wanhoop is gewoon van hun gezichten af te lezen, alsof ze zelf echt flink in de nesten zitten. Vooral voor de jonge Groome is het een debuut om van te dromen. Haar Joanne is geen typische tiener, maar in alles wat ze doet blijkt dat ze niets liever zou willen zijn. Groome weet dat heel subtiel over te brengen met haar spel.

~

Het verhaal is redelijk eenvoudig – op de vlucht voor een kwaadaardig persoon is niet bepaald origineel – maar de uitwerking ervan is heel bijzonder. De nadruk ligt eens niet op spectaculaire achtervolgingen of op wraak, maar op de beweegredenen van de personages. Waarom precies zijn de twee dames op de vlucht? Waarom wil een rijke stinkerd die niets met hen te maken lijkt te hebben, hen te pakken krijgen? De personages zijn daardoor geloofwaardig en zelfs de slechterik komt sympathiek over.

Toekomst

Met de korte speelduur van slechts 85 minuten zit de vaart er goed in. Het wordt steeds inzichtelijker wat er zich heeft afgespeeld voordat Kelly en Joanne moesten vluchten naar dat Londense toilet, en het mag duidelijk zijn dat de twee nog niet geheel veilig zijn in de serene omgeving van Brighton. Hoewel de personages misschien geen prettig vooruitzicht hebben, lijkt de toekomst er rooskleurig uit te zien voor de medewerkers van deze kleine film.

Film / Films

Geen mooi sprookje

recensie: Tales from Earthsea (Gedo senki)

Het verfilmen van fantasyboeken hoeft niet per se te resulteren in grootschalige filmproducties, waar we er de afgelopen jaren al ontelbaar veel van hebben gezien. Zo nam Studio Ghibli ( bekend van onder andere Spirited Away en Princess Mononoke) de Earthsea-boeken van Ursula Le Guin ter hand, en maakte er een anime van.

~

Dat resulteerde in Tales from Earthsea, heel losjes gebaseerd op het derde en vierde boek van de auteur. Vooral de hoofdpersonages en de setting werden overgeheveld naar het witte doek, waar het plot eigenlijk geheel werd omgegooid voor de verfilming. Goro Miyazaki werd tot regisseur benoemd, waarmee de zoon van Hayao (die destijds druk bezig was met Howl’s Moving Castle) zijn debuut maakt.

Vechtende draken

Het gaat niet goed met de magie in het rijk Earthsea. Zelfs de eeuwenoude draken vechten met elkaar, iets wat anders nooit gebeurt. De jonge prins Arren is op de vlucht geslagen voor schaduwen die alleen hij ziet. De mysterieuze aartsmagiër Ged lijkt hem te kunnen helpen, maar dan moet Arren wel met hem mee op reis. Uiteindelijk zullen ze de (want geen fantasyfilm zonder) kwaadaardige tovenaar Cob moeten verslaan om Earthsea te redden.

~

Stilistisch mankeert er weinig aan Tales from Earthsea. De omgevingen van het rijk zijn prachtig. Glooiende heuvels, een drukke marktstraat, een kleine boerderij: alles is fraai geanimeerd. Animeren kan schijnbaar ook in de genen zitten. Het rijk Eathsea komt helemaal tot leven, en zelfs als je nog nooit van die wereld hebt gehoord is het duidelijk dat het een mooi land moet zijn. De personages zelf zijn minder mooi, maar nog steeds wel de moeite waard om naar te kijken. Alleen tovenaar Cob niet, die lijkt meer op een vrouw dan op een man, en nog een lelijke vrouw ook.

Zeurkous

Het verhaal is echter veel te langdradig en te saai om lang te kunnen boeien. De film duurt bijna twee uur, en dat is gewoonweg veel te lang voor dit verhaal. Alles kabbelt maar voort, er zit totaal geen vaart in en de hoofdpersonages wekken totaal geen sympathie op. Hoofdpersonage Arren is een kleine zeurkous en Ged mekkert maar door over onzinnige dingen. Het duurt ook een hele tijd voordat de twee eindelijk bij de tovenaar aankomen. Daardoor is het een enorm lange zit, waarvan alleen het begin en het einde echt de moeite waard zijn. Zonde. Het had zo’n mooi sprookje kunnen zijn.