Film / Achtergrond
special: Retrospectief Cary Grant

King of cool

.

Nadat in voorgaande jaren sterren als Jeanne Moreau, Robert de Niro en Romy Schneider door het Filmmuseum in een groots zomerretrospectief in het zonnetje werden gezet, is het dit keer de beurt aan Cary Grant. Uiteraard staan hierbij zijn films centraal. Maar liefst 27 titels worden er vertoond, waaronder alle films die hij maakte met regisseurs George Cukor, Howard Hawks en Alfred Hitchcock. Maar er is meer: zo is er een tentoonstelling met onder andere privéfoto’s en affiches, is de Hitchcockklassieker North by Northwest opnieuw uitgebracht, en zullen bekende en minder bekende fans een aantal films introduceren.

~

Archibald Alexander Leach. Met die naam komt de latere filmster in 1904 in het Engelse Bristol ter wereld. Pas in 1932 neemt hij de artiestennaam Cary Grant aan — een voorwaarde van filmstudio Paramount bij het ondertekenen van een vijfjarig contract. Leach had op dat moment al een lange theatercarrière achter de rug. Al op dertienjarige leeftijd ontvluchtte hij zijn huis: zijn familie was arm, het huwelijk van zijn ouders slecht, en toen hij negen was bleek zijn moeder verdwenen te zijn — pas zo’n twee decennia later kwam hij erachter dat zij was opgenomen in een psychiatrische inrichting. De nog jonge Leach sluit zich aan bij een vaudevillegezelschap en wordt daar opgeleidt tot acrobaat, steltloper en mimespeler. Als de groep na een tournee in de Verenigde Staten terugkeert naar Engeland, besluit Leach te blijven. Na een jarenlange musicalcarrière maakt hij in 1932 zijn opwachting in Hollywood.

Doorbraak

Grant verscheen direct in de ene na de andere film (dertien in z’n eerste twee jaren), maar meer dan een knappe verschijning mocht hij vaak niet spelen. Het is pas in Sylvia Scarlett (George Cukor, 1935) dat Grants talent boven komt drijven. In deze film speelt hij de cockney zwendelaar Jimmy Monkley, die een verbond sluit met een vader en diens ‘zoon’ (Katherine Hepburn) om voortaan samen illegale praktijken te ondernemen. De film flopte destijds genadeloos, en dat valt wel te begrijpen. Want deze ‘romantische komedie’ is nergens grappig en wordt nooit echt romantisch — en daardoor weinig interessant. Grant speelt weliswaar een ondergeschikte rol, maar hij zet zijn personage met veel innemendheid en bravoure neer. De vrijheid die hij had om zijn karakter vorm te geven was een verademing voor hem, en gaf hem genoeg vertrouwen om een gedurfde stap te zetten: voortaan zou hij zich niet meer aan één studio verbinden.

Screwball comedy

Holiday
Holiday

Sylvia Scarlett was de eerste van in totaal vier films die Grant samen met Katherine Hepburn zou maken. Naast twee andere films van George Cukor — Holiday (1938) en The Philadelphia Story (1940) — is dat Bringing Up Baby (1938) van Howard Hawks. Net als Cukor en later Hitchcock speelt Hawks een grote rol in Grants carrière. Ze maakten in totaal samen vijf films, waarvan er vier als screwball comedy aangemerkt kunnen worden. In deze komedies draait het om snelle en messcherpe dialogen, komische (relatie)verwikkelingen en slapstickachtige situaties. Het is een genre waarin Grant excelleert. In The Awful Truth (Leo McCarey, 1937), een van de eerste en bekendste screwball comedies, kan hij voor het eerst laten zien dat er niemand beter is in dit genre. Iets dat hij nog vaak zou herhalen. Hij is de ideale tegenspeler voor niet-op-hun-mondje-gevallen-vrouwen als Irene Dunne, Katherine Hepburn en Ginger Rogers en zijn timing blijkt perfect. Het is zijn coole, onkreukbare uiterlijk met dat uitgestreken gelaat in combinatie met de onmogelijke situaties waarin hij terecht komt die hem zo onweerstaanbaar grappig maken.

Zo is zijn geworstel met zowel een vrouwelijke medeofficier als de legerbureaucratie in I Was a Male War Bride (1949) erg vermakelijk. De chemie met medespeler Ann Sheridan is groot, net zoals met Ginger Rogers in Monkey Business (1952). Hierin speelt Grant een wetenschapper die op zoek is naar een verjongingselixer, dat uiteindelijk per ongeluk door een van zijn laboratoriumapen wordt gemaakt en in een watertank gegooid. Als zowel Grant als zijn vrouw (Rogers) zonder dat ze het weten het drankje opdrinken leidt dit uiteraard tot bizarre situaties — waarbij een rolletje is weggelegd voor Marilyn Monroe. Als er één ding is waar de smetteloze Grant niet bang voor blijkt te zijn, dan is het wel zichzelf voor gek zetten.

Stomdronken

<i>North by Northwest</i>
North by Northwest

Dat blijkt ook uit een van de meer memorabele scènes uit wat wellicht Grants bekendste film is: North by Northwest (Alfred Hitchcock, 1959). Hierin speelt hij (met de juiste combinatie van verontwaardiging en sarcasme) reclameman Roger Thornhill die door stom toeval door criminelen aangezien wordt voor (fictief) geheim agent George Kaplan. Thornhill wordt onder dwang dronken gevoerd en in een auto op een kronkelig kustweggetje gezet. Wat volgt is een meesterlijke scène waarin Grant overtuigend én hilarisch een stomdronken Thornhill neerzet. Het is extravagant acteren, op een moment dat zijn stijl is geëvolueerd tot sober maar effectief spel. Een typische Grant-pose is er een waarin hij met de handen in de zakken van zijn smetteloze maatpak staat, weinig uitdrukking op het gezicht heeft, maar wel met een cynische blik in de ogen. Ogen die verraden dat hij – ongeacht de vraag – een gevat antwoord paraat heeft. Steeds vaker echter kruipt er iets dualistisch in zijn spel: niet alleen is hij de gesoigneerde gentleman, maar hij straalt tegelijkertijd iets dreigends uit. Er is geen regisseur geweest die zo van deze eigenschap ‘gebruik’ heeft gemaakt als Alfred Hitchcock.

Ambigu

Suspicion
Suspicion

In de eerste samenwerking van Grant en Hitchcock, Suspicion (1941), werd de koning van het lichte, romantische genre gecast als moordenaar. Niet dat dat meteen duidelijk is, want als er iets is dat Hitchcock benadrukt is het de vage grens tussen Grants ‘lichte’ en ‘donkere’ kant, tussen verleidelijk en gevaarlijk. Probeert hij zijn vrouw (Joan Fontaine) nou te vermoorden, of beeldt zij het zich maar in? Het is het feit dat Grant die ambiguïteit zo overtuigend weet uit te stralen die hem zo fascinerend maken. Ook in Notorious (1946) blijft lang onduidelijk of de door Grant gespeelde geheim agent werkelijk gevoelens koestert voor de dochter van een Nazi-topman (Ingrid Bergman), of dat hij haar gebruikt om haar te laten infiltreren in een groep Duitsers met snode plannen.

Een enkel smetje

Het mag geen verrassing zijn dat er in een oeuvre van meer dan zeventig films ook wel eens een misser zit. Als één ding duidelijk is, dan is het dat Grant met de vertolking van moderne stadsmens naam heeft gemaakt en hij daarmee op zijn best is. In historische kostuumdrama’s zul je hem weinig tegenkomen, en in westerns — waarschijnlijk terecht — al helemaal niet. Het is daarom niet verbazingwekkend, maar wel opvallend, dat als hij een rol speelt die teruggrijpt naar zijn Engels working class wortels, hij zelfs miscast lijkt. In None But the Lonely Hearts (Clifford Odets, 1944), een tergend traag en loodzwaar melodrama, speelt Grant een cockney die na lange tijd naar huis terugkeert, waarna zowel hij als zijn doodzieke moeder de misdaad niet schuwen om te overleven. De film was een persoonlijk project van Grant en op zijn instigatie gemaakt, maar uiteindelijk zit je teveel naar Cary Grant te kijken, en komt Archie Leach te weinig naar boven.

Een film die balanceert op het randje van vergeten pareltje en ambitieuze mislukking is Once upon a Honeymoon (Leo McCarey, 1942). Grant is een Amerikaanse reporter die het aanknoopt met een Amerikaanse ex-stripper (Ginger Rogers). Zij is omhooggetrouwd met een Oostenrijkse baron die een belangrijke rol als nazi-agent speelt. De film mengt komedie (de scène waarin Grant zich voordoet als kleermaker en de maten moet opnemen van Rogers is hilarisch) met loodzwaar drama (zo worden ze voor joden aangezien en komen in een concentratiekamp terecht). Die mengeling van genres in deze antinazifilm doet wat vreemd aan, maar werkt gek genoeg wel.

Cool

~


In 1986 overlijdt Grant op 82-jarige leeftijd. Zijn laatste jaren trok hij rond met het populaire programma An Evening With Cary Grant, en het is tijdens zo’n tournee dat hij komt te overlijden. Het is twintig jaar nadat hij zijn laatste film had gemaakt: het weinig memorabele Walk Don’t Run (Charles Walters, 1966). Bovengenoemde films zijn natuurlijk maar enkele van de films die in het retrospectief aan bod komen – net zoals het retrospectief slechts een greep uit het oeuvre van Cary Grant is. Van 3 juli tot 27 augustus is echter een uitgelezen moment om films te bekijken van een filmster die zonder twijfel een van de grootste uit de filmgeschiedenis is – eentje die na meer dan een halve eeuw nog geen greintje van zijn kracht heeft verloren. Een ster die ook vandaag de dag nog steeds onwaarschijnlijk cool is.

Muziek / Achtergrond
special: Interview met André Baars, organisator DeBeschaving

Kippenvelmomenten

.

De Rijn ontspringt in Graubünden. De Maas ontspringt in Frankrijk te Pouilly-en-Bassigny. En het festival DeBeschaving in de Leidsche Rijn ontspringt aan het enthousiasme van André Baars. Op 30 augustus viert dit charmante festival alweer zijn zesde verjaardag in de Utrechtse Vinex-locatie. Voor 8WEEKLY een reden om eens met organisator André Baars een biertje te gaan drinken. We spreken af in het Utrechtse theatercafé De Bastaard. Wat drijft hem en wat kunnen we verwachten in de toekomst?

André, om maar bij het begin te beginnen. Hoe kwam je op het idee?
“Ik werd op mijn veertiende voor het eerst meegenomen naar een festival en ik dacht: verdorie, dit is zo geweldig! Dat wil ik ook! Maar toen ik een jaar of zestien was realiseerde ik me ook dat ik dat wel leuk kon willen, maar dat daar geen brood in te verdienen is. En via een baantje in een cd-zaak kwam ik uiteindelijk op een vreemde manier terecht in de IT. Maar de politiek daar vond ik erg vervelend. En in de periode dat het een stuk minder ging in de IT heb ik besloten me weg te laten bezuinigen. Daar stond ik op straat.

~

Toen dacht ik: ik ga alleen nog maar dingen doen die ik leuk vind. Ik ga een stichting oprichten, mensen bij elkaar zoeken en gewoon een festival organiseren. En binnen een half jaar stond daar dan het eerste festival. En dan ook met de gedachte dat het moest gebeuren in Leidsche Rijn. De grootste Vinex-locatie van Nederland waar je wel kon wonen maar niet kon leven.”

Niet echt idealistisch. Je doet gewoon wat je leuk vindt.
Het begint er mee dat ik het leuk vind, maar er komt nog meer bij. De laatste jaren dat ik festivals bezocht werden de kaartjes steeds duurder: je moest betalen voor de wc, betalen voor het parkeren, de security liep chagrijnig rond enzovoort. En ik dacht: dat kan ook anders. Vanuit die gedachte moest het dus wel een festival worden dat zich onderscheidt van andere evenementen door een publieksvriendelijke uitstraling. En ik denk dat dat hartstikke goed gelukt is. Ik denk dat dat de kracht van het festival is.”

Maar de kaartjes voor DeBeschaving zijn ook behoorlijk wat duurder geworden.
“Dat klopt ja. Dat is inderdaad zo geëvolueerd. Het begon met een tientje en dat is steeds meer geworden. De kosten nemen ook toe. Door de stap die we zetten door de samenwerking met The Alternative is het allemaal in een versnelling geraakt. Absoluut gezien is het inderdaad duurder maar als je kijkt wat er in geïnvesteerd is en wat je er voor krijgt, is het in verhouding juist goedkoper geworden. Het niveau van de bandjes, maar ook van alle andere acts heeft een hele stap vooruit gedaan.”

Ligt daar ook jullie succes, in die veelzijdigheid?
Het succes zit hem denk ik in het feit dat je in een oase van cultuur terechtkomt. Dat je wordt gevangen en ogen in je rug moet hebben om alles mee te kunnen maken. We hebben we nu ook echt namen staan waar publiek op af komt. Maar er is zo veel meer dan alleen maar muziek. Ik denk dat de hele beleving de grote kracht is. En die beleving zie je ook terug in de reacties van de bezoekers. En als bijvoorbeeld recensenten die alle festivals aflopen en alles gezien hebben zeggen dat ze DeBeschaving het tofste vonden van alle festivals, dan vind ik dat echt té gek. Daar doe je het voor.”

Door diezelfde recensenten wordt het festival ook wel eens ‘het kleine Lowlands’ genoemd.
“Dat is natuurlijk wel een eer. Laten we daar duidelijk over zijn. Maar we willen het niet zijn. We willen onze eigenheid wel bewaren. Maar als je kijkt naar ons programma en de plannen voor de toekomst dan kun je wel zeggen – niet om arrogant te zijn – dat naast Pinkpop en Lowlands dit festival als enige een line-up heeft die nog een beetje mee kan komen in Nederland. We hebben dan wel geen 60.000 bezoekers, maar dat is juist onze filosofie. Dat we denken dat de mensen die massaliteit juist zat zijn. Het moet juist kleinschaliger, knusser en gezelliger. Maar er is wel nog ruimte voor groei. Dat is ook ons doel. We richten ons nu op bijna twee keer zoveel bezoekers als vorige jaar.”

Je zit elk jaar op een andere locatie. Is er in de Leidsche Rijn wel ruimte om die groei te verwezenlijken?
We wisten dat we op het oorspronkelijke terrein maar een paar jaar konden blijven. Maar we wilden niet te veel verhuizen. Eigenlijk maar één keer. Toen zijn we naar het veld gegaan wat oorspronkelijk het evenemententerrein zou worden van Leidsche Rijn. We gingen dat uittesten als een soort pilot. Maar wij vonden dat geen ideaal terrein. Logistiek niet echt geschikt en pal naast de bewoonde wereld. Dat is een groot nadeel. Vorig jaar waren we al bezig met het huidige terrein. Dat ging toen niet, maar nu zitten we dan op het terrein bij het nieuwe Vredenburg. En daar kunnen we een paar jaar blijven. Maar ook daar zal uiteindelijk gebouwd gaan worden. Daarna moet maar blijken waar we naartoe gaan. Maar de gemeente denkt heel erg mee en ziet dat dit evenement van grote toegevoegde waarde is voor de stad.”

~

Even nog over je line-up. Hoe ben je aan Babyshambles gekomen?
“Daar is een tripje naar Engeland aan vooraf gegaan. Via de manager is de band benaderd. De hele band is gebeld. En vervolgens zaten ze daar allemaal en zeiden ja. Ik denk dat de inhoud en filosofie van het festival ze gewoon aansprak. We proberen alternatief te zijn maar niet té underground en dat is natuurlijk precies wat Babyshambles ook is. En als je eenmaal zo’n naam hebt is het ook makkelijker om andere bands te strikken. Dat de Babyshambles ja hebben gezegd is natuurlijk echt kicken. Als onafhankelijk festival is het gewoon heel erg moeilijk om zulke bands te krijgen. Vandaar nu ook onze samenwerking met The Alternative. Zonder hen hadden we deze band niet kunnen krijgen.”

Je gaf in een interview eens aan dat na de Belgische acts, de Engelse bands zouden volgen en uiteindelijk de grote Amerikaanse bands zouden komen. De Engelse heb je nu, dus wat is je grote Amerikaanse act voor volgend jaar?
“Zo, moet ik dat nú al zeggen? Moeilijk. Om eerlijk te zijn waren we vorig jaar al bezig met Sinéad O’Connor maar dat is helaas niet doorgegaan. Maar ik kan je nu echt nog niet vertellen welke band het moet gaan worden. Het is niet zo van ik loop in de supermarkt en ik zeg: ‘ik wil die band hebben.’ Je gaat meteen na het festival bands benaderen die je zou willen hebben. Die gaan op een gegeven moment dan hun tour plannen en komen dan dus wel bij jou of niet bij jou. De band kiest normaliter waar hij wil spelen. Dus ik kan nu nog weinig zeggen. Wie ik persoonlijk echter zou willen hebben is Nick Cave. Daar ben ik zelf een grote fan van. Maar dat is natuurlijk niet echt de meest vrolijke muziek. Maar wie weet…

Het belangrijkste is echter gewoon dat het publiek uit z’n dak gaat. Dat vind ik het mooiste wat er is. Zeker op je eigen festival. Daar kan ik zó van genieten. Zo’n deinende en hossende massa. Gewéldig! Dat zijn kippenvelmomenten. En daar houd je dus ook rekening mee in je programmering. Zo kwam je dus twee jaar geleden bijvoorbeeld opeens op het terrein het poppentheater Lejo (onder andere bekend van Sesamstraat) tegen. En iedereen was even geboeid. Dat is kicken. Dat je steeds verrast wordt. Dat je je geen moment verveelt. En dat is de kracht van DeBeschaving.”

Boeken / Fictie

Propaganda in de literatuur

recensie: Els Launspach - Messire

Is een kunstwerk nog wel kunst als het ook propagandistische doeleinden dient? Op deze vraag probeert schrijfster en dramaturge Els Launspach een antwoord te geven in haar roman Messire. Hierbij concentreert zij zich op het incorrecte beeld dat door schrijvers en historici is geschetst van de Engelse koning Richard III.

Voor Messire heeft Els Launspach zich laten inspireren door de tegenstrijdigheden tussen de historische koning Richard III en het personage uit het gelijknamige toneelstuk van Shakespeare. In de roman komen de drie hoofdpersonen erachter dat koning Richard niet de mismaakte tiran was die Shakespeare van hem maakte, maar een heerser die het goed voorhad met de Engelse bevolking. Na de desastreuze Rozenoorlogen (1455-1485) nam Henry Tudor als Henry VII plaats op de Engelse troon. Hij legitimeerde zijn heerschappij door zijn voorganger Richard af te schilderen als een tiran. In het Tudor-tijdperk (1485 tot 1603) kwamen de literatuur, wetenschap, architectuur en handel in Engeland tot bloei. De Engelse filosoof Thomas More, het eerste personage in de roman van Launspach, leert echter dat de Tudor-heerschappij ook een schaduwkant heeft. Hij komt erachter hoe hij is gebruikt door the powers that be om met zijn History of King Richard III(1513) bij te dragen aan het salonfähig maken van de leugens omtrent de heerser.

Fictie

Els Launspach is een dramaturge, gespecialiseerd in Griekse tragedies en Elizabethaans theater. Daarnaast is ze ook bekend als schrijfster van historische kinderboeken, zoals bijvoorbeeld de trilogie De komst van Guattaral. Het lijkt alsof Launspach bij het schrijven van Messiremoeite heeft gehad om deze twee métiers van elkaar te scheiden. Het wordt namelijk niet helemaal duidelijk of Messire nu een inleiding is bij Richard III van Shakespeare of een volwaardige historische roman. De personages, drie Engelse historici uit respectievelijk de 16e, 17e en 21e eeuw, krijgen nauwelijks ruimte om zich te ontwikkelen, aangezien er al zo’n grote hoeveelheid geschiedkundige informatie in het boek staat. De historische feiten hebben bovendien geen directe impact op de levens van de drie geschiedkundigen.

Het grote nadeel van de nadruk op al die historische gebeurtenissen is dat er nauwelijks aandacht is voor het verhaal. De roman negeert de regels voor het schrijven van fictie meerdere malen: de plot ontwikkelt zich nauwelijks, de personages groeien of veranderen niet en ze komen nauwelijks met elkaar in conflict. Hierdoor is Messire wellicht interessant voor wie meer wil weten over de Rozenoorlogen en de periode in de Engelse geschiedenis erna, maar als literair werk schiet het enigszins tekort. Doordat de uitkomst van de roman al in het begin wordt gegeven – in de 16e eeuw creëerde men een mythisch beeld van koning Richard III – is er in de rest van het boek vrijwel geen spanningsboog meer te ontdekken.

Waarom?

Bijna aan het einde van de roman stelt de historica Jennifer Simpson, een van de drie hoofdpersonages in Messire, deze vragen. Haar motivatie blijft echter onduidelijk. Het wordt niet duidelijk waarom het relevant is voor haar – een 21e-eeuwse geschiedkundige – om 16e-eeuwse historische werken te veroordelen aan de hand van moderne wetenschappelijke maatstaven.

Wellicht zou het interessanter zijn geweest om te onderzoeken wat Thomas More en Shakespeare beoogden met hun werken over Richard III. Wilde More een essay schrijven over tirannie in het algemeen, of had hij zelfs via een omweg kritiek op Henry VIII, de koning die hem later zou laten onthoofden? Shakespeare schreef een trilogie over de rampzalige Rozenoorlogen, die vooraf gingen aan de heerschappij van de Tudors. In deze toneelstukken wordt de burgeroorlog uitgelegd als een conflict van bovenmenselijke proporties, een oorlog die wordt vergeleken met Bijbelse beschrijvingen van de komst van de Apocalyps (bijvoorbeeld Lucas 12-54). Zou Shakespeare de politieke onzekerheid omtrent de opvolging van koningin Elizabeth I en de vrees voor een nieuwe burgeroorlog niet hebben willen bezweren met zijn werk? Helaas is er voor zulke nuances in Messire geen ruimte vrijgemaakt en is het boek gewijd aan een conclusie die wetenschappelijk gezien nogal voor de hand ligt.

‘Waarvoor vecht ze, vraagt ze zich intussen af. Richard vertegenwoordigde de heersende klasse. Als heer van het noorden was hij net zo meedogenloos als van een man in zijn positie werd verwacht. In zijn strijd tegen de Schotse bendes spreidde hij ongetwijfeld dezelfde arrogantie tentoon waar zij in het huidige Engeland zo’n hekel aan heeft. Waarom maakt zij zich zo druk om zijn reputatie?’ (Messire, pp. 227-228)

Film / Films

Net niet mythisch genoeg

recensie: Voleurs de chevaux

.

In een onbestemd gebied, ergens in Oost-Europa, wordt een jongen ingesmeerd met modder door zijn oudere broer. Het jaar is 1856. Ze sluipen richting rivier, waar twee jonge mannen naakt aan het stoeien zijn. Hun paarden staan langs de stroom; de broers lokken deze niet zonder moeite mee. De daad wordt te laat opgemerkt door de twee zwemmers: de broers zijn er vandoor, en de eersten rest niets dan het uiten van hun frustraties.

~

Het eerste deel van Voleurs de chevaux (2007) volgt de broers Jakub en Vladimir, wezen die zich aanmelden bij de kozakken om te ontsnappen aan honger en kou. Zodra ze zijn gerekruteerd ondervinden ze niets dan wreedheid. Jakub wint door zijn vasthoudendheid langzaamaan respect. Vladimir is echter totaal niet geschikt voor het harde kozakkenleven. Als Jakub erachter komt dat Vladimir mishandeld wordt, loopt de situatie uit de hand. In het tweede deel zijn de zigeunerbroers Roman en Elias het onderwerp. Ze leven in de bossen en voorzien in hun onderhoud als paardendieven. De twee verhaallijnen komen bij elkaar als Roman en Elias de paarden stelen van de andere broers. Zijn paard is alles voor een kozak; Jakub daagt de paardendieven dan ook uit tot een gevecht, maar wordt door Roman buiten westen geslagen. Vladimir overwint zijn angst, maar Roman breekt bruut zijn nek en rijdt weg met Elias. Jakub blijft huilend achter met het levenloze lichaam van Vladimir. In het laatste deel spoort Jakub de broers op, vastbesloten Vladimir te wreken. Als hij ontdekt dat Roman de dader is, bevechten de zachte Jakub en de meedogenloze Roman elkaar in een reeks confrontaties. Elias kijkt toe en worstelt met zijn loyaliteit.

Woest-Romantisch

Het speelfilmdebuut van regisseur Micha Wald is een anachronisme. Een film die zich afspeelt in een andere tijd (harder, maar ook mooier), en ook qua stijl afwijkt van ‘moderne’ films. Veel blijft ongezegd, emoties sluimeren voortdurend onder de oppervlakte en bedoelingen moeten aan lichaamstaal afgelezen worden. Walds hypnotische stijl zorgt voor een intense, van natuurelementen doordrenkte ervaring. Het harde kozakkenbestaan en de woest-Romantische landschappen roepen vele associaties op. De film wemelt van spiegelingen en metaforen, over diepe gevoelens van broederschap en de gevolgen die een verstoring daarvan kan hebben. De stijl en het onderwerp doen erg denken aan Ridley Scotts debuut The Duellists, ook een visueel erg interessante film die inhoudelijk volkomen uit de pas loopt met de tijdsgeest.

~

Het niveau van Scott haalt Wald echter niet. Waar Scott in zijn ambities slaagde (een mythische en stijlvolle avonturenfilm maken die zich volledig concentreert op het conflict tussen twee mannen) is dit voor Wald wat te hoog gegrepen. Hij blijft steken in een poging tot. Dat neemt niet weg dat er genoeg te genieten valt. Wald weet met prachtige landschappen die iedere  geografische beperking te boven lijken te gaan de juiste Arcadische snaar te raken. Ook de jonge acteurs zijn uitstekend, en de mooie muziek weet het tijdloze gevoel goed te ondersteunen.

Inzicht

De dvd is voorzien van een audiocommentaar door Micha Wald en zijn cameraman, producent en ontwerper. Bizar is echter dat de distributeur heeft besloten het Frans gesproken commentaar niet te vertalen. Erg jammer, omdat dat vast meer inzicht in hun plannen en aanpak had gegeven. Ook staat Walds korte film Alice et Moi erop, een grappig verhaal over een jongeman die zijn tante en haar vriendinnen een betaalde lift geeft naar de kust maar meer gedoe krijgt dan hij ooit had kunnen voorzien. Deze film is qua stijl, thematiek, dialogen en soundtrack volledig de tegenpool van Voleurs de chevaux, dus deze dvd met twee van zijn creaties doet zeker uitzien naar Walds toekomstige werk.

Muziek / Album

De wereld in een muzieknotendop

recensie: Diverse Artiesten - Putumayo Presents Québec

.

Wereldmuziek. Wat is dat nu eigenlijk? Volgens Wikipedia is het muziek die terug te leiden is tot een bepaalde bevolkingsgroep of land. Maar daar word je ook niet echt wijzer van. Zo kan iedereen The Beatles terugleiden naar Engeland, maar zal niemand het wereldmuziek noemen. En toch weet bijna iedereen wanneer hij bepaalde muziek hoort, of het al dan niet om wereldmuziek gaat. Gelukkig is er voor de duidelijkheid ook nog Putumayo. Een label dat zich uitsluitend heeft toegelegd op wereldmuziek.

Putumayo World Music, zoals het label voluit heet, is in 1993 opgericht door ene meneer Dan Storper om zo mensen bekend te maken met de muziek van ’s werelds diverse culturen. Storper had in 1975 het kledingsbedrijf Putumayo opgericht. In 1991 woonde hij een concert bij van een Afrikaanse band en was daar zo vol van dat hij besloot een platenlabel op te richten voor wereldmuziek. Aldus geschiedde.

Garantie

Le Vent du Nord (fotograaf: Baptiste Grison)
Le Vent du Nord (fotograaf: Baptiste Grison)

Wat levert dat dan nu op in het geval van de meest recente release, Putumayo Presents Québec? Een collectie van elf Franstalige liedjes van evenzoveel uit Québec afkomstige artiesten. Van Mathieu Mathieu tot Le Vent du Nord. Maar ook bijna net zoveel verschillende stijlen. Van integere Franse chansons tot haast kinderlijke horlepiepdeuntjes. En dit is meteen zowel de kracht als de zwakte van het album.

De diversiteit binnen dit ene thema is vele malen groter dan je wellicht aanvankelijk zou verwachten. Dat zorgt in ieder geval voor een album dat niet snel zal vervelen en tegelijkertijd een diverse groep luisteraars kan voorzien van een gepaste melodie. De diversiteit van de muziek brengt wel met zich mee dat er nummers voorbij komen die de één erg vrolijk zullen stemmen, maar de ander zullen teleurstellen. Er is voor iedereen wat, maar niet voor enkelen alles.

Geslaagde diversiteit?

Mathieu Mathieu
Mathieu Mathieu

Hou je meer van nummers in de stijl van de Franse chansons dan zal het openingsnummer Cette Ville van Mathieu Mathieu je zeker bevallen. Hou je meer van een wat luchtiger songfestival-achtig nummer dan zal DobaCaracol met Étrange je niet teleurstellen. Wil je een rustige Franstalige versie van Billy Idols Sweet Sixteen dan luister je naar Nitshiuenan van Florent Vollant. En zoek je vrolijke huppelmuziek dan is Vive L’Amour van Le Vent du Nord waarschijnlijk helemaal jouw ding.

Putumayo Presents Québec is wereldmuziek uit een Canadese provincie. Met alle diversiteit die dit deel van Canada te bieden heeft. En dus ook met een grote verscheidenheid aan stijlen. Maar feit is dat het merendeel van de nummers voldoet aan Putumayo’s credo: “Guaranteed to make you feel good!” En in dat kader kunnen we deze uitbreiding van de lange albumreeks van Putumayo dus gewoon geslaagd noemen.

Boeken / Fictie

De toevalligheid van het toeval

recensie: Igor Štiks (vert. Guido Snel) - De stoel van Elijah

.

Štiks (1977), geboren in Sarajevo, debuteerde met de novelle Dvorac u Romagni (Kasteel in Romagna), die werd uitgeroepen tot het beste Slavische debuut van 2000. Zijn tweede werk, De stoel van Elijah, vertelt over de succesvolle auteur Richard Richter, die na het stuklopen van zijn huwelijk terugkeert naar zijn ouderlijk huis in Wenen. Daar stuit hij tijdens de verhuizing op een geheime brief van zijn moeder, waarin ze schrijft over een serie dramatische gebeurtenissen in 1941. Richter voelt ‘de grondleugen achter zijn leven ontmaskerd worden’: niet de nazi Heinrich Richter, tegen wie Richard zich zijn gehele oeuvre heeft afgezet, maar de spion Jakob Schneider, nota bene een Jood, blijkt zijn biologische vader te zijn.

Oorlogstheater
De schrijver belandt in een diepe crisis. Op zoek naar zijn wortels reist hij naar het belegerde Sarajevo, de geboortestad van Jakob Schneider. Als correspondent voor een aantal Europese kranten verslaat hij de gruwelen van de Bosnische Oorlog, terwijl hij zich in zijn vrije uren op een privémissie stort om “de nooit verzonden brief van mijn moeder te overhandigen aan een geadresseerde van wiens bestaan ik nauwelijks zeker was.”

Maar zijn zoektocht verdwijnt naar de achtergrond wanneer Richter in de ban raakt van een plaatselijk toneelgezelschap, dat ondanks de granaten en het mitrailleurvuur toch avond na avond op de planken staat. Samen met zijn jonge tolk Ivor begint Richter aan een documentaire over het gezelschap en hun toneelbewerking van de roman Homo Faber van Max Frisch. Er ontluikt een romance tussen Richter en de dertig jaar jongere hoofdrolspeelster van het stuk, de bloedmooie Alma.

Zusterliefde
Tot zover is De stoel van Elijah imposant. Als Harry Mulisch de Tweede Wereldoorlog is, dan is Richard Richter de twintigste eeuw. Met verbluffend gemak weet Štiks het nationaalsocialisme, de Holocaust, het communisme en het conflict in de Balkan te vatten in één luttel romanpersonage. Toch blijkt het goud dat de lezer met Štiks’ roman in handen dacht te hebben uiteindelijk pyriet. De finale is weinig overtuigend en verre van verrassend. Want als Richter na veel omwegen de inmiddels hoogbejaarde Jakob Schneider vindt, dan blijkt deze niet alleen Richters vader te zijn, maar ook de vader van zijn geliefde Alma. Tortelduifjes Richter en Alma zijn halfbroer en zus.

En dat is dan het klapstuk van een roman waarin de literaire verwijzingen naar een arme drommel die zijn vader vermoordt en het bed deelt met zijn moeder (Koning Oedipus) en een ingenieur die zonder het te weten een liefdesrelatie aangaat met zijn bloedeigen dochter (Homo Faber) niet van de lucht zijn. Het is alsof Štiks alle voorbeelden van onbedoelde incest in de literatuurgeschiedenis heeft opgetrommeld om het op zichzelf niet al te sterke einde van zijn roman extra cachet te geven.

Flirten met het noodlot
Een ander gebrek van De stoel van Elijah schuilt in het centrale thema van de roman, het toeval en de onontkoombaarheid van het lot. Al op pagina één leren we dat Richard Richter afkoerst op zijn eigen ondergang. In de resterende driehonderd bladzijden wordt ons vervolgens voortdurend ingeprent hoe toevallig en noodlottig de gebeurtenissen wel niet zijn die tot deze ondergang hebben geleid. Het is een truc die je vaker bij schrijvers aantreft: een duizelingwekkende hoeveelheid ongeluk uitstorten over hun protagonisten en daar dan het noodlot of het toeval de schuld van geven.

Uit de mond van een schrijver heeft dat flirten met noodlot en toeval altijd iets potsierlijks. De schrijver orkestreert het fatum van zijn personages immers zelf. Binnen zijn eigen literaire kosmos is de schrijver een god. Maar zelfs de meest bijbelvaste SGP-er zou waarschijnlijk de wenkbrauwen fronsen wanneer God het noodlot dat hij hoogstpersoonlijk op de mensen heeft losgelaten achteraf “onontkoombaar” noemt.

Toeval
Bovendien: alle fictie hangt van de toevalligheden aan elkaar. De boodschapper die Romeo had moeten vertellen dat zijn Julia niet dood is, maar hem net misloopt, waarna Romeo zelfmoord pleegt, Julia uit haar schijndood ontwaakt en zich uit verdriet met Romeo’s dolk van het leven berooft – is dat geen stom toeval? Of wat te denken van het groteske slot van The Great Gatsby, waarin Gatsby om het leven wordt gebracht door een bedrogen echtgenoot die hem er abusievelijk van verdenkt een affaire te hebben gehad met zijn vrouw. Nemen Shakespeare en Fitzgerald echter ook maar één keer het woord toeval in de mond?

Het zou bon ton zijn om De stoel van Elijah, gezien de onmiskenbare kwaliteit en ambitie van de roman, weliswaar een mislukking te noemen, maar dan toch zeker een glorieuze mislukking. Helaas is de mislukking van Štiks’ tweede roman eerder onnodig dan glorieus. Igor Štiks heeft alles in zich om zijn volgende roman tot een absolute triomf te maken.

Boeken / Fictie

Willekeur zorgt voor beste verhalen

recensie: Gustaaf Peek - Dover

.

Zo nu en dan worden we in het echte leven geconfronteerd met die schemerwereld. Bijvoorbeeld als we in de krant lezen dat de Britse douane zestig Chinezen, waarvan er 58 zijn gestikt, in de laadruimte van een uit Rotterdam afkomstige vrachtwagen ontdekt. Peek neemt in Dover een van de twee overlevenden als uitgangspunt en vertelt diens lotgevallen voorafgaand aan zijn mislukte reis naar Engeland. Zijn illegale, onbezoldigde bestaan als kok in een Chinees restaurant, overgeleverd aan Mr. Chow, de eigenaar die tevens zijn huisbaas is en hem zelfs een nieuwe naam geeft, Tony. Kan het feodaler?

Geld en geweld

Het is de wereld van de huisjesmelkers die zoveel mogelijk illegalen tegelijkertijd huisvesten in verwaarloosde panden. Van louche asieladvocaten die precies weten met welke verhalen ze op de proppen moeten komen – tenminste voor degenen die kunnen betalen. Een wereld die alleen omwille van het geld draaiende wordt gehouden, geld dat wordt verdiend door mensensmokkel, vrouwenhandel, gedwongen prostitutie en extreme pornofilms en waar alle problemen worden opgelost met geweld of geld.

Maar het gaat in dit boek niet om de sensatie. Peek is er niet op uit ons te laten huiveren of te verbazen. Het gaat hem om de personen, stuk voor stuk ontheemd. Niemand heeft nog de naam die hij of zij bij geboorte meekreeg of spreekt nog zijn of haar moedertaal. Iedereen is op drift en is in verwarring over de eigen identiteit. Ook de vrouw, ooit gedwongen tot prostitutie in Nederland, is eenmaal terug in haar geboorteland een buitenstaander. Zelfs de huisgenote van Tony, de Nederlandse Kiki, is op drift. In eigen land weliswaar; maar ook zij heeft een nieuwe naam aangenomen en heeft gebroken met haar verleden. Er is geen thuis, voor niemand.

Onhandige omhelzing

Die visie weet Peek diep bij de lezer in te kerven. Trefzeker tekent hij zowel het etnisch geweld in Indonesië, waardoor Tony moest vluchten, als de onhandige omhelzing van Kiki en haar vader, waardoor je als lezer voelt dat er heel veel mis is tussen die twee. In korte scènes weeft Peek de verschillende verhaallijnen door elkaar; durft hij gaten te laten vallen, of beschrijft hij bepaalde voorvallen juist tweemaal vanuit een verschillend perspectief. Hij houdt het allemaal perfect in de hand. Peek schuwt de grote lijn niet en heeft een scherp oog voor details, zou het komen omdat hij ook fotograaf is?

De mindere schrijvers hameren vaak: Lezer, kijk hiernaar! Mis dit niet! Begrijp vooral dat…! Peek hoeft dat allemaal niet te doen. Hij hanteert een vanzelfsprekendheid en terloopsheid, waardoor je als lezer voelt dat je serieus wordt genomen. Allemaal geconstrueerd door de schrijver, natuurlijk, maar zeer overtuigend. Evenals de schijnbare willekeur. Zoals Peek de asieladvocaat laat zeggen:

Het verhaal. Bernard had er al veel verteld. Ze waren niet altijd gelogen (…) Willekeur zorgde voor de beste verhalen, ook in zijn land.

Muziek / Album

Zomers, soulvol, fressssh

recensie: Jamie Lidell – Jim

Klapjes, flierefluitende vogeltjes, foempende bassen, gortdroge drums, soulvolle koortjes en rammelende bietrings. Binnen vijf seconden is de toon gezet. Aan het woord zijn Jamie Lidell en zijn begeleidende muzikanten. Het nieuwe album draagt de titel Jim, feitelijk Lidells nieuwe alter ego. En Jim is een verrekt toffe gozer, zoveel is wel duidelijk. In tien liedjes laat hij horen hoe een hedendaagse Terence Trent D’Arby klinkt en zingt, maar ademt zijn zang en muziek tevens een fikse hoeveelheid Otis, Marvin en Stevie.

Lidell verkondigt z’n boodschap – positief of niet – met een dusdanig aanstekelijke vrolijke ondertoon dat alle tien de nummers bij eenieder die ze beluistert uiteindelijk het predikaat zomers, soulvol en ‘fressssh’ zal afdwingen. Hoe dat live klinkt? Wie er op Lowlands in 2002 en 2005, op Pinkpop in 2006, en begin mei in Paradiso bij was, weet dat de wijze van uitvoering feitelijk niet uit maakt. Dan weer als éénmansband, dan weer met een dampende live band, zijn optredens zijn altijd aan verandering onderhevig. Bij Lidell is altijd alles anders, nimmer voorspelbaar. Maar wat goed is, blijft goed.

Dat onvoorspelbare aspect kwam de afgelopen jaren zeker ook in zijn muziekstijl terug. Was het eerst voornamelijk ietwat ontoegankelijke elektronica dat de man zijn luisteraars voorschotelde, inmiddels is het pure, eerlijke soulmuziek geworden. Na de EP’s Freekin’ The Frame (1997) en Safety in Numbers (1998) bracht Lidell in 2000 z’n debuut Muddlin Gear uit, in 2005 gevolgd door het album dat zijn succes pas echt terecht groot maakte: Multiply. Vanaf toen speelde hij soul in zijn puurste vorm, vanaf toen kwam zijn stem pas echt tot zijn recht; vanaf toen zat er iets geniaals in zijn muziek.

Een waanzinnige zonnestralenstroom

foto: Matias Corral
foto: Matias Corral

Opener Another Day (de ontzettend goede eerste single) is in één woord feest. Little Bit of Feel Good voelt echt ontzettend goed, Hurricane giert heerlijk de bocht uit en de dartelende piano van Wait For Me is waanzinnig, al is de eindnoot bij dat laatste nummer ongelofelijk knullig uitgevoerd. Dat mocht allemaal wel wat actiever. Maar goed, een kniesoor die daar op let. Out of My System (inclusief heerlijk outtro!) en Figured Me Out stuiteren heen en weer tussen soul en funk, tussen seventies en eighties. Jim herbergt niettemin tien nummers met hetzelfde gevoel van onbezonnen vrolijkheid, die in een waanzinnige zonnestralenstroom naar de luisteraar toe komt wanneer de muziek door de huiskamer klinkt.

Rustpuntjes op deze cd? Ja die zijn er ook; al is de één (All I Wanna Do) duidelijk veel beter gelukt dan de ander (Rope of Sand). En eerlijk gezegd halen die rustige nummers ook een beetje de vaart uit het album. Toch liggen alle andere nummers stuk voor stuk gigantisch lekker in het gehoor. Acht (en een halve, omdat All I Wanna Do zo ontzettend goed gelukt is) van de tien is kortom een zeer goede score. Wat een andere conclusie bij dit album zou kunnen zijn? Wel, laat de man het zelf maar vertellen: “Jim, a.k.a. Jamie Lidell’s new triple platinum seller“.

Muziek / Achtergrond
special: Björk en Sigur Rós spelen voor het IJslandse milieu

Pelgrims in het park

.

Zaterdagavond was het dan zover: Björk, Sigur Rós en Ólöf Arnalds traden gratis op in het Laugardalurpark in Reykjavik voor wat daar nu al een historisch concert mag heten. De publiciteit rond Náttúra, georganiseerd door Björk om aandacht te vragen voor het milieu in IJsland, was al wekenlang in Reykjavik opgebouwd. Toch moet het voor het grootste deel van het publiek gewoon een leuk concert zijn geweest. Vooruit, de omgeving was zeker groen, maar het milieu was niet de reden waarom zo’n 35.000 mensen naar het Laugardalurpark in Reykjavik waren gekomen. Grote trekkers Sigur Rós en Björk spraken niet over een groener IJsland maar deden gewoon waar ze goed in zijn: muziek maken.

In 2006 gaf Björk al eens zo’n optreden tijdens het IJslandse festival Hætta!, dat ten strijde trok tegen de groei van het aantal aluminiumsmelterijen op IJsland en de milieuschade die daarmee gepaard gaat. Maar destijds waren de meeste IJslanders blij met de extra werkgelegenheid die de smelterijen in de afgelegen gebieden zou opleveren. Nu lijkt de stemming te zijn omgeslagen, zo zei Björk in een interview vorige week in het lokale magazine Reykjavik Grapevine. Zoveel IJslanders blijken er niet meer te porren voor werk in de zware industrie.

IJslandse natuur
IJslandse natuur

En zou IJsland niet veel beter af zijn als het zich zou richten op zijn unieke kwaliteiten? Het land heeft een prachtige natuur, schoon water en – op een paar drukke en dus vervuilende wegen in Reykjavik na – nog steeds schone lucht. Geothermie wordt gebruikt om huizen te verwarmen en elektriciteit op te wekken, en er rijden al bussen op waterstof. Zou IJsland zich daarmee niet veel beter kunnen profileren? Het steeds grotere aantal toeristen dat voor die puurheid naar het land komt, zou wel eens een veel betere impuls voor de economie kunnen betekenen.

Weinig concreet

Samen met Sigur Rós en Ólöf Arnalds treedt Björk nu dus nogmaals naar voren om IJslanders op te roepen te kiezen voor groen. Volgens de zangeres is het land op een kruispunt beland en is het tijd dat het land een fundamentele, groene keuze maakt. Dat er echter nog een lange weg te gaan is, bleek vrijdagavond op de persconferentie. De burgemeester van Reykjavik, één van de sponsors van het festival, wist niet meer uit te brengen dan dat hij natuurlijk voorstander is van een groener IJsland en daarom het park gratis ter beschikking had gesteld. Tegelijkertijd repte hij met geen woord over de mogelijkheid om met het openbaar vervoer naar dit festival te komen, om maar eens iets concreets te noemen. Het park stond uiteindelijk toch gewoon vol met SUVs, het vervoermiddel van de gemiddelde IJslander. De internationale pers kreeg (en gebruikte) nauwelijks de gelegenheid om kritische vragen te stellen, maar deed zich tegoed aan de hapjes en drankjes en bekeek de inhoud van de tasjes met promotiemateriaal over IJsland. En vergewiste zich uiteraard van het juiste ontmoetingspunt op zaterdag voor een speciale bustoer voor de pers langs alle mooie plekjes in de omgeving van Reykjavik.

Picknicken maar!

Sigur Rós
Sigur Rós

Het weer zat in ieder geval helemaal mee, die zaterdagmiddag. Een strakblauwe lucht en een warm zonnetje trokken vele gezinnen uit Reykjavik en omgeving naar het Laugardalur park. Dekentje uitspreiden, schoenen uit en picknicken maar! Aan het eind van de middag klonken als eerste de elektronische klanken van Ghostigital, met hulp van installatiekunstenaar Finnbogi Péturson. Op het ene moment waren dat zeer natuurlijke vogelgeluiden, op het andere moment was het alsof er vliegtuigen laag overkwamen. Péturson leek dan ook een complete werkbank te hebben meegenomen om deze effecten te bereiken.

Ghostigital en Péturson hadden de ondankbare taak het publiek op te warmen; bezoekers waren vanaf een uur of vijf vooral bezig om een goede plek te veroveren en om elkaar daarover via hun mobieltjes te informeren. Het publiek kwam ook niet voor Ólöf Arnalds, die vanaf het begin van de avond zo’n veertig minuten speelde. Arnalds leek met haar gitaar en breekbare stem als een soort IJslandse Joan Baez gemaakt voor het milieufestival en was ook de enige artiest die refereerde aan moeder aarde, maar haar prachtige luisterliedjes verdronken in het inmiddels massaal toegestroomde publiek. Het einde van haar optreden was dan ook het startschot voor de mensen om naar voren te dringen voor het hoogtepunt van de avond: Sigur Rós.

Volstrekt eigen

Het is voor IJslanders nauwelijks te bevatten dat Sigur Rós zo’n ontzettend trouwe schare fans in het buitenland heeft. ‘Zanger Jónsi, die woont toch gewoon bij ons om de hoek?’ Maar wie zaterdag in het Laugardalur park één van de 35.000 bezoekers was, begreep het. De band – versterkt met het damesstrijkerstrio Amiina en vijf blazers – heeft het vermogen om een volstrekt eigen geluid neer te zetten en wel zo dat iedereen er stil van wordt. Hoewel hun cd Með suð í eyrum við spilum endalaust net een week uit is, werden nieuwe nummers van de plaat al met gejuich begroet. Logisch, want deze nummers klinken net even wat pittiger dan die op voorganger Takk. Toch was dit optreden geen pure albumpresentatie: ook het inmiddels klassiek geworden Hoppipolla was onderdeel van het repertoire. De apotheose kwam toen zelfs Björk zich backstage niet meer in kon houden en het podium opkwam om een nummertje mee te trommelen.

Björk
Björk

Terwijl het kouder werd en de eerste gezinnen het terrein begonnen te verlaten, werd op een groot scherm vertoond waar dit concert toch eigenlijk aandacht voor vroeg: het beschermen van de IJslandse natuur. Beelden van breed lachende IJslandse regeringsfunctionarissen die miljoenencontracten tekenen met aluminiumgiganten om vervolgens enorme dammen aan te leggen werden afgewisseld met foto’s van watervallen en bergbeekjes met puur water. De impliciete vraag aan de IJslander was overduidelijk: waar kies jij voor? Toch stond de dag vooral in het teken van muziek, en na een half uurtje koukleumen stond de dame die dit festival toch maar allemaal voor elkaar had gekregen op het podium: Björk.

Gewoon koukleumen

Het publiek had er zin in en Björks band, compleet met een tiental blazers, duidelijk ook. Maar na een sterk begin had Björk moeite om de aandacht bij het publiek vast te houden bij wat langzamere nummers; het was inmiddels ook gewoon bibberen van de kou geblazen en mensen wilden bewegen! Ook de zangeres zelf verzuchtte dat het toch wel ískalt begon te worden. Desondanks wist ze in anderhalf uur – inclusief enkele toegiften – het publiek aan haar voeten te krijgen bij wat IJslanders nu al het concert van het jaar noemen. ‘Waarom organiseren we dit eigenlijk niet iedere zomer’, vroeg een bezoeker zich af. Terwijl het publiek, inmiddels gehuld in picknickdekens, zich richting auto spoedde en het veld aardig bezaaid was met afval, deelde een activist nog manmoedig flyers uit. Vanaf begin juli zijn er weer milieuacties, beloofde de tekst. Kijk maar op www.savingiceland.org voor meer informatie.