Theater / Voorstelling

Oeverloze fantasie

recensie: Julia's Junkyard - Cinema Interno

.

/></td></tr> <tr><td class=

“Als ik toch eens in haar hoofd zou mogen kijken. Dat heb ik vaker bij mensen. Dan zou ik het liefst een mes pakken en het bovenste topje van de schedel eraf snijden om zo een kleine glimp op te kunnen vangen van de film die zich daarbinnen afspeelt.” Dit zegt één van de twee vrouwen bij het zien van een meisje in de verte. Het geeft meteen aan waar de voorstelling over gaat. Cinema Interno: soms zou je zo graag willen weten wat er zich in het hoofd van iemand anders afspeelt. Wat zou het meisje denken? Wat voor leven zou ze leiden? De twee jonge vrouwen (gespeeld door Yvonne van den Eerenbeemt en Ghieslaine Tijsterman) brainstormen erover alsof ze een film aan het maken zijn. De hele voorstelling zijn ze op weg naar het meisje, dat ze Julia noemen – en hoe dichter bij ze komen, hoe meer ze over haar verzinnen. Zo creëren ze langzaam maar zeker een soort sprookje om haar personage heen.

JJ001.jpg
 

Grappige situaties
Tijdens de reis komt de toeschouwer ook steeds meer te weten over de relatie tussen de twee vrouwen. Ze kennen elkaar al lang en weten van elkaars gebreken. Zo plaagt de een de ander nog steeds met het feit dat zij vroeger erg gestotterd heeft. Eigenlijk voeren ze een constante strijd met elkaar. Deze leidt tot humoristische sketches, zoals een battle waarin ze proberen elkaars moeder de grond in te boren, met opmerkingen als: “Jouw moeder is zo dik, dat wij allemaal op dit moment in haar staan” of “Jouw moeder is zo dun dat haar pyjama maar één streepje heeft.”
De voorstelling is vaak een aaneenschakeling van komische situaties. Daardoor worden sommige grappen iets te voor de hand liggend. Zo bestellen ze op een gegeven moment iets te eten, waarbij de raarste gerechten naar voren komen. Nadat ze daar een paar minuten mee bezig zijn geweest, roepen ze tegelijkertijd dat ze gewoon een Big Mac Menu willen. Dit is weinig verrassend. Als ze dit soort humor achterwege hadden gelaten, waren de echt goede grappen sterker over gekomen.

JJ003.jpg

Mooie muziek
Naast humoristisch, is de voorstelling ook heel meeslepend. Er wordt volop gebruik gemaakt van muziek. Sjors van den Eerenbeemt zorgt voor het geluid en bespeelt verschillende instrumenten. De muziek is zorgvuldig gekozen en vormt een belangrijke aanvulling op de brainstorm over Julia; steeds als het verhaal een nieuwe wending neemt, past ook de muziek zich aan. Maar wat de voorstelling vooral zo indrukwekkend maakt, is de zang van de vrouwen. Er zit zoveel gevoel in hun stem, dat het je als toeschouwer wel moet raken. Vooral Yvonne van den Eerenbeemt zingt heel gepassioneerd. Ze heeft een ongelofelijke kracht in haar stem, maar kan ook heel ingetogen zingen. Zelfs als ze op de schoot van haar tegenspeelster ligt, presteert ze het haar stem foutloos en met veel emotie in te zetten.

Het kleine zaaltje van de Roode Bioscoop is heel intiem en heeft daardoor van zichzelf al veel sfeer. Deze wordt nog versterkt door door de humoristische momenten, mooie muziek en indrukwekkende zang van Theatergroep Julia’s Junkyard. Cinema Interno is een plezier om naar te kijken en te luisteren en voert je weg naar een wereld vol fantasie. Zeker een aanrader om een keer naartoe te gaan.

Cinema Interno is nog te zien t/m 10 mei. Voor meer informatie en speeldata, klik hier.

Boeken / Fictie

De drift van een tiener

recensie: Joe Dunthorne - Submarine

.

Dunthorne is een bekende dichter in Engeland en vergaarde ook bekendheid met optredens op de Britse tv en radio. Submarine is zijn eerste roman en zijn kwaliteit als dichter schijnt sterk door in dit boek. Oliver Tate, de alwetende hoofdpersoon, wordt op een prachtige manier omschreven. Hij onderzoekt al een tijdje het seksgedrag van zijn ouders door de stand van de lichtdimmer op hun slaapkamer bij te houden. Als die ’s ochtends op de helft staat, of zoals Oliver het omschrijft, romantisch licht, dan weet hij dat ze bezig zijn geweest. Helaas is dit al drie maanden niet zo geweest. Oliver verwacht een scheiding en ziet het als zijn plicht hun huwelijk te redden.

Pestkop

De Britse auteur schetst een scherp, ietwat deprimerend beeld van de onmacht van Oliver en zijn moeite om te gaan met zijn emoties. Hij verschuilt zich achter de rol van therapeut en let alleen op feiten, en niet op zijn gevoelens. De jongen van vijftien staat volledig centraal, de rest dromt om hem heen als gevolg, als studiemateriaal. En Oliver is de meester van de situatie. Tenminste, dat denkt hij. Oliver is namelijk volledig overtuigd van zijn eigen kunnen, vindt zijn schrijfstijl en gebruik van moeilijke woorden briljant en voorziet enkel succes in zijn toekomst. Op school is hij zelf echter onderdeel van het gevolg van een pestkop, genaamd Chip. Samen met hem en enkele andere niet al te slimme klasgenoten pesten ze het lokale dikke meisje, Zoe. De pesterijen zijn gemeen en Oliver krijgt wroeging. Hij kan die echter niet anders uiten dan door een lijstje op te stellen wat Zoe allemaal aan zichzelf moet veranderen wil ze niet meer gepest worden.

Submarine is geen lichtvoetig boek. Olivers analyserende kijk op ruzies, gevoelens, seks en uiterlijk is soms verkillend en deprimerend. Op het moment dat Oliver zelf een vriendin krijgt, een van de pestkoppen, lijkt de zwaarte wat uit het verhaal te verdwijnen. De vijftienjarige jongen denkt plots weer als een tiener, is onzeker en wil dringend ontmaagd worden. Tegelijkertijd wordt zijn vader depressief en probeert hij uit te zoeken met wie zijn moeder steeds vaker op stap gaat. Uiteindelijk achtervolgt hij haar naar een afgelegen natuurgebied waar zijn moeder en haar hippievriend kamperen. Hij slaat zijn kamp op en gewapend met een piepklein tentje en drie pakken koekjes begint hij hen te bespieden. Dit gedeelte van het boek is prachtig omschreven en brengt wat meer humor in Olivers kille, ietwat banale kijk op de wereld. Dunthorne beschrijft de hippievriend van de moeder prachtig, vooral met betrekking tot de geintjes die Oliver met hem uithaalt.

Cynisme

Dunthorne houdt deze stijl een lange tijd vast en brengt alle personages in een geweldige confrontatie samen. Ook Jordana, Olivers vriendin, krijgt steeds meer aandacht in de loop van het verhaal. Haar relatie met Oliver legt zijn karakter schitterend bloot: hij kan omgaan met cynisme, botheid en competitie, maar niet met langzaam groeiende liefde. Elke verandering om hem heen schrijft hij op in zijn logboek (wat absoluut iets anders is dan een dagboek volgens hem) of googelet hij om te bestuderen. Maar hij laat het niet toe. Hij voelt zich nog steeds beter dan iedereen om hem heen. Hier slaat Dunthorne een nieuwe kant in: hij laat Oliver op zijn bek gaan. Waar Oliver het hele verhaal lang volledig de controle heeft, neemt nu een ander de macht over. En blijkt hem vervolgens alleen maar te gebruiken.

Dit sterk geschreven dagboek over een ingewikkeld tienerleven is geen lichte kost, maar schittert wel in poëtisch vermogen. Ook werkt de Britse auteur op een bizarre, maar toch ingetogen manier naar een grote verandering in Olivers leven toe. Het verhaal eindigt op een misschien wat vage manier, maar het past goed in de realistische wereld van Submarine. Een zwart verhaal met grappige puntjes licht.

Lees het eerste hoofdstuk van Submarine op de website van Penguin Books.

Boeken / Fictie

Postoorlogse stress

recensie: Aleksandar Tišma (vert. Guido Snel) - Het boek Blam

Blam heeft de oorlog overleeft. Nu doolt hij door straten waar vroeger ooit mensen woonden maar waar nu alleen nog schimmen te vinden zijn. Hij vertelt zijn verhaal aan de straatstenen, terwijl hij gesprekken voert met zijn overleden vrienden en er voor zijn ogen een film draait met beelden van hoe het ooit was. Blam is alleen, maar Blam heeft wel de oorlog overleeft. Aleksandar Tišma heeft in Het boek Blam een opmerkelijke persoon tot leven gewekt.

Aleksandar Tišma (1924-2003) is zelf van Joodse komaf, en misschien verklaart dat waarom hij van Blam een mens heeft gemaakt in plaats van een oorlogsslachtoffer zoals we die allemaal kennen: Joods, bestolen van zijn familieleden, en hoeveel medelijden we ook met hem hebben, hij is en blijft onbereikbaar want hij valt buiten ons tijdsbeeld. Blam niet. Tisma heeft Blam een plekje in de wereld van nu gegeven, hoewel hijzelf uit de Tweede Wereldoorlog is komen wandelen.

Wat kon zijn


Eigenlijk is Het boek Blam een ontleding van een persoon. Er is geen verhaal, tenminste niet zoals we zo vaak lezen: man ontmoet vrouw, trouwt, krijgt kinderen, is gelukkig en soms gebeurt er wat. Het boek Blam is veel meer dan dat. Het legt een personage bloot dat onder zijn eigen eenzaamheid lijdt en niets anders kan dan terugdenken aan het verleden. Aan hoe zijn leven voor de oorlog was. Je wandelt met Blam mee door de straten van Novi Sad, terwijl hij je aanwijst waar een vroegere vriend van hem woonde, waar de kruidenier zat en waar zijn ouders woonden. Hij vertelt je zelfs zijn familiegeschiedenis. En dus vertelt Blam je zijn verhaal, het verhaal van een oorlogsslachtoffer dat de oorlog misschien alleen maar overleeft heeft omdat hij met een christelijke vrouw trouwde. Tišma legt de vele gezichten van een na-oorlogs leven bloot en doet datzelfde met een voor-oorlogs leven, zonder dat hij veroordelend praat over een van de betrokken partijen. Nergens legt hij de schuld neer, er is alleen Het boek Blam.

Opmerkelijk aan de manier waarop Tišma schrijft, is dat hij vaak stukken schrijft die hadden kunnen gebeuren als Blam’s vrienden nog hadden geleefd. Wat je leest, vindt dus niet echt plaatst, maar is alleen maar een mogelijkheid van wat had kunnen zijn. Tišma is hier echter zo consequent en sterk in, dat je bij die stukken vaak gaat denken dat ze werkelijk gebeuren en pas aan het eind van die passages begrijp je dat Blam een dialoog met een overledene voert, en het dialoog eigenlijk een monoloog is. Het is meteen ook een schitterende kans om de lezer kennis te laten maken met mensen die ooit een rol speelden in Blam’s leven. Het versterkt de eenzaamheid, die een hoofdrol speelt in Blam’s leven, op een krachtige manier en zonder overdreven te zijn.

Zelfreflectie


Wat Het boek Blam ook realistisch maakt, zijn de opsommingen die Tišma zo nu en dan maakt. Zo maakt hij op bijna zakelijke wijze een lijst van alle mensen die ooit in de zogenaamde Jodenstraat hebben gewoond. De koelbloedigheid waarmee die namen behandeld worden, maken dat de lezer zich des te meer bewust is van wat er zich in die straat heeft afgespeeld. Hoe moeilijk Blam het met het leven na de oorlog heeft, wordt pijnlijk duidelijk door de zelfreflectie die Tišma hem laat hebben. Zijn vaardigheid als schrijver laat hij zien in een passage waarin Blam ontwaakt uit een nachtmerrie waarin hij zichzelf herkent, met een platgedrukt gezicht tegen glas. Daarna volgt een prachtige scène waarin Blam zijn leven onder het mes neemt en zichzelf ontleedt. Tišma schrijft bijna poetisch, wat Het boek Blam ten goede komt; op die manier kan de lezer een zekere afstand bewaren en gaat het verhaal niet zo op de huid zitten als vaak het geval is met oorlogsverhalen. Je kunt rustig lezen en daardoor genieten van de stijl.

Het boek Blam is een overlevingsverhaal. Het verhaal van een jongen die de oorlog in ging, om er als man alleen uit te komen.  Je loopt met Blam mee door de lege straten van Novi Sad, waar het verleden een hardere stem heeft dan de toekomst. En waar Blam afscheid van de geesten van zijn vrienden neemt. Het boek Blam had echt gebeurd kunnen zijn, en misschien is dat ook wel zo. In ieder geval is het Tišma gelukt om Blam tot leven te wekken in zijn boek.

Film / Achtergrond
special: Latin American Film Festival 2008

Utrecht goes Latin

.

Cocktails staan klaar, dansschoenen zijn opgepoetst en de gasten uitgenodigd. Voor de vierde keer op rij staat het Utrechtse Louis Hartlooper Complex een week lang in het teken van Latijns-Amerika. Van 7 tot en met 14 mei vertoont het Latin American Film Festival (LAFF) een vijftigtal speelfilms, documentaires en korte films uit de hedendaagse Latijns-Amerikaanse cinema. De veelheid aan landen, culturen, turbulente politieke geschiedenissen en prangende maatschappelijke kwesties staat opnieuw garant voor een interessante programmering. Dit jaar ligt de focus op Mexico, met de vertoning van drie kassuccessen en een speciaal eerbetoon aan de excentrieke filmmaker Luis Buñuel.

Introductie | Verslag

~

Bij het grote (internationale) publiek is de Mexicaanse cinema niet echt het gesprek van de dag. Maar de afgelopen jaren lijkt daar verandering in te komen. Onder leiding van de films Amores perros (Alejandro González Iñárritu, 2000), Y tu mamá también (Alfonso Cuarón, 2001) en Pan’s Labyrinth (Guillermo del Toro, 2006) heeft de Mexicaanse cinema zich zowel nationaal als internationaal op de kaart gezet. Met de vertoning van deze films zwengelt het LAFF de discussie aan of er sprake is van een zogenaamde nieuwe Mexicaanse golf. Echt nieuw zijn deze films niet, maar ze zijn de moeite van het (her)kijken meer dan waard. Voor degenen die deze rauwe, ontluikende en fantastische drie-eenheid nog niet heeft gezien, is het verplichte kost voor een introductie in de hedendaagse Mexicaanse film.

Aanvullend wordt, in samenwerking met het Filmmuseum Amsterdam, in het kader van het vijfentwintigste sterfjaar van de Spaanse cineast Luis Buñuel een retrospectief van deze, ook voor de Mexicaanse cinema, belangrijke filmmaker georganiseerd. Tijdens het festival worden zijn Mexicaanse films, waaronder Los Olvidados (1950) en Viridiana (1961), vertoond en zal zijn zoon, Juan Luis Buñuel, aanwezig zijn voor alle vragen over deze bijzondere grootmeester. Voor wie houdt van filmhistorie, surrealisme, symboliek en kwesties van geloof, leven en dood; een must see.

Om de Latijns-Amerikaanse beleving compleet te maken staan naast de films uit diverse landen ook talkshows, lezingen, masterclasses en muziek geprogrammeerd. Met de vertoning van Gouden Beer-winnaar Tropa de Elite (José Padilha, 2007) bijt het festival vandaag het spits af.

8WEEKLY doet deze week uitgebreid verslag van het Latin American Film Festival 2008.

Muziek / Album

Zingend gras, circusacts en koekoeksklokken

recensie: Lonely Drifter Karen - Grass Is Singing

.

Betoverd door Weense musicals begint Tanja Frinta met het maken van muziek. In Barcelona vindt zij twee geschikte bandgenoten en samen vormen zij Lonely Drifter Karen. Met gebundelde krachten maken zij hun debuutalbum Grass Is Singing. Een fantasierijke, theatrale plaat die in het bijzonder geschikt is voor de eeuwige dromer. Een plaat die je meeneemt op een reis door een surrealistische, romantische wereld en die je hart sneller laat kloppen.

Het boegbeeld van Lonely Drifter Karen is Tanja Frinta. Ze groeit op in Wenen en wordt grootgebracht met theater en musical. Geïnspireerd door wat ze in de Weense theaters te zien en horen krijgt, begint ze met het schrijven van haar eigen muziek. Samen met vriendinnen start ze een indiepop-band, maar op haar twintigste houdt ze het voor gezien. Ze pakt haar koffers en vertrekt naar Zweden. Ook daar kan ze haar draai niet vinden en ze besluit naar Barcelona te verhuizen, op zoek naar mensen om muziek mee te maken. In die Spaanse havenstad ontmoet ze haar huidige bandgenoten: de Spaanse gitarist Marc Melià Sobrevias, en de Italiaanse drummer Giorgio Menossi. Frinta weet dat zij haar ware muzikanten heeft gevonden en Lonely Drifter Karen is een feit.

Lonely Drifter Karen maakt geen gemakkelijke muziek. Hier geen snelle, gelikte popdeuntjes die naar binnen glijden als Bacardi Breezers, maar volle, theatrale composities met vreemde en soms verontrustende geluiden. Achter dat alles zit een complete wereld, met clowns in het straatbeeld, en een carrousel op iedere hoek van de straat. Eenmaal gewend geeft de muziek van het drietal je het gevoel dat je door exotische, romantische steden als Casablanca en Parijs rent zonder dat je voeten de grond raken. In Passengers of the Night zingt Tanja Frinta dat haar hart klopt als een tamboerijn. Nu, dat van de luisteraar gaat sneller kloppen bij het horen van haar liedjes. De vederlichte melodieën, de poëtische teksten en haar zweverige stem nemen je mee op een romantische reis. Grass Is Singing is een plaat voor de eeuwige dromer.

Kunst / Expo binnenland

48 Wijze en grijze mannen

recensie: Gerhard Richter - 48 Portraits

Ruim een jaar lang is het werk 48 portraits van de Duitse kunstenaar Gerhard Richter te zien in De Pont in Tilburg, dat hiermee tijdelijk afwijkt van de gebruikelijke focus op hedendaagse kunst. Deze serie portretten dateert uit 1972 en is normaliter onderdeel van de vaste collectie van het Ludwig Museum in Keulen, Richters thuisbasis en is als onderdeel van een ruil ruim een jaar te zien in het Tilburgse museum.

48 Portraits Oscar Wilde, 1854-1900, 1971, 70 x 55 cm, olieverf op canvas
48 Portraits Oscar Wilde, 1854-1900, 1971, 70 x 55 cm, olieverf op canvas

Gerhard Richter (Dresden, 1932) groeit op in de DDR, maar vlucht in 1961 naar West-Duitsland om te gaan studeren aan de kunstacademie van Düsseldorf. Hier komt Richter in aanraking met het kapitalisme en de westerse kunst. In 1963 neemt hij deel aan de groepstentoonstelling Leben mit Pop – Eine Demonstration für den Kapitalistischen Realismus, samen met onder anderen Sigmar Polke. Richter vestigt snel zijn naam en in 1972 neemt hij deel aan de Biënnale van Venetië met de serie 48 portraits. Het kapitalistische Realisme is nauw verwant aan de Pop Art, zoals we die kennen van Andy Warhol en richt zich vooral op het uitbeelden van consumptieartikelen en massacultuur. Het is dan ook niet verrassend dat deze stroming ook bekend is onder de naam Duitse Pop Art.  

Duitse Pop Art

48 Portraits Herbert George Wells, 1866-1946, 1971, 70 x 55 cm,  olieverf op canvas
48 Portraits Herbert George Wells, 1866-1946, 1971, 70 x 55 cm, olieverf op canvas

De link met de Pop Art is goed te zien in de serie portretten die nu in De Pont te zien is. Naast elkaar hangen verdeeld over een tweetal zalen de 48 portretten van schrijvers, musici en wetenschappers uit de 19e en 20e eeuw. De schilderijen van 70 x 55 cm zijn allemaal in grijstonen uitgevoerd en op het eerste gezicht komen ze op me over als uitvergrote pasfoto’s, realistisch weergegeven statieportretten van culturele en wetenschappelijke grootheden. Zo herken ik Albert Einstein en Franz Kafka, maar voor de rest ben ik toch aangewezen op de lijst met namen die aanwezig is in de zaal.

Opvallend is dat er alleen mannen afgebeeld zijn. Er is geen Marie Curie, geen Marilyn Monroe en geen Queen Elizabeth te zien, terwijl Richter hen allemaal geschilderd heeft. De mannen zijn allen grootheden uit het verleden en op de lijst met namen kom ik toch enkele bekenden tegen, zoals Gustav Mahler, H.G. Wells, Max Planck en Oscar Wilde. Wat leuk hieraan is, is om nu eindelijk een gezicht bij deze namen te kunnen plaatsen om zo een beeld te krijgen van de persoon achter de muziek van Mahler, de kwantumtheorie van Planck, de schrijver van War of the Worlds (Wells) en de dandy schrijver Wilde. De portretten zijn ook niet willekeurig opgehangen, blijkt bij nadere bestudering. De kijkrichting van de portretten aan de linker- en rechterzijde van de serie is naar het midden, terwijl de geportretteerden in het midden recht vooruit kijken. Op deze manier lijkt er een beweging in de serie te komen, of wellicht een hiërarchie. Helemaal duidelijk wordt dit helaas niet.

Niet hedendaags, maar toch van nu

48 Portraits Franz Kafka, 1883-1924, 1971, 70 x 55 cm, olieverf op canvas
48 Portraits Franz Kafka, 1883-1924, 1971, 70 x 55 cm, olieverf op canvas

De verering van helden en idolen is van alle tijd. Van de middeleeuwen tot nu worden deze helden vereeuwigd in portretten. Wat dat betreft, is de onderwerpkeuze van Richter in de kapitalistische maatschappij van West Duitsland een logische keuze. Waar zijn Amerikaanse tijdgenoot Warhol echter kiest voor idolen van de massa, kiest Richter zijn idolen uit de elite. Zijn helden zullen niet direct bij de massa bekend zijn. Een verrassende keuze, maar daarom niet minder interessant. Het feit dat de portretten fotorealistisch geschilderd zijn, maakt dat ze zeer sprekend zijn voor de toeschouwer, omdat ze hierdoor een nostalgisch tintje krijgen. De Pont heeft met deze 48 portretten dan ook een zeer boeiende serie binnen haar muren weten te halen.

Kunst / Expo binnenland

Een kijkje in de keuken van de fotografie

recensie: Collectie Van Zoetendaal

.

Van Zoetendaal begint met het verzamelen van foto’s als hij zijn eigen galerie start waar werk tentoongesteld wordt van voornamelijk oud-studenten van de Rietveldacademie. Af en toe koopt Van Zoetendaal wat werk aan van de fotografen die zijn galerie presenteert, zoals foto’s van Rineke Dijkstra en Paul Kooijker. Daarnaast koopt hij oude fotoalbums op rommelmarktjes en af en toe foto’s van oude bekende fotografen, zoals Cas van Oorthuys. Langzaamaan ontstaat er een grote bonte verzameling foto’s.

Veel

Wat direct opvalt in de tentoonstelling is de veelheid aan foto’s. Waar veel fototentoonstellingen zich kenmerken door groter en minder, zien we hier veel foto’s van klein formaat die de wanden vullen. Ook zien we fragmenten van de vele boekpublicaties die onderdeel zijn van de collectie. Het werk lijkt thematisch geordend. Als je beter kijkt klopt het niet helemaal, want sommige onderwerpen zijn in meerdere thema’s gegroepeerd, zoals de ‘de naakte jonge vrouw’.

Naast de hoeveelheid foto’s varieert het jaartal van de foto’s van de jaren ’20 uit de vorige eeuw tot foto’s uit 2003. Hierdoor lijk je een overzicht van de ontwikkeling van de fotografie te krijgen. Dit overzicht blijft echter beperkt door Van Zoetendaals voorliefde voor bepaalde onderwerpen. Wel zie je daardoor dat de manier van fotograferen niet echt is veranderd in de loop van de tijd. De portretten van naakte vrouwen uit verschillende tijdperken hebben bijvoorbeeld veel overeenkomsten.

Portretfoto’s

Opname fotostudio in voormalig Oost-Duitsland, z.t., 1975, C-type, collectie Gemeentemuseum Den Haag, voorheen Van Zoetendaal Collections
Opname fotostudio in voormalig Oost-Duitsland, z.t., 1975, C-type, collectie Gemeentemuseum Den Haag, voorheen Van Zoetendaal Collections

Een thema dat vaak terugkomt in de tentoonstelling is de studioportretfotografie. Zo zien we kleine portretfoto’s afkomstig van studio Georg Eckert in Sonnewalde, voormalig DDR uit de jaren ’70. Het zijn proeffoto’s waarop niemand goed is afgebeeld. Hoofden en armen moeten wijken voor de grijskaart (waarmee een goede lichtmeting voor de belichting wordt gedaan). Deze foto’s zijn geen kunstfoto’s. Ze zijn wel interessant, omdat ze laten zien hoe portretfoto’s zo’n veertig jaar geleden werden gemaakt. Dit is eens wat anders dan plaatjes in een boek over fotografie. De serie is gecombineerd met een intrigerende foto (Nek , 1998) van Paul Kooijker. Wil Van Zoetendaal hiermee laten zien dat de portretfoto’s eenzelfde thematiek – imperfectie – bevatten als de kunstfoto van Paul Kooijker? Is het de bedoeling om hiermee de functionele portretfoto’s tot kunstfoto’s te verheffen? Dit lijkt een nietszeggende kunstgreep. De waarde van de portretfoto’s ligt vooral in het inzicht dat ze verschaffen.

Grensgevallen

Opname fotostudio in voormalig Oost-Duitsland, z.t., ca. 1980, C-type, collectie Gemeentemuseum Den Haag, voorheen Van Zoetendaal Collections
Opname fotostudio in voormalig Oost-Duitsland, z.t., ca. 1980, C-type, collectie Gemeentemuseum Den Haag, voorheen Van Zoetendaal Collections

Een andere serie portretfoto’s waarin grenzen tussen kunstfotografie en functionele fotografie worden opgezocht zijn de foto’s van de studenten van de Rietveldacademie. Ze hebben zich laten fotograferen met iemand van de lokale bevolking in een portretstudio in India. Hierin is de combinatie van functionele en kunstfotografie duidelijk aanwezig in de foto zelf. Cultuurverschillen en korte ontmoetingen spelen de hoofdrol.

De foto’s uit de portretstudio To Sang (Amsterdam, 1988-1992) zijn ook van die grensgevallen. Doordat men in die studio een gepaste achtergrond en attributen kon kiezen zien we niet alleen een persoon afgebeeld, maar zien we ook wat van diens identiteit. Zo is er bijvoorbeeld een foto van een man in een goudkleurig pak met cowboyhoed en stoere laarzen die op een stoel zit naast een opgetuigde kerstboom. De achtergrond is een sneeuwlandschap.

Verrassend

Rineke Dijkstra, z.t., Polen 1994, Polaroid, collectie Gemeentemuseum Den Haag, voorheen Van Zoetendaal Collections
Rineke Dijkstra, z.t., Polen 1994, Polaroid, collectie Gemeentemuseum Den Haag, voorheen Van Zoetendaal Collections

Verrassend zijn de vroege polaroidfoto’s van Poolse jongeren (1994, z.t.) van Rineke Dijkstra. Ze glimlachen en voelen zich duidelijk op hun gemak tijdens het kortstondig poseren. Dit geeft een mooi contrast met de bekende foto’s van onzekere pubers in badkleding, gemaakt met de technische camera. Hier duurde de poseertijd langer. Door het lange wachten raken de jongeren in zichzelf gekeerd of onzeker. De polaroid zijn waarschijnlijk schetsfoto’s voor de bekende foto’s geweest.

De Van Zoetendaal Collectie biedt een kijkje in de keuken van de fotografie. De functionele portretfoto’s en schetsfoto’s lijken te domineren en blijven het langst in het geheugen hangen. Je krijgt foto’s te zien die eigenlijk niet voor de kijker zijn bestemd – zoals de schetsfoto’s – en verkrijgt inzicht in de werkwijze van fotografen. Het is mooi om te zien hoe grenzen tussen kunst- en functionele fotografie worden opgezocht.

Lees ook het interview met Willem van Zoetendaal.

Kunst / Expo binnenland

Alsof het niks is

recensie: Graham Hudson

.

Vanaf de eerste verdieping wordt de museumbezoeker al op een piepklein voorproefje getrakteerd. Midden in de centrale hal, op de grond, staat een rolmaat die zijn ellenlange metalen arm verticaal strekt, de vide in, waar zijn gebaar wordt beantwoord door een tweede rolmaat die aan het plafond hangt.

Graham Hudson is van de grote, dramatische, vaak roekeloze gebaren. Voor deze tentoonstelling heeft hij dan ook niet gekozen voor enkel een opstelling van een aantal recente van zijn uit afgedankt en bouwmarktmaterialen samengestelde sculpturen. Hij eigent zich het museum volledig toe door het met behulp van karton, pallethout en dozen vol lp’s volledig te transformeren. De boog van zwarte, witte en grijze blokken die over de vide heen reikt, maakt de vervorming en de onherkenbaarheid van de ruimte compleet. De gebruikte materialen brengen een eigen geur, geluid en akoestiek mee die je onmiskenbaar een nieuw universum intrekken waarin andere regels gelden en de zwaartekracht onbetrouwbaar lijkt te zijn.

Strijd

G. Hudson, Up Down, 2007, foto Peter Cox
G. Hudson, Up Down, 2007, foto Peter Cox

Twee van de vier kabinetten die om deze hal liggen, zijn omgebouwd tot strijdtoneel. Western War II (2008) heeft letterlijk de vorm van een arena; in de kleine ruimte is tegen de muren rondom een tribune gerealiseerd van pallets en ander resthout. Gestapelde dozen camoufleren de blootliggende wanden erboven. Het duel dat zich afspeelt in het midden van de ruimte gaat tussen twee elpeespelers. De bezoekers worden aangemoedigd naar believen de lp’s om te draaien, te wisselen of de naald te verplaatsen. De oude Reader’s Digest serie Europe in Concert is voor ons achtergelaten. De strijd gaat tussen Duitsland (Land van Melodie en Mysterie) en (Bolero, hartstochtelijk) Spanje. Het wordt al snel duidelijk dat Beethoven zijn verlies moet erkennen tegenover het overdonderende castagnettengeweld.

In de ruimte aan de andere kant van de centrale hal is het stof van het strijdgewoel inmiddels min of meer opgetrokken. Hier vond op de openingsdag in februari Scultpure Wars plaats. Een performance, waarbij Hudson er samen met David Hoyland op toe zag dat een aantal mensen uit het aanwezige publiek in een zo kort mogelijke tijd een sculptuur bouwden van allerlei stukken hout. Het hectische filmpje dat getoond wordt in de eveneens met dozen en hout volgebouwde ruimte laat zien dat het er fanatiek aan toeging. De drie sculpturen gemaakt tijdens de finale, staan nog steeds fier op een verhoging middenin de ruimte, waarin ze overigens zo goed als naadloos opgaan. �

Paraplu’s voor een zachte landing

G. Hudson, Umbrella's, 2008, foto Sam Williams
G. Hudson, Umbrella’s, 2008, foto Sam Williams

Net als met de inmenging die Graham Hudson van zijn publiek vraagt, neemt hij ook met het kiezen van zijn materialen het toeval mee in zijn werk. Met beide toevoegingen maakt hij zijn werk volledig pretentieloos. Of het deze pretentieloosheid is of puur het talent van Hudson als kunstenaar, maar er gebeurt iets bijzonders met deze waardeloze materialen. Hudson weet afgedankte en achtergelaten materialen te transformeren tot sculpturen met een ziel. Zo is er een wand gereserveerd voor zo’n achttien ingelijste paraplu’s. Paraplu’s die vanwege dienstweigering, een windvlaag of een slecht geheugen zomaar ergens zijn achtergebleven. Op allerlei manieren opgegeven en verkreukeld blijken paraplu’s bijzonder expressief materiaal te zijn. Voorzien van een nieuwe levensvervulling brengen ze in deze setting de tragiek van verlaten worden en de dynamiek van buiten mee naar binnen. �

Paraplu’s zien we ook terug in het fantastische Up Down (2007), een sculptuur van wit en bruin gefineerd meubelhout, verlichting en elpeespelers. De tragiek en dynamiek van het gefragmenteerde werk dat met veel geweld in de net te krappe ruimte lijkt te zijn neergekwakt, wordt versterkt door de verstoorde en vertraagde muziek en de zwarte paraplu’s die hoog tegen het plafond op de gele elektriciteitsbuizen een poging hebben gedaan de val te breken.

De irrationaliteit van Hudson’s werk, de bravoure en het gebrek aan controle is erg verfrissend en het maakt de tentoonstelling tot een plek waar je graag nog wat langer rondhangt. Misschien wel stiekem hopend dat er, als je maar lang genoeg wacht, wel iets met veel drama en lawaai in elkaar zal storten.

Kunst / Expo binnenland

Desintegratie in zuurstokkleuren

recensie: Shintaro Kago - Bizarre Manga Artist

Ook in de wereld van de beeldende kunst wordt gretig gebruik gemaakt van de mogelijkheden van Web 2.0. De tentoonstelling Shintaro Kago: Bizarre Manga Artist bestaat namelijk voor een deel uit afdrukken van een zogenaamde ‘scanlation‘ – een op het internet circulerende, door fans aangepaste scan van een originele strip, waarbij de tekstbalonnen in het Engels vertaald zijn.


Pagina uit Abstraction
Pagina uit Abstraction

De Japanse kunstenaar en striptekenaar Shintaro Kago heeft zijn westerse aanhang bijna geheel te danken aan dit fenomeen. Terwijl maar één van zijn talloze korte verhalen ooit in Engelse vertaling gedrukt is, zijn enkele tientallen ervan in digitale vorm beschikbaar, die op fora en weblogs door liefhebbers uitgewisseld worden. Ook de vormgever van de Amsterdamse tentoonstelling geeft toe dat hij het werk van Kago via zo’n clandestiene vertaling leerde kennen. De strip in kwestie, het korte verhaal Abstraction, is in zichzelf een conceptueel experiment. De strip begint als een driedimensionale vertelling die als een roterende blokkendoos getekend is, maar verandert al gauw in duizelingwekkend surreële weergave waarin zowel de personages in de strip als de strip zelf vervlochten worden. De afgedrukte scans zijn op de muur gedrukt, tussen de horizontale balken waarop normaal gesproken sportschoenen uitgestald zijn (de expositieruimte fungeert ook als verkooppunt voor K-Swiss-artikelen). Deze positionering is een fraaie versterking van het driedimensionale karakter van de strip.

Wirwar

De doorslaggevende factor voor het organiseren van de expositie was echter Kago’s spectaculaire hoesontwerp voor het maartnummer van het tijdschrift Vice, dat ook tentoongesteld wordt en een iets andere kant van de artiest laat zien. De prent toont een meisje van wie het lijf op barsten staat. Uit een verticale snede kruipt, vliegt en springt van alles: confetti, slingers, een varken, monsterlijke vogels, een samoerai met geheven zwaard, een reeks vlaggen, een laars, een pistool, enzovoorts. Allerlei andere objecten vliegen in een cirkel om het meisje heen en op de achtergrond prijkt een variant op de Japanse marinevlag. Deze wirwar van voowerpen en vormen in beweging wint aan intensiteit door de felle zuurstokkleuren waarmee hij ingekleurd is.

Hoesontwerp voor Vice
Hoesontwerp voor Vice

Een groot deel van de tentoongestelde werken toont iets dergelijks. Meisjeslichamen die op de een of andere manier muteren of desintegreren, soms subtiel, op Dalí-achtige wijze, soms directer en gewelddadiger, zoals de prenten waarop schedels in tweeën worden gedeeld. Vaak zie je op de achtergrond concentrische cirkels, die de afbeelding een intense en desoriënterende impuls geven. Ook de fraaie afbeeldingen die Kago voor de gelegenheid met krijt op de muur getekend heeft volgen dit stramien, maar die missen de finesse van de zijn penstreken en de versterkende impact van de digitale inkleuring.

Hoogzwangere vrouwen

Andere prenten, die al eerder als omslagontwerpen of titelpagina’s voor Kago’s stripverzamelingen gebruikt werden, laten fantastische en surreële taferelen zien. Een horde naakte, hoogzwangere en duidelijk pijn lijdende vrouwen die en masse ochtendgymnastiek aan het uitvoeren zijn, aangevoerd door een reeks robotachtige kinderen in miniatuurvorm. Of een stoet extatische androgyne Japanners in schoolmeisjesuniform, waarvan op de achtergrond een aantal stukgeschoten wordt, terwijl aan de hemel een militair vliegtuig zweeft. In de hoek prijkt weer de Japanse marinevlag.

De steeds terugkerende elementen van geweld tegen vrouwen, nationalisme en de afwezigheid of destructie van het individu zouden kunnen uitnodigen tot een lezing als commentaar op de Japanse volksgeest. Maar wie Kago’s strips kent weet dat de Japanner geen enkele boodschap uitdraagt. Het is veelzeggend dat de afbeeldingen niets met de inhoud van de strips te maken hebben waarvoor ze als hoesomslagen en titelpagina’s dienden. De titel ‘Shintaro Kago: Bizarre Manga Artist‘ is dan ook juist gekozen: Kago tekent bizarre strips en prenten, niets meer en niets minder. Die zijn vaak briljant, altijd opmerkelijk en blijken zich bij uitstek te lenen voor tentoonstelling.

Lees hier een interview met Shintaro Kago.

Kunst / Achtergrond
special: Een gesprek met Shintaro Kago

Verrassen, en een beetje choqueren

Shintaro Kago (1969) is op dit moment een van de meest opmerkelijke striptekenaars ter wereld, maar ook de verdienstelijke maker van kleurrijke, pop-art-achtige prenten. Deze maand is een bijzondere tentoonstelling aan hem gewijd in het Amsterdamse kunstplatform K-Space, waar beide aspecten van zijn talenten fraai naar voren komen. Het is zijn eerste expositie buiten Japan en bovendien de eerste Nederlandse tentoonstelling die aan een Japanse striptekenaar gewijd is. Een paar uur voor de feestelijke opening sprak 8WEEKLY de auteur.

Kago is voor het eerst in Nederland en deze trip blijkt zelfs zijn eerste reis buiten Japan te zijn. “Amsterdam is schitterend. Heel anders dan Japan en erg stimulerend.” Eerder op de dag werd hij op straat door een vrouw aangeklampt, die hem herkend had uit De Pers en een handtekening wilde. Veel tijd om belangstellenden te woord te staan heeft hij niet: “morgenavond vlieg ik direct weer naar huis terug. Back to work.” Als full-time striptekenaar heeft Kago genoeg te doen. “Ik teken tussen de 30 en 40 pagina’s per maand.”

Kunstenaar

~

Het is nog niet zo gemakkelijk om meer dan een oppervlakkige toelichting aan Kago te ontlokken. De Japanner is even beleefd als terughoudend, drukt zich bedachtzaam uit en spreekt zelden zonder aansporing van zijn tolk. “Kunstenaar”, is bijvoorbeeld zijn enthousiaste, maar bondige antwoord op de vraag of hij zichzelf meer als striptekenaar dan als beeldend kunstenaar ziet. Dat is verrassend, want ook al vormen Kago’s flitsende kleurenprenten de hoofdmoot van de tentoonstelling, hij timmert al veel langer als striptekenaar aan de weg. Hij debuteerde al in 1988 in het tijdschrift Comic Box en heeft sindsdien zo’n 25 stripbundels uitgebracht.

Net als bij de meeste van zijn collega’s kwam de keuze om zelfs strips te creëren bij autodidact Kago voort uit het lezen van talloze manga, Japanse strips. In de tekenstijl van zijn oude werk is nog vaak de invloed van bekendere collega’s zichtbaar, maar tegenwoordig lijkt hij een eigen stijl te hanteren. Zijn kadering is strakker geworden, zijn panelcomposities soberder, en zijn penstreken harder. “Mijn tekenstijl is inderdaad veranderd, maar het is moeilijk uit te leggen waarom. Mijn ambities zijn anders, de tijd waarin we leven is anders, alles verandert iedere dag.”

Bovendien is hij aan het experimenteren geslagen. Het korte verhaal Abstraction, dat onderdeel uitmaakt van de tentoonstelling, speelt bijvoorbeeld op duizelingwekkende wijze met de standaardvorm van stripverhalen. De strip verraadt een drang naar het breken van gangbare conceptuele banen die zeker in Japan en waarschijnlijk wereldwijd uniek is in stripkringen. Eén ding is in de loop der jaren niet veranderd: Kago’s buitensporige thema’s en onderwerpen. De objectificatie (in letterlijke zin) en desintegratie van vrouwenlichamen is nog steeds volop aanwezig en nog steeds gekoppeld aan een nadruk op seks en ontlasting. Kago heef wel eens beweerd dat de veelheid seksuele en scatologische handelingen in zijn strips te wijten is aan de eisen van het tijdschrift waar de strip in moet verschijnen. (Hij publiceert geregeld voor de meest extreme striptijdschriften, waar zijn excessen nauwelijks opvallen tussen die van collega’s.) “Soms stelt het tijdschrift bepaalde eisen, maar het is ook wel zo dat ik die zaken gebruik om de lezer te verrassen, en een beetje te choqueren”, geeft hij toe. Heeft hij eigenlijk volledige vrijheid qua vorm en inhoud als hij een verhaal publiceert? “Dat hangt ervan af. Soms worden er wat eisen gesteld, soms laten ze me doen wat ik wil.

Clandestien

~

Anders dan de meeste strips van zijn collega’s in zulke publicaties, barsten Kago’s verhalen echter van de ironische humor. Hij neemt meestal een komisch of absurd gegeven als uitgangspunt, dat hij naar een even logische als waanzinnige conclusie doorvoert. De vraag of hij zich verwant voelt met de satirist William S. Burroughs, die immers ook zo radicaal met vorm en stijl experimenteerde en evenmin terugdeinsde voor groteske vormen van seks en geweld, beantwoordt Kago met een even beleefd als resoluut “nee”. Andere striptekenaars dan? “Ik zie wel wat overeenkomsten met het oude werk van Usamaru Furuya, maar meer qua illustraties dan verhaallijnen.” In de Amerikaanse bundel Secret Comics Japan werd acht jaar geleden een deel van Furuya’s beeldenstormstrip Palepoli opgenomen naast Kago’s verhaal Punctures. Deze inmiddels obscure uitgave is de enige gedrukte Engelse versie van Kago’s werk, wat ons brengt op het opmerkelijke feit dat zijn werk nauwelijks vertaald is. “Er is wel iets in Korea en Italië verschenen”, merkt Kago op, maar elders heeft hij nog niet mogen genieten van de gigantische recente opmars van de Japanse strip in het Westen.

De auteur heeft echter op het internet een behoorlijke reputatie gekregen, geheel en al te danken aan het feit dat enkele westerse liefhebbers naarstig digitale vertalingen van zijn korte verhalen produceren, waarvan er inmiddels meer dan dertig virtueel circuleren. Kago hoopt dat er ooit een papieren tegenhanger van deze clandestiene vertalingen verschijnt. De vaak schokkende aard van zijn strips zouden een belemmering kunnen vormen, maar de auteur is meer geinteresseerd in de reacties van de lezer. “Ik wil de mensen verrassen. Het doel van deze tentoonstelling is ook dat de mensen in Nederland mijn werk kunnen zien. Er ligt verder geen thema aan ten grondslag.”

~

De opzet van de tentoonstelling in K-Space mag dan eenvoudig zijn, de expositie is in meerdere opzichten bijzonder. Na drie exposities in zijn thuisland is het de eerste keer dat Kago’s werk buiten Japan te zien is. Het is ook de langste tentoonstelling: zijn werk blijft een volle maand te bezichtigen. En het zou wel eens zijn meest succesvolle kunnen worden. In een expositie in Tokio, waar zijn werk twee weken hing, kwam er in totaal een man of 400, vertelt Kago. Bij K-Space stonden die middag al tientallen belangstellenden buiten te wachten; binnen een kwartier na de opening moest je je een weg banen om Kago’s werk te kunnen zien.

Met dank aan Kuniaki Mogami voor de vertaling. Lees hier een recensie van de tentoonstelling.