Boeken / Fictie

Terugkeer van een dwaalweg

recensie: Tonnus Oosterhoff - Ware grootte

Velen beschouwen het verschijnen van Ware grootte, de nieuwe bundel van Tonnus Oosterhoff, als een gebeurtenis van formaat. Met enig recht, want de 46 gedichten bevestigen opnieuw het bijzondere dichterschap van de auteur. Maar Ware grootte is eveneens opmerkelijk vanwege hetgeen er níet in staat.

Wat verwachten mensen van poëzie? Waarom lezen wij dichtbundels? Op deze vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk. Voor tal van lezers is het lezen van gedichten eerst en vooral een manier om te ‘recreëren’: zij zoeken in de poëzie ‘een optelsom van geslaagde taaltoeren’, zoals de Franse filosoof Roland Barthes (foto) het ooit formuleerde. Het lezersgenot bestaat er hierbij uit het als vondst herkennen van de door de dichter uitgehaalde taaltoer.

Bron

~

Er is ook een meer ‘creatieve’ wijze van poëzieconsumptie. Hierbij is de lezer erop uit binnen de microkosmos van het gedicht voortdurend nieuwe betekenislagen te ontdekken, die veelal aan diens eigen voorstellingsvermogen ontspruiten. Het leesgenot van de creatieve lezer vindt dan ook zijn oorsprong in de overtuiging de scheppende dichter als gelijke tegemoet te kunnen treden en zelfs te kunnen overwinnen. ‘De geboorte van de lezer moet worden betaald met de dood van de Auteur’, om nogmaals Roland Barthes aan te halen.

Creatieve lezers mogen zich dan ook verheugen in het verschijnen van Ware grootte, de nieuwe bundel van Tonnus Oosterhoff. Na de enige jaren geleden verschenen verzamelbundel Hersenmutor trakteert Oosterhoff zijn fans in de nieuwe bundel op 46 nieuwe en vertrouwd vermakelijke ‘breinverstrooiers’ en eigenzinnige proeven van bekwaamheid. Neem het gedicht ‘Sliep uit purpervuistje’:

Sliep uit purpervuistje lindetak sliep nog uit slaapt nog
Buiten heerst waar ware grootte heerst, buiten waar het is-teken werkt
maar heel diep in zijn huis zit Brom.
Helemaal diep achter glas wacht Brom de lange dagen van de fotografie af.
Brom driepoot niet tweepoot Bron.
‘Bron is een mooiere naam.’ ‘Ik ben heel tevreden met
Brom. Brom, voornaam Toon.’

De vrijwillige molenaar, scharrelvleesafvalsnor,
te oud om nog auto te rijden.
Te oud en trouwens zo vroeg in de lente
is het te glad en te koud.

Brom, een klomp portret; een beeld merk.

Dit is een typisch Oosterhoff-gedicht: een ogenschijnlijk grappig verhaaltje gevat in onconventionele taal, dat de lezer uitdaagt tot interpretatie. Gaat dit gedicht soms over de veronderstelde onmogelijkheid om de ‘ware werkelijkheid’ adequaat in poëzie te vangen? Deze arbitraire uitleg verschaft de lezer enig genot, zeker wanneer de hierop volgende regel ‘Helemaal diep achter glas wacht Brom de lange dagen van de fotografie af’ een dergelijke interpretatie ondersteunt: velen zijn het immers eens met gedachte dat de fotografie beter dan de poëzie in staat is de werkelijkheid te verbeelden. In deze lezing zegt het gezonde molenaarsverstand van ‘Brom driepoot niet tweepoot Bron’ hem dat het zinloos is zichzelf als bron van een adequate verbeelding te beschouwen. Liever wacht hij brommend de techniek af die een veilige brug kan slaan tussen binnen en buiten.

Chaotische stroom

Broms gebrom is begrijpelijk: het in contact treden met de werkelijkheid, ‘waar ware grootte heerst’, is niet eenvoudig. ‘In de muren zijn drie meter dik’ wrijft Oosterhoff het zijn lezers nog eens in. In dit cryptische gedicht verbaast de ik-persoon zich over het feit dat zijn berichten worden ontvangen met zoveel argwaan (de voorstanders van recreatieve poëzie?) en vreugde (de pleitbezorgers van onbegrijpelijkheid?). Dit terwijl de alledaagse werkelijkheid toch ook voortdurend als een grote chaotische stroom van ongelijksoortige onbegrijpelijkheid bij de dichter (en, mogen we aannemen, zijn lezers) binnenkomt, zonder soortgelijke polemische reacties los te maken:

Ja maar wat ik stuur wordt opengemaakt
wat ik smokkel komt niet aan,
waarom zoveel argwaan, vreugde?

Jouw brieven bereiken mij wel!

Ongehavend

Ware grootte is een typische Oosterhoff-bundel, vol met allerlei op het eerste gezicht charmant onbegrijpelijke gedichten met een verleidelijk lichte toets. In die zin verrast Oosterhoff zijn trouwe lezers nauwelijks nog. Toch is er wel degelijk een belangrijk verschil tussen de nieuwe bundel en Oosterhoffs met de VSB Poëzieprijs bekroonde bundel We zagen ons in een kleine groep mensen veranderen uit 2002. In het laatstgenoemde, door sommigen als ‘revolutionair’ beschouwde werk leek Oosterhoff zijn lezers ervan te willen overtuigen dat een gedicht geen eeuwig monolithisch brok taal is. Middels doorhalingen in vrijwel onleesbaar handschrift en een bijgeleverde cd-rom met ‘panta rhei’-poëzie pleitte Oosterhoff voor een dichtkunst, even veranderlijk en onvast als de ons dagelijks tegemoet tredende werkelijkheid. Met Ware grootte komt Oosterhoff hiervan terug. De inhoud van de gedichten mag multi-interpretabel en vloeiend zijn, de vorm is dat in de nieuwe bundel niet langer: de verzen zijn ongehavend in de bundel afgedrukt.

Nog duidelijker wordt Oosterhoffs terugkeer van zijn tijdelijke dwaalweg wanneer het op pagina twee van Ware grootte afgedrukte overzicht van het werk van de dichter met enige aandacht wordt bekeken. Blijkens deze lijst heeft er nooit een bundel met de titel We zagen ons in een kleine groep mensen veranderen bestaan. De omissie van Oosterhoffs bekendste bundel is de enige betwistbare concessie in een verder voorbeeldig onbegrijpelijke bundel.