Film / Kunst / Theater / Film / Kunst
special: Deze kunstwerken helpen je de zomer door

Cultureel survivalpakket

Het lukt een schilderij nog net niet om je zoekgeraakte sleutels te vinden, maar kunstwerken kunnen veel ander gemis verzachten. Of je na drie maanden quarantaine nu verlangt naar een knuffel, een feestje of een wonder: er bestaat een kunstwerk dat je ervan voorziet.

In dit culturele survivalpakket zetten wij die kunstwerken voor je op een rijtje. Je hoeft alleen te beslissen waar jij na drie maanden quarantaine het meeste behoefte aan hebt, en dan helpt de film, voorstelling of tentoonstelling die wij aanraden je de zomer door.

Een knuffel
Iemand die even je schouder aanraakt, je hand vastpakt of je een high five geeft: nu fysiek contact uit den boze is, valt het opeens op hoeveel we elkaar in het dagelijks leven aanraken. Theatermaker Emke Idema miste al die fysieke aanrakingen zo erg dat ze een omhelzingspakket samenstelde, vol met gedetailleerde omschrijvingen van knuffels die ze ooit kreeg. Luisteren naar haar verhalen is niet helemaal hetzelfde als aangeraakt worden, maar veel dichterbij het echte werk kun je niet komen.

Werk van Ank Daamen, die illustraties maakte bij de verhalen van Idema

Een luisterend oor
2020 is tot nu toe vooral een jaar waarin heel veel dingen niet doorgaan of niet kunnen: we kunnen niet naar een festival, niet naar ons werk, niet naar een feestje. Dan kun je vol goede moed focussen op wat er wél kan, maar soms wil je gewoon even bij de pakken neer zitten en lekker klagen. Theatergroep Nineties Productions begrijpt dat als geen ander en opent een online rouwresort voor iedereen die het gezellig een avondje wil hebben over hoe zwaar alles is.

Foto door Julian Maiwald

Een dutje
Toen columniste Japke D. Bouma schreef dat ze sinds de coronacrisis zo moe is, kreeg ze vele honderden reacties van mensen die zich in haar stuk herkenden. De stress en het schakelen van de afgelopen maanden zorgden ervoor dat we ons massaal uitgeput voelen. Geen wonder dat Dries Verhoeven zijn succesvolle installatie U bevindt zich hier weer uit de kast haalde. Als bezoeker krijg je tijdens deze voorstelling over anonimiteit en eenzaamheid je eigen slaapkamer, en je wordt uitgenodigd om de hele voorstelling lang in bed te liggen.

Ideaal dus voor als je even je ogen dicht wil doen, maar of je echt in slaap kunt vallen is nog maar de vraag. Het werk van Verhoeven zit namelijk meestal zo vol met verrassingen dat je constant op het puntje van je stoel (of, in dit geval, bed) zit.

Foto door Anna van Kooij

Een wonder
Goed nieuws: dit mag dan een jaar vol ellende zijn, maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Het is ook niet lastig om ze te vinden, want ze hebben zich allemaal opgehoopt in Museum Catherijneconvent. In de huidige tentoonstelling Allemaal Wonderen zie je geen alledaagse kost, maar wonderbaarlijke genezingen, mensen die vliegen en zelfs een hostie die een stukje gaat wandelen. Of je nu in wonderen gelooft of niet, na een bezoek aan deze tentoonstelling voelt het even alsof alles mogelijk is.

Detail uit De profeet Elisa wekt de zoon der Sunamitische vrouw tot leven van Jan Sluijters

Een feestje
In de Chileense film Ema gaat de platinablonde Ema gewapend met een vlammenwerper op zoek naar haar adoptiezoon Pablo. Klinkt nog niet als een hele feestelijke film, denk je misschien, maar dat heb je mis. Ema en haar man Gaston zijn dansers, en samen met hen duik je het uitbundige nachtleven van Santiago in. De film heeft zo’n pompende, opzwepende reggaeton-soundtrack en zulke wilde dansscenes dat het zelfs voor een standbeeld onmogelijk is om niet mee te bewegen. Gelukkig kunnen we je garanderen dat zelfs als het feest compleet uit de hand loopt, je de dag erna geen kater hebt.

Still uit Ema

Boeken / Fictie

Een sprookjesachtig avontuur

recensie: Sophie Anderson - Het meisje dat met beren praatte (10+)

Sophie Anderson bouwt met Het meisje dat met beren praatte (2020) verder aan de wereld uit haar debuut Het huis met de kippenpoten (2018). Geïnspireerd door de sprookjes die haar oma vroeger vertelde, creëert Anderson nu haar eigen sprookjeswereld. Een veelbelovend verhaal dat de belofte net niet waarmaakt.

Het meisje Yanka voelt zich anders dan haar dorpsgenoten. Als kind is ze gevonden bij een berenhol en sindsdien woont ze bij haar Mamotsjka (‘koosnaampje voor moeder’) en de wezel Muizenval. Haar gevoel anders te zijn krijgt op een dag fysiek vorm. In de nacht na de jaarlijkse poppenshow veranderen haar benen in berenpoten en kan ze plotseling met dieren praten:

‘Je wandelt gewoonlijk niet ’s nachts.’ Ik schrik van Muizenval, die op mijn schouder springt. (…)
‘Hoe komt het dat ik je kan verstaan?’ antwoord ik verbaasd. (…)
‘Als je bedenkt hoelang we al samenleven is het erg onbeleefd dat je dat nu pas doet.’

Ze heeft geen idee wat er aan de hand is. Omdat een goede vriend, de kluizenaar Anatoli, haar altijd sprookjes vertelde over het bos, denkt ze dat ze daar antwoorden kan vinden. Samen met Muizenval gaat ze op zoek naar haar eigen verhaal.

Tijd en plaats

Aanvankelijk is het niet helemaal duidelijk waar en wanneer het verhaal zich afspeelt. De karakters hebben Russisch klinkende namen, en hoewel het dorpje eerst wat ouderwets lijkt, is er toch sprake van een modern ziekenhuis in een stad in de buurt. De vervreemding wordt versterkt door het perspectief, het verhaal is in de ik-persoon verteld. Een verteller op afstand had de lezer meer het verhaal in kunnen begeleiden en meer context kunnen bieden.

Deze vervreemding verdwijnt wanneer Yanka en Muizenval het bos in gaan. Yanka snapt nu zelf ook niet altijd wat er gebeurt, zodat je het verhaal samen met haar kunt ontdekken. Je kunt zelfs de kaart erbij pakken die voorin het boek staat, waarop te zien is welke route ze aflegt.

Sprookjes

De sprookjes in het boek zijn bijzonder mooi. Ze beginnen traditiegetrouw met ‘Er was eens…’ en zijn verfraaid door illustrator Kathrin Honesta.

Een van de sprookjes gaat over een timmerman die een magische boom ontmoet. Om te voorkomen dat hij de boom omhakt, biedt deze Lindenboom aan een wens te vervullen. Eerst wenst de man om gezondheid en voldoende eten voor zijn familie, maar hij wordt steeds gretiger. Zelfs wanneer hij in een gouden paleis woont is het nog niet genoeg. Verblind door hebzucht hakt hij een tak van de boom af, waarop de boom de timmerman en zijn gezin vervloekt. De volgende ochtend worden ze wakker als beren.

Deze sprookjes blijken het ware verhaal van Yanka te vertellen. Ze ontdekt dat de timmerman uit het sprookje haar grootvader is en dat ze daarom in een beer verandert. Hoe meer ze deze sprookjeswereld in trekken en hoe meer ze ontdekken, des te meer het verhaal tot leven komt. Anderson beschikt over de gave om de fantasie geloofwaardig te maken, met als mooiste voorbeeld een huis op kippenpoten waar een heks in woont die doden naar het hiernamaals begeleidt.

Levenslessen

De sprookjes zijn prachtig, maar op een punt slaat Anderson de plank mis. Yanka maakt onderweg nieuwe vrienden en samen met hen wil ze de vloek van de Lindenboom verbreken. Tijdens deze reis leert Yanka dat ze alleen kunnen slagen wanneer ze samenwerken, want elk van hen heeft een eigen talent. Wat volgt is een Disney-waardige moraal:

Ik dacht altijd dat je sterk werd door dingen alléén aan te pakken, maar misschien vergiste ik me. Misschien word je ook wel sterk als je met anderen samenwerkt.

Dit soort levenslessen ligt er behoorlijk dik bovenop, wat afbreuk doet aan het spannende verhaal én aan het mooie sprookje dat Anderson wil neerzetten. Een belangrijk kenmerk van het genre is immers de impliciete moraal die de lezer er zelf in kan ontdekken.

Anderson heeft in Het meisje dat met beren praatte, en eerder al in haar debuut, een intrigerend sprookjesbos gecreëerd met interessante en sympathieke karakters. Je voelt dat er meer verhalen in dit bos schuilen. Als sprookje is dit kinderboek veelbelovend maar door de moralistische aard wordt het geheel wat gekunsteld. Hopelijk durft ze in de toekomst de lezer wat meer los te laten, zodat die zelf op avontuur kan in deze magische wereld.

Kunst / Expo buitenland

Dulle Griet, goed of kwaad?

recensie: 'Dulle Griet' in de doorlopende tentoonstelling in het Museum Mayer van den Bergh

Antwerpen is een stad die belang hecht aan kunst en geschiedenis. De oude en historische gebouwen die je ziet terwijl je door de  straten van de stad loopt, fascineren je. Maar er valt tussen alle moderniteit sowieso een klein en vriendelijk gebouw op, het Museum Mayer van den Bergh.

Musea onthullen de ervaringen uit het verleden van die stad. Oorlogen, vrede, pijn, vreugde, prestaties, overwinningen, enzovoort. Ze zijn allemaal met elkaar verweven. Je voelt en ervaart ze allemaal tegelijkertijd op één plek tijdens je museumreis. Na het verlaten van het museum ben je niet meer dezelfde persoon. Je begint de genetische codes van de stad in je lichaam te voelen. Je bent nu deelgenoot geworden van de pijn en vreugde van de stad.

Bewonderenswaardige schildertechnieken

Mayer van den Bergh en zijn familie worden in de eerste werken afgebeeld. Deze zijn bij de ingang te zien. De schilderijen aan de muren en de afgebeelde mensen zijn ongelooflijk levendig. Het is alsof de mensen op de portretten even uit de schilderijen willen springen om je te verwelkomen. Daarnaast fascineren de donkerbruine houten meubels en open haard van het museum, de sierlijke kroonluchters die aan het plafond hangen de bezoekers en maken ze deel uit van het bezit van de familie Van den Bergh.

Dulle Griet (detail) , Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK

Dulle Griet

Op de bovenste verdieping hangt het prachtige werk van ‘Dulle Griet’ een van de belangrijkste werken van het museum. Het is een meesterwerk, gemaakt in 1563 door Pieter Breughel de Oude. Er zijn veel ongeloofwaardige details in het schilderij verwerkt, maar de meest opvallende figuur is ‘Dulle Griet’, die het schilderij zijn naam geeft.

‘Dulle Griet’ is groter afgebeeld dan de andere mensen op het schilderij. Terwijl die krachtige vrouw in harnas naar links rent naar de mond van de hel, zijn de vrouwen achter haar druk aan het plunderen. Op dat moment betreden mannelijke soldaten het podium aan de rechterkant. Er staan allerlei vreemde monsters, rare wezens en bizarre structuren op het schilderij. Het is net een horrorfilm. De horizon brandt rood. Op dit moment vervlochten dromen en werkelijkheid zich met elkaar.

Het schilderij toont een behoorlijk chaotische omgeving… Oorlog, vuur, vreemde wezens, een vrouw die naar de mond van de hel rent, plunderaars, soldaten… Waar is deze plaats? Waarom wordt ‘Dulle Griet’ in gigantische dimensies afgebeeld? Waarom is de horizon karmozijn? Waarom bestaan er rare wezens en wat willen ze doen? Wie vertegenwoordigt wie en wat? Zal het goede of het kwade overwinnen? Gedachten… Gedachten… Gedachten…

Opstandig

‘Dulle Griet’ wordt afgeschilderd als een mannelijk monster met een schubbig gezicht en scherpe tanden, botsend met wezens zonder haar koelbloedige houding te verliezen. De kostbaarste voorwerpen van ‘Dulle Griet’ zijn haar helm, harnas en het zwaard dat ze nam van de patriarchale hegemonie. Terwijl haar haar onder haar helm naar achteren wuift en haar gespannen gezicht richting de mond van de hel is gericht, lijkt ‘Dulle Griet’ vastbesloten om de hel te vernietigen.

Dulle Griet (detail), Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK

Zij en haar leger van vrouwen zijn in de hel; misschien hebben zij gezondigd en iemand gedood of verbrand. Misschien is de wereld waarin ze leven in een hel veranderd. Misschien rebelleerden ze voor veel dingen die ze nooit hebben meegemaakt. Misschien hebben zij allemaal het vrouwenleger bij elkaar gebracht.

Daarom belichaamt dit schilderij hoe de wereld werd veranderd in een hel voor vrouwen door licht te werpen op de patriarchale en hegemoniale staat van die periode, haar mannelijke wetten en haar seksistische opvatting van die samenleving.

Afscheid

Als het 17.00 uur is gaat het museum dicht. Je wilt nooit afscheid nemen van ‘Dulle Griet’, maar je moet wel. Een deel van je geest en hart blijft bij haar.

Als je ooit voorbij Antwerpen komt, vergeet dan niet om langs het Mayer van den Bergh Museum te gaan. Het is ook heel gemakkelijk te bereiken omdat het in het stadscentrum ligt. Het historische gebouw van het museum, de innerlijke ambiance, prachtige artefacten zijn zeer uitnodigend en ze zijn zeker het bekijken waard.

 

 

Muziek / Theater / Muziek
special: Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?

8WEEKLY staat te trappelen

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertelt onze redactie in 8WEEKLY staat te trappelen waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar het nieuwste album van een jazz-grootheid en naar grote hoeveelheden Bossche bollen.

Gregory Porter: een warme stem om van te watertanden
Door Joost Festen

Het is nog bijna tot eind augustus wachten op het nieuwe album van Gregory Porter. Op 28 augustus zal All Rise verschijnen. Porter debuteerde in 2010 op negendertigjarige leeftijd en werd toen al een laatbloeier genoemd. Vanaf zijn debuut Water levert deze jazz-grootheid alleen maar kwaliteitsalbums af. All Rise zal daar naar verwachting geen verandering in brengen. Inmiddels verschenen er wel al wat smaakmakers op de verschillende streaming-platformen. Zo verschenen achtereenvolgens ‘Revival’ (in diverse mixen), ‘If Love Is Overrated’, ‘Thank You’, ‘Phoenix’, ‘Mister Holland’ en ‘Concorde’.

Porter is ruim door het grote publiek ontdekt. Hij won inmiddels twee Grammy’s voor twee verschillende studioalbums. Dit zesde studiowerk zal wederom om te watertanden zijn. De stem en ook de muziek van Porter zijn zeer herkenbaar geworden en roepen direct warmte, vertrouwen en blijdschap in je hart op. De warme, diepe stem zuigt mij als jazzliefhebber direct naar binnen, maar ook als je jazz niet hoog in het vaandel hebt staan, kan je bijna niet om hem heen.

Theaterfestival Boulevard: heel veel voorstellingen en heel veel Bossche bollen
Door Roos Wolthers

Vorig jaar was ik voor het eerst een dag op Theaterfestival Boulevard. Ik had van tevoren niet verwacht dat ik drie Bossche bollen zou eten, dat ik samen met een ouder echtpaar zelf het script van een voorstelling zou voorlezen of dat ik met een grote doos vol spiegels op mijn hoofd mijn weg zou moeten vinden over het drukke festivalterrein. Maar dat was juist waarom ik er na een lange, chaotische en vrolijke dag met zoveel enthousiasme op terugkeek. Op Boulevard maak je dingen mee die je nergens anders meemaakt, je ziet bijzondere voorstellingen op nog bijzonderdere locaties (ik belandde o.a. in een verlaten kantoorpand en de kleedkamer van een theater) en je hebt achteraf gegarandeerd een hoofd vol verhalen en indrukken.

Dat het festival dit jaar doorgaat, is een cadeautje, zeker omdat er prachtige voorstellingen op het programma gaan. Ik ga in ieder geval naar SpectrumU bevindt zich hier en In order of disappearance. Als mijn ervaring van vorig jaar echter iets zegt, zijn die drie voorstellingen nog maar het begin van de bijzondere dingen die ik dit jaar mee ga maken.

 

Muziek / Album

Robin Borneman Folklore special

recensie: Americana update 6: de trilogie van Robin Borneman

Deze Americana update is een special rond onze Nederlandse Robin Borneman. Hij verraste ons op Record Store Day 2020 NL Releases met de enige cd uit deze limited edities worp. Echoes bevat een aantal demo’s die zijn drieluik rond de verzamelnaam Folklore voorafgingen in de tijd.

Robin Borneman is in Nederland helaas minder bekend dan in de USA. Toch verdient deze Brabantse artiest ook in ons land de nodige aandacht. De aandacht zal niet komen met de RSD2020 release. Dat zijn maar 250 exemplaren, maar als het de aanleiding zou kunnen zijn om aandacht naar zijn werk te trekken dan is dat mooi. Het is in ieder geval de trigger voor deze special.

Echoes

Het album Echoes heeft als ondertitel A Home Recording Collection 2006-2009. Aan de binnenflap van het digi-pack lezen we dat we hier te maken hebben met een collectie diep persoonlijke liedjes uit de kluis van Borneman. Persoonlijke verhalen verpakt in liedjes uit zijn vroege jaren. Ze geven soms het beeld van alledag, van liefde en ook van worstelen met het leven als artiest. Het album opent met ‘Lost Recall’, dat het gevoel van Christelijke kerkmuziek in zich heeft. Datzelfde gevoel met de link naar het geloof horen we nog een keer terug bij ‘Turn Around’, als Borneman zingt over Jezus de timmerman. Het zijn liedjes die Borneman samenpakt onder de subtitel ‘Mirrorfountain’, samen met een song die midden op de cd staat met de titel ‘Hope’.

Het begin van de Folklore reis

In 2015 startte Borneman zijn verhaal van de reiziger op Folklore I: The Waving Days met een verhaal, dat vooral borrelt van het avontuur. In ‘Land of Amok’ lijken we zelfs ergens tussen de Indianen en Cowboys verzeild te raken. Het is de start van een avontuur dat – zoals we dan al weten – drie albums zal duren. Wat de reis voor ons in petto heeft weten we dan nog niet. Hetzelfde geldt voor de reiziger die het onderwerp is van het verhaal. De parallel met de reis van het leven van ieder mens is makkelijk te maken en misschien is het wel de reis van Borneman zelf, zo kunnen we als luisteraar vermoeden. ‘The Waving Days’ verhaalt van een liefde waarvan afscheid genomen wordt, omdat de reis verder moet. De drang van de hoofdpersoon is duidelijk voelbaar. En we staan nog maar aan het begin van de reis.

Op Folklore II: The Phantom Wail maken we kennis met het meest duistere deel van de reis. Een reis waar de reiziger ook de blues aandoet in ‘Woebegone Blues’. Wat over de hele trilogie overeind blijft, is de meeslepende manier waarop Borneman ons meevoert langs en vooral in zijn verhaal. De artiest weet je gedurende het hele album te binden. En nu de drie delen compleet zijn is het heel verleidelijk om het hele verhaal in zijn geheel te blijven beleven door album één tot en met drie in een ruk tot je te nemen. Het wordt nergens saai, dit verhaal en de afwisseling is groot genoeg om keer op keer door andere details in de muziek van Borneman verrast te worden. De schakering van de verschillende instrumenten, geluiden, het verhaal en de boeiende verhalende zang van Borneman maakt deze muzikale reis bijna net zo’n memorabele reis als we ooit lazen in de boeken van Tolkien’s In de ban van de ring. De Hobbit is misschien net zo’n reiziger als de naamloze reiziger van Borneman.

Folklore trilogie compleet

Robin Borneman is een verhalenverteller met een fijne stem die soms licht klinkt en op een ander moment – als het liedje het vraagt – ook wat donkerder kan klinken, zoals Jackie Leven en Nick Cave. Wie Folklore III: The Cradle Tree luistert, wordt direct meegesleept naar de wereld van Bornemans reis. Op reis van ‘Tell The Wind’ naar ‘Stormcrow’, dat eindigt met het geluid van regen en donder naar het heel fijne ‘The Boatman’, dat meteen bij een van de eerste regels als een hoogtepunt voelt. Zonder echt naar de tekst te luisteren voelt het als een keerpunt op het album met zang die je oren streelt en trompetgeluid halverwege het liedje. Als we echt luisteren horen we echter dat Borneman zingt van wortels, die diep in zijn ziel steken en van belevenissen, die de hoofdpersoon niet meer zal vergeten zo lang hij leeft.

In het volgende liedje komen engelen voorbij, terwijl het liedje opent met fijn gitaarspel en het verhaal dat het bitterzoet smaakt om jezelf tegen te komen. Tussen alle zware beproevingen heeft de reiziger inmiddels geleerd dat de liefde steeds een veilige haven is gebleken en een plek om te schuilen. In ‘The Latter Mile’ gaat het verhaal duidelijk richting zijn eindpunt, terwijl de reiziger verhaalt over het gevoel van thuiskomen om uiteindelijk te beseffen dat zijn thuis de eindeloze weg is die ligt tussen de wieg en het graf. De reiziger volgt de bomen.

Folklore historie

Robin Borneman is zanger bij het Trans Siberian Orchestra in de USA en vertoeft daar dan ook veelvuldig. De shows aldaar trekken gemiddeld zo’n 15.000 liefhebbers per concert. De carrière van Borneman voltrekt zicht dan ook voornamelijk aan de andere kant van de grote plas. Zijn creatieve output vinden we echter terug in zijn oeuvre, dat in Nederland wordt uitgebracht op Kroese Records label. Het is een oeuvre dat inmiddels een fraai creatief hoogtepunt kent in de vorm van de Folklore I t/m III (trilogie). Het drieluik werd vorig jaar afgerond met misschien wel het fraaiste deel. Folklore III: The Cradle Tree luistert als de werkelijke kroon op het werk van Borneman’s werkstuk. Dat roept natuurlijk direct de vraag op: en wat gaat deze muzikant daarna brengen? Dat is afwachten natuurlijk, maar vooraleerst duiken we nu in dit prachtige werkstuk, dat over een periode van vier jaar is verschenen.

Wie de reis van Borneman wil maken heeft twee opties. Je kunt chronologisch door de trilogie gaan of je kiest weg van wat minder weerstand. De laatste optie start met het laatste deel, wat makkelijker in het gehoor zal liggen. Folklore III: The Cradle Tree is niet alleen het sluitstuk, maar hier gaat het licht ook helderder schijnen in het leven van de naamloze reiziger die het onderwerp is van het drieluik. Wie de hoesjes van de drie albums bekijkt, ziet ook aan deze creatieve uiting de warmte stralen van de afbeelding. Wat dat betreft kunnen we met een gerust hart ons gevoel volgen als we het artwork van de albums zijn werk laten doen.

 

Boeken / Fictie

It’s all about the money

recensie: Emily St. John Mandel – Het glazen hotel

Voor wie nog nooit van ponzifraude, investeringsfraude of piramidezwendel heeft gehoord: misschien zegt de naam Bernard Madoff je iets. Madoff gaf leiding aan Bernard L. Madoff Investment Securities dat hij oprichtte in 1960. Dit bedrijf was een van de grootste marketmakerfirma’s op de NASDAQ, de grootste aandelenbeurs van de Verenigde Staten. Madoff werd op 11 december 2008 gearresteerd door de FBI wegens fraude. Het glazen hotel (2020) van Emily St. John Mandel lijkt op dit nieuwswaardige feit gebaseerd te zijn.

Miljoenenbedrijf

In dit boek heet de desbetreffende fraudeur niet Madoff maar Jonathan Alkaitis. Hij leidt een miljoenenbedrijf in New York en runt een hotel waar hij de beeldschone, dertig jaar jongere Vincent (in dit geval een meisjesnaam) tegen het lijf loopt. De twee krijgen een relatie waarin beiden van elkaar profiteren: zij van zijn geld, hij van haar schoonheid en naïviteit.

Ook is er Paul, de broer van Vincent. De twee hebben een moeizame relatie, en wanneer Vincent uit zijn leven verdwijnt pakt Paul, na jaren aan drugs verslaafd te zijn geweest, zijn kans schoon en gebruikt Vincents achtergelaten videotapes ongevraagd om er kunst van te maken. Hier weet hij een goede naam in de kunstwereld mee op te bouwen.

Medeplichtig, en dan?

Een select groepje medewerkers dat voor Alkaitis werkt, weet van de fraude af. Hoe ga je om met het besef dat je medeplichtig bent aan zo’n grootschalige fraude? En welke gevoelens gaan er door je heen als het systeem op springen staat: neem je je verantwoordelijkheid of ren je ervoor weg? Raak je in totale paniek of laat je alles koelbloedig gebeuren, omdat je wist dat deze dag er uiteindelijk een keer zou komen? Alle mogelijke emoties komen in Het glazen hotel voorbij.

Maar voor wie denkt dat Alkaitis zich ook maar een beetje schuldig voelt voor wat hij zijn medewerkers en miljoenen andere mensen aandoet, komt bedrogen uit. Keer op keer wijt hij zijn daden aan naïef gedrag van anderen, of aan de omstandigheden. Hij heeft immers zijn eerste vrouw,  waarmee hij getrouwd was voor zijn relatie met Vincent begon, verloren en wist niet wat hij met zichzelf aan moest:

‘Je kunt weten dat je schuldig bent aan een enorm misdrijf, dat je gigantische sommen geld hebt gestolen van vele mensen en dat dat sommigen van hen aan de bedelstaf heeft gebracht en anderen tot zelfmoord heeft gedreven, dat alles kun je weten terwijl je toch het gevoel hebt dat je onrechtvaardig behandeld wordt als het vonnis wordt uitgesproken.’

Uit dit citaat blijkt de slachtofferrol die Alkaitis heeft aangenomen: hij ziet zichzelf niet als dader, maar als slachtoffer van de omstandigheden. Dit is een van de interessantste thema’s die in dit boek behandeld worden: hoe ga je als dader en medeplichtige om met het feit dat je schuldig bent aan strafbare feiten? Hierin schuilt de kracht van Mandel: de psychologie achter een groot thema wordt van verschillende kanten belicht.

Wat doet het (niet) hebben van geld met je?

Naast de psychologie van de dader is er in de roman aandacht voor de rol die geld speelt in het leven van de personages. Niet alleen de gedachten en gevoelens van Alkaitis, maar ook die van Vincent, haar broer Paul en de medewerkers van Alkaitis’ bedrijf worden uit de doeken gedaan. Mandel laat hierdoor goed zien dat mensen niet altijd reageren op de manier die je van tevoren zou verwachten. Een kat in het nauw maakt rare sprongen.

Wat doet het bijvoorbeeld met je als je als jong, mooi meisje een rijke vent tegen het lijf loopt die je letterlijk gouden bergen belooft, maar waarvan je weet dat hij je op andere vlakken nooit gelukkig zal kunnen maken? Vincent gedraagt zich naar de buitenwereld als een koel type dat blij is met haar luizenleventje, maar uit haar gedachtewereld kun je opmaken dat dit niet de hele waarheid is.

Gepingpong

Dat mensen verschillend reageren op dezelfde actie of gebeurtenis is een ding, dit geloofwaardig neer kunnen zetten is iets heel anders. Hier slaagt Mandel ten dele in; het lukt haar om verschillende visies aan te bieden door haar personages andere emoties te laten ervaren, maar door het continue gepingpong van gedachten, personages en gebeurtenissen, schiet het boek mijns inziens zijn doel, namelijk de complexe psychologie tonen van zowel de daders als de slachtoffers van gigantische fraude, voorbij. Doordat er steeds heen en weer geschakeld wordt, leest het erg chaotisch en kom je voor je gevoel nergens echt lekker in het verhaal.

Spanningsveld gedachtewereld en ‘echte’ wereld

Ook het wisselen van de ‘echte’ wereld naar het ‘contraleven’, wat alle personages doen als ze zich in gedachten in een soort fantasiewereld wanen waarin alles anders verloopt dan in het echte leven, komt op mij wat gekunsteld over. De dromerige, fantasierijke streams of consciousness clashen mijns inziens met de nuchtere, vaak harde kijk van de personages. Dit had een mooie aanvulling kunnen zijn door hier meer aandacht aan te besteden, waardoor je als lezer echt gaat inzien dat er altijd meerdere kanten zitten aan een verhaal en gevoelens niet altijd stroken met de handelingen van de personages. Ik denk dat Mandel hier de plank misslaat door er te vluchtig overheen te gaan. Niettemin snijdt Mandel een interessant thema aan dat veel mensen zal aanspreken.

Kunst / Expo binnenland

Hedendaagse Indonesische perspectieven

recensie: Recensie: On the Nature of Botanical Gardens
Eva Broekema

 

De kunstwerken op de expositie On the Nature of Botanical Gardens in Framer Framed – het Amsterdamse platform voor kunst en cultuur – bewegen zich tussen uitersten, met als rode draad commentaar op het kolonialisme. De keuze werd gemaakt door curator-historicus Sadiah Boonstra. Zij onderzoekt de botanische tuin als onderdeel van het koloniale verleden. Immers, zoals ze in het begeleidende boekje schrijft: ‘In de 18e en 19e eeuw was botanische kennis een belangrijk aspect van de beheersing van de natuur om rationele controle uit te oefenen op, en het verzamelen van, de belangrijkste bron van inkomsten, de landbouw.’

Rituelen

Die blikvanger is een groot doek (600×200 cm), Ruwatan Tanah Air Beta (Reciting Rites in its Sites) van Zico Albaiquni (1987, Bandung). Links is een traditioneel Sudanees ritueel, Ruwatan, afgebeeld. Hierin wordt verbinding gezocht met de natuur, met voorouders en God. De plaats van handeling is Kebun Raya Bogor, de nationale botanische tuin. Rechts is een Nederlandse begraafplaats in diezelfde tuin afgebeeld. Er zit echter nog een opvallende verwijzing in dit haast fluorescerende doek: een aantal platte rijstmanden. Ze vormen kritisch commentaar op de manier waarop herman de vries in 2015 (onder andere op de Biënnale van Venetië) verschillende rijsttypen had laten zien, op een romantiserende manier, zonder de context hiervan erbij te betrekken.

Nootmuskaat

Een tweede werk dat de aandacht trekt, is Perken van Ipeh Nur (1993, Yogyakarta). Het is een acrylwerk op rijstzakken, een actueel kunstwerk, omdat het is verbonden met de naam van Jan Pietersz. Coen. Immers: in 1621 brak een handelsgevecht uit om het monopolie van nootmuskaat, dat leidde tot de dood van vele Bandanezen.

Nootmuskaat speelt ook een rol in de installatie Tuban van Ade Darmawan (1974, Jakarta). Darmawan toont een laboratoriumsetting, waarin uit buizen getransformeerde specerijen spuiten op boeken uit de Soekarnotijd. De ideeën worden zo bezoedeld. De kunstenaar is overigens artistiek directeur van het collectief ruangrupa, dat in 2022 de documenta 15 in Kassel zal samenstellen.

Twee installaties

Het derde item dat indruk maakt (niets ten nadele van de andere kunstwerken), zijn de assemblages van Sinta Tantra (1978, New York): Kebun Raya / Kebun Saya. Zij werd geïnspireerd door de botanische tuinen van Bali en Bogor. Het boekje bij de tentoonstelling omschrijft het als: ‘Hier wordt de natuur kunst, kunst wordt kunstgreep, en kunstgreep wordt narratief – gecategoriseerd en ingeperkt, echt en geconstrueerd. ’Verleden en heden, de ene en de andere identiteit gaan een gesprek met elkaar aan, zoals Framer Framed dat ook doet.

Het laatste werk dat hier wordt genoemd, is ook een groot kunstwerk. In feite bestaat het werk van Samuel Indratma (1970, Gombong) dan ook uit drie onderdelen: een canvas van Chinese inkt, een serie schaduwpoppen (Wajang) uit synthetisch leer en een video-animatie. De basis wordt gevormd door Javaanse tradities die in verbinding staan met hindoe-boeddhistische denkbeelden. Mens, natuur en dier vloeien hierin in elkaar over. Allemaal moeten ze worden gered.

Zoals altijd weet Framer Framed  weer met een fraaie tentoonstelling te komen die tot nadenken stemt. In verband met de sluiting gedurende de maatregelen aangaande de coronacrisis, is de looptijd van deze expositie gelukkig verlengd, zodat meer mensen hem nog kunnen gaan zien. Een kans om te grijpen!

Boeken / Fictie

De woongroep die stopte met eten en van licht ging leven

recensie: Gerda Blees - Wij zijn licht

Slechts zelden verschijnt een debuut dat zó origineel, verfrissend en kwalitatief hoogstaand is als Wij zijn licht. Gerda Blees publiceerde eerder al een verhalenbundel, maar deze roman vormt haar definitieve doorbraak. Een werk waar je u tegen mag zeggen.

Neem een intrigerend nieuwsartikel en extrapoleer daar een verhaal uit; het is een beproefde schrijfoefening. Bij Blees pakt deze tactiek wonderwel goed uit. Ze liet zich inspireren door de dood van een bewoner van Contact & Muziek, een woongroep die volgens de eigen website bezig was ‘voeding los te laten en te leven van licht, warmte, kleur, muziek en liefde’. Blees stortte zich op deze wonderlijke, oorspronkelijk vierkoppige woongroep en onderzocht wat er schuilging achter hun kleurrijke kozijnen. Het waargebeurde verhaal vormt het fundament van Wij zijn licht (2020), maar de invulling die Blees geeft is compleet eigengereid.

Dood door schuld?

Hoe heeft het zover kunnen komen dat de stille en in zichzelf gekeerde Elizabeth stierf aan ondervoeding? Melodie, de mondige zus en huisgenote van Elizabeth en tevens initiatiefnemer van het hongerplan, sluit uit dat haar dood aan een gebrek aan eten lag. Elizabeth zou rust nodig hebben en Melodie beschouwt haar sterfproces vooral als iets wat ‘mooi’, ‘bijzonder’ en ‘organisch’ verliep.

Muriël en Petrus daarentegen hadden aanvankelijk hun twijfels. Hadden ze toch niet beter een ambulance gebeld? De overredingskracht van Melodie weerhoudt hen ervan. Ondaadkrachtig en onzeker als ze zijn, laten ze zich meevoeren in de bizarre en beklemmende denkbeelden van Melodie. Het levert de recherche veel vraagtekens op: in hoeverre valt Elizabeths dood haar huisgenoten te verwijten?

Unieke perspectieven

Blees gebruikt in ieder hoofdstuk een verschillend en onconventioneel vertelperspectief om de gebeurtenissen in de woongroep te duiden. Zo komt de geur van sinaasappels aan het woord, de plaats delict, Melodies cello en het lichaam van Elizabeth. Dit is geen makkelijke oefening en kan al snel gekunsteld lijken, maar Blees flikt het door zich tot in de vezels in te leven in haar onderwerpen.

Via deze unieke perspectieven ontvouwt zich langzaam de absurde en tragische geschiedenis van deze woongroep. Uiteindelijk zullen we nooit weten wat er echt in Elizabeth omging, maar Blees levert voldoende puzzelstukjes aan om zelf conclusies te trekken. Een niet te missen meesterwerk!

Boeken / Achtergrond
special: Alfred Birney - De tolk van Java

Literaire vechtkunst

Alfred Birney toont in zijn roman De tolk van Java (2016) hoe koloniaal geweld nog jaren blijft doorwerken in latere generaties. Het resultaat is een pijnlijk en persoonlijk verslag van een ingewikkelde Nederlandse geschiedenis waarvan de nawerking nog niet voorbij is.

Niet alleen in de Verenigde Staten bestaat racisme, maar ook in Nederland. Dat maken de antiracismeprotesten naar aanleiding van de dood van George Floyd voor een steeds groter publiek duidelijk. Een nieuw collectief bewustzijn krijgt stap voor stap vorm. Het persoonlijke verhaal heeft daarin een belangrijke functie. De grote geschiedenis krijgt een uniek gezicht – een naam, een familie – om aan te relateren.

Een indrukwekkend boek in dit verband is De tolk van Java (2016) van Alfred Birney. Via de memoires van zijn vader, die tolk was in de Nederlandse Mariniersbrigade, beschrijft Birney de jaren van Indonesische opstand tussen 1945 en 1949. Een periode waarin Nederlandse geweldsexcessen richting de Indonesiërs plaatsvonden en die het einde van het ‘koloniale rijk’ van Nederland betekende.

De beul als vader

Knokken, matten, afranselen, beuken, opboksen, afrossen. Birneys Indo-Chinese vader Arto Nolan – bijnamen: de Arend, de beul, de tiran – dient de Nederlanders tijdens de koloniale oorlog als een bloeddorstig dier. In de gevechtslinies maakt hij de geschiedenis mee: de Japanse bezetting, de Bersiapperiode, de Nederlandse ‘politionele acties’, de bevrijding van Indonesië en de emigratievlucht van Indo’s naar Nederland.

Via zijn alter ego Alan geeft Birney commentaar op de aantekeningen van zijn vader. Hij vult ze aan met herinneringen uit zijn eigen jeugd in Den Haag, ‘de stad der vervloeking’, gesprekken met zijn Helmondse moeder, ‘de kankerpit’, en e-mails met zijn tweelingbroer Phil, met wie ‘normaal converseren’ er niet bij is. Het resultaat is een indringend verslag van de dekolonisatie van Nederlands-Indië en de jarenlange nasleep ervan in een harde, Haagse familie. Het zwarte verleden van Nolan overschaduwt iedereen. Hij mishandelt zijn vrouw en kinderen en is, in de woorden van Alan, een ‘volslagen gekke fascist’.

Nolan is chronisch mata gelap – verblind door woede – en een wispelturige moordenaar in naam van Oranje. Hij voelt zich gauw bedreigd en is genadeloos in de koloniale oorlog. Ook een moeder met baby die als levend schild fungeren voor een Indonesische vrijheidsstrijder doodt hij. Alan herinnert zich het gesprek met zijn vader erover; als kind gelooft hij het verhaal maar nauwelijks:

‘Echt waar?’
‘Ja, wat moet ik dán? Me overhoop laten schieten door zo’n pelopor?
‘Gingen de kogels dan door het kindje heen?’
‘Ja natuurlijk! Anders kan ik die klootzak daarachter toch niet raken, stomme vent die je bent! Ga afwassen! […]’

Nolan bestookt zijn kinderen met oorlogsverhalen en boezemt ze angst in. Op jonge leeftijd, Birney is dertien, vertrekken de kinderen op last van de Kinderbescherming naar hun eerste internaat in Voorschoten. Het levert een traumatische jeugd op met onuitwisbare sporen in Alans latere leven.

Koloniale onwetendheid

Birney verweeft in De tolk van Java de draden van zijn familie met die van de Nederlandse geschiedenis. Zijn vader is ‘waardeloos’, maar geeft met zijn ‘papieren standbeeld’ in ieder geval die ‘leugenachtige Nederlandse geschiedenis een smoel’. Koloniale onwetendheid is daar onderdeel van, iets wat duidelijk naar voren komt in de dagboeken van Nolan.

Als Nolan in ‘49 naar Nederland vlucht – hij staat nummer twee op de zwarte lijst van Soekarno – drinkt hij thee met een Haagse dame, een van zijn Hollandse correspondentievriendinnen. Hij vraagt de ober om extra suikerzakjes en verklaart aan de vrouw zijn zucht naar zoetheid:

‘Wij Indische jongens houden erg van zoete thee.’
‘O ja, ik begrijp het. Dus jullie drinken daar ook thee?’

Nolan antwoordt droogjes dat thee op Java groeit, net als suiker en koffie. De vrouw antwoordt met ‘o ja’ en praat ongestoord verder. Ook Birneys moeder, ‘mama Helmond’, is niet bepaald het toonbeeld van bedachtzaamheid. In haar klein-Hollandse denken (‘hier eten we gestoofde andijvie’) schaamt ze zich voor haar ‘bruine kinderen’ die ‘van een andere planeet’ komen. Zelfs als haar dochter dertig is, verontschuldigt ze zich nog in de tram: ‘Ja-ha, dat is míjn dochter, hoor!’. Tijdens de internaatjaren bezoekt Alan zijn moeder in Den Haag en voelt een diepe angst voor haar:

‘Het is een ander soort angst dan die mijn vader mij inboezemde. Ik zie iets van een ándere gekte in die blik, […] misschien zie ik wel het slechtste wat er in mijn eigen moeder kan huizen: een hartgrondige afkeer van haar eigen Indische kinderen.’

Birneys ouders symboliseren hiermee onbedoeld twee confronterende aspecten van het Nederlandse kolonialisme: gewelddadige heerschappij en harteloze ontkenning.

De Mariniersbrigade

Nolans dagboeken geven historische informatie over de rol van de tolk in de Nederlandse Mariniersbrigade. Een beroep dat, zo blijkt uit de memoires, in de toenmalige ‘war culture’ meer impliceerde dan enkel vertalen. ‘Vechten’ was met name het devies, en taal een cruciaal wapen.

Als jongeman kreeg Nolan ‘met veel andere tolken een militaire opleiding’. Ze werden getraind in ‘het verhoren van gevangenen, het opstellen van verhoorrapporten […] en het verzorgen van de hele gevangenenadministratie tot aan voorgeleiding voor de rechter’. Nolan beschrijft zo’n tolkenverhoor met de moordenaars van een dominee:

‘Die vijf moordenaars zaten geduldig op de grond en keken onverschillig voor zich uit. Ik gelastte hun om snel op te staan. Ik heb ze toen met mijn maten tegen de grond getrapt. Ze kronkelden van de pijn. Toen vroeg ik ze wie dominee Laloe met touwen aan de trekhaak van de truck had vastgebonden. Twee pemoeda’s [nationalistische voorvechters] bekenden. Die heb ik bewusteloos getrapt. Toen ze bijkwamen, vroeg ik ze wie de truck had bestuurd waarmee ze dominee Laloe over het plein de dood in had gesleurd. Ze zwegen. Toen heb ik hun ribben kapotgetrapt. De andere tolken zetten zich achter de schrijfmachines en typten de verhoorrapporten uit.’

Nolan lijkt zich thuis te voelen in de rol van tolk. Al snel start hij bij de veiligheidsdienst van de Mariniersbrigade, de VDMB, waardoor hij zich in de frontlinies van de oorlog bevindt. Lange geweldsbeschrijvingen volgen in zijn memoires. ‘Wij, de tolken’, schrijft Nolan, ‘waren de troeven in handen van de Mariniersbrigade’. De tolken spraken lokale talen, begrepen de mentaliteit van de Indonesiërs en waren bereid om te doden: ‘Binnen een week hadden we het hele gebied van Poerwokerto gezuiverd van extremisten en andere subversieve elementen’. Ook hogere functionarissen beseffen dat tolken als Nolan onmisbaar zijn. Kapitein Groeneveld complimenteert hem: ‘Tot op heden heb je aan het front bijzonder goed werk verricht. Ik ben hoogst tevreden over jou’.

Omdat Nolan iemand is ‘die graag op eigen initiatief handelt en doortastend optreedt’ wordt hij tijdens de eerste politionele actie overgeplaatst naar een gevaarlijkere colonne. De instructies zijn duidelijk: schiet op alles wat leeft en verzamel zo veel mogelijk informatie. Nolan knalt inderdaad iedereen neer en kaapt alle papieren die hij vindt. Na het doden van de baby, de moeder en de vrijheidsstrijder schrijft hij: ‘Ik kon niet anders dan zo handelen. Het was to kill or to be killed’. Het is een van de weinige momenten waarop hij enig berouw toont voor zijn daden: ‘Ik had een wrede beslissing genomen, maar ik kon niet anders. Ik zal dit bloedige moment nooit meer vergeten voor de rest van mijn leven’.

Een actueel verleden

Hoewel Nolan een wrede man was, een individu van excessen, en zijn acties en herinneringen ongetwijfeld door dat karakter zijn gekleurd, opereerde hij ook binnen de officiële kanalen van de Nederlandse Mariniersbrigade. Met zijn geweld droeg hij bij aan het ‘informatiemanagement’ van de Nederlanders.

Zoals Nolans memoires zijn er meer bronnen die de uitvoer van de ‘war culture’ aantonen. Historicus Gert Oostindie bestudeerde brieven, dagboeken en memoires van oud-militairen die voor Nederland vochten en concludeert dat er tussen 1945 en 1949 niet honderden maar tienduizenden oorlogsmisdaden door Nederland zijn gepleegd. Het is een geschiedenis die ruim zeventig jaar later makkelijk naar de achtergrond kan verdwijnen. Veel persoonlijke verhalen zoals die van Nolan zijn nog niet gepubliceerd en zeker nog niet geland in ons collectieve geheugen.

De tolk van Java zoomt in op deze Nederlandse zwarte bladzijden en maakt ze bovendien actueel: oorlogsleed dreunt door generaties heen. Wat toen is gebeurd, is nog niet voorbij. Birney confronteert de lezer hiermee, juist door de menselijke maat waarmee hij het verhaal van zijn familie vertelt. Birney toont met dit boek een doorleefde geschiedenis, hij maakt ‘het persoonlijke politiek’ en laat de lezer dat meevoelen die vanaf zijn ‘pluchen stoel’ haast niet anders kan dan verbijsterd achterblijven door zoveel gewelddadigheid.

De kunst van het vechten

Nolan was een levenslange beul die drie vechtende zoons achterliet. ‘Ik ben een redelijke jiujitsuka’, schrijft Birney in De tolk van Java, en over zijn broers zegt hij: ‘Phil is een moordmachine met een paar zwarte banden uit verschillende gevechtsdisciplines en Arti is een straatvechter’. In VPRO Boeken verklaart Birney dat de ‘zachte kunst’ jiujitsu hem heeft geholpen om over zijn angst voor geweld heen te komen.

De kunst van het vechten bleek het tegengif voor de lelijke klappen die zijn vader hem gaf en de oorlogsverhalen die hij aan hem opdrong. Ook het schrijven van De tolk van Java lijkt zo’n antidotum voor Birney. Deze roman is een persoonlijke confrontatie met een ingewikkelde geschiedenis die leest als literaire vechtkunst.

Kunst
special: Overleven is een kunst

Themamaand: de waarde van kunst

Na drie maanden zonder theatervoorstellingen, bioscopen en musea mogen we eindelijk weer op pad. Het leek ons een mooi moment om de balans op te maken: wat betekent kunst precies voor ons? Deze maand publiceren we daarom een serie artikelen over de waarde van kunst.

In deze editie schrijft redacteur Els van Swol over de waarde van kunst in tijden van crisis en oorlog.

De afgelopen maanden (her)lazen we massaal boeken als De pest van Albert Camus en Station Elf van Emily St. John Mandel, over een rondreizend gezelschap dat Shakespeare opvoert, of keken naar bekende toneelspelers die een verhaal uit Boccaccio’s Decamerone voorlazen. We zagen meer films dan ooit en volgden virtuele rondleidingen door tal van musea. We sloten ons aan bij een digitale leesclub of volgden cursussen via ZOOM, en hadden het er maar druk mee. Zó druk, dat we haast vergaten dat we dit jaar ook 75 jaar vrijheid vieren. En dat terwijl we veel zouden kunnen leren van wat kunst ten diepste kan betekenen ten tijde van een échte oorlog.

Huiveringwekkend
De grote lijnen zijn wel bekend, van bijvoorbeeld musici en toneelspelers die in de concentratie- en vernietigingskampen optraden, maar de details blijven nog steeds indrukwekkend en huiveringwekkend. Van de paukenist die zachtjes, als protest, door een orkeststuk heen de beginnoten van Beethovens vijfde symfonie roffelde – tonen die victorie uitdrukken – en van de fluitist die in kamp Vught op een dag in april 1944 zowel ’s ochtends als ’s avonds bij het prikkeldraad de daar gecomponeerde Aubade van Marius Flothuis blies. Deze aubade was zowel een begroeting van de nieuwe dag, waarvan niemand wist wat die zou brengen, als een uitdrukking van de verlatenheid van de komende nacht.

Eigenlijk zijn er verschillende betekenislagen te ontdekken in kunst zoals die in de kampen werd gepraktiseerd: afleiding, troost, verzet, een manier om te overleven én als boodschap voor naoorlogse generaties. We zouden ze allemaal aan de hand van voorbeelden na kunnen lopen, maar de conclusie zit eigenlijk al in de aubade van Flothuis besloten: kunst helpt om te overleven. Twee voorbeelden mogen dit duidelijk maken: Midzomernachtsdroom van Shakespeare en de tekeningen die kunstenaar Leo Kok (1923-1945) in kamp Westerbork op papier zette.

William Shakespeare
Het beroemde toneelstuk Midzomernachtsdroom van Shakespeare wordt opvallend genoeg vaak in moeilijke tijden en kort daarna van stal gehaald. Zo was er in 1941 een opvoering in kamp Westerbork door geïnterneerde vluchtelingen uit nazi-Duitsland en werd het tijdens kerst in een bewerking van Sonja Prins (‘een Duitse bewerking’ schreef ze in haar autobiografie) opgevoerd in het concentratiekamp Ravensbrück. Het Shakespearetheater in Diever opende met Midzomernachtsdroom in 1946 en 1947 en het kleine Londense Bridge Theatre streamde onlangs tijdens coronatijd gedurende een week een eerder opgenomen opvoering, die de nadruk legde op het blijspelkarakter van het stuk.

Op het eerste gezicht zou je denken: nogal wiedes, het ís een blijspel, het verzet de geest, maar wie verder kijkt dan zijn neus lang is, ziet er ook een andere vorm van verzet in. Verzet tegen het gezag van Athene (Egeus, Theseus) waardoor kwetsbare mensen (Hermia en Lysander, die verliefd zijn op elkaar) op de vlucht slaan. De kampbewakers in Westerbork zullen het laatste vast over het hoofd hebben gezien, net zoals ze in Ravensbrück werden overvallen door tal van improvisaties in de toneeltekst die de censuur anders niet hadden doorstaan, zoals de bewakers in Vught de dubbelheid van Flothuis’ Aubade wellicht niet hebben opgemerkt.

Leo Kok
Die dubbelheid komt ook tot uiting in de tekeningen die de kunstenaar Leo Kok maakte in kamp Westerbork, waar hij van augustus 1942 tot september 1944 gevangen zat, én in de receptie daarvan. Tekeningen die toen, dankzij een bevriende marechaussee uit het kamp, zijn meegesmokkeld en nu – een zeldzaamheid, gezien de kwetsbaarheid ervan – in museum Nairac in Barneveld te zien zijn. Een museum dat vaker met tijdelijke tentoonstellingen komt die verrassen. Een voorbeeld is de tekening ‘Kampgezicht met een gedeelte van een transporttrein’ waarop een boompje in jong blad staat. De trein en het boompje staan in schril contrast tot elkaar.

De samensteller van deze tentoonstelling, Jaap Nijstad, de zoon van de vrouw van Leo Kok, zegt in de indrukwekkende, drie kwartier durende film over Kok dat ‘de geschiedenis zwaarder is dan de natuur, en het niet lukt om iets van schoonheid te zien’ in de tekeningen. Toch lijkt hij te twijfelen, want in de bijschriften van de fototentoonstelling Het is wat we willen zien … of niet in een andere zaal van het museum, lezen we dat hij vindt dat de natuur soms ‘iets [laat] zien van een schepping die het kwaad wil overstijgen’. Hoewel het soms moeite kost om dat te herkennen. Of: ‘We zoeken naar schoonheid, naar een vorm van esthetiek die bijna onbewust vertroost’.

Zou het dan misschien zo kunnen zijn, dat die ‘pijnlijke schoonheid’ in de genoemde tekening juist voor een kunstenaar als Leo Kok een manier van overleven betekende? En dat zijn werk daarmee méér is dan louter ‘documentalistisch werk’? Namelijk kunst die eenzelfde gelaagdheid in zich heeft als de Aubade van Flothuis en de Midzomernachtsdroom van Shakespeare: mooi én pijnlijk, pijnlijk én mooi, berustend én vol verzet, vol verzet én berustend, als een paukenroffel. In tijden van oorlog en crisis komt wat kunst echt wil zeggen sterk naar voren. Aan de ene kant is het een uitdrukking van pijn en verdriet, aan de andere kant van schoonheid en troost, terwijl het ons ook wakker kan schudden. Ook in coronatijd beseffen we dit des te meer.

Voor een impressie van de tekeningen van Leo Kok zie je hieronder drie exemplaren uit de tentoonstelling die tot 29 augustus 2020 te zien is in museum Nairac te Barneveld:

‘Boulevard des misères’
Materiaal: potlood, o.i. inkt en aquarel op papier
Opschrift: Leo Kok W’Bork / 3-’44
Bijschrift: De hoofdstraat in het kamp kreeg van de bewoners de trieste en cynische benaming ‘Boulevard des misères’. Het was de plek van binnenkomende en vertrekkende transporten. De plaats van afscheid van familie en dierbaren die werden gedeporteerd naar een, toen nog, ongewisse bestemming.
Bron: Museum Nairac

‘Zelfportret Leo Kok’
Materiaal: houtskool, conté (?) op papier
Opschrift: Leo Kok / 3-’44
Bijschrift: Dit is het enig bekende zelfportret van Leo Kok. In Westerbork is hij in augustus 1944 ook nog geportretteerd door zijn kampgenote Rose Marie Gompertz. Zij kwam in 1943 met de Barneveld groep in het kamp.
Bron: Museum Nairac

”S’-gevallen bezig met het foliënplukken’
Materiaal: o.i. inkt en aquarel op papier
Opschrift: Leo Kok / ’44
Bijschrift: In de groep mensen die aan het werk is bevindt zich, rechts aan tafel ‘en profil’ ook een tante van Leo, Leentje Klisser-Kok. Behalve een zoon die in de onderduik de oorlog overleeft, wordt het gezin Klisser in februari 1944 in Auschwitz vermoord. Het jongste kind, Leo genaamd, net als zijn grote neef, is dan 7 jaar jong.
Bron: Museum Nairac