Theater / Voorstelling

Daarboven zijn de engelen

recensie: Troubleyn/Jan Fabre - De koning van het plagiaat

In De koning van het plagiaat houdt acteur Dirk Roofthooft een monoloog over het vermogen van de mens om naar hartelust te plagiëren. Vanuit zijn intrigerende personage als engel verlangt hij ernaar een mens te zijn. Totdat het bijna zover is.

Jan Fabre, beeldend kunstenaar, schrijver en regisseur, schreef in 1997 De keizer van het verlies. Winnaar van de Louis d’Or 2007, Dirk Roofthooft, vertolkte in deze monoloog de rol van een clown die zijn publiek probeert te amuseren door met steeds originelere acts op de proppen te komen. Succesvol is hij niet, omdat hij gelijktijdig moeilijke, filosofische vragen over het bestaan opwerpt. Hij legt zichzelf in een existentiële knoop, waar hij niet zo gemakkelijk uit geraakt. De koning van het plagiaat is een vervolg op dit stuk. Dirk Roofthooft speelt dit keer een bescheiden, verlegen engel. Gekleed in groene chirurgenkleding en lange witte doktersjas staat de engel in een entourage die aan een laboratorium doet denken. In laboratoriumbakken, die in een halve cirkel staan opgesteld, liggen hersenvormige stenen. Het toneel is afgehangen met koningsblauwe doeken waarop zilveren kroontjes zijn afgebeeld.

Babbelende apen

~

De engel, alleen op het grote podium, staat oog in oog met zijn publiek: de mens. Hij zou zijn eigen bestaansvorm graag in willen ruilen voor een bestaan als mens. Hoewel hij zelf betere papieren lijkt te hebben – hij is perfect, onschuldig en origineel – vindt hij het spannender om een ‘babbelende aap’ te worden, met al zijn onvolkomenheden. Daartoe zal hij zichzelf van hersenen gaan voorzien. De engel draagt in zijn zakken vier speciale stenen, of beter gezegd ‘steinen’, die hij op zijn operatietafel bewerkt. Het gaat hier om de breinen van Einstein, Wittgenstein, Gertrude Stein en Frankenstein. Achtereenvolgens staan zij symbool voor de wetenschap, de filosofie, het schrijverschap/de kunst en de kunstmatige intelligentie.
In zijn bespreking van de breinen komen de woorden plagiaat, imitatie, kopiëren en na-apen veelvuldig voorbij. De mens is meester in het plagiëren, het is een noodzakelijke voorwaarde voor evolutie. Maar tegelijkertijd is hij gedoemd om onorigineel te zijn. Alles wat hij voortbrengt is al eens gemaakt, alles wat hij zegt is gestolen of afgekeken van een ander. Net als het twintigtal horloges dat de engel om zijn armen draagt: allemaal ‘originele namaak’.

De theatraliteit van het bestaan

~

>De engel laat zich continu verleiden tot bespiegelingen over het menselijk bestaan. Daarbij maakt hij het publiek tot actieve toehoorder door directe vragen te stellen en steentjes uit te delen waarmee de toeschouwers hem kunnen bekogelen. Eén keer maakt iemand daar gebruik van, als de engel voor een tweede maal Shakespeare wil citeren. De toehoorder heeft blijkbaar geen zin om de lange monoloog opnieuw aan te horen. De engel reageert direct, zoekt de stenengooier in het publiek op en vertelt gekscherend dat alleen vrouwen wel eens steentjes durven te gooien. De engel is gefascineerd door Shakespeare en zijn veelgebruikte metafoor van het theater: ‘All the world is a stage’. De engel verwijst niet alleen naar het feit dat de wereld een schouwtoneel is, waarin iedereen zijn eigen rol vertolkt, maar ook naar het feit dat hij zelf als een acteur staat te spelen voor zijn toeschouwers. Hij legt de wetten van het theater bloot. Zo vertelt hij het publiek dat er plakkertjes op de toneelvloer zijn aangebracht door de technici, waar de poten van zijn operatietafel precies op moeten staan, omdat het licht er anders niet goed op schijnt. Door het afbreken van de vierde wand en de continue verwijzingen naar het theater, wordt de toeschouwer in verwarring gebracht. Kijkt hij nu naar een engel of naar een acteur?

Volmaakte imitatie

~

Met citaten uit Shakespeare en oneliners uit liedjes van the Beatles en Elvis laat de engel zien dat hij er zelf ook lustig op los kopieert. Het imiteren van de mens gaat hem steeds beter af. De innemende, wat verlegen engel van zojuist verdwijnt langzaam maar zeker. Zijn fysieke bewegingen worden groter en de stem luider. Het knappe, spannende spel van Roofthooft houdt je daarbij op het puntje van je stoel. Als engel laat hij een aaneenschakeling van verschillende emoties en stemmingen zien, allemaal even geloofwaardig. Roofthooft bewijst bovendien dat hij ook een erg humoristisch acteur kan zijn. De engel is soms onhandig, maakt veel grappige observaties en beweegt zich vaak komisch door de ruimte. Het mens-zijn sluipt langzaam maar zeker in de engel – en eigenlijk schrikt hij daar zelf toch van. Het is hem gelukt om naar hartelust te plagiëren, te stelen uit de breinen die de mensheid zo groot maakten en de babbelende apen te imiteren. Dat maakt hem echter ook minder volmaakt en idioter dan hij dacht. Hij is een ‘devil in disguise‘. Zijn conclusie: volmaakt is alleen degene die er niet in slaagt om te plagiëren.

De koning van het plagiaat van Troubleyn/Jan Fabre is nog tot en met 17 april te zien in Vlaanderen en Nederland. Voor meer informatie en speellijst, klik hier.

Muziek / Album

Lentebries

recensie: Raz Ohara and the Odd Orchestra

Het label Get Physical timmert lekker aan de weg. Na Kook Kook van Lopazz kunnen we nu genieten van Raz Ohara And The Odd Orchestra op het gelijknamige album. Maar verwacht niet een typisch dance-album zoals van Lopazz. Raz Ohara is veel melancholischer. Een beetje loungy met Ohara’s rustige stemgeluid als voornaamste kenmerk.

Raz Ohara is al zo’n tien jaar bezig met diverse muziekreleases. Deze uit Denemarken afkomstige Patrick Rasemussen woont tegenwoordig in Berlijn en schurkt al jaren tegen de elektronische dansmuziek aan. Ditmaal doet hij het wat rustiger aan in combinatie met The Odd Orchestra. Een verrassende zet voor label Get Physical, dat zich toch voornamelijk op de electro-house richt. Maar zeker geen verkeerde keus!

Op Raz Ohara And The Odd Orchestra krijgen we elf rustieke nummers voorgeschoteld die voornamelijk draaien om het zachte en zuivere stemgeluid van Ohara. Verdere geluiden zijn tot een minimum beperkt, wat een hele rustige, evenwichtige cd oplevert. Goed voor een stil moment van bezinning. Een uitstekend voorbeeld is het openingsnummer Happy Song. Hierin zetten vederlicht gitaarspel en de rustieke stem van Ohara je zonder al te veel moeite in de lentezon.

Bedje

~


Deze sfeer wordt afgewisseld met nummers als Kisses en The Case. Deze nummers leveren met hun strijkersarrangementen en electronische effecten meer muzikale diepgang, zonder te verzanden in ingewikkelde of gezochte composities. Balans is een kernbegrip van dit album. Zang, ritme en instrumentarium zijn in evenwicht en vullen elkaar aan, niets gaat ten koste van het ander. Integendeel: het versterkt elkaar. De muziek is een bedje waarop de zang heerlijk tot z’n recht komt en vice versa.

Ook komen de verschillende invloeden waaraan Ohara zijn inspiratie heeft ontleend op subtiele wijze terug in de diverse nummers. Een goed voorbeeld zijn de jazzinvloeden in het nummer Counting Days. Het karakteristieke geluid van slepende jazz brushes ondersteund het fluisterende, iets rauw aangezette, stemgeluid van Ohara. Subtiel pianospel en goed geplaatste electronische effecten geven het geheel zijn onderscheidende geluid. Dit wordt gedaan zonder dat er een opvallende stijlbreuk optreedt tussen de onderlinge nummers. Nogmaals, balans is de rode draad.

Afwijkend

Het moge duidelijk zijn dat dit een enigszins afwijkende titel vormt op het Get Physical label. In basis mag het album dan geënt zijn op de voor dit label typische elektronische muziek, maar het gebeurt op een veel ingetogenere wijze dan bij andere albums van het label. En dat pakt prima uit. De verschillende invloeden zijn op prachtige wijze verweven in een album dat een eenheid vormt. Zoek je naar balans? Zoek dan niet verder en luister naar Raz Ohara And The Odd Orchestra. Een mooi rustpunt in deze roerige tijden.

Film / Films

Herkenbaar gangsterepos

recensie: American Gangster

.

In een donker steegje zit een man vastgebonden op een stoel. Hij probeert uit alle macht los te komen terwijl hij wordt overgoten met petroleum. Tegenover hem staan gangsterbaas Bumpy Johnson en zijn protegé Frank Lucas (Denzel Washington). Lucas steekt kalm een sigaar op en gooit zijn aansteker richting de man die levend verbrandt. Vervolgens vuurt hij ook nog eens drie kogels af om niets aan het toeval over te laten. De toon is gezet in de openingsscène van American Gangster, de nieuwste film van visueel kunstenaar Ridley Scott.

Als de befaamde gangster Bumpy Johnson sterft, besluit zijn voormalige chauffeur Frank Lucas in de voetsporen van zijn mentor te treden. Door de middelman uit te schakelen en zijn drugs direct van de bron in Vietnam te kopen slaagt Lucas erin de prijs van zijn product te verlagen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Hierdoor weet hij in de jaren zestig en zeventig een drugsimperium in New York op te bouwen. Hij wordt op de hielen gezeten door rechercheur Richie Roberts (Russell Crowe), een rechtlijnige politieman die als een moderne Don Quichotte de grootschalige corruptie binnen het politieapparaat te lijf gaat.

Conservatieve familiewaarden

~

Scenarioschrijver Stephen Zaillian (Schindler’s List) heeft zich voor het schrijven van American Gangster zichtbaar laten inspireren door andere gangsterfilms. De manier waarop Lucas omgaat met zijn familie doet sterk denken aan The Godfather van Francis Ford Coppola, de strijd tegen de corruptie binnen de politie aan Serpico van Sidney Lumet, en de relatie tussen de twee hoofdrolspelers die voortdurend om elkaar heen cirkelen aan The Departed van Martin Scorsese. Helaas voegt Zaillian weinig opzienbarende nieuwe inzichten toe aan het genre, waardoor de kijker het gevoel krijgt dat het allemaal al eens eerder en beter is gedaan. Wel interessant is de wijze waarop de veranderende Amerikaanse samenleving gestalte krijgt in het personage van Frank Lucas, een man die symbool staat voor de opkomst van minderheidsgroeperingen in de VS, maar met zijn conservatieve familiewaarden de moderniteit tegelijk ook schuwt. Dit aspect komt sterk terug in het alternatieve einde dat aan de dvd is toegevoegd.

De grootste kracht van American Gangster ligt echter in de regie van Ridley Scott. De man die al jaren bekend staat als visueel vernieuwer (Blade Runner, Gladiator) heeft de unieke kwaliteit om zeer diverse tijdsperiodes tot leven te roepen en dat is in deze film niet anders. Alle technische aspecten zijn zoals we van Scott gewend zijn tot in de puntjes verzorgd, waardoor het geheel zeer professioneel oogt. Visueel valt er dan ook genoeg te genieten in de film die met een kleine drie uur wel aan de lange kant is.

Cynisme

~

Helaas kan ook de regie van Scott de zwakte van het scenario niet altijd verhullen. Naast de eerder genoemde herkenbaarheid van het verhaal, is er geen moment sprake van enig moreel besef bij Frank Lucas. Hij is een keiharde zakenman voor wie geld en succes zwaarder tellen dan de liefde van zijn familie en het schuldgevoel om de dood van duizenden mensen. Dat getuigt misschien van een realistisch cynisme van de makers, voor de diepgang van het personage en de film is het niet goed. Als Lucas en Roberts elkaar aan het eind van de film eindelijk ontmoeten en harmonieus met elkaar samenwerken, dwaalde mijn aandacht dan ook af naar de duizenden drugsslachtoffers die meer aandacht verdienen dan ze in American Gangster krijgen toebedeeld.

Film / Films

Onontkoombare keelgymnastiek

recensie: Heimatklänge

.

Jodelen? Het woord heeft niet bepaald een positieve connotatie, maar deze documentaire weet dat beeld totaal op z’n kop te zetten. De drie muzikanten die we in Heimatklänge leren kennen zijn weliswaar jodelaars, maar ze doen zulke speciale dingen met deze traditionele Zwitserse volkskunst dat je wel van ze moet gaan houden.

~

Christian Zehnder gebruikt zijn stem als een instrument om een unieke geluidswereld te creëren. Hij is een onderzoeker, en heeft een grote drang om zijn positie als muzikant ter discussie te stellen en te definiëren. Zijn veelzijdigheid is indrukwekkend, en het is prachtig om te zien hoe hij tijdens een reis naar Tuva (in het uiterste zuiden van Rusland) optreedt met de keelzangers van de Huun-Huur-Tu. De samenwerking van de verschillende culturen vormt een prachtige illustratie van de universele kracht van de menselijke stem. Noldi Alder is de tweede muzikant, en hij is een verbindend figuur in de Zwitserse jodeltraditie. Hij werd geboren in een familie met een lange ervaring in het vak, en hij behaalde al vroeg grote successen met een traditionele vorm van jodelen. Tegenwoordig werkt hij veel experimenteler, en geeft daar ook les in. Zijn familie begrijpt weinig van zijn strapatsen en staat hoofdschuddend toe te kijken als hij weer eens van het geijkte jodelpad afwijkt. Alder trekt zich dan maar weer terug in een berghut, om daar wat te zingen. In de momenten daar is de verbondenheid met de omgeving pregnant aanwezig.

Schwyzerdütsch

~


Erika Stucky is een van oorsprong Amerikaanse die op jonge leeftijd naar een klein Zwitsers dorp verhuisde. Die cultuurschok stimuleerde haar haar droom na te jagen om ‘hula hula’ danseres te worden. In een collage van foto’s en fragmenten is te zien dat dit ook werkelijk gelukt is. Inmiddels combineert ze deze dansvorm met jodelexperimenten en video in een totaalperformance die gezien moet worden om te geloven. Heimatklänge is poëtisch en aangrijpend, maar zit ook vol humor. De capriolen van Erika Stucky en de gesprekken met haar dochter (die zich soms geen raad weet met haar maffe moeder) zijn erg grappig. En de sessie van Christian Zehnder met een leerling die zijn uiterste best doet de ongelooflijke keelgymnastiek van zijn leraar te volgen is prachtig in z’n ernst en tegelijk hilarisch. Daarnaast zorgt het zangerige Schwyzerdütsch op zich al voor een niet van het gezicht te krijgen grijns.

Habitat

~


Regisseur Stefan Schwietert plaatst de individuele ervaringen van Zehnder, Alder en Stucky in een sterk geografisch kader door een serie prachtige gekadreerde en monumentale landsschapsshots. Hij maakt duidelijk dat de bergen het natuurlijke habitat zijn van deze eeuwenoude en tegelijk moderne vorm van menselijke expressie. Door de verhalen van zijn hoofdpersonen weet de film fundamentele vragen op te roepen over identiteit, en de mate van invloed die je geboortegrond daarop heeft. Voor de Zwitsers is jodelen in elk geval als ademen: ze moeten wel. Zingen is leven, zo wil Schwietert maar zeggen. Na het zien van Heimatklänge is dat een onontkoombare conclusie.

Muziek / Album

Poëtische en verwonderlijke folkpop

recensie: Laura Marling - Alas, I Cannot Swim

Ze is net 18 geworden, de Engelse folkpop singer-songwriter Laura Marling. En nu al wordt ze gezien als de reddende engel die tegenwicht biedt in een wereld vol verwende diva’s en muzikale niemendalletjes. Zo jong dat ze zelfs vanwege haar leeftijd eenmaal de toegang tot haar eigen concert werd geweigerd en daarom op straat moest optreden: je zou het niet zeggen wanneer je haar volwassen teksten en beheerste stemgeluid hoort. Een oude, wijze vrouw gevangen in het lichaam van een jong meisje? Of een adolescent die gewoon knap met woorden en muziek kan toveren? De beeldschone nummers van Laura Marling weten hoe dan ook velen te raken en zijn nu te beluisteren op haar debuutalbum Alas, I Cannot Swim.

Toen ik Laura’s nummer Night Terror voor het eerst hoorde moest ik bijna huilen en ben ik verbijsterd enkele minuten stil gebleven. De tekst waarin ze zich tegelijkertijd sterk en kwetsbaar opstelt (“I’ll roll over and hold on tightly, and whisper: If they want you, they’re gonna have to fight me”) gecombineerd met de gevoelige en aandachtig gedoseerde begeleiding wist een gevoelige snaar te raken. Hoewel Alas, I Cannot Swim geen enkel liedje bevat dat dit effect overtreft, valt het album in zijn geheel op door de duidelijk overdachte teksten, gecontroleerde en indringende stem en subtiele muzikale begeleiding.

De brug tussen Woodstock en nu

~


Gezien het huidige muzikale klimaat in Groot-Brittannië ligt het voor de hand om bij Laura Marling direct aan andere Engelse jongedames zoals Adele en Kate Nash te denken. Zelf wil Laura zich hier juist tegen afzetten. Naar eigen zeggen heeft zij altijd ‘absoluut verschrikkelijke shit popliedjes’ gemaakt totdat één album haar oren en ogen opende. Dit was I See A Darkness (1999) van Bonnie ‘Prince’ Billy. Het resultaat is onder andere dat het doodshoofd op het hoesje hiervan lijkt terug te komen in Laura’s videoclip voor Ghosts. Maar belangrijker is dat het haar inspireerde muziek te maken die haar maakt tot een moderne mix van Joni Mitchell en Carole King. Hierdoor slaat ze een succesvolle brug tussen Woodstock en het nieuwe millennium, iets dat ook los van haar leeftijd indrukwekkend is.

Poëzie op muziek

Op Alas, I Cannot Swim staat een twaalftal nummers over dingen die Laura ziet, meemaakt en overpeinst in haar hoofd. Haar gedachtegang vormt de liedjes, als gedichten op muziek. Haar muzikale verhaaltjes gaan over moeilijke emoties, maar hebben altijd nog iets berustends en positiefs (“My manic and I have no plans to move on, and birds were singing to calm us down.” – My Manic And I). De teksten zijn geschreven in de taal van haar eigen gedachten, vol met sprongen en paradoxen en zijn daardoor vooral persoonlijk en niet feitelijk. Desondanks of juist daardoor nodigen ze erg uit om over gefilosofeerd te worden.

Geproduceerd door Charlie Fink (van de Britse folk band Noah And The Whale, waar Laura zelf ook erelid van is) blinkt Alas, I Cannot Swim uit in de perfect afgewogen, sprankelende begeleiding. Het mooie spel met opbouw, climax en afbouw maakt Laura Marlings album tot een muzikaal kunstwerkje. Het album eindigt met bijna twee minuten getsjirp van vogels, waarin je niks anders kunt doen dan je afvragen wat je nou zojuist precies gehoord hebt. En dan zet de bonustrack in, een melancholisch kampvuurnummer met onder andere de woorden “There’s a boy across the river, but alas, I cannot swim, I never will get to put my arms around him.”

Jong wonder of gekunsteld?

~


Laura Marling is een verademing om naar te luisteren en bij weg te mijmeren. Maar dan bekruipt mij het gevoel: kan dit allemaal wel? Kan het wel dat zo’n jong meisje nummers maakt die zulke wijsheid uitstralen? Is het niet te mooi om waar te zijn, te gekunsteld? Een tiener die zich afzet tegen haar popmuziekmakende tijdgenoten, en daarom expres op zoek is gegaan naar volwassen zinsconstructies en emoties? Eigenlijk wil ik het antwoord niet weten. Ik wil haar leeftijd liever vergeten, denken dat ze eigenlijk veel ouder is, en eindeloos genieten van haar prachtige nummers.

Muziek / Album

The Helio Sequence varieert verrassend

recensie: The Helio Sequence - Keep Your Eyes Ahead

Op Keep Your Eyes Ahead laten de heren van The Helio Sequence – Brandon Summers en Benjamin Weikel (voorheen Modest Mouse) – door het gebruik van subtiele combinaties van muzikale stijlen hun nummers naadloos in elkaar over lopen. Het resultaat is een album met verrassende wendingen, waarop niet zo makkelijk een muzikaal stickertje te plakken valt. Of het nu een folksong is, een nummer met elektronische wave invloeden of zelfs een liedje met een gospelrandje, The Helio Sequence brengt de nummers met overtuiging.

Summers en Weikel beginnen in 1999 in een voorstad van Oregon met hun eigen bandje. Al snel volgt er een EP, die in eigen beheer uitkomt. Na twee albums uit te hebben gebracht op het regionale Cavity Search label tekent de band bij Sub Pop. Hier verschijnt in 2004 Love and Danger, waarna de band onder andere samen met Blonde Redhead en Kings of Leon langs de Amerikaanse en Europese podia reist. Na een maandenlange tour lijkt het einde van The Helio Sequence bijna in zicht: de stembanden van Brandon Summers zo zodanig beschadigd dat het nog maar de vraag is of hij ooit weer zal kunnen zingen. Na een lange periode van rust en stemoefeningen gaan de heren gelukkig samen weer aan de slag en in 2008 ziet hun vierde album het levenslicht.

Liefde en folk

Wie denkt dat het openingsnummer Lately representatief is voor de rest van het album komt bedrogen uit, zij het op een positieve manier. De variatie die de band op dit album laat horen is zo groot dat geen van de nummers op elkaar lijken, en de verschillende invalshoeken zorgen voor een prettige luisterervaring. Het mid-tempo ritme van Lately en de manier waarop Summer zijn liefdesverdriet bezingt maken het nummer bijna tot een klaagzang. “I’m living alone, living alone, I don’t need you anymore“, klinkt het trage refrein. De tekst is simpel en doeltreffend en het muzikale spel van Summers en Weikel is ingetogen en intens. En daardoor vooral ook ontroerend.

~

Ander persoonlijk leed wordt bezongen in de folkballad Shed Your Love, een nummer dat duidelijk geïnspireerd is door zo ongeveer alle liefdesliedjes van Bob Dylan. Hetzelfde geldt voor Broken Afternoon waar Billy Bragg en Bob Dylan hun handen ineen lijken te hebben geslagen. De langzame gitaar en de dromerige zachte synthesizergeluiden op de achtergrond begeleiden de neerslachtige en kritische tekst van het nummer.

Up-tempo variatie

Hoewel de langzame folknummers mooie en ontroerende liedjes zijn, is het maar goed dat niet het hele album hier vol mee staat. The Helio Sequence heeft de afwisseling zoals ze die nu toepassen nodig, omdat een album met alleen folk snel saai zou kunnen worden. Zeker niet saai is de titelsong Keep Your Eyes Ahead. Het ritme en de zware baslijn doen in de verte aan Interpol denken, en de zang lijkt op dit nummer ruiger te zijn dan bij de andere nummers. De meest onverwachte wending komt toch wel met het slotnummer No Regrets. Klappende handen, een mondharmonica en vage rauw stem zorgen voor een bijna gospelachtige invalshoek die ondersteund wordt door het harmonieuze refrein.

Spanning

Keep Your Eyes Ahead is geen toegankelijk album, de liedjes zijn niet poppy en catchy genoeg om na éénmaal luisteren al te beklijven. En soms zijn de teksten van de heren wat voorspelbaar. Maar de muzikale verrassingen, de onverwachte wendingen en de betoverende zachte stem van Brandon Summers maken dat dit album het luisteren meer dan waard is. Geef het een kans en sta open voor de subtiliteit van de muziek van The Helio Sequence. Immers, verandering van muzikale spijs doet luisteren.

Theater / Voorstelling

Puzzelstukjes zonder compleet plaatje

recensie: Still Life With Man And Woman

Internationaal gooide Andrea Bozic hoge ogen met haar Still Life With Man and Woman, gebaseerd op Antonioni’s cultfilm Blow-Up (1966). Nu was de bewegingsvoorstelling ook in Nederland te zien, voor een handjevol liefhebbers.

Het gegeven van de voorstelling is spannend: het draait niet om een plot, maar om wat er gebeurt. Of eigenlijk om: wat gebeurt er? Daarbij is de vraag meer van belang dan het antwoord. Wie constant zoekt naar betekenis, mist de crux.

Ook de uitwerking is anders dan anders. De scène bestaat uit enerzijds een kale, witte ‘kamer’, bijna een filmset, en anderzijds uit een filmscherm. Beide ‘media’ interacteren op een bijzondere manier met elkaar. Opgenomen beelden worden in de zaal gemixt met live beelden, en wel zo dat de voorstelling op het scherm soms surrealistische vormen aanneemt. Als kijker probeer je, als in een tenniswedstrijd, links en rechts alles te volgen. Met dit verschil: hier is de bal steeds aan allebei de kanten tegelijk, dus dat vergt een heel actieve kijkhouding.

Paar passensequenties

~

Wie Blow-Up heeft gezien, kan de gebeurtenissen in Still Life With Man and Woman vast beter volgen. Maar ook wie deze film niet heeft gezien, heeft snel door dat het gaat om een fotograaf die wat kiekjes maakt in de openbare ruimte en vervolgens zijn aandacht verlegt naar de mysterieuze vrouw in de kamer. Dit portret van een steeds verschijnende en verdwijnende man en een vrouw bestaat uit hooguit een paar passensequenties, die telkens met wat kleine wijzigingen in toon, taal of tempo worden herhaald. En zo vergroot Bozic op haar manier de kern van Blow-Up uit tot een opeenvolging van bewegingen die vragen geeft in plaats van antwoorden. Ze biedt gaandeweg een paar losse puzzelstukjes aan, maar niet de doos met het complete plaatje.

Hoe de verhouding tussen de man en de vrouw is, wordt niet duidelijk. Ze zijn soms bij elkaar in de buurt, maar ze zien elkaar niet. Alsof het om twee momenten gevangen in één gaat. Ze omhelzen allebei geregeld een onzichtbare, maar of dat de ander is, weet niemand. En ze vallen allebei af en toe dood door een schot, maar of dat van de ander komt, geen idee. Is het zijn huis, haar huis, hun huis? Hadden ze, hebben ze of zullen ze iets met elkaar hebben? Alles kan alles betekenen, maar net zo goed niets. Het geluid bij deze voorstelling heeft het meest weg van een sfeerverhogende soundscape, die ook van alles suggereert maar niets met zekerheid presenteert.

Geen heldere uitkomst

~

Still Life With Man and Woman heeft door de originele aanpak behoorlijk wat te bieden om tot het einde spannend te blijven, zelfs al is de inhoud an sich pover en het bewegingsmateriaal niet al te rijk – je wilt weten hoe het afloopt, zelfs al vermoed je wel dat het plot geen heldere uitkomst zal kennen. Alleen is het te hopen dat de nieuwe ‘man’ en de nieuwe ‘vrouw’, die samen in première gingen in Frascati, nog wat meer chemie weten te ontwikkelen om de voortdurende afstand tussen hen te kunnen overbruggen. Want nu spettert het nog niet echt tussen de twee; de statige, krachtige, mysterieuze Sarah Vanhee en de ietwat sukkelige, tragere tegenspeler Aimar Pérez Galí.

Nog te zien op (onder meer) Springdance, 25 april 2008, Theater Kikker, Utrecht.

Boeken / Fictie

Terugkeer van een dwaalweg

recensie: Tonnus Oosterhoff - Ware grootte

Velen beschouwen het verschijnen van Ware grootte, de nieuwe bundel van Tonnus Oosterhoff, als een gebeurtenis van formaat. Met enig recht, want de 46 gedichten bevestigen opnieuw het bijzondere dichterschap van de auteur. Maar Ware grootte is eveneens opmerkelijk vanwege hetgeen er níet in staat.

Wat verwachten mensen van poëzie? Waarom lezen wij dichtbundels? Op deze vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk. Voor tal van lezers is het lezen van gedichten eerst en vooral een manier om te ‘recreëren’: zij zoeken in de poëzie ‘een optelsom van geslaagde taaltoeren’, zoals de Franse filosoof Roland Barthes (foto) het ooit formuleerde. Het lezersgenot bestaat er hierbij uit het als vondst herkennen van de door de dichter uitgehaalde taaltoer.

Bron

~

Er is ook een meer ‘creatieve’ wijze van poëzieconsumptie. Hierbij is de lezer erop uit binnen de microkosmos van het gedicht voortdurend nieuwe betekenislagen te ontdekken, die veelal aan diens eigen voorstellingsvermogen ontspruiten. Het leesgenot van de creatieve lezer vindt dan ook zijn oorsprong in de overtuiging de scheppende dichter als gelijke tegemoet te kunnen treden en zelfs te kunnen overwinnen. ‘De geboorte van de lezer moet worden betaald met de dood van de Auteur’, om nogmaals Roland Barthes aan te halen.

Creatieve lezers mogen zich dan ook verheugen in het verschijnen van Ware grootte, de nieuwe bundel van Tonnus Oosterhoff. Na de enige jaren geleden verschenen verzamelbundel Hersenmutor trakteert Oosterhoff zijn fans in de nieuwe bundel op 46 nieuwe en vertrouwd vermakelijke ‘breinverstrooiers’ en eigenzinnige proeven van bekwaamheid. Neem het gedicht ‘Sliep uit purpervuistje’:

Sliep uit purpervuistje lindetak sliep nog uit slaapt nog
Buiten heerst waar ware grootte heerst, buiten waar het is-teken werkt
maar heel diep in zijn huis zit Brom.
Helemaal diep achter glas wacht Brom de lange dagen van de fotografie af.
Brom driepoot niet tweepoot Bron.
‘Bron is een mooiere naam.’ ‘Ik ben heel tevreden met
Brom. Brom, voornaam Toon.’

De vrijwillige molenaar, scharrelvleesafvalsnor,
te oud om nog auto te rijden.
Te oud en trouwens zo vroeg in de lente
is het te glad en te koud.

Brom, een klomp portret; een beeld merk.

Dit is een typisch Oosterhoff-gedicht: een ogenschijnlijk grappig verhaaltje gevat in onconventionele taal, dat de lezer uitdaagt tot interpretatie. Gaat dit gedicht soms over de veronderstelde onmogelijkheid om de ‘ware werkelijkheid’ adequaat in poëzie te vangen? Deze arbitraire uitleg verschaft de lezer enig genot, zeker wanneer de hierop volgende regel ‘Helemaal diep achter glas wacht Brom de lange dagen van de fotografie af’ een dergelijke interpretatie ondersteunt: velen zijn het immers eens met gedachte dat de fotografie beter dan de poëzie in staat is de werkelijkheid te verbeelden. In deze lezing zegt het gezonde molenaarsverstand van ‘Brom driepoot niet tweepoot Bron’ hem dat het zinloos is zichzelf als bron van een adequate verbeelding te beschouwen. Liever wacht hij brommend de techniek af die een veilige brug kan slaan tussen binnen en buiten.

Chaotische stroom

Broms gebrom is begrijpelijk: het in contact treden met de werkelijkheid, ‘waar ware grootte heerst’, is niet eenvoudig. ‘In de muren zijn drie meter dik’ wrijft Oosterhoff het zijn lezers nog eens in. In dit cryptische gedicht verbaast de ik-persoon zich over het feit dat zijn berichten worden ontvangen met zoveel argwaan (de voorstanders van recreatieve poëzie?) en vreugde (de pleitbezorgers van onbegrijpelijkheid?). Dit terwijl de alledaagse werkelijkheid toch ook voortdurend als een grote chaotische stroom van ongelijksoortige onbegrijpelijkheid bij de dichter (en, mogen we aannemen, zijn lezers) binnenkomt, zonder soortgelijke polemische reacties los te maken:

Ja maar wat ik stuur wordt opengemaakt
wat ik smokkel komt niet aan,
waarom zoveel argwaan, vreugde?

Jouw brieven bereiken mij wel!

Ongehavend

Ware grootte is een typische Oosterhoff-bundel, vol met allerlei op het eerste gezicht charmant onbegrijpelijke gedichten met een verleidelijk lichte toets. In die zin verrast Oosterhoff zijn trouwe lezers nauwelijks nog. Toch is er wel degelijk een belangrijk verschil tussen de nieuwe bundel en Oosterhoffs met de VSB Poëzieprijs bekroonde bundel We zagen ons in een kleine groep mensen veranderen uit 2002. In het laatstgenoemde, door sommigen als ‘revolutionair’ beschouwde werk leek Oosterhoff zijn lezers ervan te willen overtuigen dat een gedicht geen eeuwig monolithisch brok taal is. Middels doorhalingen in vrijwel onleesbaar handschrift en een bijgeleverde cd-rom met ‘panta rhei’-poëzie pleitte Oosterhoff voor een dichtkunst, even veranderlijk en onvast als de ons dagelijks tegemoet tredende werkelijkheid. Met Ware grootte komt Oosterhoff hiervan terug. De inhoud van de gedichten mag multi-interpretabel en vloeiend zijn, de vorm is dat in de nieuwe bundel niet langer: de verzen zijn ongehavend in de bundel afgedrukt.

Nog duidelijker wordt Oosterhoffs terugkeer van zijn tijdelijke dwaalweg wanneer het op pagina twee van Ware grootte afgedrukte overzicht van het werk van de dichter met enige aandacht wordt bekeken. Blijkens deze lijst heeft er nooit een bundel met de titel We zagen ons in een kleine groep mensen veranderen bestaan. De omissie van Oosterhoffs bekendste bundel is de enige betwistbare concessie in een verder voorbeeldig onbegrijpelijke bundel.

Boeken / Strip

Te ambitieuze thriller

recensie: Osamu Tezuka (Vert. Camellia Nieh) - MW

.

De hypocrisie van de katholieke kerk; Japanse doofpotpolitiek; maatschappelijke homofobie; massavernietigingswapens; de onmenselijkheid van oorlog; schuld en boete – het zijn zomaar wat van de onderwerpen waar Osamu Tezuka in MW (1976-1978) commentaar op levert. Hoe onderhoudend het album ook is, Tezuka slaagt deze keer niet geheel in zijn opzet.

~

De androgyne jongeman Yuki is in het dagelijks leven een succesvolle bankier, maar in het geheim een gewetenloze seriemoordenaar. Hij gaat geregeld in de biecht bij de katholieke priester Garai, met wie hij er ook nog eens een heimelijk seksuele relatie op nahoudt. Garai kan niet kiezen tussen zijn vleselijke lusten, zijn geweten als mens en zijn plichten als priester. Als blijkt dat Yuki’s moorddadige plannen verder reiken dan een aantal nabije slachtoffers, lopen de spanningen op, en wordt de priester gedwongen een moeilijke keuze te maken.

Commentaar

Deze overdreven plot is onderhoudend, maar ook erg gekunsteld, en blijkt de zwakste schakel van het album. Tezuka (1928-1989) geldt als grote innovator van het stripmedium in Japan en wordt door velen nog steeds als de ‘god der manga’ gezien. Formeel en thematisch waren zijn strips immens ambitieus. Maar in MW zijn Tezuka’s fascinaties zijn te talrijk: hij probeert coherent commentaar te leveren op allerlei mondiale thema’s – religieus, politiek en maatschappelijk – en en passant ook nog eens op specifieke Japanse kwesties als de Amerikaanse militaire aanwezigheid en politieke mores van de jaren 70. In dit alles voert Tezuka’s humanistische visie weer de boventoon, maar hij wil te veel, en overtuigt daarom niet zo sterk als hij met eerder en later werk zou doen.

~

Van Tezuka’s formele experimenteerdrang, zo sterk aanwezig in het eerder vorig jaar uitgegeven en superieure Ode to Kirihito, is hier weinig te bespeuren. Slechts af en toe kom je een opmerkelijke pagina-indeling (een reeks panels als een halve waaier gestructureerd) of panels (‘negatiefafdrukken’, poëtische symboliek) tegen. De focus komt hierdoor weer te liggen op de plot, en die is niet bijster sterk. MW is in de eerste plaats een thriller, en is als zodanig te vergezocht, te afhankelijk van Hollywood-achtige genreconventies als hyperbolische actie, deadlines en karikaturale bijpersonages om volledig te kunnen overtuigen. De structuur is wel redelijk gewaagd: Tezuka durft vaak een nieuw hoofdstuk op een heel andere locatie te laten beginnen en nieuwe karakters te introduceren – opmerkelijk gezien het feit dat de hoofdstukken oorspronkelijk met tussenpozen van twee weken werden uitgebracht.

Oorlogsmisdaden

Enig begrip voor de historische context kan een positieve waardering van het album bovendien versterken. MW verscheen oorspronkelijk tussen 1976 en 1978 in serievorm in het Japanse stripblad Big Comic, vlak na het einde van de Vietnamoorlog, in een tijd waarin publieke onrust en afschuw over oorlogsmisdaden – in een land dat nog maar een paar decennia eerder gedwongen afstand had gedaan van agressief militarisme – relevant waren. Tezuka mag zijn doorgedraafd in zijn boodschappen, zijn intenties waren ambitieus en duidelijk oprecht.

Vertical, een Amerikaanse uitgever die zich concentreert op Japanse fictie, heeft deze uitgave werkelijk fantastisch verzorgd. De bijna 600 pagina’s tellende strip is in hardback gestoken en voorzien van hallucinant hoesontwerp van ontwerper Chip Kidd. De drukkwaliteit is uitstekend, en de vertaling uitmuntend.

Film / Films

Sophie’s Choice

recensie: Zomerhitte

.

Jazeker, in haar speelfilmdebuut heeft zij een uitstraling vanaf de Wadden helemaal terug naar Oegstgeest. Haar opkomst is overrompelend: vanuit de struiken gadegeslagen door een fotograaf stapt ze naakt uit de zee het strand op. Ursula Andress uit Dr. No (1962), eat your heart out.

~

De novelle Zomerhitte uit 2005 is een snel lezende potpourri waarin zowel Wolkers’ voorliefde voor ruige seks en dirty talk als zijn scherpe, amusante observaties aan bod komen. Maar de plot is zo mager dat je er niet direct een film in ziet. Regisseuse Monique van de Ven, die debuteerde met Mama’s Proefkonijn (1996), dacht daar anders over. Haar man Edwin de Vries schreef het bewerkte scenario en hoewel hij misschien ook zijn bedenkingen had omtrent Wolkers’ zwakke plot, is hij de oude meester redelijk trouw gebleven. Maar “kind, wat heb jij een mooie kut” zegt de fotograaf niet, zoals Wolkers wel in zijn novelle schrijft. Het feit dat de gewaagde zinnen uit het boek niet in de filmdialogen voorkomen, plus de mooie ansichtkaartbeelden, sterken het vermoeden dat Van der Ven een publieksfilm wilde maken. Sophie masturbeert weliswaar voor haar fotograaf, maar zelden heeft iemand zich zo braaf voor de camera bevredigd: net zo opwindend als Rik van de Westelaken die iets later het nieuws voorleest.

Sexy brutaaltje

Fotograaf Bob Griffioen (Waldemar Torenstra) maakt, na een traumatische gebeurtenis in Afghanistan, een fotorapportage voor National Geographic op Texel. Hij ontmoet Kathleen (Sophie Hilbrand) en is diep onder de indruk. Maar deze vrijgevochten dame gaat met duistere types om en de twee raken verwikkeld in een gewelddadige drugsdeal, geleid door Kathleens mentor (Johan Leysen). Kiest Kathleen voor het criminele pad of de rechtschapen Bob (in het echt heeft Sophie al gekozen en woont samen met Torenstra)?

~

Regisseuse Monique van de Ven was als actrice een schitterende Wolkers-vrouw (Turks Fruit, 1973) en Hilbrand doet zeker niet voor haar onder. Ze is vitaal, sexy en brutaal. Maar als ze het op het strand op een rennen zet, in een scène geleend uit een ‘Always’-reclame, beweegt ze als een gewonde kanarie. De magie is even weg, maar dat heeft ook weer zijn charme. Toch hinkt de film te veel op twee gedachten: enerzijds een liefdesgeschiedenis met de soms spetterende chemie tussen Hilbrand en Torenstra, anderzijds een spannende thriller. Van de Ven vocht dapper door met de mislukte thrillerelementen en haar ervaren acteursensemble levert gedegen werk, vooral Jeroen Willems (De Passievrucht) als Frederico Federici. Maar in het lange tweede bedrijf zakt de film in elkaar en het ene na het andere vermoeiende misdaadcliché passeert de revue.

Costa!’s look alike

Nederlandse filmboeven hebben iets koddigs en de Keystone Cops-actiescènes in Zomerhitte overtuigen zelden. Humor ontbreekt of het moet onbedoeld zijn als De Lange (Cees Geel, Simon), zwaaiend met zijn pistool, keihard tegen Sophie schreeuwt dat ze haar mond moet houden terwijl ze niets zegt. Waren de makers maar bij de veel overtuigendere liefdesgeschiedenis gebleven. En niets in Zomerhitte is zo geslaagd als de schitterende scène waarin een vogelwachter (Jochum ten Haaf) zijn oog verliest na een aanval van een velduil.

~

De stroperige titelsong, de party’s op dure jachten en de infantiele plot doen denken aan Costa! En Sophies masturbatiescène solliciteert iets te opzichtig naar hype en controverse. Net zoals Sharon Stone’s vaginaflits in Basic Instinct (1992) en Carice van Houtens schaamhaarknipbeurt in Zwartboek (2006). Er is niets mis met vermakelijke publieksfilms, maar zelfs in dit genre zijn er grenzen. Sophie Hilbrand overtuigt, behalve met haar verschijning in de laatste scènes. Maar die moeten worden gezien, want zelfs voor Hollywoodbegrippen is dat over the top in het kwadraat.