Theater / Voorstelling

Intrigerend stikken

recensie: Theatergroep Sonja - Stikken

In voorheen het mooiste zaaltje van de Koninklijke Schouwburg speelt Stikken van Theatergroep Sonja. Voorheen, want het ongecultiveerde, charmante Paradijs op de zolder van de schouwburg is verbouwd tot een beschaafd theatertje met dito foyertje. Gelukkig is de voorstelling Stikken allerminst gecultiveerd en beschaafd.

~

De rauwe tekst van Anthony Neilson, scherp vertaald door Costiaan Mesu, is een heftige, herkenbare dialoog tussen twee geliefden doorsneden met scènes die flashback, fast forward of fantasie zouden kunnen zijn.

Er is een kind op komst, of was dat zo, of is het er al? Delen van de dialoog gaan over de beslissing over het al dan niet geboren laten worden van een kind. Eefje en Lukas, die een heftige relatie hebben met veel vreemdgaan aan beide zijden komen er niet uit. Het kind houden? De relatie houden? ‘Wat ik wil hangt af van wat jij wil’. De basis van elke verstikkende verhouding.

Gelukkig zijn ze in therapie geweest en als ze het echt niet meer weten doen ze het ‘papierding’; Voor- en nadelen opschrijven, ruzies uitvechten op een kladblok.

Troef

~

In weer andere scènes zien we een man die een vrouw vertelt hoe ze een hoer moet zijn, wat een hoer draagt, wat ze moet doen. Ranzige verhalen zijn het die uitdraaien op geweld en fantasieën over het plegen van gezamenlijke wreedheden jegens anderen. Tegen een simpel en doeltreffend decor van ondersteboven op elkaar gestapelde meubels worden we deelgenoot van een relatie die gruwelijk uit de hand loopt. Of is gelopen. Of zal lopen.

De vanzelfsprekende speelstijl van de beide acteurs, Anna Hermanns en Joost Dekker is de grootste troef in deze voorstelling. Geen effectbejag maar gewoon goed en puur spel. Met name Hermanns krijgt de kans om veel gezichten te laten zien.

Aan het einde wordt net als in een goede detective een hoop duidelijk, het kind komt er. Of toch niet? Of is het al geweest?

Stikken is een sterke voorstelling van een pril, veelbelovend gezelschap. Nog te zien op 25 en 26 april in de Koninklijke Schouwburg Den Haag.

Boeken / Fictie

Een goed gevulde hand

recensie: K. Michel - In een handpalm

Het duurt misschien even voor je weet wat je ziet. Op het voorplat van In een handpalm lijkt midden in een keuken een maan te zweven. Het is een vreemdsoortig heelal voor een kolos met een diameter van 3475,9 km. Ten opzichte van de keuken kan deze maan niet groter zijn dan, zeg, een pannenkoek. Een omhooggeworpen pannenkoek dus, onderaan de afbeelding zie je nog de pan. Een mooi beeld voor de bijzondere werking van K. Michels poëzie.

Vier dichtbundels en een verhalenbundel gingen aan In een handpalm vooraf. De veelvuldig bekroonde postmodernistische schrijver wordt door de critici steevast geprezen om zijn werk dat, volgens Piet Gerbrandy bijvoorbeeld, vol is van verrassende perspectieven, waarvan je nauwelijks kan aangeven waarom ze zo bijzonder zijn. De veelal anekdotische gedichten zijn vaak gericht op de relatie tussen taal en werkelijkheid. De droge humor die K. Michel er in verwerkt, maakt dat je tijdens het lezen regelmatig zit te glimlachen.

Cortázar

Naast het schrijven van eigen werk vertaalde K. Michel ook gedichten van Octavio Paz en Michael Ondaatje, en werkte hij voor Poetry International. De internationale gerichtheid die hieruit spreekt is volop terug te vinden in deze bundeling van verhalen, beschouwingen, gedichten, foto’s en grafisch werk. Zo staat er een beschouwing in over de poëtica en poëzie van de Poolse dichter Zbigniew Herbert en zijn er vertalingen terug te vinden van de ‘naamgedichten’ van de Cree-indianen. In een ander tekstfragment is een niet verzonden brief te lezen die gericht is aan de ‘authors author’ Julio Cortázar. In deze brief dankt hij de Argentijn voor de inspiratie die hij kreeg voor een verhaal over Tingeling, een personage dat in K. Michels eerste prozawerk Tingeling & Totus (1989) ook al voorkwam. Deze brief is te zien als een aardig, doch bescheiden doorkijkje op K. Michels werkwijze.

K. Michel laat zijn blik ook op auteurs binnen het Nederlandstalige gebied vallen. Zo prijst hij Bronswaers poëtica uit diens Lessen in lyriek: nieuwe Nederlandse poëtica en schrijft hij over het werk van H.H. ter Balkt. Over deze ‘milieudichter’ volgt een interessante filosofische beschouwing die ingaat op Ter Balkts houding ten opzichte van de dingen. Het is geen gestructureerd stuk met kop en staart, maar wel een om van na te genieten. Deze ongestructureerde, misschien ongereguleerde manier van schrijven, karakteriseert het postmodernistische proza van K. Michel: er is niet slechts één betekenis en die ene betekenis wíl de schrijver ook niet in de tekst stoppen. Verschillende interpretaties zijn mogelijk.

Het ‘Laudatio op Bronswaers poëtica’ is op een voor K. Michel karakteristieke eigenzinnige wijze geschreven: puntsgewijs bespreekt hij dertig bewonderenswaardige elementen van die poëtica. Puntsgewijze opsommingen zijn vrij zeldzaam in de literatuur. Zelfs als je kijkt naar non-fictie worden de meeste opsommingen ingebed in de tekststructuur van de essays of de duimdikke studies. Dergelijke lijstjes zijn zouteloos, maar daaraan stoort K. Michel zich niet. Hij komt er zelfs mee weg: elk punt uit de opsomming opent hij met ‘omdat’ en doordat hij dit woord bij elk volgend punt blijft herhalen, krijgt de opsomming een dermate dwingende kwaliteit dat de tekst aan het zakelijke karakter van deze manier van schrijven ontstijgt.

Allegaartje

Je kunt je afvragen of een essay zonder logische opbouw wel een essay mag heten en of lijstjes de inkt wel waard zijn waarmee ze afgedrukt worden. Het is sinds het failliet van het modernisme een individuele kwestie. Het is aan de lezer of deze wijze van schrijven niet wat gemakkelijk is of op zijn best gedurfd. Inhoudelijk zijn de teksten zeker interessant, ze zijn geestig en a-typisch.

In een handpalm is een bonte verzameling van soms in elkaar overlopende genres. ‘En dát allemaal in één handpalm’, zal de redactie van Uitgeverij Augustus misschien hebben gedacht, die, maar dat terzijde, soms lijkt te hebben geslapen tijdens het redigeren. In een handpalm is een allegaartje. De romanlezer zal er wellicht weinig in kunnen vinden. Echter, voor wie houdt van korte verhalen, essayistiek én gedichten, is In een handpalm als een Spaziergang in een nog enigszins ongerept stukje landschap van het gevarieerde Rheinland-Pfalz, of een andere plek waar velen zelden tot nooit zijn geweest. Het is mentaal verfrissend: je kunt er daarna weer even tegenaan.

Kunst / Achtergrond
special: Interview met fotograaf Charlotte Dumas

Menselijke tijgers

Tijgers worden bijna mensen in de foto’s van Charlotte Dumas. “Hoe mythischer een dier is, hoe moeilijker het is om te demythologiseren”. De nieuwste serie dierenportretten van Dumas is momenteel te zien in de tentoonstelling Tiger Tiger bij Galerie Paul Andriesse te Amsterdam. 8WEEKLY sprak met Dumas over haar werk.

Tijdens haar studie aan de Rijksakademie raakte Charlotte Dumas (Vlaardingen, 1977) gefascineerd door de mogelijkheid om politiehonden op commando tot geweld aan te zetten. In haar eerste serie dierenportretten maakte Dumas deze honden tot haar onderwerp. Daarna richtte ze zich op het portretteren van politiepaarden (Day is Done) en wolven (Reverie). Over tien jaar heeft Dumas misschien wel een hele encyclopedie van dierenportretten verzameld.

Na je fotoseries van politiehonden, paarden en wolven heb je nu gekozen om tijgers centraal te stellen in je werk. Waarom?
“Eigenlijk gaat bij mij het ene onderwerp altijd in het andere over. Voor bepaalde onderwerpen heb ik meer ervaring nodig. Hoe mythischer een dier is, hoe moeilijker het is om het te demythologiseren, het mij eigen te maken. Bovendien is mijn onderwerpkeuze een afspiegeling van hoe ik mij voel.”

Charlotte Dumas

Charlotte Dumas

Hoe bedoel je dat precies?
“Met elk dier had ik op dat moment een andere band. Dat heeft erg te maken met hoe ik me dan in zo’n periode voel, in principe fotografeer ik alleen dieren waar ik affiniteit mee heb. Het maken van dierenportretten geeft mij de mogelijkheid om in de huid van een dier te kruipen.”

Wat zijn de verschillen tussen de paarden, wolven en tijgers, in gevoelsmatig opzicht dan voor jou?
“Ze staan alle drie voor een zekere kwetsbaarheid. Hoe verschillend ze ook zijn, een dier is, vergeleken met een mens, per definitie vrij van een dubbele bodem. Paarden vind ik krachtig en ontzagwekkend, maar tegelijkertijd lijdzaam. Wolven zie ik meer als hard, onverschillig en hiërarchisch. Tijgers symboliseren voor mij kracht en trots. Ze ogen warm en zacht, maar zijn ook nietsontziend en gretig, ambitieus.”

Hoe ben je tijdens het maken van de tijgerportretten precies te werk gegaan?
“Om te beginnen ging ik in de Verenigde Staten naar de meest voor de hand liggende preserves waar tijgers waren. In december 2006 bezocht ik een reservaat in Arizona, maar daar kon ik niet dichtbij de tijgers komen. Toen ben ik goed gaan zoeken naar plaatsen waar dit wel mogelijk was. Uiteindelijk heb ik vooral gefotografeerd in sanctuaries and shelters in Texas en Indiana, tussen december 2006 en oktober 2007. Na iedere reis woog ik af of een nieuwe sessie nodig was. De tijgers fotografeerde ik altijd door een hek zonder een telelens te gebruiken. De foto’s zijn dus allemaal op werkelijke afstand genomen. Uiteraard observeerde ik de tijgers eerst goed. Urenlang staarde ik door mijn camera zonder af te drukken. Het kader dat een camera biedt, vind ik heel rustgevend.”

Hanteerde je bij het fotograferen van de tijgers een andere werkwijze dan bij het vastleggen van de paarden en wolven?
“Sommige dieren kon ik letterlijk van dichtbij fotograferen. De tijgers hielden mij op een gepaste afstand, maar ik probeer altijd met veel geduld zo dichtbij mogelijk te komen.”

Charlotte Dumas, Zonder titel (Max), 2007, C-print, 90 x 120 cm
Charlotte Dumas, Zonder titel (Max), 2007, C-print, 90 x 120 cm

 Je foto’s zijn bijna staatsieportretten van dieren. Streef je dat esthetische bewust na in je werk?
“De esthetiek is heel belangrijk voor mij. Ik wil als fotograaf natuurlijk steeds beter werk maken. Het beeld moet sterker zijn dan het onderwerp. Het portret moet zichzelf overstijgen en bovendien moet het een buitengewone concentratie hebben. Ik wil dat de kijker zich even alleen waant met het beeld, dat er voor even een band ontstaat met dat beeld. In mijn foto’s zoek ik voortdurend naar de rust en verstilling die dat effect teweeg kunnen brengen.”

Werkt fotografie voor jou dan verslavend?
“Die magie van het moment heeft voor mij een enorme aantrekkingskracht. Wanneer ik een portret heb gemaakt precies zoals ik het wil hebben, met die uiterste concentratie, ben ik heel tevreden. In een ogenblik moet ik alleen weer verder. Er zijn op dit moment wel twintig foto’s die ik zou kunnen maken.”

Wat is de rode draad in al je foto’s?
“In mijn werk wil ik laten zien hoe wij naar dieren kijken en wat wij aan hen ontlenen. Dieren hebben een dubbele betekenis voor mensen. Enerzijds worden ze door ons als onvolwaardig gezien. Anderzijds zijn dieren heel belangrijk voor ons omdat we er ons mee identificeren. Die symboliek van deze relatie tussen mens en dier interesseert mij.

Wil je in je werk kritiek geven op de leefomstandigheden van tijgers in gevangenschap?
‘Nee, ik wil de situatie niet aan de kaak stellen. Echte dieronvriendelijke plaatsen vermijd ik. In de reservaten waar ik was, probeerden de verzorgers er het beste van te maken. Ik laat de omstandigheden zien zoals ze zijn. Dat kan er soms treurig uitzien maar hoeft dat niet per definitie te zijn. Ik observeer en ben vooral geïnteresseerd in hoe we met dieren omgaan. Mijn werk is niet oordelend.”

Door welke andere kunstenaars ben je geïnspireerd in je werk?
“Veelal door kunstenaars uit de Romantiek. Eugène Delacroix, Théodore Géricault, maar ook Jean-Baptiste-Siméon Chardin. Daarnaast inspireren de fotografen Bruce Davidson en Craigie Horsefield mij.”

Wat grijpt je in Delacroixs werk?

“De expressies die Delacroix aan zijn geschilderde dieren meegaf zijn nooit eenduidig, heel menselijk eigenlijk. Het is alsof hij er zijn angsten en instincten in weerspiegelde. Kleur, licht en compositie leiden de ogen van de kijker precies in de richting die hij uitzette. Volgens mij had Delacroix een grote liefde voor het dier als onderwerp, niet in de laatste plaats vanwege de vormen en gedaanten van dieren als paarden, tijgers en leeuwen. Het gevecht om leven tussen de verschillende dieren is tot slot een van de belangrijke thema’s in het werk van Delacroix.”

En wat raakt je in de foto’s van Davidson en Horsefield?
“Diezelfde rauwheid van Delacroixs schilderijen en tekeningen zie ik terug in de journalistieke en documentaire fotografie van Davidson. Hij gebruikt de eigenschappen van film in zijn werk. Davidson fotografeert met het weinig aanwezige licht, waardoor zijn werk ongebreideld en naakt wordt. De korrel is soms zo grof dat de foto met grafiek lijkt opgezet. Die tactiliteit van zijn werk maakt het voor mij letterlijk tastbaar. De onscherpheid van Davidsons werk toont ook de vergankelijkheid van fotografie. Het gaat om dat ene moment. Horsefields foto’s lijken ook op grafiek. Verder trekt het weinig verzadigde kleurbereik in zijn werk mij aan. Zelf zoek ik dit ook op tijdens het fotograferen en soms haal ik achteraf nog meer kleur terug. Dit versterkt de ingetogenheid van het beeld.” 

Charlotte Dumas, Zonder titel (Levi), 2007, C-print, 103 x 135 cm
Charlotte Dumas, Zonder titel (Levi), 2007, C-print, 103 x 135 cm

 Heb je al een idee voor een volgende serie?
“Voorlopig ga ik door met tijgers, maar wel in een andere context. Ik ga een reis naar China maken om te onderzoeken of tijgerportretten daar ook mogelijk zijn. De situatie is daar zo slecht voor dieren dat je er bijna niet omheen kunt. Ik ben benieuwd of ik er toch tijgers in hun individualiteit en waarde kan fotograferen zonder dat hun situatie allesoverheersend is. Daarnaast wil ik paarden en tijgers in het circus fotograferen. De vergane glorie van dieren in het circus vind ik heel interessant. Het is een onderwerp waaruit goed blijkt hoe onze verhoudingen ten opzichte van dieren steeds aan verandering onderhevig zijn. Ook wil ik verdergaan met een project waar ik al mee bezig was, namelijk de straathonden op Sicilië.”

De tentoonstelling Tiger Tiger is tot 10 mei te zien bij Galerie Paul Andriesse in Amsterdam.

Film / Films

Same shit, different era

recensie: Doomsday

.

In Doomsday breekt (dit jaar!) het zogenaamde Reaper Virus uit in Schotland. Er is geen kuur en dus nemen de autoriteiten een extreme maatregel om verdere verspreiding te voorkomen: ze bouwen een enorme muur op de Schots-Engels grens en sluiten daarmee het hele land af van de buitenwereld. Vijfentwintig jaar later duikt het virus plotseling weer in Londen op. Gedacht werd dat de bevolking in Schotland allang uitgestorven was, maar niets blijkt minder waar, waardoor een middel tegen het virus wellicht voorhanden is. Een team onder leiding van Eden Sinclair krijgt 48 uur om dit te vinden, maar eenmaal ter plekke blijken er tribale bendes met modieuze hanenkammen de dienst uit te maken.

~

Een met muren afgesloten gebied waaruit binnen een bepaalde tijd iets gehaald moet worden? Tribale bendes met hanenkammen? Waar hebben we dat eerder gezien? In de films Escape from New York van John Carpenter en Mad Max van George Miller natuurlijk, beiden uit 1981. Regisseur Neil Marshall (The Descent) maakt er geen geheim van dat deze films de grote inspiratiebron vormden voor Doomsday.

Hommage of jatwerk?

Vooraf vraag je je af waar de grens ligt tussen hommage en schaamteloos jatten, maar zodra de film begint doet dat er eigenlijk niet meer toe. De film haalt weliswaar niet het niveau van zijn illustere voorbeelden, maar snel wordt duidelijk dat hier een liefhebber aan het werk is. Eentje die niet moeilijk doet over zijn inspiratiebronnen; twee personages krijgen zelfs de namen Carpenter en Miller mee. We zouden deze hele recensie zelfs vol kunnen krijgen met alle verwijzingen naar die twee films, maar de liefhebber zal ook knipogen naar genreklassiekers als Aliens en The Warriors herkennen. Zelfs (Britse) films uit andere decennia komen aan bod, zoals Excalibur en 28 Weeks Later. De film is daardoor voor quizliefhebbers te beschouwen als één groot “raadt het filmisch citaat”. Maar daarnaast is Doomsday een film die uitblinkt in enerverende actie; eentje die tongue-in-cheek is zonder te flauw te worden.

Zwak

~


Zeker: de film kent zijn zwakheden – en dan laten we het gebrek aan originaliteit even buiten beschouwing. Eden Sinclair mag, ondanks haar coole op afstand bestuurbare oog(!), niet in de schaduw staan van Snake Plissken (de held-met-ooglapje uit Escape from New York). Ook is ze niet de ‘Cameroniaanse’ stoere heldin die Marshall waarschijnlijk voor ogen had. Hoofdrolspeelster Rhona Mitra (ooit professioneel Laura Croft-lookalike) bezit hiervoor te weinig charisma. Qua screen presence moet ze het zelfs afleggen tegen de volslagen onbekende Zuid-Afrikaanse stuntvrouw Lee-Anne Liebenberg, die als het liefje van de bendeleider slechts een paar minuten in beeld is. Ook het gedeelte waarin een groep overlevenden doet alsof ze in de middeleeuwen wonen haalt de vaart uit het verhaal. Het is hier dat leider Kane (Malcolm McDowell) aan Eden uitlegt hoe het toch aan de andere kant van de grens is. “Same shit, different era“, is haar antwoord. Wat als een goede tagline voor de film klinkt. Maar wat een vermakelijke shit!

Film / Films

Wenk goed na dezelfde klant je staakt

recensie: Skin

.

In Skin vervreemdt tiener Frankie E. van zijn vader, hij verliest zijn moeder aan kanker, krijgt verkeerde vrienden en eindigt met een mes in zijn milt. Zijn verhaal is losjes gebaseerd op dat van Nico B., de neonazi die Kerwin Duinmeijer in 1983 doodstak. De Frank Boeijen Groep maakte er destijds nog een liedje over, Zwart Wit. Net als het liedje is Skin een lovenswaardig initiatief, en de boodschap komt over. Maar net als bij Boeijen schort het de makers soms aan de articulatie.

~

We moeten ons bij het kijken naar Skin niet teveel laten leiden door het bronmateriaal uit 1983. Smitsman en schrijvers Germen Boelens en Philip Delmaar hebben de geschiedenis van Kerwin Duinmeijers moordenaar grondig gefictionaliseerd, en het is ze vooral te doen om één vraag: waarom steekt een jonge jongen zomaar iemand dood? Frankie (een rol van Robert de Hoog) was niet altijd een neonazi – in 1979 had hij lang haar, en hielp zijn door oorlogstrauma’s geplaagde, joodse vader (John Buijsman) in diens wasserette. Hij werd uitgenodigd voor het avondeten door de moeder van zijn Surinaamse vriend Jeffrey. Hij reed op zijn Puch door de buurt.

Te intelligent

Waar is het misgegaan met Frankie? Hoe werd hij een moordenaar? Waarom gaat een halfjoodse jongen bij de neonazi’s? Smitsman c.s. schetsen een mogelijk antwoord, maar helemaal overtuigend is dat antwoord niet. Ligt het aan de relatie met zijn vader? Aan de dood van zijn moeder? Aan verkeerde vrienden? Zelfs als al die – niet zo heel indringend in beeld gebrachte – ervaringen een minder mens zouden veranderen, dan toch niet onze Frankie. Daarvoor is hij te gevoelig en te welbespraakt, zeker voor een gezin waarin niet gepraat wordt. Waarom zou ik geloven dat Frankie, die beste maatjes is met een Surinamer, na één nare ervaring zijn kop kaal scheert? Op stap gaat met een groep neonazi’s? Niet dat zoiets niet kan – het kan wel degelijk. Maar dan toch niet met onze Frankie. Robert de Hoog kijkt gewoon te intelligent uit zijn ogen om zulke stomme dingen te doen.

~

Aan De Hoog ligt het niet. Hij weet teksten als “Is mama overleden? Ik vraag je wat papa.” bijna aannemelijk te maken. Het zijn de productie-details, de keuzes van de regie die niet geloofwaardig zijn. Het ziet er allemaal bedacht uit. Door de straten van Rotterdam rijden antieke Volvo’s, Peugeots en Citroëns, precies als vroeger, maar ze zijn allemaal blinkend gewassen; ze vloeken bij de spuuglillike harses van De Hoog. De Hoog, die een afzichtelijke oranje pruik draagt (‘want zo zagen mensen er vroeger uit’), is beste maatjes met Surinamers en Vietnamezen, maar kijkt ook neer op Molukkers en gastarbeiders (al kopen die nobele wilden ongevraagd fruitmanden voor zijn moeder!). John “kán niet zonder Gamma” Buijsman, een goed acteur maar vooral bekend van komische rollen, is gecast als Auschwitz-overlever. En opper-kaalkop Robbert (Teun Kuilboer) vat Frankie in praktisch elke scène bij het achterhoofd om hem sentimenteel in de ogen te turen. Dit is het moment jongen! Daarna lacht de skinhead kakelend en maakt een even demonisch als karikaturaal sprongetje op zijn Dr. Martins.

Fascistische kleinburgers

~

Ik zou willen dat ik het verzon, want er zitten mooie momenten in Skin. De Hoog speelt als gezegd zeer overtuigend. Er is een prachtig contrast tussen Frankies grenzeloze toewijding aan zijn familie en vrienden, en hun mateloze narcisme. Als Frankie in de climax, om zijn vriendengroep van neonazi’s en rancuneuze middenstanders te beschermen, een Molukker doodsteekt wassen de fascistische kleinburgers snel hun handen in onschuld. En Juda Goslinga (vooral bekend als theateracteur) heeft nog een mooie rol als Frankies aimabele oom Henk, de taxichauffeur die Frankies bloedende slachtoffer niet op zijn achterbank wil hebben. Maar zijn schuldcomplex wordt weer niet of nauwelijks uitgewerkt, zoals evenmin te verstaan is wat Frank Boeijen nu eigenlijk zingt na “wie wil er bloed op de achterbank”.

Denken in de kleur van je hart: dat doet Frankie, en hij wordt er zwaar voor gestraft. Maar hoe kan zo’n lieve jongen een hakenkruis op zijn hart laten tatoeëren? Hoe komt zo’n lieverd tot zo’n antisociale daad? Met die vraag begonnen we, en met die vraag blijven we zitten.

Skin draait vanaf 24 april in Filmtheater ’t Hoogt in Utrecht, en vanaf 1 mei in de Verkadefabriek in Den Bosch en Filmhuis de Keizer in Deventer. Op 8 mei is Skin op tv te zien als eerste van een nieuwe reeks Telefilms.

Muziek / Voorstelling

Formidabel gemaskeerd bal

recensie: Guth en Rizzi ontdoen Verdi van het stof

Het begint gelijk goed. In zijn werkkamer ligt Riccardo te slapen onder een gigantisch affiche met daarop zijn beeltenis en de tekst ‘Voor een duidelijke weg naar de toekomst’ – Kay van de Linde is jaloers op zo’n krachtige slogan. Voor de deur staat een rusteloze massa politici, lobbyisten en intriganten te wachten. Wat volgt is een drie uur durend politiek steekspel, waaraan Riccardo uiteindelijk ten onder gaat. Het helpt daarbij niet dat hij ook nog eens verliefd is op Amelia, de vrouw van zijn naaste bondgenoot Renato.

~

Het klinkt misschien als de zoveelste actualisering van een negentiende-eeuwse opera, maar in tegenstelling tot vele andere producties is de visie van regisseur Claus Guth op Verdi’s Un ballo in maschera niet gezocht, integendeel: deze voorstelling doet recht aan de gecompliceerde ontstaansgeschiedenis van de opera. Verdi en Antonio Somma wilden in hun opera het verhaal vertellen van de Zweedse koning Gustav III die op 16 maart 1792 tijdens een gemaskerd bal werd doodgeschoten, maar in het Napels van 1857 was het ondenkbaar dat een vorst op het podium vermoord werd. Verdi zag zichzelf daarom gedwongen de handeling te verplaatsen naar het ‘exotische’ Boston om zo de Italiaanse censor van zich af te houden en het wankele politieke evenwicht in Italië niet verstoren.

Een spel met maskers

Un ballo in maschera is dus bij uitstek een politieke opera, maar Guth waakt er voor om van de opera een pamflet te maken, zoals Johan Simons onlangs in Amsterdam deed met Mozarts Die Enführung aus dem Serail. “Mozart wist het al: Wilders heeft ongelijk” vertelde Simons in de kunstbijlagen, maar Guth pakt de zaken veel slimmer aan. Hij verplaatst de opera weliswaar naar het heden, maar geeft haar tegelijkertijd iets tijdloos mee. Het gekonkel achter de rug van de machthebber is immers van alle tijden en Guth probeert zeker niet een eenduidige politieke boodschap over te brengen.

Guth laat wel op intrigerende wijze zien dat alle personages zich voortdurend achter een masker verbergen, of dat nu het masker van de machthebber is, of dat van diens rivalen, van zijn beste vriend, of van zijn geheime geliefde. Een prachtige vondst is het daarom om juist tijdens het bal als iedereen daadwerkelijk een masker opzet, de hoofdpersoon zonder masker te tonen, als enige gestrand in een moderne wereld. Het kille kantoordecor maakt dan plaats voor een kitscherige balzaal, maar dankzij de vernuftige toneeltechniek zien we als in een splitscreen ook de kille werkelijkheid ernaast.

Oog en oor voor detail

~


Niet alleen Guth brengt Verdi’s opera tot de kern terug, ook dirigent Carlo Rizzi ontdoet de partituur van vele lagen stof. Waar een mindere dirigent deze opera laat verworden tot een dansavondje, zoekt Rizzi de diepgang. Prachtig is het om te horen hoe in de slotscène het strijkorkest op het toneel combineert met de blazers op het zijtoneel en het voltallige orkest in de bak. De dramatische kracht van deze scène krijgt zo een ongehoorde diepgang.

Het was de bedoeling dat de Mexicaanse stertenor Rolande Villazón de hoofdrol op zich zou nemen, maar omdat hij alle nieuwe engagementen afzegde, werd zijn plaats ingenomen door Roberto Aronica. Deze begon de avond wat weifelend, maar groeide vanaf het liefdesduet aan het eind van het tweede bedrijf steeds meer in zijn rol. Hij werd echter overtroffen door Andrzej Dobber als zijn vertrouweling die hem uiteindelijk neerschiet. Mooi gezongen rollen waren er eveneens voor Tatjana Serjan (Amelia) en Rosemary Joshua als de kittige assistente van Riccardo.

Kunst / Expo binnenland

Tetris in de polder

recensie: Marco van Middelkoop - The boxes we live in

.

Luchtfotografie is hot. Google Earth is hiervan wel het beste voorbeeld. Wie heeft niet zijn eigen huis -of die van de buren- op deze site opgezocht? Op de Zwarte Muur in het café van galerie de Melkweg in Amsterdam zijn dit hele jaar luchtfoto’s van Marco Van Middelkoop te zien. Het thema van de tweede expositie van zijn werk is ‘The boxes we live in’, oftewel woonsituaties in Nederland.

Een van de pioniers van de luchtfotografie is de Franse fotograaf Nadar (1820-1910). Vanuit een luchtballon nam hij enigszins onscherpe foto’s van onder andere de Arc de Triomphe. In deze tijd, de jaren zestig van de negentiende eeuw, moest de fotografie zich als serieuze kunstvorm nog bewijzen. Fotografen stortten zich op experimenten, zoals het fotograferen vanuit de lucht,  om de kunstwereld te overtuigen van het wetenschappelijk en artistiek belang van de fotografie. Lange tijd heeft de luchtfotografie zich niet ontwikkeld. Pas in de twintigste eeuw legden fotografen zich er weer op toe. Nu is het een echte discipline binnen het medium van de fotografie die vertegenwoordigd wordt door -naast Marco van Middelkoop- onder meer Gerco de Ruijter en Karel Tomeï.

Tetris

Vinex locatie Ypenburg. Elke kleur huis is van ander materiaal gemaakt. Zo zijn de rode huizen van dakpannen gemaakt.
Vinex locatie Ypenburg. Elke kleur huis is van ander materiaal gemaakt. Zo zijn de rode huizen van dakpannen gemaakt.

Van Middelkoop (1963) is een succesvolle beoefenaar van het genre. Voor zijn bedrijf Aerophoto-Schiphol werkt hij veel in opdracht. Daarnaast maakt hij ook in zijn vrije tijd foto’s. Van die laatste categorie hangen gedurende dit gehele jaar, verspreid over vier exposities met verschillende thema’s, foto’s in het Melkweg café. Tijdens de eerste expositie stonden de ‘ontmoetingen tussen land, licht en water’ centraal, nu wil de kunstenaar wijzen op de ‘dozen’ die wij Nederlanders bewonen. De luchtfotografie van Van Middelkoop blijkt bijzonder geschikt voor een andere blik op ons kikkerland. Geen molentjes en dijken, maar woeste rivierlandschappen tijdens de eerste expositie. En uit deze tweede serie foto’s die nu getoond wordt, blijkt pas hoe lelijk die woonblokken van bovenaf gezien eigenlijk zijn. Qua patroon kun je er een grappig spelletje tetris in ontdekken, maar je zou er niet willen wonen.

Aandachttrekker

Dakterrassen op het Java-eiland Amsterdam
Dakterrassen op het Java-eiland Amsterdam

De foto’s uit deze serie vallen niet op door een geweldige belichting of compositie. De andere luchtfotografen, Tomeï en De Ruijter, hebben met hun werk van stedelijke omgevingen laten zien hoeveel meer er mogelijk is met licht en schaduw. Hun werk wordt interessant omdat zij details isoleren en zo ritmes blootleggen. Andere beelden die zij maakten zijn juist zo abstract als een colourfield painting. Ze zijn mysterieus en maken je nieuwsgierig. Van Middelkoops’ huizenfoto’s  blinken niet uit in een dergelijke geraffineerdheid. Het is hier niet de bedoeling je te verwonderen over de schoonheid van de (aangelegde) natuur en structuur van Nederland, maar om je te verbazen over het bizarre ervan. De foto’s zijn net scherp genoeg om parasols en zwembadjes te onderscheiden. Het maakt je nieuwsgierig, niet naar de locaties, maar naar al die mensenlevens in die krankzinnig geordende mierenhoop.

Film / Achtergrond
special: Deel 4

AFFF 2008

.

De prijzen zijn uitgereikt, de bezoekers naar huis, de films terug naar hun eigenaren: het 24e Amsterdam Fantastic Film Festival is weer voorbij. In dit laatste deel aandacht voor de prijswinnaars, en recensies van een ontaard spektakel waarin de maan vernietigd moet worden, een vermakelijke hommage aan de postapocalyptische film uit de jaren tachtig, en een melige zoektoch naar lichaamsdelen. De organisatie (dit jaar voor het eerst zonder nestor Jan Doense, maar in veilige handen van Phil van Tongeren) valt te prijzen dat het ze weer gelukt is een gast van wereldformaat te strikken. Met Tim Burton hadden ze tevens een publiciteitsmagneet van de eerste orde, en dat zal de toestroom naar Tuschinski Arthouse geen kwaad hebben gedaan.

King of the Hill
King of the Hill

Maar het was wel wennen in wéér een nieuwe locatie. Over de stoelen, beenruimte, projectie en geluid absoluut geen klagen. Maar het is bekend dat de Pathébioscopen filmfabrieken zijn waar gezellig nakletsen niet tot de opties behoort. De organisatie had z’n best gedaan (de trailerlounge was een goede vondst), maar het was rond de in- en uitloop vaak een gedrang van jewelste – waarbij toiletbezoek een bijna militaire operatie werd. Ook werd de permanente beschikbaarheid van één grote zaal (zoals vroeger Cinerama 1 of City 1) node gemist, zodat de openingsfilm – tot chagrijn van vaste bezoekers – in principe alleen voor genodigden beschikbaar was. Bovendien moest afsluitingsfilm Doomsday daardoor in drie zalen tegelijkertijd draaien, zodat Phil van Tongeren de bekendmaking van de prijswinnaars driemaal moest doen.

Wirwar aan prijzen

Wat direct opvalt dit jaar is de Spaanse hegemonie bij de wirwar aan prijzen die het festival te vergeven heeft. Want de juryprijs, de Black Tulip Award, werd toegekend aan Timecrimes (Los Cronocrímenes) van Nacho Vigalondo, de Zilveren Méliès voor de beste Europese fantastische film was voor regisseur Gonzalo López-Gallego met zijn King of the Hill (El Rey de la Montaña). De Silver Scream Award, de publieksprijs, ging naar [REC], dat hiermee hopelijk ook een betere release heeft verdiend (de film is nu slechts in één kopie in roulatie gegaan). De nominatie voor beste Europese korte fantastische film tenslotte ging naar de Nederlandse productie De Overkant van de heel Nederlands klinkende Iván López Núñez.

Introductie | Deel 1 | Deel 2 | Deel 3 | Deel 4

Inhoud:
Adios Querida Luna |
Doomsday |
Dororo

Bizarre plotwendingen
Adios Querida Luna
Fernando Spiner • Argentinië 2004

~

De aarde, ergens in de nabije toekomst. Argentijnse wetenschappers zijn van mening dat de klimaatproblemen op aarde worden veroorzaakt door de maan. Tijd dus om deze te vernietigen. Drie Argentijnse astronauten worden er in een ruimteschip op uit gestuurd om de maan op te blazen. Het schip ervaart echter technische problemen en al snel beginnen er vreemde dingen te gebeuren.

Ook hier is er weer sprake van een veelbelovend klinkende introductie die niet aan de verwachtingen voldoet. Wat in deze setting een spannende en sfeervolle film had kunnen worden, is in plaats daarvan een bizarre opeenvolging van de ene belachelijke plotwending na de andere geworden. Tot een zeker punt zijn deze onder het mom van het surrealistische sfeertje nog wel te accepteren, zoals wanneer de bemanning van het ruimteschip zich door de invloed van de maan verliest in waanbeelden en herinneringen, maar tegen het einde breekt toch echt het moment van afhaken aan. De introductie van een vierde personage is de laatste druppel die de film doet ontaarden in een spektakel dat elke vorm van logica en waarde voor het verhaal mist. Adios Querida Luna is een typisch geval van leuk geprobeerd, maar simpelweg te ver doorgetrokken. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven

Lekkere liefdesverklaring
Doomsday
Neil Marshall • Groot-Brittanië, 2008

~

Heel flauw, maar vooruit: regisseur Neil Marshall doet geen moeite om origineel te zijn dus waarom zouden wij dat wel doen. Dus, in navolging van elke andere recensie van deze film: Doomsday is een mix van Escape from New York en Mad Max. Zo. Einde recensie. Maar dat is misschien iets te kort door de bocht.

In Doomsday breekt (dit jaar!) het zogenaamde Reaper Virus uit in Schotland. Er is geen kuur en dus nemen de autoriteiten een extreme maatregel om verdere verspreiding te voorkomen: ze bouwen een enorme muur op de Schots-Engels grens en sluiten daarmee het hele land af van de buitenwereld. Vijfentwintig jaar later duikt het virus plotseling weer in Londen op. Gedacht werd dat de bevolking in Schotland allang uitgestorven was, maar niets blijkt minder waar. En daardoor is een middel tegen het virus wellicht voorhanden. Er is een team gestuurd om hiernaar op zoek te gaan, maar eenmaal ter plekke blijken er tribale bendes met modieuze hanenkammen de dienst uit te maken.

Voor eenieder wiens cinefiele liefde ergens in de jaren tachtig is begonnen, zullen Escape from New York en Mad Max waarschijnlijk nog altijd een warm plekje in hun hart hebben. Voor hen zal deze liefdesverklaring van Neil Marshall aan die klassieke en invloedrijke postapocalyptische films een heerlijk feest der herkenning zijn – en ze krijgen er nog een sloot verwijzingen naar andere films op de koop toe. Toegegeven: aan de filmcanon voegt Doomsday (vanaf 24 april in de bioscoop) helemaal niks origineels toe, maar dat is ook wel het laatste wat de film pretendeert. Wat we wel krijgen is 105 minuten lol en enerverende actie – en is dat niet genoeg? (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

Net zoals de Powerrangers
Dororo
Akihiko Shiota • Japan, 2007

~

Als je vader in ruil voor wereldheerschappij je lichaam als een soort outlet verkoopt aan 48 demonen, is dat behoorlijk balen. Als je dan ook nog te vondeling wordt gelegd omdat je geboren wordt als een afzichtelijke baby, is dat dubbel balen. Het overkomt de jonge krijger Hyakkimaru, die van zijn adoptievader een aantal lichaamsdelen krijgt aangemeten, en twee zwaarden aan de stompen van zijn armen. Wanneer de goede man sterft vertelt hij Hyakkimaru waar hij zijn lichaamsdelen terug kan vinden, en dus bindt hij de strijd aan met de 48 demonen.

Wat klinkt als een veelbelovende film met een bizar en origineel gegeven, blijkt vooral een reeks meligheid en slechte special effects te zijn. De film heeft het meeste weg van een aflevering van The Mighty Morphin’ Powerrangers, door de verschrikkelijke wanstaltige rubberen monsters en de karikaturale personages. De film schommelt tussen typisch Japans drama en een lowbudget kinderserie, maar weet toch op momenten een glimlach op het gezicht te toveren. Daartegenover staat echter dat de film veel te lang duurt (139 minuten!). Al met al lijkt het of de makers bij wijze van experiment willen kijken hoeveel onzin je als publiek bereid bent te slikken, wat gek genoeg op bepaalde momenten een best geinige film oplevert. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven

Film / Achtergrond
special: Deel 3

AFFF 2008

.

In dit derde deel: de problemen van een 14.000-jarige, een absurde maar frisse tijdreisfilm, 3D-animatie met robots, een double-bill over de afstand tussen twee geliefden en een hippe junkenfilm.

Introductie | Deel 1 | Deel 2 | Deel 3

Inhoud:
The Man From Earth |
Timecrimes |
Vexille |
Voices from a Distant Star/ 5 Centimetres per Second |
Weirdsville

De lasten van het eeuwige leven
The Man From Earth
Richard Schenkman • VS, 2007

~

Wat als je het eeuwige leven zou hebben? Het is een thema dat al op vele manieren verkend is. The Man From Earth biedt een geheel eigen en filosofische wijze. John Oldman, een docent aan een universiteit, staat op het punt te vertrekken naar een onbekende bestemming. Zijn collega’s van de faculteit geven een afscheidsfeestje voor hem in zijn huis, en proberen de reden van zijn plotselinge vertrek te achterhalen. Na veel aandringen bekent Oldman dat hij 14.000 jaar oud is, en dat hij om de tien jaar moet verhuizen om te voorkomen dat de mensen om hem heen merken dat hij niet ouder wordt.

De kleine setting van het verhaal, dat zich afspeelt in dialogen die plaatsvinden in de huiskamer van John, en de ‘wat als’-gesprekken die volgen op zijn onthulling houden de film tot op zekere hoogte geloofwaardig. Wat begint als een interessante discussie over de mogelijkheden van het eeuwige leven en bijkomende kwesties zoals herinneringen, geschiedenis en biologie, mondt helaas uit in een verhaal waarin John Oldman beweert zo’n beetje elke grote figuur in de geschiedenis te hebben gekend en zelf ook een grote historische figuur te zijn. Dit doet sterk afbreuk aan het verhaal en is ook onnodig. Toch is The Man From Earth een interessante film, die ondanks de pretentieuze ondertoon van begin tot eind blijft boeien. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven

Absurd en humoristisch
Timecrimes (Los Cronocrímenes)
Nacho Vigalondo • Spanje 2007

~

Héctor en zijn vrouw zijn net verhuisd naar een groot huis in een afgelegen gebied. Als hij met zijn verrekijker in het bos dat aan hun tuin grenst aan het gluren is, ziet hij plots een vrouw die haar kleren uittrekt. De nieuwsgierige Héctor gaat op onderzoek uit en wordt in het bos aangevallen door een man met een roze verband om zijn gezicht, die hem met een schaar achterna zit. Héctor vlucht een groot huis in en belandt per ongeluk in een tijdmachine, waardoor hij een uur teruggaat in de tijd. Dit is het begin van een reeks verwarrende en bizarre gebeurtenissen.

Timecrimes is simpelweg een feest om naar te kijken. De film is surrealistisch (zonder het gebruik van special effects), duister, humoristisch, wrang, zwartgallig, en vooral heel erg leuk. De ingewikkelde plotlijn schept bewondering en laat uiteindelijk alles op zijn plek vallen. Hoewel de eerst plotwending redelijk voorspelbaar is, staat er op het einde toch nog een aangename verrassing te wachten. De film is vooral plezierig omdat hij een arthouseuitstraling combineert met typisch Spaanse absurditeit. Een verfrissende film die je met een glimlach de zaal uit laat lopen. De jury bleek er ook gevoelig voor en onderscheidde Timecrimes dan ook met de Black Tulip Award. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven

Spectaculaire 3D animatie
Vexille
Fumihiko Sori • Japan, 2007

~

In deze 3D animatiefilm moet de Amerikaanse VN agente Vexille infiltreren in het van de wereld afgesloten Japan van de toekomst, omdat daar met verboden robottechnologie wordt geëxperimenteerd. Ze dringt met haar team het hermetisch afgesloten land binnen, maar na een totaal mislukte missie wacht haar een nog grotere verrassing.

Zoals enigszins te verwachten is, is dit geen inhoudelijk opzienbarende film. De actiescènes zijn spannend en de animaties zien er spectaculair uit (met name de robots zijn erg de moeite waard), maar veel verder dan dat gaat het niet bij Vexille. Zoals elke actiefilm is ook deze niet gevrijwaard van de nodige clichés, (De schurk roept: “Misschien ben ik wel God!” en de heldin roept in respons “Hij is gek!”) en de originaliteit van het verhaal is ook beperkt. Japan wordt afgespiegeld als een land dat ten onder gaat aan haar eigen technologische vooruitstrevendheid, een gegeven dat al meer dan eens is geëxploreerd. Toch valt er zeker te genieten van het vreemde effect van Japanssprekende Amerikanen, en natuurlijk de mooie plaatjes. Daar gaat het toch om bij een film als deze. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven

Groeiende afstanden
Voices from a Distant Star/ 5 Centimetres per Second
Makoto Shinkai • Japan 2007/2003

~

Deze anime double-bill heeft als thema de groeiende afstand tussen twee geliefden. In Voices from a Distant Star worden twee tieners gescheiden door de ruimte, een niet al te subtiele metafoor. Mikako gaat mee op een gevechtsmissie tegen de buitenaardse Tarsians en Noboru blijft achter op aarde. Het enige communicatiemiddel dat hen resteert is sms, en de boodschappen doen er steeds langer over om de ander te bereiken, tot wel acht jaar. Voices from a Distant Star is een mooie, sfeervolle animatiefilm waarin in een korte tijd de dramatiek van een situatie als deze naar voren komt.

5 Centimetres per Second is een drieluik over Takaki en zijn beste vriendin Akari, die verhuisd is naar een andere stad in Japan. In het eerste deel besluit Takaki na een periode van correspondentie via brieven om Akari op te gaan zoeken met de trein. Er raast echter een sneeuwstorm, waardoor de reis van Takaki eindeloos lijkt te duren. Dit is meteen ook het sterkste deel van de film, mooi door de simpliciteit. De twee overige delen slepen te lang voort en zijn op momenten gewoon te sentimenteel. Als double bill bieden de films gezamenlijk een mooi dramatisch portret van de onmogelijkheden van de liefde. (Anouk Werensteijn)
Terug naar boven

Hoofd boven water houden
Weirdsville
Allan Moyle • Canada, 2007

~

In het openingsshot valt een muis in een toiletpot. Hoe die ook probeert het hoofd boven water te houden: we weten allemaal dat het een gevecht tegen de bierkaai is. De muis zien we nog terugkeren in de film, maar staat – o symboliek! – voor het leven van Dexter en Royce. Want het leven in Weirdsville is een gevecht om in leven te blijven. Vooral als je junk bent. En ongelofelijk dom. En je een crimineel veel geld schuldig bent. En je vriendin dood gaat aan een overdosis. En je haar dus (logisch!) gaat begraven in de kelder van het gebouw van een drive-inbioscoop. Maar dan starten de problemen pas echt, en wel in de vorm van satanisten, lilliputters in middeleeuwse kostuums, een onwillige kluis en de al eerder genoemde crimineel en zijn potige vriend.

Weirdsville doet ongelofelijk z’n best om een hippe film te zijn: van de fraaie, clipachtige cinematografie, de trendy soundtrack, de bizarre personages, de coole (en quotebare) dialogen, tot aan de vele grappige verwikkelingen. En de film slaagt daar nog in ook. Het slaat vaak nergens op en onwaarschijnlijkheid is troef (maar dat krijg je met domme protagonisten), maar het zijn bovengenoemde elementen in combinatie met het goede spel en een fijn tempo die ervoor zorgen dat de film het aankijken meer dan waard blijft. En wie denkt dat de film door een hippe Amerikaanse Indie-regisseur is gemaakt komt bedrogen uit. Weirdsville is geregisseerd door Allan Moyle, een bijna pensioengerechtigde Canadees. (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

Theater / Voorstelling

Poëtisch leed in Psychose 4.48

recensie: Linda Witpaard i.s.m. Grand Theatre Groningen en 'Groningse Nieuwe' - 4.48 Psychose

Een jaar geleden toonde Linda Witpaard, studente Kunsten Cultuur en Media, in Istanbul haar interpretatie van het stuk 4.48 Psychose. Terug in Nederland boden het Grand Theatre en ‘Groningse Nieuwe’ (een initiatief van de Gemeente Groningen) Witpaard de mogelijkheid om haar project verder uit te werken en onderzoek te doen naar de relatie tussen tekst, spel en videobeelden. Daaruit is een geslaagde voorstelling voortgevloeid.

‘Groningse Nieuwe’ is een programma dat jonge, talentvolle kunstenaars uit alle kunstdisciplines de mogelijkheid wil bieden zich te ontwikkelen onder begeleiding van een ervaren coach. Linda Witpaard werd geselecteerd voor dit programma en kon zo de voorstelling 4.48 Psychose van de Engelse schrijfster Sarah Kane realiseren. 4.48 Psychose is de laatste toneeltekst die Kane schreef, voordat zij zelfmoord pleegde. De toneeltekst kwam postuum uit en is te lezen als een afscheidsbrief van de schrijfster, die leed aan zware depressies.

 

~

Innerlijke wereld
NNT-actrice Guus Boswijk vertolkt de rol van een psychotische vrouw, die het publiek een kijkje geeft in haar innerlijke belevingswereld. Ongeordende gedachteflarden en fragmenten van een dialoog met een therapeut wisselen elkaar af. De taal die de psychotische vrouw bezigt is zeer beeldend en bij vlagen van een poëtische schoonheid. De vrouw doet tussendoor concentratieoefeningen, zoals het opsommen van getallen of medicijnen. Als in een mantra herhaalt zij woorden als ‘flikker’, ‘flits’ en ‘brand’ keer op keer, zodat de betekenis van de woorden hol wordt en er alleen nog ritme overblijft. De vrouw vertelt dat ze in haar polsen snijdt. Ze lijkt een intens gebrek aan liefde te voelen. Niemand houdt van haar. Bovendien houdt ze niet van zichzelf – en niet van de wereld om haar heen. Het lijkt daarbij of de vrouw niet in staat is om een onderscheid te maken tussen die wereld en zichzelf. Het wereldleed en extreem gewelddadige gebeurtenissen uit het collectieve verleden trekt zij zich persoonlijk aan. “Ik vergaste de Joden, ik vermoordde de Koerden”. Om 4 uur 48 zal de vrouw een einde maken aan haar ondraaglijke leven, zo kondigt zij aan.

Gevoelloos
Boswijk speelt op een zeer ingetogen, beheerste manier. Ze komt haast mat of gevoelloos over. Nooit komt er een uitspatting, nooit wordt ze boos. Deze speelwijze illustreert precies de gemoedstoestand van de vrouw. Zij snijdt in zichzelf in een wanhopige poging om nog íets te kunnen voelen; geestelijk heeft ze het vermogen daartoe al verloren. De toeschouwer wordt gedwongen om zich tot de vrouw te verhouden. Op een gegeven moment gooit zij een papieren vliegtuigje met daarop de tekst ‘geef antwoord’ het publiek in. Door haar matte gedrag lijkt de vrouw echter in niets op de toeschouwer. Herhaaldelijk denk je: doe iets! Schreeuw of huil! Frustrerend genoeg doet ze dat niet. De dramaturgische keuze om op zo’n vlakke manier te spelen is tegelijkertijd de kracht én de zwakte van de voorstelling. Het dwingt je als toeschouwer de frustratie van de vrouw mee te voelen en daar een standpunt over in te nemen, maar het stuurt niet naar een hoogtepunt, waardoor het soms moeilijk wordt je concentratie vast te houden.

Meervoudige persoonlijkheid
Boswijk ziet er kwetsbaar uit, met haar blote armen en voeten. In een minimalistische choreografie, waarin ze haar armen en handpalmen opendraait, wordt haar kwetsbaarheid nog verder vergroot. Ze staat veel stil, soms zit ze op de rand van het bed. Middels videobeelden en lichteffecten wordt er geëxperimenteerd met het toneelbeeld. Boswijk is soms in de spiegel te zien en soms als silhouet op de muur. Op de achterwand wordt haar gezicht zo nu en dan live geprojecteerd. De verschillende vormen die zij zodoende aanneemt, vormen een illustratie van haar meervoudige persoonlijkheid. Het licht dat op Boswijk schijnt is fel en vormt een wit vlak op de speelvloer, waar ze precies in past. Zo krijg je het idee dat de vrouw in een isoleercel zit, waarvan de deur af en toe open gaat, zodat er een fel licht naar binnen schijnt. Maar er komt niemand om haar te helpen. En waarschijnlijk wil ze dat ook helemaal niet. Uiteindelijk stapt ze door een deur naar buiten en slaat ze het leven voorgoed achter zich dicht.