Boeken / Strip

Fraaie herhalingsoefening

recensie: Jirô Taniguchi - De magische berg

.

Jirô Taniguchi’s ‘Europese’ debuut De magische berg is in de eerste plaats een stripalbum van paradoxen. Net nu de manga, zij het vooralsnog op bescheiden schaal, bij het Nederlandse publiek aan populariteit lijkt te winnen, presenteert Taniguchi een stripboek in ‘westerse’ stijl: op A4-formaat, met slechts 64 pagina’s, volledig ingekleurd en met een leesrichting van links naar rechts – vier kenmerken die voor de Japanse strip hoogst ongebruikelijk zijn.

Maar verwonderlijk is dat niet echt: de Japanse auteur geniet in Frankrijk, waar een behoorlijk deel van zijn omvangrijke oeuvre sinds de jaren 90 vertaald wordt, groot aanzien. Bovendien heeft hij nooit een geheim gemaakt van zijn voorliefde voor Moebius, François Schuiten en andere Europese stripgiganten, en de invloed die ze op zijn stijl gehad hebben. De magische berg geldt dan ook als Taniguchi’s eerbetoon aan de Europese strip, en niet zozeer als een concessie aan de westerse markt, die tegenwoordig juist waarde hecht aan de ‘authentieke’ kenmerken van manga.

~

Maar bij nadere inspectie zijn al deze elementen toch vooral oppervlakkig en is het album qua thematiek, stijl en toon vooral typisch Taniguchi. Het verhaal speelt in het Japanse kuststadje Tottori – Taniguchi’s geboorteplaats. De tiener Ken-ichi en zijn zus Sakiko wonen met hun moeder bij hun grootouders. Als de moeder plotseling in het ziekenhuis opgenomen wordt en in kritieke toestand komt te verkeren, krijgt de jongen een speciale band met de berg uit de titel, en slaat de vertelling om naar magisch realisme. Ken-ichi wordt – à la Chihiro in Miyazaki’s Spirited Away – door een sprekende salamander de berg ingelokt en krijgt daar een aantal beproevingen te doorstaan.

Mysterieus

Thematisch zijn er overeenkomsten met Taniguchi’s grotere werken Quartier lointain en Le journal de mon père: de waarde van herinneringen, tradities en familiebanden werden er al uitgebreider in behandeld. Bovendien is de opvallende aandacht voor de fysieke omgeving en het alledaagse weer aanwezig. Stilistisch doet Taniguchi ook precies wat we van hem gewend zijn: met veel geduld en aandacht voor detail een serene sfeer neerzetten door de scènes kalm vanuit verschillende perspectieven te tekenen en af te wisselen met fraaie establishing shots van de omgeving. Taniguchi neemt evenveel tijd om de personages als de omgeving neer te zetten: terwijl de lezer de kinderen leert kennen komt het mysterieuze landschap fraai tot leven.

Als bescheiden allegorie over menselijke goedheid en de kracht van de natuur werkt De magische berg goed, maar de strip mist het emotionele cachet van Taniguchi’s langere vertellingen, en de technische briljantie van zijn misdaadverhalen. Het album is daarmee geen hoogvlieger, maar wel een fraaie herhaling van Taniguchi’s kunsten. Deze luxe, ingenaaide uitgave is voorzien van een voorwoord van Taniguchi en een uitgebreid, interessant interview met de auteur.

Muziek / Album

Rust, reinheid en regelmaat

recensie: The Mars Volta - The Bedlam in Goliath

.

Er zijn van die platen waar je ineens verliefd op wordt. De-Loused in the Comatorium van The Mars Volta was zo’n gevalletje liefde op het eerste gezicht voor mij. De waanzinnige mix van alle denkbare stijlen, het artwork, het belachelijk snelle tempo, de afro’s van Chicano’s Cedric Bixler-Zavala en Omar Lopez-Rodriguez… Wow. Ik was verkocht. De dynamiek en de grootse gebaren van Led Zeppelin, maar dan zo maniakaal als grindcore, tot in de laatste vezels gedrenkt in adrenochroom.

~

In interviews heeft The Mars Volta wel eens gezegd dat ze De-Loused in the Comatorium maar een beetje een puberaal album vonden. Ze konden veel beter en maakten vervolgens twee platen die onnavolgbaar waren, zowel in positieve als in negatieve zin. Frances the Mute heeft swingende salsastukjes en prachtige melodieën en zanglijnen, maar vrijwel ieder nummer eindigt met lange stukken vol nutteloze bliepjes, ruis of gewoon herrie. Opvolger Amputechture heb ik nog nooit helemaal uit kunnen zitten. Ik snakte naar gewoon liedjes. Oké, misschien niet avant-gardistisch verantwoord, maar het deed me pijn dat zulke geweldige muzikanten zo koppig moeilijk wilden doen.

Strak en venijnig

En nu is er The Bedlam in Goliath. Al na een paar keer draaien bemerkte ik dat ik dingen mee wilde zingen. De nummers hebben zowaar een begrijpelijke structuur! Er is een nieuwe drummer gevonden die niet elk gaatje dichttimmert met honderd verschillende breaks, maar gewoon strak en venijnig tekeer gaat. Cedric zingt hoger en feller dan ooit en Omar wordt op gitaar (weer) bijgestaan door John Frusciante van de Red Hot Chili Peppers. De band klinkt nog steeds ouderwets geflipt en snel, maar is eindelijk weer goed te volgen.

Dodelijke driehoeksverhouding

~

Het verhaal achter The Bedlam in Goliath is misschien nog wel vreemder dan de muziek. Tijdens het toeren speelde de band met een soort ouijabord, gekocht in een curiosashop in Jeruzalem. Naar eigen zeggen riepen ze een hardnekkige geest op die telkens weer hetzelfde verhaal vertelde: over een dodelijke driehoeksverhouding tussen een man, een vrouw en haar moeder. Van verhalenverteller transformeerde de geest in agressor. Hij begon meer aandacht op te eisen, uitte dreigementen. En mysterieuze dingen begonnen te gebeuren. Een overstroming in de studio, een technicus die gek werd, vele verdwenen opnames. Het werd een waar gevecht om de plaat af te krijgen. De computer had kuren, wiste takes, mixte alles dwars door elkaar. Alleen door een strikt regime van rust, reinheid en regelmaat werd The Bedlam in Goliath toch afgemaakt. Het ouijabord is begraven, de geest verdwenen. Of toch niet?

Duistere onderstroom
De nieuwe plaat klinkt namelijk een tikje sinister. Ook meer poppy en swingend dan ooit tevoren, maar dan wel met een duistere onderstroom. Het muzikale equivalent van een stevig potje exorcisme. Er komt regelmatig een saxofonist voorbij die wel bezeten lijkt, en uit alle hoeken en gaten van het album duiken vervormde stemmen op. Alsof poltergeist Goliath stiekem toch in de mix is gekropen. Het geestverhaal is een leuke begeleider voor dit album, maar het artwork en de teksten sluiten allemaal net iets te mooi aan op dit ‘opgedrongen’ thema. Ach, ook zonder spoken spreekt de muziek voor zichzelf: The Mars Volta is er eindelijk weer in geslaagd om een consistent en zelfs vrij toegankelijk album te maken. Nog steeds intens en uitzinnig, absoluut. Maar je hoort nu net zoveel controle als experimenteerdrift, en dat is een griezelig knappe prestatie.

The Mars Volta speelt op 6 maart in 013 in Tilburg.

Boeken / Fictie

Elfdimensionaal

recensie: Maarten Schinkel - Drie

.

Voordat Maarten Schinkel (1960) debuteerde met Drie, schreef hij al voor Quote en publiceerde hij essays in onder meer Dif en Hollands Maandblad. Sinds 1992 is hij redacteur van NRC Handelsblad. Met Drie heeft hij een roman geschreven die op de rand van de wetenschap lijkt te staan.

Lot


De wetenschapsjournalist Walter Bardinsky wordt uitgenodigd op het Institute for Theoretical Physics and Multidimensional Analysis om daar een geheim onderzoek bij te wonen. Hij wordt uit zijn normale, luie leventje gerukt en moet een week verblijven tussen mensen die het over elf dimensies hebben. Bardinsky is sceptisch, maar minstens zo nieuwsgierig, en besluit de voorwaarden van het instituut te aanvaarden: hij mag alleen schrijven wat het Instituut goedkeurt. Lijnrecht tegenover zijn leven staat dat van de junk Berry, die voor alles in zijn leven moet knokken. Hij zwerft van vriend naar vriend met maar één doel: zoveel en zo makkelijk mogelijk scoren. Tussen Berry en Bardinsky in staat Spike, die het leven van een beroemdheid leidt en die voor de ene helft van dat leven heeft moeten knokken en voor wie de andere helft aan is komen waaien. Zijn beroemdheid heeft hem tot een oppervlakkige man gemaakt die het meest geniet van het herkend worden op straat. Wat hebben deze drie mannen met elkaar te maken?

Bardinsky vindt dat antwoord langzaam maar zeker in de handen van het instituut, maar daarvoor moet hij wel een reis door tijd en ruimte ondergaan. Hij verliest zich in de denkwijze van het instituut en lijkt zichzelf niet meer terug te kunnen vinden. Niet alleen begint hij te twijfelen aan de echtheid van zijn bestaan, maar ook aan de echtheid van het bestaan van alles om hem heen. De zogeheten snaartheorie die het instituut hem op een dienblad aanreikt, lijkt te suggereren dat niets door het lot of door een God wordt bepaald. Bovendien is Bardinsky’s eigen wil in dat geval niets meer dan een onderdeel van een programma dat voor je bestuurd wordt. Bardinsky’s wereld is niet de enige wereld die bestaat en daarom is ook Bardinsky niet de enige Bardinsky die bestaat. Maar wie is dan de echte Bardinsky? Is er wel een echte Bardinsky?

Drie is één


De vraag in hoeverre iets in je leven door jezelf bepaald wordt, is interessant en houdt de mens al jaren bezig. Vanuit dat oogpunt heeft Schinkel een roman geschreven waarin meerdere werelden en daardoor meerdere ‘dezelfde’ personen bestaan. Met drie personages laat Schinkel de verschillende gezichten van één man zien en probeert hij te onderzoeken of zij zelf verantwoordelijk zijn voor het verloop van hun leven, of dat er een groter, vaststaand plan achter schuilt. Schinkel is er in geslaagd om de verschillen die bestaan binnen één man te laten zien, door hem drie gezichten te geven. Maar de rest van de roman blijft een beetje achter. De snaartheorie die Schinkel een vaste plek in zijn verhaal geeft, bijna als een rode draad, is iets waar je meer woorden aan moet wijden dan hij gedaan heeft. Want welke andere dimensies bestaan er dan buiten de vier die wij kennen? Die worden amper tot niet genoemd. Dat is jammer, want het maakt het begrijpen, het accepteren en het geloven van die ‘Snaartheorie’ minder makkelijk.

Schinkel’s kracht schuilt voornamelijk in het schetsen van de dagelijkse problemen van de drie mannen die één zijn. Zonder het aanwenden van de wetenschappelijke aspecten, was Drie misschien een betere roman geweest, omdat er dan meer ruimte was geweest voor de ontwikkeling van Bardinsky, Berry en Spike. Eigenlijk is die ontwikkeling het interessantst aan de roman; het mogelijke bestaan van meerdere werelden wordt geïntroduceerd als een belangrijk, onmisbaar element van het boek, maar aan het eind lijkt dat overbodig. Drie was interessanter geweest als de roman meer had gebouwd op Schinkel’s eigen opvattingen over hoe en door wie je leven wordt bepaald. Nu steunt het boek vooral op karakters die net niet voldoende uitgeschreven zijn en een wetenschappelijke theorie die misplaatst aan de zijlijn achterblijft.

Muziek / Album

Is stilstand achteruitgang?

recensie: Autechre - Quaristice

.

Hou je van Intelligent Dance Music (IDM), dan ben je de afgelopen maanden flink getrakteerd. Eind vorig jaar verscheen het lekkere album van The Tuss (een van Richard James’ pseudoniemen), Clark bracht deze maand het fantastische Turning Dragon uit en nu komen ook de oudgedienden van Autechre met hun nieuwe plaat. Quaristice is inmiddels al weer het negende album van dit Britse duo. Inmiddels zijn ze al ongeveer twee decennia bezig, dus Rob Brown en Sean Booth kunnen met recht tot de godfathers van het genre gerekend worden.

In de loop der jaren heeft Autechre twee gezichten laten zien. Hun muziek heeft soms een sfeerrijke, melodieuze inslag, zoals op Tri Repetae. Anderzijds is er de meer abstracte kant, denk aan Confield, waarop minder melodie te horen is en de nadruk meer op het abstracte en ritmische ligt. Quaristice valt in de laatste categorie. Autechres karakteristieke warme, bijzondere melodieën zijn nauwelijks te horen maar hun eveneens karakteristieke ritmisch complexe drumpartijen voeren de boventoon.

Preek voor eigen parochie

Maar goed, dit alles heeft het duo al acht albums laten zien. Een groot deel van deze recensie had net zo goed over Confield of Untilted kunnen gaan. Vernieuwend kun je het niet noemen, het is meer van hetzelfde. Ze zullen geen zieltjes winnen, evenmin als ze veel fans zullen teleurstellen. Quaristice is een preek voor eigen parochie, bijna dezelfde preek als die van afgelopen zondag. De ene keer is het resultaat iets abstracter, de keer daarop melodieuzer. Is het stilstand? Ik denk het wel. Is stilstand per definitie achteruitgang? Wat mij betreft niet en ik heb het vermoeden dat velen, na enkele luisterbeurten, dat met mij eens zullen zijn. Hoewel ik wel terugverlang naar de jaren negentig, toen een nieuw Autechre-album een gebeurtenis van grote betekenis was. Dat is helaas niet meer zo.

Wil je Autechre live zien? 6 maart treedt het duo op in de Melkweg in Amsterdam. Clark draait op de afterparty dus het wordt gegarandeerd een prima avondje.

Theater / Voorstelling

Festival staat in teken van niet-winnaar

recensie: Vlaanderen wint Vara Leids Cabaret Festival

En de winnaar is: Kees van Amstel! Grapje, want Kees van Amstel was volgens de jury van het Vara Leids Cabaret Festival, dat dit jaar voor de dertigste keer plaatsvond, niet goed genoeg voor een plek in de finale. Dat leidde vorige week tot een storm van protesten.

Menig toeschouwer had tijdens het optreden van Kees van Amstel “constant in een deuk gelegen”, zoals Erik in het gastenboek van het festival opmerkt. En hij was duidelijk niet de enige die zich had vermaakt met deze onderwijzer, die, zoals Hans beschrijft, heel knap “actuele gebeurtenissen uit de onderwijswereld, het toenemend openbaar geweld en de politiestakingen voor een betere cao” in zijn optreden verwerkte.

In het gastenboek, waarbij maar liefst vijf van de zes pagina’s zijn gevuld met steunbetuigingen voor Kees van Amstel, krijgt de jury de volle lading (“Wat een eikels”), omdat deze er schijnbaar aan voorbij ging dat van alle kandidaten Van Amstel de meeste lachsalvo’s aan het publiek ontlokte.

Het werd niet echt duidelijk wat voor de vierkoppige jury de belangrijkste criteria waren. Juryvoorzitter Wijnand Zeilstra leek zich zaterdagavond, toen de winnaar bekend werd gemaakt, alvast in te dekken, door op te merken dat “wie of wat echt goed is toch zijn weg naar de podia wel zal vinden.” Zelf had de jury vooral gezocht naar deelnemers die zo boeiend waren “dat we zijn programma opnieuw willen zien.” Dat de jury daarbij soms een andere mening heeft dan het publiek, dat moest dan maar. “Soms moeten we verder kijken dan de lach van die ene avond.” En daar mocht het publiek het mee doen, wat menigeen in het gastenboek deed verzuchten dat de jury “het festival ‘naar de kloten’ had geholpen.

Keihard

~

En toen moest de finale nog beginnen. Een finale die werd gepresenteerd door cabaretier Micha Wertheim, die zaterdagavond uitzonderlijk goed in vorm was. Hij maakte een mooie act van mobieltjes, die het publiek geacht werd af te zetten (“Ja, het zou toch verschrikkelijk zijn als-ie afging; ik heb nog nooit iemand doodgeslagen”) en even later, toen een laatkomer uitlegde dat hij zo laat was omdat hij nog even naar het ziekenhuis moest, maakte Wertheim een keiharde, smakeloze, maar daarom niet minder leuke grap: “Gelukkig stierf die persoon nog net op tijd.”

Edoch, niet alleen de presentator was in topvorm, ook de drie heren van de nieuwe theatergroep C3 (Mike Boddé, Kees Torn en Onno Innemee) waren niet te versmaden. Zij brachten na de pauze alvast een ijzersterk stuk uit hun nieuwe programma, dat duidelijk naar meer smaakt.

Hoogste tijd echter om over te stappen naar de drie finalisten, want tenslotte draait het festival om nieuw cabarettalent.

Razendmoeilijk

~

Het is altijd vervelend als je met iemand wordt vergeleken. Maar de uit Italiaanse ouders geboren Veronique Sodano deed qua humor en uiterlijk sterk aan Karin Bloemen denken. Hetzelfde uiterlijk, dezelfde humor. Veronique kan mooi zingen en bracht onder meer een razendmoeilijk liedje van Friso Wiegersma, waarin in hoog tempo allerlei gerechten worden opgesomd, die oh zo lekker, maar oh zo ongezond zijn. Jasperina de Jong zong het al eerder en zij leek de enige die dit soort tongbrekers aankan, maar Veronique komt ook een aardig eind.

Haar conference maakte echter minder indruk. Veronique vertelde over haar Italiaanse roots, waarbij duidelijk werd dat je maar beter geen Italiaans gerecht voor haar kan koken, want één verkeerd ingredient en ze staat naar adem te happen. Vervolgens vroeg ze zich af waar de echte mannen waren gebleven, de mannen met spaghetti in hun borsthaar. Want zet twee Italianen bij elkaar en binnen vijf minuten hebben ze het over eten. En zo kabbelde haar conference nog even voort. Het waren aardige grapjes, maar echt origineel was het allemaal niet. Misschien dat ze zich beter tot haar liedjes kan beperken, want zingen kan ze goed, zo bleek uit het liedje waarmee ze afsloot: “waar zijn al die Rubensvrouwen toch gebleven“. De jury noemde Veronique “een krachtige podiumpersoonlijkheid”, maar raadde haar wèl aan op zoek te gaan naar een echte pianist, en zich niet door “ingeblikte pianomuziek” te laten begeleiden.

Onbeholpen

~

Iwein Seghers, die op onbeholpen wijze rock en roll-klanken aan zijn versterkte akoestische gitaar ontlokte, verzorgde een redelijk chaotisch optreden. Het leek wel of hij een heel theaterprogramma in 25 minuten wilde proppen, want hij hield er een moordend tempo op na. “De paus, die stinkt. Zo, en nu nog een paar seksgrappen.” Het sloeg nergens op, maar het werd op den duur zo melig, dat het vanzelf leuk werd.

Seghers had een paar sterke grappen. Hij verzon ter plekke dat iemand uit het publiek hem een “eikel” had genoemd. “Toen ik je voor het eerst zag dacht ik dat je zelf een eikel was. Zo, die horen we de hele avond niet meer!” En nee, applaus hoefde hij niet, want dat ging weer van zijn 25 minuten af. Waarna hij voortging met een knotsgek verhaal over kabouters, die op zoek gingen naar een schat en bij een vijver belandden, die ze voor een zee aanzagen. Uiteindelijk gaven de kabouters de zoektocht maar op. “Hé fuck off met die schat, we gaan gewoon drinken in het café.” Iwein had duidelijk de lachers op zijn hand. En zou later dan ook de publieksprijs mee naar huis mogen nemen.

Derde finalist was het Belgische duo Ter bescherming van de jeugd. Tim doet de tekst, Dries zorgt voor de mimiek. Het duo pikte een dame uit het publiek, Marjolein in dit geval, die het middelpunt werd van een absurd verhaal, dat niet altijd even sterk was, maar toch goed in elkaar zat. Dries had namelijk een leuke hobby: het signeren van vrouwenborsten met een stift. Of Marjolein maar even haar bh uit wilde doen. Wilde ze natuurlijk niet, waarop Dries zich quasi naïef afvroeg: “Begrijp je het concept?” Nadat Dries op stuntelige wijze een mop had verteld, legde Tim het publiek uit dat de vriendin van Dries het vorige week heeft uitgemaakt. “En dan lachen jullie op zo’n flauwe grap.” En hoewel de festivaljury van mening was dat het duo aan een betere timing moest werken, werden Tim en Dries uiteindelijk tot winnaar van het Vara Leids Cabaret Festival uitgeroepen.

Lollig accent

~

Keren we tot slot nog één keer naar de stem des volks terug, naar het gastenboek van de festivalwebsite. Cabaretliefhebber Jan schrijft daarin dat hij uitgekeken is op “het absurdistische cabaret uit Vlaanderen.” En ene Wim schampert: “Zodra je een lollig accent hebt, kom je hier kennelijk in de finale. Laten we er maar een Vlaams festival van gaan maken.

Dat is misschien wat overdreven, maar het geeft wel aan dat het absurdistische cabaret, dat weer een reactie was op een stroming van politiek correcte, geëngageerde cabaretiers, over zijn hoogtepunt heen lijkt te zijn. Cabaret mag best weer eens ergens over gaan. Misschien dat Kees van Amstel – hij schijnt regelmatig op te treden in het Amsterdamse Toomlers – daarvoor gaat zorgen. Want als hij echt zo’n kanjer is als zijn fans doen voorkomen, dan zullen we vast nog wel van hem horen. En dan is alle commotie tenminste niet voor niets geweest.

Boeken / Kunstboek

Een zoektocht

recensie: Eva Meyer-Hermann (red.) - A guide to 706 items in 2 hours and 56 minutes. Other voices, other rooms

.

In februari 1968 werd de eerste Europese overzichtstentoonstelling rond Andy Warhols werk geopend in het Moderna Museet in Stockholm. Vervolgens reisde ze verder naar het Stedelijk Museum in Amsterdam. Bijna twintig jaar later, op 22 februari 1987, overleed Warhol aan complicaties na een operatie. En nu, opnieuw zo’n twintig jaar later, houden beide genoemde musea wederom een overzichtstentoonstelling rond de kunst van Warhol.

Zoals bij iedere zichzelf respecterende tentoonstelling hoort ook bij deze een boekpublicatie: Andy Warhol. A guide to 706 items in 2 hours 56 minutes – Other voices, Other rooms. Niet alleen krijgen we een uitgebreid overzicht van wat er allemaal in de tentoonstelling Other Voices, Other Rooms te zien is, er zijn ook diverse deskundige artikelen in te lezen, die dieper ingaan op een specifiek aspect van Warhols werk dan wel leven.
De titel van de tentoonstelling is ontleend aan de titel van een boek van Truman Capote, van wiens werk Warhol een fervent liefhebber was. Een titel die de zoektocht van Warhol naar ‘zijn identiteit’ op andere ‘plaatsen’ en in andere ‘stemmen’ goed weergeeft. Warhol was een man die zichzelf creëerde. Een man die geen afgeronde vorm aannam, maar zoekende was naar zijn plek en betekenis in de (kunst)wereld.

Ongekend talent

Het mooie aan dit boek is dan ook dat we deze strijd en zoektocht die Warhol zijn hele leven voerde heel goed terugvinden in de diverse essays. Het zijn eerlijke stukken over de mens Warhol, geen verheerlijkende afbeeldingen van de mythe. We krijgen Warhol in al zijn naaktheid te zien: als een kwetsbare, onzekere man die een leven bij elkaar verzon om zo interessanter te zijn. Een man die in zijn kritiek op de consumptiemaatschappij een onderdeel werd van die maatschappij en daarvan genoot. Een man vol tegenstrijdigheden. Maar vooral een man met een ongekend talent.
Net als de tentoonstelling is het boek opgedeeld in de delen ‘Cosmos’, ‘Filmscape’ en ‘TV-Scape’. In ‘Cosmos’ maken we vooral kennis met de Warhol van de ‘Time Capsules’ en ‘Factory Diaries’. Zijn verzamelwoede en het leven in de Factory staan hierin centraal. In ‘Filmscape’ komen Warhols films uitgebreid aan bod. Van bijna dertig films zijn stills te zien en is een kleine synopsis te lezen. Ook diverse video’s komen aan bod. Tenslotte wordt in ‘TV-Scape’ zijn werk voor de televisie belicht. Zo is er aandacht voor zijn fashion show en worden de episodes van’ Warhol’s TV’ kort besproken.

Nr.61

Naast de diverse essays staat het boek vol met fotomateriaal en is er zelfs een complete beschrijving van de inhoud van ‘Time capsule 61′ te vinden. Samen met de tentoonstelling mag dit dan ook zeker een waardig overzicht genoemd worden van Warhols oeuvre. Uiteraard heeft de man veel meer gemaakt dan wat er in deze ene tentoonstelling en dit ene boek genoemd kan worden, maar je krijgt een duidelijk beeld van wie Warhol was en wat hij deed. En voor diegenen die na het lezen van dit boek meer over Warhol willen weten: achterin het boek staan twintig aanbevolen boeken over leven en werk van de artiest.
Voor al diegenen die de tentoonstelling hebben gezien is dit boek dan ook een uitstekende aanvulling op de ervaring. Maar ook als je de tentoonstelling niet hebt bezocht, kan deze publicatie je prima op weg helpen om Warhol te leren kennen. Vele facetten van de kunstenaar en zijn werk worden namelijk inzichtelijk weergegeven.

Boeken / Strip

Psychologische meisjeshorror

recensie: Kazuo Umezu - Reptilia

.

Het besef dat manga, de Japanse strip, tegenwoordig een uiterst lucratief verkoopproduct is, is de laatste jaren bij steeds meer Amerikaanse uitgevers gaan dagen. Geen van hen maakte echter zo’n gewaagde keuze als IDW (bekend van 30 Days of Night), dat met zijn eerste manga-publicatie een antieke horrorbundel uit durfde te brengen.

Reptilia (Hebi shoujo, 1966) is een van de vroegere werken van Kazuo Umezu (1936), die geldt als de grootvader van het striphorrorgenre in Japan en al meer dan een halve eeuw gestaag werkt aan een inmiddels gigantisch oeuvre. Voor een groot deel bestaat dat oeuvre uit verhalen waarin kleine kinderen de meest vreselijke verschrikkingen doorstaan. In The Drifting Classroom (momenteel uitgegeven door Viz) bijvoorbeeld ziet een jongentje zijn klasgenoten een voor een verzwolgen worden; in de intens wrede apocalyps in Fourteen vinden talloze koters een gruwelijke dood.

Gruwelijke beproevingen

~

Ook in Reptilia worden een onschuldige kleuters genadeloos gekweld, en wel door een slangachtig wezen dat zich voordoet als een mens. Dit idee geldt als leidraad voor voor de drie korte verhalen in deze bundel, die oorspronkelijk in serievorm uitgegeven werd in een meisjesblad. Om te beginnen verschijnt het schepsel in de gedaante van de moeder van een kind; vervolgens wordt een dorpje in rep en roer gebracht door de komst van een nieuwe verschijning van de slangenmens. Tenslotte, in een veel langer verhaal dat op fraaie wijze naar het eerste deel terugverwijst, krijgen twee andere meisjes te kampen met het monster.

Umezu gebruikt een doodeenvoudig gegeven om familiebanden te ontwrichten en om de sociale cohesie van een dorpsgemeenschap te ontregelen, maar in de eerste plaats om kinderlijke angsten maximaal uit te buiten. Eerst een moeder en het nichtje, vervolgens een groep dorpelingen en uiteindelijk een hele familie jagen de kleine meisjes de stuipen op het lijf. Umezu’s neiging om kinderen gruwelijke beproevingen te laten doorstaan kent getuige zijn latere werk geen grenzen – daarin smelten gezichten, worden ogen doorboord en kleuters uiteengereten. In Reptilia zijn de kwellingen echter voornamelijk van een psychologisch niveau: zekerheden zoals vertrouwen in ouders en veiligheid in eigen huis verdwijnen, en kinderen worden aan hun lot over gelaten. Dit boek is daarmee een redelijk subtiel maar niet minder akelig deel in Umezu’s oeuvre.

Naargeestige sfeer

~

Tekentechnisch is Reptilia minder interessant. De Japanse stripkunst was medio jaren 60 nog niet geëvolueerd tot de bijzonder dynamieke vertelvorm die hij een decennium later zou worden, en de panelen doen soms wat houterig aan. Sommige gebreken zijn direct aan Umezu te wijten: proporties zijn soms onjuist, en de overgang tussen de panelen is vaak niet vloeiend genoeg. In de sterkere momenten weet Umezu echter door schaduwgebruik een sterk naargeestige sfeer neer te zetten. De uitgever presenteert het boek in oorspronkelijke leesrichting, met acceptabele drukkwaliteit en in een capabele vertaling, hoewel niet van foutjes gespeend.

Reptilia mag dan geen hoogtepunt in Umezu’s oeuvre zijn, het boek geeft in ieder geval een interessante blik op een vroegere periode in de carrière van de stokoude meester. En als Reptilia iets anders bewijst dan de capaciteiten van de auteur op jongere leeftijd is het wel de overduidelijke invloed die Umezu heeft gehad op een eigentijdse manga-auteurs als Hideshi Hino en Junji Ito – wiens reeksen Tomie en Gyo niet zoveel verschillen van het concept van Reptilia. Uitgeverij Dark Horse zag zich eerder dit jaar genoodzaakt om de uitgave van Scary Book, een omnibusreeks met korte verhalen van Umezu, stop te zetten: ondanks Umezu’s status als meester ligt klassieke horror blijkbaar toch niet zo goed in de markt als verwacht. Daarom is de keuze van IDW om nog ouder werk van de auteur te publiceren alleen maar te prijzen.

Film / Achtergrond
special: In gesprek met José Luis Guerín

‘De dromer houdt alleen van datgene wat hij heeft verloren’

.

Tijdens het afgelopen IFFR draaide José Luis Gueríns En la ciudad de Sylvia, een film die op subtiele wijze speelt met de ambigue aantrekkingskracht die mannen voelen voor vrouwelijke schoonheid. De film weet in zijn verloop een mooi beeld te schetsen van romantische dwalingen in een vreemde stad. 8WEEKLY sprak tijdens het festival de regisseur over zijn interesse voor de stad als speelveld van vluchtige sensaties en zijn voorliefde voor oude films.

Een opvallend kunstwerk tijdens de laatste Biënnale in Venetië was de installatie Las mujeres que no conocemos (‘De vrouwen die wij niet kennen’) in het Spaanse paviljoen. In een donkere ruimte waren op verschillende schermen zwart-wit-beelden te zien van vrouwen, terwijl flarden van klassieke muziek vermengd met jazz de ruimte een filmisch karakter gaven. Schimmige verschijningen lopend door steden, een in sepiatinten gevangen vrouw die op bepaalde momenten kort in de camera keek om de relatie met de kijker te verzegelen. De installatie was bedacht door de Spaanse filmmaker José Luis Guerín, die een ruimte had gecreëerd waarin de vluchtigheid en ongrijpbaarheid van eerste blikken keer op keer werd herhaald.

Scene uit En la ciudad de Sylvia
Scene uit En la ciudad de Sylvia

In het verlengde van deze installatie liggen zijn films Unas fotos en la ciudad de Sylvia en En la ciudad de Sylvia. De eerste (geluidloze) film kan gezien worden als een voorstudie voor En la ciudad de Sylvia. In die film wordt een jonge reiziger gevolgd terwijl hij een vreemde stad verkent. Deze naamloze jongeman is op het eerste gezicht een wereldvreemde romanticus met artistieke pretenties. We zien hem aandachtig kijken naar vrouwen die door de straten lopen of op terrasje zitten in de zomerzon. In zijn notitieboekjes maakt hij aantekeningen en schetsen. Opeens ziet hij een vrouw die hij denkt te herkennen. De film volgt hem vervolgens door de straten terwijl hij haar obsessief achtervolgt. De film heeft de voyeur en de flaneur als onderwerp, en de toeschouwer is in Gueríns film de getuige die mee dwaalt door de stad. Tijdens een geanimeerd gesprek met Guerín op het IFFR wisselt de filmmaker met een bescheiden en erudiet gemak van het ene onderwerp naar het andere.

Toen ik je werk zag op de Biënnale dacht ik dat je voornamelijk een kunstenaar was die iets met film deed. Zie jij jezelf meer als een filmmaker of een mediakunstenaar?
Laat ik voorop stellen dat ik voornamelijk een filmmaker ben en dat ik het geluk had om te worden uitgekozen voor het Spaanse paviljoen in Venetië. Het gaf mij de kans om te experimenteren met de relatie tussen fotografie en film, en om ook terug te keren naar de oorsprong van de cinema. De installatie was eigenlijk geïnspireerd door de werken van Edward Muybridge en Jules Marey die in de negentiende eeuw experimenteerden met fotografie als middel om beweging te vangen. Ik vind foto’s fascinerend omdat ze vluchtigheid tastbaar maken in een beeld. Het gevangen moment heeft iets ongrijpbaars en dat is wat je ervaart als je al die gezichten ziet in die installatie. In plotselinge flitsen doemen ze op en verdwijnen ze, terwijl je achterblijft met een sensuele herinnering.

Er is een sterke overeenkomst in de thematiek van je installatie en de twee films die in Rotterdam te zien zijn.
Dat klopt. Ik zie de installatie en de twee films dan ook als een triptiek waar bepaalde thema’s de basis van vormen. Er is het thema van vluchtigheid gekoppeld aan het ideaal van schoonheid. Daarnaast is er de figuur van de flaneur die ook een toeschouwer is of een voyeur. Een persoon die gevoelig is voor de beelden die hij ziet. De flaneur is ook een figuur die opkomt tijdens het ontstaan van de moderne steden in de negentiende eeuw. En dan zijn er de vrouwen die worden waargenomen door de flaneur.

Je zou haast kunnen zeggen dat je in je film een soort typologie van schoonheid probeert te maken.

~

Ik ben gefascineerd door de relatie tussen portretten in de schilderkunst en de compositie van filmbeelden. Het werk van Velasquez of Manet is naar mijn menig erg cinematografisch. Het gaat uiteindelijk om het vangen van een lichaam of een gezicht op een pakkende wijze. Als ik terugdenk aan de films die mij geraakt hebben dan herinner ik me vaak alleen de beelden en niet zozeer de verhalen. Ik moet dan denken aan de relatie tussen veel regisseurs en de actrices die ze filmden. Zoals Josef von Sternberg met Marlene Dietrich, Charles Chaplin met Paulette Goddard of Roberto Rossellini en Ingrid Bergman. In al die voorbeelden was er een bijzondere band tussen de filmmaker en zijn vrouwelijke protagonist, die tot uiting kwam door een beeld dat door beiden werd gecreëerd op het witte doek.

Het verbaast me dat je veel regisseurs noemt die ten tijde van de zwijgende film of net daarna bekend zijn geworden. Als ik kijk naar recentere films deed En la ciudad de Sylvia me ook sterk denken aan Eric Rohmers L’amour l’après-midi (1972).
Rohmer is naar mijn mening een uniek figuur binnen de Cahiers du cinema-groep die opvalt door zijn bescheidenheid en de wijze waarop hij zich kan verplaatsen in individuen. De kleinburgerlijke conflicten die worden behandeld in zijn films zouden banaal kunnen zijn, maar hij weet ze boeiend te maken en zelfs een filosofische diepgang mee te geven. Met Robert Bresson is hij voor mij een van de grote Franse cineasten.

Ik heb ook begrepen dat je les geeft aan de filmacademie.

~

Ik zie het niet zozeer als lesgeven in de klassieke zin. In het academische discours zie je vaak dat een theoretische hokjesgeest de dynamiek en de vitaliteit van cinema vervangt, en dat is naar mijn mening een doodsteek. Mijn lessen zie ik meer als een dialoog met startende filmmakers. Ik vind het erg belangrijk dat mensen de juiste culturele bagage meekrijgen wat cinema betreft. Zo toon ik tijdens mijn colleges Rohmers korte film La Boulangère de Monceau als een voorbeeld van een film die is gemaakt met eenvoudige middelen. Rohmer toont je hoe je ondanks technische beperkingen toch iets kan maken met een sterke lading. Maar het is zeker niet mijn streven om een school of paradigma voor te trekken. Ik wil de leerlingen helpen in hun cinematografische ontdekkingstocht. De filmkennis van de huidige generaties begint bij Tarantino, terwijl er natuurlijk nog zo veel meer te ontdekken is. Ik vind dat filmmakers de geschiedenis en de context moeten kennen om zo een smaak te ontwikkelen. Het levert zo een fundament voor een filmische argumentatie die tot uiting komt in hun films.

Ondanks je wantrouwen tegenover theorie zie ik wel een fascinatie voor bepaalde denkers in je werk. Kijkend naar En la ciudad de Sylvia moest ik gelijk aan de Duitse theoreticus Walter Benjamin denken en ook aan de Fransman Guy Debord. Beide denkers waren gefascineerd door het dwalen door de stad en dat element komt ook sterk terug in je film.
Benjamin en zijn invloedrijke en onafgemaakt Passagenwerk is inderdaad op een bepaalde wijze van invloed geweest. Ik ben geïnteresseerd in de wijze waarop de moderniteit onze manier van kijken heeft veranderd. Denk daarbij ook aan Charles Baudelaire, die in zijn gedichten schreef over het vluchtige verlangen als een conditie die werd veroorzaakt door de veelvuldige sensaties van het moderne metropool. Het past binnen de opkomst van het modernisme als een artistiek programma en ik zou het breder willen zien dan puur theoretisch. Een schilder als Édouard Manet, wiens oeuvre ik ook citeer in mijn film, en de surrealist André Breton en zijn roman Nadja zijn ook van invloed geweest op deze film.

Het perspectief in je film is vooral mannelijk. Gedeeltelijk worden vrouwen getoond vanuit de blik van de protagonist, maar gaandeweg wordt dit perspectief ambigu. Wat kan je vertellen over het perspectief van de hoofdpersoon?
Als een man kijk ik natuurlijk ook deels vanuit dat perspectief, maar ik wil het zeker niet zien als puur seksistisch. De film poogt de problemen duidelijk te maken die besloten liggen in gedrag dat je voyeuristisch kunt noemen. Deels koppel ik dit aan een romantische ideaal zoals dat ook naar voren kwam in mijn installatie in Venetië. De vrouwen die wij plotseling opmerken in hun schoonheid en die wij nooit zullen kennen vormen onze ongeleefde levens. Ik ben van mening dat dit een sterk element is in het leven van elke man. De ongrijpbare vrouw of de plotselinge verschijning. Als je dit vanuit een breder perspectief ziet kom je bij de figuur van de muze terecht en in mijn werk verwijs ik ook naar kunstenaars die vielen op een ideaalbeeld zoals Dantes Beatrice en Petrarca’s Laura. In het leven van elke man vormt het een wenselijke illusie en tegelijk een metafoor van het lot.

In de film reageert de geïdealiseerde vrouw uiteindelijk op het perspectief van de man. In hoeverre zijn het beeld en de werkelijkheid twee verschillende domeinen?
Er is een conflict met de droom van de protagonist. De vrouw heeft een eigen stem en uiteindelijk wordt daarmee het ideaalbeeld gedeconstrueerd. De dromende hoofdpersoon gaat vervolgens weer op zoek naar een ander. Vanuit zijn geïdealiseerde perspectief moet schoonheid ongrijpbaar blijven. De dromer houdt alleen van datgene wat hij heeft verloren.

Zijn de film en de amoureuze dwaling autobiografisch?

Scene uit En la ciudad de Sylvia
Scene uit En la ciudad de Sylvia

Een probleem met een film of een boek in relatie tot de maker is dat er altijd een link wordt gelegd tussen het fictieve personage en de maker zelf. Vaak is deze relatie overtrokken. Neem als voorbeeld de romantische passages uit Prousts À la recherche du temps perdu, waarin hij bepaalde vrouwen beschrijft vanuit een romantisch ideaalbeeld, terwijl Proust een homoseksueel was. In mijn specifieke geval is deze film ontstaan als een reactie op mijn eerdere documentaire En construcción (2001). Die film maakte in Spanje veel los omdat hij ging over grootstedelijke problematiek. Ik besloot om een totaal andere kant op te gaan. Ik merkte dat filmmakers die sociale problemen willen behandelen automatisch in een hokje worden geplaatst. Daarom zei ik tegen mezelf: ik ga een speelfilm maken over mooie vrouwen. Maar als je goed oplet zit er in En la ciudad de Sylvia ook een sterke kritische laag die stedelijke problematiek aankaart. Er zijn botsingen tussen de romantische visie van de jongen en de werkelijkheid om hem heen. Als kijker krijg je de kans om deze verschillende facetten te ontdekken in de film.

In de film wordt een ondergeschikte rol gespeeld door verschillende personages die steeds opdoemen. Een immigrant verkoopt bloemen op straat en een Afrikaan probeert souvenirs aan de man te brengen. Wat is hun functie in relatie tot het verhaal van de romantische protagonist?
Zijn vormen naar mijn mening een ander verhaal en een andere werkelijkheid waar de jongen in zijn voyeurisme compleet blind voor is. Ze staan ook symbool voor sociale trends die je ziet in de meeste Europese steden. Een globalisering van het stedelijke gebied die in werking wordt gezet door migratie en de wijze waarop mensen proberen rond te komen. Hun levens hebben een dagelijkse routine die je ook ziet in de film, terwijl de jonge hoofdpersoon zorgeloos door de stad dwaalt.

Ik zag dat je voor Unas fotos en la ciudad de Sylvia ook beelden hebt gemaakt in Nederland. Heb je een speciale band met dit land?
Ik voel me hier erg op mijn gemak en ik hou van de Nederlandse steden en het Nederlandse licht. Ik ben ook een groot bewonderaar van de Nederlandse schilderkunst. In het bijzonder de 17de-eeuwse schilder Pieter Jansz Saenredam, die op een prachtige wijze licht kan schilderen. Zijn serene kerkinterieurs zie ik ook als een van de inspiratiebronnen voor mijn films.

Theater / Voorstelling

Een droom van een voorstelling

recensie: Laura van Dolron - Laatste Nachtmerrie

.

Laura van Dolron is een rijzende ster. Recentelijk won ze de Charlotte Köhler Prijs voor veelbelovende theatermakers. Na Lieg ik soms? (2006) en Walden Revisited (2007) speelt zij nu Laatste Nachtmerrie. Van deze voorstelling was vorig jaar op het festival De Parade reeds een verkorte versie te zien. (Klik hier voor een recensie).

Laatste Nachtmerrie is gebaseerd op Adam Curtis’ controversiële documentaire-reeks The Power of Nightmares, waarin de opkomst van de Neoconservatieve beweging in de Verenigde Staten met die van het moslimfundamentalisme wordt vergeleken. Van Dolron gaat in op de rol die leugens spelen voor grote machthebbers en politieke bewegingen. Tegelijkertijd werkt ze haar zelfbedachte concept van stand-up philosophy verder uit.
Met dit concept heeft ze zelf alvast een label geplakt op haar manier van theater maken, om lastige vragen daarover voor eens en altijd voor te zijn. Ze neemt deze vragen bij het publiek en de critici bij voorbaat weg, door haar concept tijdens de voorstelling al uit te leggen.

De groten der aarde

Foto: Pieter Boersma
Foto: Pieter Boersma

Wat houdt stand-up philosophy dan in? Het is eigenlijk een soort stand-up comedy, maar Laura van Dolron pakt het steviger aan door filosofische en politieke onderwerpen niet te schuwen. In deze voorstelling, die bestaat uit twee delen, meet ze zich met niet de minsten der aarde. George W. Bush, de Neoconservatieven uit de Verenigde Staten en hun inspirator Leo Strauss, Osama Bin Laden en ook onze eigen Balkenende passeren de revue.
We krijgen overigens te horen dat het vanavond voornamelijk om haar zal gaan; zij heeft het stuk immers geschreven. Ze zal echter twee acteurs (Wouter de Jong en Dion Vincken) naast zich op het podium moeten ‘dulden’. Deze acteurs verbeelden de thema’s waar Van Dolron over spreekt en geven het publiek de kans een eigen mening te vormen.

Gezien het enigszins uitgekauwde onderwerp, zou je misschien een tamelijk saaie voorstelling verwachten, maar niets is minder waar. Ondanks het feit dat Laura van Dolron het publiek zelf waarschuwt voor een hele saaie eerste helft, wil het dat gelukkig nergens worden. En dat weet ze zelf donders goed! Laura van Dolron maakt theater waarin ze zo zelfbewust haar eigen grenzen weet op te zoeken, dat het nergens oninteressant wordt. Als er al een tergend vervelend stuk in zou zitten, dan is dit omdat ze dat zelf zo heeft gewild. Het is de combinatie van het voortdurende spel met de rollen van de acteurs (zowel haar eigen rol als die van haar collega’s), het belang van de tekst en de bewuste keuze voor het decor en het licht, dat het stuk zo intrigerend maakt.

Zelfbewust theater

Foto: Pieter Boersma
Foto: Pieter Boersma

Om met de laatste twee elementen te beginnen: eigenlijk zijn ze nauwelijks aanwezig. Het decor bestaat uit niet meer dan twee krukken en er is gewoon wit podiumlicht. Het gevolg is echter wel dat je je volledig kunt concentreren op de tekst en op de acteurs. Zoals gezegd heeft Laura van Dolron de tekst geschreven en spelen de acteurs hun door haar geschreven rol. Tot zover de gewone logica van het toneelspel. 

Laura van Dolron stapt voortdurend uit haar verhaal over Amerika en de Neoconservatieven door middel van slapstick-stukjes die lijken op improvisatie. Toch is dat uiteindelijk niet wat het is. Je realiseert je gaandeweg dat ze dat deze ‘uitstapjes’ natuurlijk óók vooraf verzonnen heeft. Emotionele redevoeringen worden voorts ontkracht door Van Dolrons eigen simpele mededeling dat zij ze geschreven heeft. Ze trekt het principe van relativeren naar een hoger niveau door ook haar eigen karakter onder de loep te leggen. Is het allemaal wel waar wat ze het publiek wil laten geloven? Is zij zelf een goed mens? Of speelt ook zij spelletjes met ons?

Een gevaar van deze voorstelling schuilt in de manier waarop Laura van Dolron alles weg lijkt te relativeren. Is er dan geen enkele oprechtheid meer te verwachten? Niet van de Amerikanen, die de rest van de wereld hebben voorgelogen, of van de moslimfundamentalisten, die geloven dat het Westen de bron van alle kwaad is? Maar dus ook niet van Laura van Dolron zelf, de persoon die dit wantrouwen aansnijdt en ons haar standpunt wil doen geloven? Toch blijkt dit uiteindelijk veel te kort door de bocht – een verhaal heeft altijd meerdere kanten. Wat Van Dolron voornamelijk wil, is haar publiek laten nadenken. Nadenken over hetgeen dat achter de waarheid verborgen ligt en hetgeen dat achter de leugen schuilgaat. En hierin ligt precies Van Dolrons kracht. Ze laat zien wat theater vermag.

Laura van Dolron toont met haar stand-up philosophy-reeks op overtuigende wijze aan, dat ze de toekenning van de Charlotte Köhler Prijs meer dan verdiend heeft. Met Laatste Nachtmerrie is er voorlopig, helaas, een eind aan deze reeks gekomen. In spanning wachten we op nieuw werk.

Laatste Nachtmerrie van Laura van Dolron is nog te zien tot en met 5 maart 2008. Klik hier voor meer informatie en speellijst.

 

Theater / Voorstelling

De waarheid achterhaalt de leugen

recensie: Toneelgroep Oostpool - Pijlers van de samenleving

.

‘Als ik de boel niet had aangepakt leefden we nog in de Middeleeuwen’. Het zijn de woorden van Karsten Bernick, de persoon waar alles om draait in Pijlers van de samenleving, het nieuwe stuk van Toneelgroep Oostpool. Karsten is dan ook een belangrijke pijler van de welvaart in het Noorse stadje waar hij woont. De klassieker van de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen is in een toegankelijke vorm gegoten. Dat komt mede omdat de thematiek welhaast universeel is: integriteit, eigenbelang, religie, angst voor het onbekende en liefde.

~

Tegenstellingen maken altijd veel duidelijk. Zo is het ook in Pijlers van de samenleving. De belangrijkste tegenstelling in dit stuk is dat van de waarheid en de leugen.
Het verhaal begint in een modern ingerichte ruimte waar de broodjes en de koffie netjes zijn uitgestald op de tafel. Het is dan ook het huis van weldoener Karsten Bernick. Het wordt al gauw duidelijk dat de bewoners van dit kleine Noorse stadje er een conservatieve houding op nahouden. Ze zijn bang voor invloeden van buitenaf en hebben normen en waarden hoog in het vaandel. De dominee, prachtig neergezet door Lard Adrian, doet daar nog een schepje bovenop. Hij is zeer verontwaardigd over de ‘goddeloze invloed’ van de buitenwereld op het kalme stadje. Schone schijn, dat is wat regisseur Erik Whien hier mooi heeft verbeeld. Het gedrag van de bewoners van dit Noorse stadje is onberispelijk en te perfect. Het vormt een mooie tegenstelling met de realiteit die we verderop in het stuk te zien krijgen.

~

Schandaal in openbaarheid

Ali Ben Horsting vertolkt op geloofwaardige wijze de rol van de charismatische Karsten Bernick, een flamboyante zakenman die in hoog aanzien staat onder de bewoners. Vooral zijn overtuigende manier van praten en zijn gebaren passen perfect bij het prototype van de ‘rijke patser’. Altijd zijn woordje klaar, altijd goed verzorgd.
Dat zijn smetteloze imago niet overeenkomt met zijn verleden, vormt de basis van het verhaal dat zich ontvouwt. Het stuk komt echt op gang bij de terugkeer van twee mensen uit Amerika, die een geheim uit het verleden van Karsten kennen. Johan is de broer van Karstens’ vrouw Betty, en Lona is een halfzus van zijn vrouw. Johan werd destijds betrapt op een amoureuze verhouding met een losbandige actrice. Dina werd geboren uit deze relatie. Daarnaast had Johan geld gestolen uit de kas van het bedrijf van Karsten. Nu blijkt dat niet Johan de boosdoener was, maar dat Karsten de vader van Dina blijkt te zijn. De diefstal heeft daarbij nooit plaatsgevonden. Als klap op de vuurpijl blijkt Karsten Lona gedumpt te hebben voor een verstandshuwelijk met Betty. De welvaart van Karsten, en dus die van het stadje blijkt gebouwd op leugens.

~

Complexe verhoudingen

De vele personages in het verhaal maken het stuk in eerste instantie wat complex. Je moet als kijker in het begin heel geconcentreerd luisteren om erachter te komen wie wie is, en hoe de personages zich tot elkaar verhouden. Regisseur Erik Whien heeft dit aangevoeld, want de acteurs dragen aan het begin van het stuk allemaal een badge met hun naam. Daarnaast zijn ook in de teksten steeds aanwijzingen verwerkt die duidelijk maken wie wie is.
Het leuke aan Pijlers van de samenleving is dat zware morele dilemma’s en conflicten worden afgewisseld met scherpe humor. Grotendeels verantwoordelijk daarvoor is Hilmar, de neef van Karstens’ vrouw Betty, gespeeld door Remco Melles. Met zijn neurotisch gedrag, zijn ‘kwaal’, overmatig pilgebruik en jolige opmerkingen, verbreekt hij af en toe de spanning als een conflict weer eens hoog oploopt.

Actie in de zijlijn

De afzonderlijke scènes, veelal met twee of drie personen gespeeld, vinden steeds in een context plaats. Aan die context wordt de kijker steeds herinnerd door de aanwezigheid van de andere personages, die aan de zijlijn van het podium zichtbaar betrokken blijven. Af en toe haken ze op onverwachte momenten in, zoals de vredestichtende dominee die met een kussen aan komt lopen als er ruzie ontstaat. Deze werkwijze maakt het stuk levendig en versterkt de samenhang in het verhaal.
Karsten zwicht uiteindelijk voor zijn leugens, en bekent publiekelijk. Het slot van het stuk is in die zin niet origineel of verrassend. Het is wel een toegankelijk verhaal over gewone, en daardoor herkenbare mensen. Ook door het goede acteerwerk blijft Pijlers van de samenleving de gehele twee uur boeien.

Speelperiode tot en met eind april. Voor meer informatie, zie: www.oostpool.nl