Muziek / Album

Surivlaams! een vrolijk en ingewikkeld college

recensie: 60 Nederlandstalige tophits uit België en Suriname, verzameld door Vic van de Reijt - Surivlaams!

.


Raymond van ’t Groenewoud
Raymond van ’t Groenewoud

Je voelt onmiddellijk dat muziekkenner Van de Reijt je als luisteraar wil meetrekken in het muzikale verhaal dat hij kwijt wil middels Surivlaams! Eerder deed hij dat al met de succesvolle verzamelcd’s met de mooiste en beste Franse en Duitse liedjes, de Cover Top 100 en de Top 100 van Nederlandstalige singles en nu dus met Surivlaams! Het zit ‘m in de schijnbare willekeur van liedjes en zelfs de volgorde kan wel eens waardevolle informatie bevatten. Met het cd-boekje bij de hand begint dit muzikaal college van Van de Reijt met een inkoppertje: Raymond van ’t Groenewouds Liefde voor Muziek. Twintig jaar geleden een knoepert van een hit – ook in Nederland – en nog steeds een meedeiner eersteklas. Van ’t Groenewoud horen we nog een paar keer terug als een soort strohalm tussen alle, nu nog, onbekende namen als Kris de Bruyne, Groep Wannes en De Nieuwe Snaar. Het carnavaleske sfeertje is ruim vertegenwoordigd op Surivlaams!, de hypothese moet en zal resulteren in een sluitend bewijs. Maar daar zijn we nog niet.

Verstaanbaar Nederlands

Clouseau kan natuurlijk niet ontbreken, al bevestigt de band maar weer eens dat Daar Gaat Ze in feite een onvergeeflijke draak is. Nee, dan liever Van ’t Groenewoud of Jacques Brel, Johan Verminnen en Urbanus. En Wieteke van Dort, Hans de Booij en Neerlands Hoop. Ahum? Die laatste drie zijn toch Nederlands? Ja, en? Luister naar meester Vic, die legt het je allemaal uit.

Trafassi
Trafassi

Uit Surinaamse hoek komen we de jaren tachtig classic Wasmasjien tegen van Trafassi en de enige hit van Cherry Wijdenbosch, Dame uit Suriname. Verder veel namen die een tot nu toe onbekende wereld openen van een hoop dansbare feesthits. Allemaal in verstaanbaar Nederlands. Waarom het stevige Vlaamse dialect en het Surinaamse sranang ontbreken is onduidelijk maar we vertrouwen blindelings op meester Vic. Hij weet wat we aankunnen als luisteraar. Toch? Bovendien is het na een paar keer afspelen heerlijk meejubelen met Een Pot met Bonen en Wie wil mijn Schoonmama.

Gemeenschappelijke ironie

De argumenten die de samensteller heeft doen besluiten tot het uitbrengen van de verzamelbox zijn ingegeven door een Vlaams-Surinaamse actrice die op Van de Reijts pad kwam en die voor het eerst de term ‘Surivlaams’ bezigde. Toen hij de muziekculturen ging vergelijken, viel hem op dat de hits veel van elkaar weg hebben.“Surinaamse en Vlaamse liedjes zijn simpel, kort, helder, laconiek en geestig. De lichtheid wordt ernstig genomen en de zwaarte wordt licht gebracht.” En dan het dagelijks leven: in beide landen wordt Nederlands gesproken en allebei hebben ze een moeizame relatie met Nederland, wat resulteert in gemeenschappelijke ironie jegens ons land. Dit is wat Vic van de Reijt omstandig moet uitleggen om zijn jongste titel te rechtvaardigen. En eigenlijk ga je dan al te ver. Of hij is zijn tijd ver vooruit en praat iedereen over een tijdje over het Surivlaams of de vergelijkingen tussen beide landen zijn inderdaad zo algemeen dat er niet veel van overblijft bij nadere bestudering. Wij neigen vooralsnog tot het laatste.

Canederees

Wellicht bestaat er bij de uitgever een niet te stuiten drang om overzicht te creëren in het woud van de muziek. Bij de vorige verzamelaars van Van de Reijt begreep je ‘m vrij snel, maar op deze compilatie is het verband niet vanzelf duidelijk. We verlaten kortom de collegezaal in lichte verwarring en gemangeld door een wat dwangmatige manier van ‘vertellen’. Maar ook opgetogen omdat Van de Reijt ons weer mooie liedjes uit de muziekhistorie heeft laten horen, aangevuld met interessante verhalen en verpakt in een prachtig vormgegeven doosje. Daar is hij heel goed in en dat moet hij ook vooral blijven doen. Maar we houden wel een heel klein beetje ons hart vast voor het volgende Van de Reijt-college: wordt het ‘Canederees’ of ‘Nederarubaans’?

Theater / Voorstelling

De logica van een smulpaap

recensie: Eric van Sauers - Smulpapen

Eric van Sauers is van alle markten thuis. Hij was stand-up comedian in Toomler, werkte als acteur nauw samen met Theo van Gogh en speelde vorig jaar een rol in de film Sextet van Eddy Terstall. Maar laten we vooral niet vergeten dat hij ook cabaretier is, een zeer geliefde cabaretier. Op dit moment reist hij Nederland door met zijn voorstelling Smulpapen.

van Eddy Terstall. Maar laten we vooral niet vergeten dat hij ook cabaretier is, een zeer geliefde cabaretier. Op dit moment reist hij Nederland door met zijn voorstelling Smulpapen.

Eric van Sauers komt er eerlijk voor uit: hij is een Googlelaar. Uren speurt hij het web af naar weetjes, feitjes, cijfers. Over het milieu bijvoorbeeld en dat is dan ook het hoofdthema van zijn nieuwste theatershow Smulpapen. Hierin verbaast Van Sauers zich over de wereld die milieu heet. Hij leest over sluipverbruik en denkt: ‘Wat nou weer?’ Hij cruiset lekker in z’n grote bak, maar is niet te beroerd om hier en daar een spaarlampje in te draaien.

~

Wereldbol


Links op het podium staat een enorme wereldbol geprojecteerd die ronddraait en rechts vormen witte driedimensionale hoofdletters het woord ‘smulpapen’, de titel van Van Sauers’ huidige theaterprogramma. Het is zijn vijfde avondvullende voorstelling en wie zijn andere voorstellingen heeft gezien, merkt dat hij serieuzer is dan voorheen en dat de voorstelling een duidelijk thema heeft. Zijn eerste shows zaten veel meer in de hoek van stand-upcomedy met snelle grappen, maar gaande jaren worden de verhalen die hij vertelt compacter en samenhangender.

Van Sauers-logica

Smulpapen is een lang relaas over de kijk van Van Sauers op het milieuprobleem. Af en toe is er uit de zaal nog wel de echte schaterlach, maar verder vertelt hij gewoon amusante verhalen die goed zijn voor een vette grijns. De voorstelling zit weer vol met de heerlijke Van Sauers-logica. ‘Ik schijn geen tonijn meer te mogen eten omdat hij dan uitsterft. Dus als hij uitsterft, eet ik hem niet, maar als ik nu geen tonijn meer eet, dan eet ik hem ook niet! Dus ik denk: krijg het heen en weer, ik eet tonijn en ik denk op is op!’

Ademloos

Van Sauers is op zijn leukst als hij het over de dagelijkse levenszaken heeft. Natuurlijk als het gaat om relaties, maar ook over eten en diëten. Eric van Sauers is een man met charisma, zo iemand waarbij het niet uitmaakt wat hij vertelt, je luistert er toch wel naar. Hij heeft overwicht. Hierdoor wordt zijn voorstelling niet saai en blijf je ademloos luisteren. Typerend voor Van Sauers is zijn losse manier van vertellen het opbouwen van zijn grappen. Ook in het serieuzere Smulpapen is hij nog altijd die relaxte persoonlijkheid met een fantastische mimiek.

Smulpapen is nog tot en met juni door heel Nederland te zien.

 

Theater / Voorstelling

Niet de allergrootste ellende

recensie: Victor Löw en Mirjam de Rooij - Misery

.

Misery: wie kent niet de bloedstollende verfilming van het boek van Stephen King? Paul Sheldon, succesvol schrijver van de Misery-reeks, rijdt met te veel alcohol op terug naar huis. Hij krijgt een ongeluk en wordt gered door Annie Wilkes, die hem opneemt in haar afgelegen huis. Wilkes blijkt een psychopate met een ongezonde idolatie voor Sheldon en voor boekenreeks Misery. In haar macht martelt zij hem waar zij kan. Sheldon overleeft haar geterroriseer door te blijven schrijven. Fascinerend aan de film-Wilkes is dat zij meedogenloos is en eruitziet als een man, streng volgens regels denkt als een kind, en toch af en toe onmiskenbaar vrouwelijke kanten laat zien. Die combinatie levert, behalve fascinatie, humor op.

Komedie

~

Franssens Misery lijkt opzettelijk meer komedie te zijn dan horror. In de eerste scène wordt de toon gezet: Sheldon (Löw) wordt door Wilkes (De Rooij) het toneel opgereden in een ziekenhuisbed dat verticaal op zijn wielen staat. Sheldon spreekt ons toe met zijn hoofd op de grond, zijn teen bovenin steekt naast de lakens: wel een sensationeel beeld. Ook het spel van Löw en De Rooij is ook komisch te noemen. Löws lichaamstaal is sensueel, maar vooral zeurderig en niet als van iemand die zich radeloos of verbitterd voelt. En al zou dit eraan kunnen liggen dat hij zich gered weet door zijn schrijverschap, hij ziet er ook weer niet uit als iemand die een katharsis ondergaat. De Rooij loopt kordaat over het toneel te stappen, maar lijkt eerder een mannenhaatster die lesjes uitdeelt dan een maniakale psychopaat, met haar blonde, gekrulde lokken en vrouwelijke articulatie. Voor het maniakale had Franssen beter Floddervrouw Nelly Freijda kunnen kiezen.

Geen filmische mogelijkheden

Het ontbreken van horror ligt er verder aan dat er op het toneel geen buitenwereld is. Slechts één keer horen we dat Sheldons agent heeft gebeld. Hetzelfde geldt voor Wilkes’ geschiedenis. Ook is er geen miserabel weer, geen bloedstollende natuursymboliek en geen filmtechniek. Franssen probeert met muziek en hier en daar een flard beeldmateriaal suspense te creëren maar deze flarden zijn niet goed te horen en niet goed te begrijpen: is het materiaal uit de film? Op welke momenten gebruikt hij ze? Het is heavy dat Shelden een glas schoonmaaksop echt leegdrinkt, evenals de fles met zijn eigen urine, en het is ook grappig dat hij zijn manuscript verbrandt: we ruiken de petroleum. Maar er is maar één echt formidabel moment: de scène waarin Wilkes Sheldons been er afhakt. We zien haar met een bijl, het licht gaat uit, er flikkert even een straal in het lemmet, het licht gaat weer aan en van Sheldons been is slechts de stomp over. Aaaargh.

Allegaartje

~

Stephen Kings Misery is zo’n onmiskenbare horror, dat iemand wel heel rigoreus te werk moet gaan om er een komedie van te maken. Dit is Franssen niet gelukt. Als bijvoorbeeld in de slotscène Sheldon ineens wakker wordt in een ècht ziekenhuis ligt en er een èchte zuster aan zijn bed staat, dan snapt de kijker het niet meer. Hoe komt Sheldon nu hier? Is het allemaal een grap geweest? Want net als Anne Wilkes noemt de zuster zich “Sheldons allergrootste fan”. Maar als we dit nu met een knipoog moeten nemen, waar is dan die vette knipoog dan of die schuine lach? O ja, en natuurlijk zit er ook nog ergens een omkleedscène in: moest een soort van erotiek nou de suspense leveren? U hoort het, ik ben verward en toch echt niet tevreden.

Misery is nog tot en met 17 mei 2008 te zien. Klik hier voor meer informatie.

 

Muziek / Album

Veel pyjamadagen voor de boeg

recensie: Claw Boys Claw - Pajama Day

.

Maar goed, als gezegd, dit zijn natuurlijk niet de eerste de besten. De plaatselijke Hema bezocht en daar de verplichte waar aangeschaft. Lichtblauw van kleur, her en der een hip tonsuurton streepje. U weet wel: zo’n 100 procent katoenen ‘sjurt’ met knoopjes. En daarbij uiteraard een instap-, annex ophijsbroek. Met net iets te los elastiek. Negen euro vijfennegentig. Geen geld, eigenlijk. Terug naar huis.

Fase twee. “Trek een pyjama aan – ga hangen op de bank – relax – doorbreek de sleur – dit is jouw dag.” Het handgeschreven advies van Claw Boys Claw-boegbeeld Peter te Bos huppelt me tegemoet. Het zal wel goed zijn. De beleving versterken? Pffft. Ik doe de gordijnen dicht, trek de stekker uit de telefoon, knal de cd in het laatje, zet m’n stereo op acht en wacht af…

Nachtelijk

~

Alle ingrediënten van weleer versmelten wederom tot de karakteristieke, kenmerkende swamp rock waarmee deze Amsterdammers ooit hun terechte faam vergaarden. Maar waar het vroeger nog wel eens ongenuanceerd hard uit de bocht kon vliegen, blijkt dit album veel uitgebalanceerder. Veel verfijnder. Dat verfijnde aspect lijkt tekstueel overigens ook wel eens terzijde te zijn gelegd. Neen, Te Bos, bijt soms op een heerlijke, zelfs surrealistische, wijze van zich af. Hij verhaalt in Halibut over een maniak die zichzelf in de fik wil steken met de benzine van mamalief. Sleepwalking (inclusief ijzersterke gitaarlick!) omschrijft liefdesverdriet via een omweg en in Toscamoon bezingt hij wijlen zijn moeder en brengt daarmee naar eigen zeggen een eerbetoon aan alle hem dierbare mensen. De eerste échte uitbarsting is Lava. Ook Seven Fools werkt op een uitbundige wijze naar een knetterend hoogtepunt toe:

“Why didn’t you tell me where to go
Why wouldn’t you tell me what to say
Why didn’t you show me where to go
Why wouldn’t you let me go away”

Vervolgens is Flower weer een prachtig mooi liedje. Kan zelfs een singlekandidaat à la Rosie zijn. Yellow Car is lekker rauw en stuwend. Het doet een beetje denken aan de beginperiode van de Claws. Wonderful ademt een vreemd soort jaren dertigsfeer van de vorige eeuw en het deindende Trust Me blijkt een goede opmaat voor de prachtige afsluiter van Pajama Day: een uitgeklede, breekbare Spaanse gitaarversie van Dream a Little Dream of Me. En als de stereo dan zwijgt ontvouwt zich een perfect idee: ik ga maar eens een tijdje vrij nemen. Thuis blijven, optimaal relaxen en de sleur doorbreken. Een zooitje van deze ‘pyjamadagen’ opnemen. ‘k Heb er zin in.

Boeken / Fictie

De val van het bewustzijn

recensie: Michael Ignatieff (vert. Eric van Domburg Scipio) - Reis naar het ongerijmde

.

“Unless you’ve played the Palace, you might as well be dead”, zong Judy Garland. Maar wat is het leven nog waard wanneer je kan herkennen wat goed is, maar het niet meer kan bereiken? Wanneer het leven zich uiteindelijk op stroboscopische wijze aan je presenteert, zonder dat daar nog betekenis aan te verbinden is? In dit fictieve werk laat Ignatieff zijn hoofdpersoon, zoon van een dementerende moeder, deze vragen overpeinzen.

In de lichten van het ouderlijk huis van de hoofdpersoon ziet zijn vrouw een schip op zee. De Andrea Doria, zegt hij. Het beroemde schip dat verging toen hij nog klein was, “een grote ramp die me ooit in haar ban hield”. Onderbewust is hij echter nog steeds in de ban van een persoonlijke ramp uit zijn jeugd. Hoe het auto-ongeluk precies verliep weet hij niet meer, maar op de achtergrond sluimert de herinnering. De schuld die hij daarbij voelt vormt de aanleiding voor zijn groeiende obsessie omtrent de ziekte van zijn moeder.

Langzaam maar zeker raakt hij steeds verder verwijderd van zijn werk, vrouw en kinderen, terwijl hij de oplossing voor zijn kwelling zoekt in het stoïcisme en zelfhulpboeken. In zijn herinnering probeert hij het beeld van zijn moeder voor zij ziek werd vast te houden. De manier waarop ze zijn vader wegduwde met haar heup als hij naar haar schilderijen wilde kijken, de quotes van films die ze samen keken en alle andere kleine dingen. Naarmate hij zich verder onderdompelt in het leed van zijn moeder en de ziekte probeert te doorgronden verdwijnt die vrouw echter, stukje bij beetje, uit zijn herinneringen.

Opgeven of loslaten
De filosofische weerspiegelingen en het zelfdestructieve gedrag van de ene broer staan in een sterk contrast tot de andere broer, de medicus, die zijn moeder met een klinische afstandelijkheid lijkt te beschouwen. Hun vader koos ook altijd voor de harde wetenschap; een wereld waarin we ondertussen genoeg weten om de ziekte te herkennen en voorspellen, maar te weinig om er iets aan te doen. Terwijl de ene broer hier de ultieme ironie in ziet, biedt het voor de ander een handvat van herkenbaarheid. Voor hem is het verwerking door begrip. Waar de broers elkaar eerst slechts tolereren, blijkt later echter dat hun gedachten over de ziekte toch niet zo ver uiteen te lopen.

“Het komt in feite neer op de vraag hoeveel bewustzijn een mens kan verdragen”, merkt zijn broer op. Gesprekken met ALS-patiënt Moe geven de broers enig inzicht in de belevingswereld van een wegkwijnend mens. Is het überhaupt wel mogelijk voor een man die het pure bewustzijn aanklampt als laatste strohalm, om zich werkelijk in te leven in de wereld van een vrouw waarvan het juist die beleving is die verdwijnt? Of is zij daarmee gezegend en ligt het ware lijden bij de familie die op de hoogte is van de kansen op genetische overdracht?

Reis naar het onlogische
Met scherp inzicht illustreert Ignatieff de subtiele nuances en grote verschillen in de wijze waarop mensen met tegenslag en verlies omgaan. Opgeven of loslaten, een wereld van verschil volgens Moe, maar hoe werkt dat als het niet jouw ziekte is? Het verhaal roept een hoop vragen op zonder te pretenderen daar een antwoord op te hebben. Daarmee worden de zeer persoonlijke beleving en verwerking van pijn op uitzonderlijke manier afgeschilderd.

Het beeld dat Ignatieff neerzet is sterk. De hoofdpersoon pendelt tussen hoop en wanhoop in zijn pogingen om zijn moeder te blijven herkennen. De mensen om hem heen benadrukken echter keer op keer het progressieve karakter van de aandoening, om hem tot acceptatie en verwerking te dwingen. De beschrijving van dit proces is op intelligente en gevoelige wijze neergezet. Simpele emoties en bijzondere filosofische uitingen worden eenduidig ingezet om tot een krachtig verhaal van machteloosheid te leiden. Reis naar het ongerijmde, het onlogische, het absurde, is daarmee niet alleen een aanrader voor literatuurliefhebbers. Ook degenen die persoonlijk in aanraking komen met de aandoening zouden er baat bij kunnen hebben. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat diverse hulpverlenende instanties naar het werk verwijzen, zij aan zij met Bernlefs Hersenschimmen (1984).

Film / Films

Babylon in brand

recensie: No Country for Old Men

.

De samenwerking tussen de gelauwerde, rasamerikaanse auteur Cormac McCarthy en regisseurs Joel & Ethan Coen, virtuoze kroniekschrijvers van de zelfkant van de samenleving (Blood Simple, Fargo), levert in No Country for Old Men een magistrale verfilming op. McCarthy’s apocalyptische wereldvisie is hierin teruggebracht tot kleine, menselijke proporties.

~

Pulitzerprijswinnaar McCarthy brengt tegenwoordig veel tijd door in het Santa Fe Instituut in New Mexico, waar excellente wetenschappers uit de hele wereld driftig filosoferen over de toekomst van de planeet. Hun aartspessimisme hebben ze met McCarthy gemeen, hij voelt zich daar thuis, zegt hij. Hij betreurt de verloedering, maar is een fatalist. Onlangs vertelde hij in Rolling Stone: maak je maar geen zorgen over het klimaat, de hebzuchtige mens met zijn gewelddadige inborst en drang tot zelfvernietiging zal van de aardbodem verdwenen zijn lang voor het probleem nijpend wordt. Overigens woont McCarthy al dertig jaar in de gewelddadigste staat van een gewelddadig land, en tevens de setting voor No Country for Old Men. Zeker geen staat voor cultuuroptimisten. En geen land voor oude mannen.

West Texas: 1980. Llewelyn Moss (Josh Brolin) vindt tussen een aan flarden geschoten drugsbende in de woestijn een koffer met miljoenen. Door het geld mee te nemen start hij een kettingreactie die zo explosief is dat zelfs de laconieke, rechtschapen Sheriff Bell (Tommy Lee Jones) eronder dreigt te bezwijken. Moss is zijn achtervolgers, waaronder een door de drugskartel gestuurde psychopaat Anton (Javier Bardem), lange tijd te slim af. De slimme privé onderzoeker Carson Wells (een geweldige Woody Harrelson) wil bemiddelen, maar is er nog tijd?

Koele opportunist

~

Het eerste kwartier is zo ongemeen spannend dat je je afvraagt of dit een hele film lang vol te houden is. Het antwoord is een volmondig Ja. De hoofdrolspelers zijn stuk voor stuk fenomenaal. Josh Brolin schitterde onlangs in Ridley Scott’s American Gangster, en hier is hij als de koele opportunist die de regenboog in zicht krijgt zelfs nog beter. Tommy Lee Jones (In The Valley of Elah) is de over de meltdown in de beschaving en de groeiende wetteloosheid jammerende sheriff Bell, Cormac McCarthy’s alter ego.

Het kale, troosteloze landschap van West Texas is magnifiek in beeld gebracht door Roger Deakins, de vaste cameraman van de Coen broers. Zijn beelden zijn bevolkt door personages die even spartaans en troosteloos zijn als het landschap en de dialogen die ze uitkramen. Als Llewelyn op het punt staat de woestijn in te gaan, een onzekere tijd tegemoet, zegt hij tegen zijn vrouw Carla Jean: “If I don’t come back tell mother I love her.” “Your mother’s dead, Llewelyn” antwoordt Carla Jean. Llewelyn knikt: “Then I’ll tell her myself.”

Carla Jean is de Schotse actrice Kelly MacDonald (Trainspotting, Elizabeth), een niet voor de hand liggende keuze voor de dociele trailertrash vrouw van Llewelyn, maar toen de Coens haar auditie lieten doen wisten ze dat de rol op haar lijf geschreven was. De kleinere rollen zijn even gedenkwaardig. Een Felliniaanse vleesberg van een motelbazin (Kathy Lamkin) weigert Anton stoïcijns informatie te geven over een klant. Anton’s blik bezorgt je kippenvel want wij weten waartoe hij in staat is, zij nog niet.

Zinderende finale

~

Anton is zo angstaanjagend dat hij Norman Bates (Tony Perkins) in Psycho reduceert tot een Teletubbie, en zijn aandoenlijke jaren zestig kapsel maakt hem alleen maar enger. Zijn wapenkeuze is bizar: een met gas gevulde blunderbus die normaal alleen te vinden is in het slachthuis. En als Anton een ruimte binnendringt op zijn hoogst originele manier zit je vastgenageld op het puntje van je stoel, al zou je er nog liever onder kruipen. Maar blijf vooral zitten. Alleen dan zie je de zinderende finale van deze meesterlijke vertelling.

Film / Films

Hypnotiserend mooi

recensie: Stellet Licht

.

Stellet Licht begint met een hypnotiserend openingsshot van de zonsopkomst boven Chihuahua. Een fenomenaal begin, maar ook een illustratie van de technische bravoure waarmee regisseur Carlos Reygadas te werk gaat. Een illustratie van het ritme van de natuur waaraan de personages onderworpen zijn, en een directe verwijzing naar de bijbelse eerste dag in Genesis. En er was licht.

~

Het verhaal speelt zich af binnen een Mennonietengemeenschap in Noord-Mexico. Johann bedriegt zijn vrouw Esther met een andere vrouw, Marianne. Hij is verliefd op beiden en wordt verscheurd door zijn botsende gevoelens. Een klein en bijna terloops plot, maar in de manier waarop Reygadas het vertelt boort hij laag op laag aan van symboliek, metaforen en uiteindelijk betekenisgeving. Door het onder de Mennonieten te situeren crëert hij een omgeving waarbinnen volledige focus op het liefdesconflict mogelijk is. Iedereen is gelijk en er is geen enkele afleiding van sociaal-cultureel opgelegde denkpatronen.

Vanwege het dwingend lage tempo dat Reygadas hanteert, gaat de kijker vanzelf in een interpreterende rol zitten. Elk shot, hoe onbetekenend ook, lijkt door de nadruk alsnog betekenis te krijgen. Voortdurend schieten de vragen door je hoofd. Een klok tikt, het graan wuift, een lang aangehouden close-up vult het frame, een enorme regenbui barst los, enzovoort. Telkens komt de vraag op: “wat betekent dat?”. Dat Reygadas in diverse interviews heeft gezegd dat hij zich verre van symboliek houdt en dat elk shot dat als zodanig wordt geïnterpreteerd de verantwoordelijkheid van de kijker is, maakt dan niet meer uit. Het gebeurt toch.

Authenticiteit

~

Volgens Reygadas kan de waarheid in film niet verteld worden met acteurs, en zijn er voor ‘echte’ gevoelens ook ‘echte’ mensen nodig. Net als met Japón en Batalla en el cielo heeft hij lang gezocht naar de juiste authentieke spelers. In dit geval bleek dat nog veel lastiger omdat hij niet alleen op persoonlijk niveau mensen voor zich moest winnen, maar ook een hele gemeenschap moest overtuigen van het belang van het hen onbekende fenomeen ‘film’. In de traditie van Robert Bresson, die in zijn oeuvre steeds met een cast van non-professionele acteurs werkte, levert dat uiteindelijk een onevenwichtig resultaat op: juist door die ‘amateurs’ is het vaak lastig om in de emotie te geloven en niet te denken aan de aanwijzingen die Reygadas z’n acteurs heeft gegeven. De nadruk ligt daardoor nog sterker op de filmesthetiek, en identificatie is hier vervangen door authenticiteit. Die overigens weer prachtig contrasteert met het melodramatische einde, waarin een leap of faith van de kijker gevraagd wordt die door de lange en voortdurend van betekenis zwangere aanloop toch volkomen logisch is.

~

De film gebruikt een minimaal aantal camera set-ups, het grootste deel vanuit een vast standpunt. De langzame landschaps-pans suggereren van alles, maar duiding daarvan blijft steeds aan de kijker. Het openingsshot (zonsopkomst) en het eindshot (zonsondergang) vormen al een voorbeeld van de elliptische structuur die wordt gehanteerd, maar de film staat bol van dergelijke cirkelende camerabewegingen. De sporadische handheld shots lokken, juist door die beperking in aantal, weer interpratie van die keuze uit. Ook hier schiet de regisseur soms door in spierballenfilmerij, maar weglaten van deze bravoure zou je als kijker weer beroven van de prachtigste scènes, hoe overbodig die ook zijn voor de narratief. Daarnaast kiest hij ook vaak voor een vast focusgebied, met een aantal prachtig gechoreografeerde scènes waarbij de personages soms in en soms uit focus zijn. Met minimale middelen wordt zo de nadruk gelegd waar die nodig is. De naturalistische geluidsband (loeiend vee, hondengeblaf, stromend water) draagt daar ook sterk aan bij.

Mythes en referenties

~

Dit is filmkijken teruggebracht tot de essentie. Een ervaring die in tijden van filmische bombast, een moordend montagetempo en digitale manipulatietechnieken in één klap terugwerpt op waar het in film ooit om te doen is geweest. Reygadas vertelt met visuele en auditieve middelen een ogenschijnlijk simpel verhaal, dat door het camerawerk en de interpretaties van de kijker aan talloze mythes en filmische referenties (de al genoemde Robert Bresson, Ingmar Bergman, Carl Theodor Dreyer, John Ford, Terence Malick, de Dardenne-broers) weet te raken. De critici die Reygadas na zijn eerste twee films bombardeerden tot een ‘controverse!’-schreeuwende relschopper, worden het zwijgen opgelegd. Stellet Licht is een overrompelende en wonderschone film die zichzelf in een lange traditie plaatst en tegelijkertijd vernieuwend is, uitnodigt tot meerdere kijkbeurten, en die het geloof in cinema als kunstvorm weer nieuw leven weet in te blazen.

Theater / Voorstelling

Peter R. de Vries op glad ijs

recensie: Ro Theater/Vis à Vis - Daklozen on Ice

“Heppie een euro mevrouwtje?” Tussen de rokende theatergangers hangt een dakloze rond, met vieze plastic tassen en al, en hij schiet een voorbijgangster met haar vriend aan. Het stel loopt snel door. Het publiek dat er in afwachting van de voorstelling Daklozen on Ice staat te roken, weet echter wel beter: al voor de deuren van Las Palmas gesloten zijn, is deze theatershow al van start gegaan. Simon de Dakloze ruikt namelijk – ondanks zijn vettige haar, dikke kringen onder zijn ogen en ranzige paarse trainingsbroek – absoluut niet naar oud zweet, urine of ander vuil.

Het RO Theater is zich steeds meer aan het manifesteren als Rotterdams theatergezelschap dat een groot publiek naar zich toetrekt. Met een brede variatie aan voorstellingen – van conceptueel theater van Jetse Batelaan tot grote publiekstrekkers als Koning Lear – heeft de club een vaste en trouw schare cultuurminnaars aan zich gebonden. En dankzij het recente succes van de hilarische muziekproductie Lang en Gelukkig en het onlangs gelanceerde RO TV als ode aan de stad Rotterdam, wordt het bereik alleen maar groter.

Welkome sneer

~

Chapeau dus voor dit gezelschap, want de gemiddelde bezoeker is jong, en dat terwijl volle zalen allang geen garantie meer zijn in de theaterwereld. Ook bij Daklozen on Ice zit een gemêleerd publiek op de tribunes van discotheek Las Palmas, dat voor de gelegenheid is omgebouwd tot ijs-arena. Regisseur Pieter Kramer laat hier wederom zien hoe goed hij in verhalen vertellen rondom gewone, volkse types, zeker in combinatie met een gekunstelde glamour-omgeving. De ijsshow is nog niet eens begonnen, of we het gaat al mis: Simon wordt voortdurend omgeroepen omdat hij zich nog steeds moet omkleden.

Eenmaal op het ijs staat de visie van Kramer inderdaad garant voor hilarische toneelbeelden. Morsige types (een asielzoeker, een hoer van de Keileweg, een drankverslaafde) zijn in felgekleurde schaatspakken gehesen en worstelen zich, opgejut door de bekakt pratende regisseuse, door een choreografie op Heb je even voor mij heen. Het betekent een welkome sneer naar de eindeloze varianten van talentenjachten en shows vol BN’ers op televisie. Maar ook de introductie van de goedbedoelende rijke die zich het lot van de minderbedeelde medemens aantrekt door hem in een misplaatst keurslijf van ‘leuke’ glitter en glamour te stoppen, zet hier een zuur vraagteken bij het daklozenbeleid in de havenstad.

Alles uit de kast

~

Het Ro Theater haalt samen met (straat)theatergezelschap alles uit de kast om de ijsshow te laten ontsporen, van een uiterst conservatief gemeenteraadslid tot een bus vol ME’ers. Hilarisch is het, dat zeker, en de vaart zit er gedurende de hele voorstelling flink in. Met name de ouderwetse showmaster met snor – momenteel extra actueel door zijn gelijkenis met Peter R. de Vries – werkt met zijn pasjes en gebaartjes op de lachspieren.

De ontknoping echter doet wat gekunsteld aan, als Kramer de voorstelling tenslotte afsluit met een aantal nogal sentimentele situaties. Het is niet zo dat hij de plank daardoor misslaat met deze voorstelling, het blijft een bijzonder stukje theater. Maar het uiteindelijke verhaal van Daklozen on Ice had iets gelaagder en gefundeerder gemogen. Nu verlaat je Las Palmas met het idee dat je een geinige show vol satire en spektakel hebt gezien, zonder dat je echt geraakt wordt.

Daklozen on Ice van het Ro Theater is te zien t/m 2 maart in Las Palmas in Rotterdam. Kijk hier voor meer informatie.

Film / Films

Kunstmatige toevalligheden

recensie: Auf der anderen Seite

.

“Voor alles is een tijd”. Nejat, een jonge leraar Duits, citeert Goethe tijdens zijn college over Duitse literatuur. Hij is het toonbeeld van een geassimileerde Turk die zijn vader Ali consequent in het Duits te woord staat. Maar als Ali in een vlaag van jaloezie zijn minnares Yeter doodt, is het voor Nejat tijd om naar Turkije te gaan en Yeters dochter op te sporen.

Tezelfdertijd verlangt studente Lotte meer van het leven. Ze zocht ernaar in India, maar vindt het thuis in Bremen als ze de Turkse Ayten ontmoet. Wanneer politiek activiste Ayten (een intense Nurgül Yesilçay) geen asiel krijgt in Duitsland en in een Turkse gevangenis belandt, is het tijd voor Lotte om haar hartstocht te volgen en naar Istanbul af te reizen.

~

Na het stormachtige, imponerende Gegen die Wand (2004) houdt regisseur Fatih Akin de teugels in Auf der anderen Seite strakker. Het noodlot speelt wederom een grote rol, maar wordt ingekaderd in een schematisch scenario van elkaar kruisende verhaallijnen. De symmetrie is onmiskenbaar: drie ouder-kind paren die langs elkaar schuren maar elkaar niet kunnen bereiken, hoezeer ze daar ook hun best voor doen. Elk personage maakt de oversteek tussen Duitsland en Turkije, en aan beide zijden vindt iemand op noodlottige wijze de dood.

Generatieconflicten (geïntensiveerd door de worsteling met loyaliteit aan twee culturen), onrust, het onvermogen tot communiceren, en de dood: Akin levert rauw drama in overvloed. Maar hij houdt het overzicht en schiet nergens uit. Hij laat opnieuw zien inzicht te hebben in deze thema’s zonder ze al te nadrukkelijk aan te snijden en ongeloofwaardig te worden. Dat is een grote verdienste, zeker in vergelijking met de doorgaans stereotype-bevestigende ‘multiculturele’ producties die in Nederland worden gemaakt.

“Ik houd niet van revolutie”

~

In een strak opgezette mozaïekfilm kan de structuur echter ook te bepalend zijn. Zo kondigt Akin de sterfgevallen van tevoren aan, waardoor ze een stempel drukken op het betreffende deel van de film. Dat hoeft niet nadelig te zijn: de focus verlegt zich dan naar de dramatische ontwikkeling. Helaas schiet die in Auf der anderen Seite tekort, omdat het verhaal teveel gedreven wordt door de soms kunstmatige toevalligheden van het plot en onvoldoende op de personages rust. Er valt in zekere zin te weinig tussen de regels door te lezen. Akin is op zijn best als hij zijn acteurs even de ruimte geeft. Als Lotte zich realiseert hoe onmogelijk haar verlangen Ayten weer te zien is. Als haar moeder Susanne, een mooie rol van veterane Hannah Schygulla, verscheurd wordt door verdriet.

“Ik houd niet van revolutie”, citeert Nejat opnieuw Goethe, aan het begin van de film. En uiteindelijk zijn het de lankmoedige Turkse zoon Nejat en Duitse moeder Susanne die ook in figuurlijke zin de overkant halen. Zij overleven, vergeven en reiken elkaar de hand, al is dat niet perse het gevolg van de vele plotwendingen van een misschien wat te omvangrijk verhaal.

Theater / Voorstelling

Een ware parel

recensie: Conny Janssen Danst - Parels

Conny Jannsen viert haar jubileum: het gezelschap bestaat 15 jaar. Diverse fragmenten uit eerdere choreografieën zorgen voor een gevarieerde avond, die recht doet aan de kwaliteiten van de choreograaf. De voorstelling Parels is zelf een ware parel.

Het Rotterdamse dansgezelschap Conny Janssen Danst werd in 1992 opgericht om een podium te creëren voor het werk van choreograaf Conny Janssen. Het gezelschap heeft zich inmiddels in binnen- en buitenland ontwikkeld tot een begrip in de hedendaagse dans. In de afgelopen vijftien jaar heeft het gezelschap meer dan dertig choreografieën gemaakt. De voorstelling Parels vertoont enkele hoogtepunten uit dit indrukwekkende oeuvre.

Parels

Het eerste deel van de avond Sorrowful Songs is een groepswerk voor acht dansers. De oorsprong van deze choreografie ligt in de voorstelling Oktober (1999). Het bestaande materiaal is geabstraheerd en hervormd. De voorstelling toont met name de kunde van Janssen wat betreft vormgeving en belichting. De dansers bewegen zich over het ruime toneel, in en buiten lichtgevende cirkels. Ze rennen naar het onbereikbare, ze schuifelen achterwaarts op hun billen, ze benaderen het toneel en trekken zich weer terug. In een doorgaande flow onderzoeken zij de individualiteit. Hierbij laat het dansen in en naast de eigen spotlight een mooie metafoor zien. Sorrowful Songs is gedompeld in een mooie champagnekleurige glans en zit vol met allure.

~

Het tweede gedeelte, Two, bestaat uit duetten gekozen uit de voorstellingen Licht (2004), I’m Here (2005) en Hear Me (2006). Trompettist Eric Vloeimans en pianist Jeroen van Vliet componeerden de muziek. Het geheel oogt en klinkt aangenaam, maar ongemerkt slaat de verveling toe. Een aaneenschakeling van tederheid, vloeiende dans en zachte muziek. Net op tijd wordt deze zoetigheid opgeheven, doordat Rebound (2005) volgt; een fris, droogkomisch stuk met vijf mannen. De vloeiende danstaal maakt plaats voor subtiele grapjes en energieke bewegingen. Vanuit een witte kamer met ramen, trampolines en planken gaan Martijn Kappers, Froilán Medina Hernández, Kevin Polak, Dario Tortorelli en Javier Vaquero Ollero de confrontatie met elkaar aan. Het gaat over haantjesgedrag en kwetsbaarheid, testosteron, kameraadschap en competitiedrang. Janssen laat de mannen in vele facetten zien. Rebound is met haar subtiele grappen en prachtige dansfrases door pers en publiek enthousiast ontvangen. Janssen toont zich een ware vakvrouw. En is daar ook niet een klein aandeel van assistent-choreograaf Ronald Wintjes en repetitor Stefan Ernst te zien? Beide jonge, voorheen vooral in Brabant werkzame, choreografen (en dansers) hebben hetzelfde gevoel voor subtiele humor. Hoe dan ook Rebound blijft stuiteren, Janssen beschikt over een verrassende factor: een bewonderswaardige ratatouille aan stijlen en stijlkeuzes. Niet voor niets werd zij in haar carrière meerdere malen geprezen om haar artistieke ontwikkeling.

Een geslaagde jubileumvoorstelling dus. Waarbij dan toch de vraag rijst of deze avond niet wat te vroeg komt? Conny Janssen is op 50-jarige leeftijd nog altijd op de top van haar artistieke kunnen. Komt de verering van een oeuvre niet beter tot zijn recht als de maker klaar is met creëren?

Helaas is Parels niet meer te zien, maar haar nieuwste choreografie Sparring Partners is eind maart te bewonderen.