Boeken / Fictie

De toevalligheid van het toeval

recensie: Igor Štiks (vert. Guido Snel) - De stoel van Elijah

.

Štiks (1977), geboren in Sarajevo, debuteerde met de novelle Dvorac u Romagni (Kasteel in Romagna), die werd uitgeroepen tot het beste Slavische debuut van 2000. Zijn tweede werk, De stoel van Elijah, vertelt over de succesvolle auteur Richard Richter, die na het stuklopen van zijn huwelijk terugkeert naar zijn ouderlijk huis in Wenen. Daar stuit hij tijdens de verhuizing op een geheime brief van zijn moeder, waarin ze schrijft over een serie dramatische gebeurtenissen in 1941. Richter voelt ‘de grondleugen achter zijn leven ontmaskerd worden’: niet de nazi Heinrich Richter, tegen wie Richard zich zijn gehele oeuvre heeft afgezet, maar de spion Jakob Schneider, nota bene een Jood, blijkt zijn biologische vader te zijn.

Oorlogstheater
De schrijver belandt in een diepe crisis. Op zoek naar zijn wortels reist hij naar het belegerde Sarajevo, de geboortestad van Jakob Schneider. Als correspondent voor een aantal Europese kranten verslaat hij de gruwelen van de Bosnische Oorlog, terwijl hij zich in zijn vrije uren op een privémissie stort om “de nooit verzonden brief van mijn moeder te overhandigen aan een geadresseerde van wiens bestaan ik nauwelijks zeker was.”

Maar zijn zoektocht verdwijnt naar de achtergrond wanneer Richter in de ban raakt van een plaatselijk toneelgezelschap, dat ondanks de granaten en het mitrailleurvuur toch avond na avond op de planken staat. Samen met zijn jonge tolk Ivor begint Richter aan een documentaire over het gezelschap en hun toneelbewerking van de roman Homo Faber van Max Frisch. Er ontluikt een romance tussen Richter en de dertig jaar jongere hoofdrolspeelster van het stuk, de bloedmooie Alma.

Zusterliefde
Tot zover is De stoel van Elijah imposant. Als Harry Mulisch de Tweede Wereldoorlog is, dan is Richard Richter de twintigste eeuw. Met verbluffend gemak weet Štiks het nationaalsocialisme, de Holocaust, het communisme en het conflict in de Balkan te vatten in één luttel romanpersonage. Toch blijkt het goud dat de lezer met Štiks’ roman in handen dacht te hebben uiteindelijk pyriet. De finale is weinig overtuigend en verre van verrassend. Want als Richter na veel omwegen de inmiddels hoogbejaarde Jakob Schneider vindt, dan blijkt deze niet alleen Richters vader te zijn, maar ook de vader van zijn geliefde Alma. Tortelduifjes Richter en Alma zijn halfbroer en zus.

En dat is dan het klapstuk van een roman waarin de literaire verwijzingen naar een arme drommel die zijn vader vermoordt en het bed deelt met zijn moeder (Koning Oedipus) en een ingenieur die zonder het te weten een liefdesrelatie aangaat met zijn bloedeigen dochter (Homo Faber) niet van de lucht zijn. Het is alsof Štiks alle voorbeelden van onbedoelde incest in de literatuurgeschiedenis heeft opgetrommeld om het op zichzelf niet al te sterke einde van zijn roman extra cachet te geven.

Flirten met het noodlot
Een ander gebrek van De stoel van Elijah schuilt in het centrale thema van de roman, het toeval en de onontkoombaarheid van het lot. Al op pagina één leren we dat Richard Richter afkoerst op zijn eigen ondergang. In de resterende driehonderd bladzijden wordt ons vervolgens voortdurend ingeprent hoe toevallig en noodlottig de gebeurtenissen wel niet zijn die tot deze ondergang hebben geleid. Het is een truc die je vaker bij schrijvers aantreft: een duizelingwekkende hoeveelheid ongeluk uitstorten over hun protagonisten en daar dan het noodlot of het toeval de schuld van geven.

Uit de mond van een schrijver heeft dat flirten met noodlot en toeval altijd iets potsierlijks. De schrijver orkestreert het fatum van zijn personages immers zelf. Binnen zijn eigen literaire kosmos is de schrijver een god. Maar zelfs de meest bijbelvaste SGP-er zou waarschijnlijk de wenkbrauwen fronsen wanneer God het noodlot dat hij hoogstpersoonlijk op de mensen heeft losgelaten achteraf “onontkoombaar” noemt.

Toeval
Bovendien: alle fictie hangt van de toevalligheden aan elkaar. De boodschapper die Romeo had moeten vertellen dat zijn Julia niet dood is, maar hem net misloopt, waarna Romeo zelfmoord pleegt, Julia uit haar schijndood ontwaakt en zich uit verdriet met Romeo’s dolk van het leven berooft – is dat geen stom toeval? Of wat te denken van het groteske slot van The Great Gatsby, waarin Gatsby om het leven wordt gebracht door een bedrogen echtgenoot die hem er abusievelijk van verdenkt een affaire te hebben gehad met zijn vrouw. Nemen Shakespeare en Fitzgerald echter ook maar één keer het woord toeval in de mond?

Het zou bon ton zijn om De stoel van Elijah, gezien de onmiskenbare kwaliteit en ambitie van de roman, weliswaar een mislukking te noemen, maar dan toch zeker een glorieuze mislukking. Helaas is de mislukking van Štiks’ tweede roman eerder onnodig dan glorieus. Igor Štiks heeft alles in zich om zijn volgende roman tot een absolute triomf te maken.