Kunst / Expo binnenland

Pure chaos, verfrissend optimisme

recensie: Building India

.

Gate community in Bangalore
Gate community in Bangalore

Want er valt wat te vertellen over de bouwplannen in het moderne India. Vijf jonge Indiase architecten uit vijf grote steden, te weten Delhi, Ahmedabad, Mumbai, Kolkata en Bangalore, hebben de rode draad van de tentoonstelling Building India bepaald. Hen werd gevraagd een beeld te scheppen van de architectonische en stedenbouwkundige plannen in hun stad. Echter, een beeld scheppen van een chaotische, snel uitdijende Indiase miljoenenstad is geen gemakkelijke opgave. Een ieder die wel eens in India is geweest, kan dit beamen. Toch lijkt de nette en geordende tentoonstelling dit te weerleggen.

Mooi verhaal

De expositie bevindt zich in een enkele zaal op het entreeniveau. Wel een fijne zaal. Hoog, ruimtelijk en zeer licht door grote glaswanden die uitzicht bieden op het altijd bedrijvige Oosterdok. De tentoonstelling bestaat uit drie rijen hangende presentatieplaten. Bovendien hangen op de enige wand in de ruimte een vijftal stadsplattegronden en twee flatscreen tv’s waarop moving images worden vertoond. Doordat deze voorzien zijn van koptelefoons, veroorzaken ze geen geluidsoverlast. De bezoeker krijgt een goede indruk van de mooie plannen die de architecten presenteren. Bungalowtje hier, stadspark daar, shopping malls, boulevards, zelfs complete (en nette) woonwijken. Het lijkt niet op te kunnen. Maar dit is toch niet de pure chaos van India? Geen sloppenwijken, geen ongelijkheid, geen uitzichtloze toekomst. Nee, dit is het optimisme van de jonge generatie moderne Indiërs. Op verfrissende wijze laten zij zien dat India nog zo slecht niet is. Met goede plannen willen zij werken aan een toekomst die wel degelijk hoopvol is.

Of toch niet?

Plattegrond van het River Front Project in Ahmedabad
Plattegrond van het River Front Project in Ahmedabad

Helaas heeft dit mooie verhaal een keerzijde. Puur praktisch al. De presentatieplaten, waar de tentoonstelling eigenlijk uit bestaat, zijn duidelijk vormgegeven, hebben weinig tekst en zijn voorzien van veel foto’s en bouwtekeningen. Hier ligt echter het probleem. Deze tentoonstelling is bedoeld voor kenners. Over het algemeen is het voor de gemiddelde tentoonstellingsbezoeker lastig om bouwtekeningen te lezen, begrijpen en visualiseren. Een uitstekend medium dat hierbij kan helpen en verduidelijking kan bieden, is een maquette. Maquettes zijn namelijk veel tastbaarder dan tekeningen. Het gebrek aan 3D en de overvloed aan 2D zorgen er eigenlijk voor dat deze tentoonstelling extreem saai is. Natuurlijk speelt ruimtegebrek een rol, en maakt het uitzicht op het Oosterdok veel goed. Desalniettemin heeft het ARCAM hier de spreekwoordelijke plank misgeslagen. Zeker omdat Building India in het kader van het Amsterdam India Festival wordt gepresenteerd. Het ARCAM heeft hiermee duidelijk tot doel om een breder publiek te trekken. Het is echter twijfelachtig of deze expositie ook daadwerkelijk een groot publiek zal aanspreken. Over aanspreken gesproken: de informatieteksten zijn, afgezien van de Nederlandse introductie, in het Engels weergegeven. Een leuke gratis krant, als een soort alternatieve catalogus, is dan wel weer beschikbaar. Goede zet.

Positief blijven!

Of dit een presentatie is van een stel verheven upperclass architecten, die de enorme massa’s armen en kastenlozen voor het gemak over het hoofd zien, moet maar even in het midden worden gelaten. Of de mooie plannen passen in de huidige Indiase samenleving en haalbaar zijn, eveneens. De zelfkritische noot is namelijk al te bespeuren. Zoals op een van de tekstbordjes treffend wordt verwoord: ‘However, planning and development (…) is not always well thought out and is not necessarily in the interest of all people concerned.’ Ondanks alles is het bemoedigend om te zien dat er een groep jonge Indiërs is die het aanzien van hun steden en de toekomst van hun land willen vormen. Hopelijk kunnen ze met hun verfrissend optimisme orde brengen in de pure chaos.

Theater / Voorstelling

Cabaretesk Ben Hur imponeert

recensie: De Ploeg - Ben Hur

Een van de grootste filmklassiekers ooit gemaakt wordt door De Ploeg op het toneel gebracht: Ben Hur. In de film uit 1959, gebaseerd op het boek van Lew Wallace, speelden reusachtige decors, een zeeslag, een paardenrace en duizenden figuranten een rol. Niet voor niets won de film destijds elf Oscars. Is het mogelijk de grootsheid en massaliteit van de film naar het theater te vertalen? De Ploeg bewijst dat het kan.

~

Dit jaar bestaat De Ploeg tien jaar. Tijd om grandioos uit te pakken! Speelde De Ploeg met hun vorige voorstelling Vendetta een parodie op de Godfather-films, ditmaal wordt het epos van Ben Hur geparodieerd. Vaste spelers Peter Heerschop, Viggo Waas, Joep van Deudekom, Han Römer, Titus Tiel Groenestege en Genio de Groot worden in Ben Hur bijgestaan door Erik van Muiswinkel, Beppie Melissen en Sophie van Winden. Terwijl Peter Heerschop, in een Romeins gewaad, voor de gesloten gordijnen uitleg geeft over Ben Hur en over wat er van het publiek verwacht wordt, horen we achter het rode fluweel paardengetrappel en andere dorpsgeluiden. Als Heerschop vertelt dat kosten noch moeite gespaard zijn om het jubileumfeest groots te vieren zijn de verwachtingen helemaal hooggespannen.

Publiek als figuranten


Alleen op de figuranten is bezuinigd, zegt Heerschop. Maar de zaal biedt mogelijkheden. Voor het publiek is een bescheiden, actieve rol weggelegd. De zaal wordt opgesplitst in een joods en een Romeins deel. Beide krijgen instructies. De Romeinse helft onder leiding van generaal Messala (Han Römer) heeft papieren spuugzakjes waarmee het marcheren van het reusachtige Romeinse leger wordt geïmiteerd. Later worden de zakjes gebruikt om een ontploffing nog grootser uit te beelden. De joodse helft van de zaal heeft zelfs enkele woorden tekst. Deze publieksparticipatie vindt plaats in een ongedwongen sfeer, maar zorgt daadwerkelijk voor het in de buurt komen van de grootsheid van de scènes in William Wylers film uit 1959.

~

In navolging van eerdere voorstellingen van De Ploeg speelt ook in Ben Hur de familie Van der Ploeg een hoofdrol. Een jaren vijftig setting en idem personages zorgen voor een nostalgische en ietwat bekrompen aanblik. Waar zijn de verwachte paarden, pilaren, slaven, schepen en andere omvangrijke decorstukken? Die vraag komt heel even op, maar is even snel weer verdwenen. Een boeiend schouwspel van een vreemde familie trekt alle aandacht. Ondertussen spat het plezier van de spelers af. Een vriendengroep straalt uit dat ze echt genieten op het toneel. Langzaam maar zeker komt Ben Hur tot leven.

Imponerend


De grote scènes die in de film zitten lijken schijnbaar eenvoudig naar het toneel vertaald. Schijnbaar, want ze zijn juist erg vernuftig en worden treffend neergezet. De paardenrace en ook de zeeslag zijn zo levensecht op het toneel aanwezig. Naast de actie en het spektakel is er constant de humor die het stuk aantrekkelijk maakt. Soms met harde, dubbelzinnige humor. Als de slaven tijdens het roeien in staking gaan en een Romein het dek oploopt, komt hij op met de cynische uitspraak: ‘Zijn de joden uitgeroeid?’

Ben Hur wekt indruk. De cast doet niet voor elkaar onder en brengt een voorstelling van hoge kwaliteit. Daarbij is er zo’n grote hoeveelheid variatie in de voorstelling, van een analyse van Johan Cruijff tot een actrice die de neiging heeft musicalliedjes te willen zingen. In hoog tempo wisselen de scènes elkaar af, wat ervoor zorgt dat Ben Hur geen moment verveelt. Soms is het zelfs onduidelijk of er sprake is van spel of werkelijkheid. Kortom, Ben Hur imponeert.

Kunst / Expo binnenland

Multimediaal cross-overbombardement

recensie: Music in Motion - Langs de wereldsteden van de muziek

.

Muziekstijlen in beeld en geluid

Muziekstijlen in beeld en geluid

Het thema is cross-over: de internationale uitwisseling van muziekstijlen en het ontstaan van nieuwe genres. Dat zijn er nogal wat geweest in de twintigste eeuw. In de eerste ‘van Mali tot Memphis’-zaal krijgt de bezoeker een muziekhistorische inleiding; op grote plakborden met foto’s, tekst en video wordt uitleg gegeven over het ontstaan van de verschillende genres en over de componenten ervan. Het zijn beknopte verhalen met een hoge informatiedichtheid. Op de begeleidende video’s kun je per decennium fragmenten afspelen van de toen heersende stijlen. Van de warme blues van Bessie Smith tot de baanbrekende ‘message’ van hiphopvader Grandmaster Flash. Het meest tot de verbeelding spreekt een recente opname van zingende zwarte arbeiders die in de binnenlanden van de Verenigde Staten aan een spoorlijn werken. Het fragment illustreert het beginpunt van de Afro-Amerikaanse muziekuitwisseling die direct verband houdt met het slavernijverleden.

Broeinesten


De tentoonstelling zoomt in op de huidige situatie in vijf muzikale wereldsteden: Bamako, Rio de Janeiro, New York, Berlijn en Tokyo. Grote steden zijn bij uitstek de centra van de muziekuitwisseling. Elke wereldstad heeft zijn eigen kenmerken die van invloed zijn op de muzikale genres. Zo barst Berlijn van de leegstaande panden en biedt de stad letterlijk de ruimte voor muzikale initiatieven. In een persoonlijk verhaal op video van minimal-electric improvisatiemuzikant Thomas Ankersmit zien we dat voor zelfs de kleinste stromingen een publiek is.

Joep Pelt jamt in Bamako, Mali

Joep Pelt jamt in Bamako, Mali

De Amsterdamse singer-songwriter Joep Pelt zoekt zijn heil juist in de Malinese hoofdstad Bamako. In zijn zoektocht naar de roots van de blues vond hij hier een schat aan nieuwe ritmes en technieken, die hij in jamsessies met de plaatselijke muziekgrootheden tot zich neemt. Vanwege het doorgangskarakter van de stad treft hij bij elk nieuw bezoek aan Bamako weer nieuwe ritmes en genres aan.

Interactief

Het Museum Volkenkunde heeft alle multimediale registers opengetrokken om een wervelende tentoonstelling neer te zetten. Het New Yorkse gedeelte is een loungeruimte waar de bezoeker met de koptelefoon op kan kijken en luisteren naar de vele muziekstijlen die in de melting pot borrelen. Op de dansvloer in de Rio de Janeirozaal moeten de voeten juist van de vloer. Wie de ruimte betreedt krijgt automatisch een muziekinstrument en sambaritme toebedeeld, waarmee al bewegend een muziekstuk ontstaat.

Interactieve dansvloer in de Rio de Janeirozaal

Interactieve dansvloer in de Rio de Janeirozaal

De meeste bezoekers blijven in de concertzaal plakken, die tussen de inleiding en de vijf wereldsteden is gesitueerd. Vanaf de tribune kun je tachtig minuten lang genieten van een compilatie van optredens van allerlei artiesten. Het thema van deze ruimte is muziek en publiek. Gezien de wisselwerking tussen de bezoekers en het scherm is dit een zeer geslaagde opzet. Veel muziekliefhebbers brengen zoveel tijd door in deze ruimte dat de rest van de tentoonstelling er enigszins bij inschiet.

Door alle film- en video-installaties zou je bijna vergeten dat het museum beschikt over een collectie niet-westerse muziekinstrumenten. Ook deze zijn in de presentatie geïntegreerd. Music in Motion is een levendige tentoonstelling over een prachtig, maar complex onderwerp. De invalshoek cross-over is vanuit het oogpunt van het Museum Volkenkunde een heel geschikte keuze, maar materie is niet eenvoudig. De muziekhistorische inleiding is bijvoorbeeld vrij gespecialiseerd. De hoeveelheid beeld en geluid is – net als het aanbod van verschillende muziekstijlen – overweldigend. Het is onmogelijk alles in je op te nemen. Pik de cross-overboodschap en baan je eigen weg door het aanbod, is mijn advies. En na het bezoek kun je op de speciale website je eigen muzikale ervaringen delen. Zo krijgt het thema ‘cross-over’ in museaal opzicht een extra dimensie.

Boeken / Fictie

De mens achter de lopende band

recensie: Anna Sam (vert. Joris Vermeulen) - De Kassière

Het kan geen kwaad om in deze maand van hectische kerst- en sinterklaasinkopen De Kassière. Mijn leven achter de kassa van Anna Sam (vertaald uit het Frans door Joris Vermeulen) te lezen. De schrijfster, die acht jaar lang in verschillende supermarkten werkte, bundelde haar meest interessante en bizarre ervaringen in een boek en geeft haar lezers een belangrijke les mee: er zit een mens achter de kassa.

Het gebeurt ons allemaal wel eens: gehaast nog even een brood en een pak melk halen in het winkeltje op het station, op 23 december nog snel een cadeautje voor oma scoren of vlak voor sluitingstijd – ‘is er geen verse dille meer?!’ – naar de supermarkt rennen. Zonder na te denken smijten we onze waren op de lopende band, controleren hoeveel geld we nog in onze portemonnee hebben of sturen snel een sms’je (‘dan maar zonder dille’) naar het thuisfront. Daarbij de dame (of heer) die onze spullen scant en inpakt volkomen als vanzelfsprekend beschouwend en negerend.

De Franse Anna Sam studeerde moderne letterkunde en werkte daarnaast om haar studie te bekostigen in de supermarkt. Naast het geestdodende werk dat ze deed (wat dacht je van zeventig keer op een dag zeggen ‘Uw pas moet andersom door de gleuf’) werd ze geconfronteerd met de botheid, domheid en af en toe agressie van haar klanten. Ze schreef er een boek over dat zo goed verkoopt dat ze waarschijnlijk nooit meer achter de kassa plaats hoeft te nemen.

Bent u open?

De Kassière bestaat uit een dertigtal korte hoofdstukjes waarin de gebeurtenissen door de ogen van een werkneemster bij een supermarkt beschreven worden. Allerlei onderwerpen passeren de revue: van mensen die knabbelend aan een nog niet afgerekend stuk kaas aan de kassa verschijnen, pakjes condooms tussen de appels verstoppen, een minuut voor sluitingstijd tergend langzaam hun boodschappen op de band leggen, voordringen of met andere klanten ruzie maken.

Sam beschrijft het allemaal op ironische, afstandelijke toon. Als een cameraatje in de muur bespiedt ze haar klanten om later hun blunders en misdragingen in een boek te noteren. Af en toe mept ze terug. Als klanten haar niet negeren gaan ze tegen haar praten: ze beginnen een discussie over afgeprijsde artikelen en het inleveren van tegoedbonnen. Of ze stellen de ergste vraag van allemaal: ‘Bent u open?’ ‘Ik niet, maar mijn kassa wel,’ antwoordt zij daarop gevat.

Jacht op een stoel

Maar niet alleen de klanten, ook de werkgever krijgt er van langs: van de oerlelijke kleding die het personeel verplicht moet dragen, de korte lunchpauzes en de slechte salariëring tot de matige werkomstandigheden. Zo schrijft Sam dat wanneer je ’s ochtends op je werk aankomt er een grote kans is dat er geen stoel achter je kassa staat. Wanneer je zelf eindelijk een stoel bemachtigd hebt en het loodzware geval naar je kassa sleept, staat er al een hele rij zuchtende en steunende klanten op je te wachten.

De Kassière is geen meesterwerk en door de vertaling lijkt er ook iets van de humor verloren te zijn gegaan. Toch is het een overwegend grappig en vlot geschreven boek en na het lezen ervan kijk je elke kassadame aan, bedank je haar vriendelijk voor de geleverde service en wens je haar een prettige dag.

 

 

Film / Achtergrond
special: Prosper de Roos over Calling E.T.

IDFA 2008

.

Een blije film die een lichtpuntje is voor elke vertwijfelde kijker is elk jaar wel te vinden, maar komt dit jaar wel uit heel onverwachte hoek. In Calling E.T. gaat de Nederlandse filmmaker Prosper de Roos op zoek naar buitenaardse intelligentie. Want wat gebeurt er als wij als planeet contact maken leven buiten onze eigen planeet? Wereldwijd is er een kleine groep mensen die zich met dit onwaarschijnlijke scenario rekening houdt en zich op het onvoorstelbare voorbereidt.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | Interview Nikolaus Geyrhalter | Interview Prosper de Roos

Hoe kom je aan het idee?

Prosper de Roos

Prosper de Roos

Ik las ooit op internet over het protocol en toen dacht ik: bestaan er naast noodplannen voor overstromingen en terroristische aanslagen ook plannen voor zoiets absurds? Na die eerste kennismaking ben ik gaan researchen en kwam uit bij deze groep. Internationaal zijn er zo’n 40 a 50 mensen mee bezig, een groep die bestaat uit wetenschappers, juristen, diplomaten, enzovoort. Ze zijn allemaal verbonden aan de Academie van Astronauten in Parijs. Het merendeel is Amerikaans, maar ze komen van over de hele wereld. Hierin ben ik gaan zoeken naar interessante protagonisten voor de documentaire.

De opbouw van de documentaire via het protocol, heb je dat bewust gedaan om de toegankelijkheid te verhogen?

Dat ook, maar ik heb natuurlijk ook gekeken waar iedereen mee bezig is. Zo is er iemand die zich vooral richt op de taal, een ander op de vraag wat het voor de mensheid betekent, weer een ander is zo gepassioneerd dat hij zijn eigen radioschotels in zijn achtertuin heeft gebouwd. Ik heb gezocht naar mensen die naast hun bijdrage ook vanuit hun persoonlijke beleving over het onderwerp konden praten. Bij dit onderwerp was het ook echt nodig om een hoop informatie te geven, anders blijft het te abstract. De belangen, verlangens en hoop van mensen, en wat het voor ons zou betekenen als mensheid.

De aarde is een kosmische gloeilamp. Het enige wat ze doen is radiotelescopen omhoog richten om iets op te vangen. De van onze aarde afgelekte signalen zweven inmiddels al bij Mars en ze gaan ervan uit dat dat ook andersom geldt. Een heel basale theorie in feite. Niets wordt uitgesloten, maar de onderzoekers gaan ervan uit dat ze via radio het eerste contact zullen maken. Maar een andere beschaving kan net zo goed een andere beheersing van de natuurwetten hebben, en eropuit trekken met ruimteschepen. Of wellicht zijn ze al onderweg.

Ben je er zelf ook anders tegenaan gaan kijken?

Ja, ik geloof wel dat er buitenaardse intelligentie bestaat. Er zijn tegen de 400 miljard sterren in ons melkwegstelsel, en er zijn ook nog eens miljarden melkwegstelsels. De kans dat wij de enige planeet zijn waar intelligent leven is heel klein. Ik zou dat heel raar vinden.

Gaan wij dat nog meemaken?

Dat weet ik niet maar ik hoop het wel natuurlijk. Ze hebben een honderdtal signalen opgevangen. De beroemdste, het WOW signal, zit ook in de film. Rond de veertig daarvan zijn ze verder aan het onderzoeken, maar die kunnen ze nog niet thuisbrengen. Probleem is dat de signalen erg kort duren. Ze moeten het langer kunnen opvangen om het voldoende te kunnen analyseren. Waarschijnlijk zijn ze afkomstig van een buitenaardse beschaving, maar het kan ook een vreemd natuurverschijnsel zijn. Let wel, ze bekijken op dit moment nog maar 1% van de sterrenhemel. Er zijn niet genoeg instrumenten om die helemaal te bekijken. De telescoop in Puerto Rico is een van de sterkste ter wereld, maar er is niet genoeg geld. Het onderzoek wordt vaak gedaan naast het astronomische werk. Dan prikken ze er een computertje bij om tegelijkertijd naar buitenaardse radiosignalen te zoeken. Er is een instituut dat werkt via private financiering en die hebben afgelopen jaar een serie van kleine telescopen gemaakt die samen krachtiger zijn dan de telescoop in Puerto Rico. Die verzameling wordt alleen gebruikt voor de zoektocht naar buitenaardse intelligentie. Ze worden onder andere gefinancierd door Microsofts Paul Allen en het bedrijfsleven.

Die willen er dus wel graag bovenop zitten?

Scène uit <i>Calling E.T.</i>

Scène uit Calling E.T.

Ja, dat is ook de reden waarom het in Amerika gefinancierd kan worden. Ze denken dat het misschien het goud of de Tefalpan van de toekomst kan zijn. De ex-klasgenoot uit het clubje van Gates is eigenlijk een uitzondering, een idealist. Hij zoekt met de telescoop van Arecibo en het systeem dat hij gebouwd heeft werkt met vrijwilligers. Mensen thuis kunnen met hun computer inloggen en meehelpen om data te helpen analyseren. Dat zijn privé-personen, studenten en ook instituten. Zijn idee was dat er een hele krachtige computer ontstaat, als maar genoeg mensen inloggen. En dat blijkt ook, want inmiddels is het de krachtigste ter wereld en wordt het project niet meer alleen gebruikt voor de zoektocht naar buitenaardse intelligentie maar ook voor bijvoorbeeld de analyse van nieuwe medicijnen. Het project waarmee ze naar buitenaardse intelligentie zoeken heet seti@home.

En de dissident, de Rus die lak aan dat protocol heeft?

In dat protocol staat dat je geen signaal in de ruimte mag sturen of mag antwoorden op een signaal van buiten voordat er internationaal overleg is geweest. Hij heeft daar maling aan en stuurt gewoon signalen de ruimte in. Daar kwam ik tijdens de research – die met tussenposen wel 4 of 5 jaar in beslag heeft genomen – achter.

Dit is mijn eerste lange documentaire. Ik heb wel kortere gemaakt, onder andere 25/01/’95 (2003). Dat is een portret over de dag dat de wereld dichtbij een een nucleaire holocaust is geweest, eigenlijk zonder dat iemand het wist. Zes mensen vertellen wat ze die dag gedaan hebben: een vrouw kreeg een borstvergroting, een ander moest zijn huis uit door een overstroming. (8W: dit incident is bekend geworden als The Norwegian Rocket Incident.)

Heb je altijd van die combinaties waarin zowel veel humor als diepe ernst zitten?

Ja, dat vind ik wel leuk (giechelt). 25/01/’95 is gemaakt voor Docuzone maar heeft maar kort in de bioscoop gedraaid. Jammer, maar qua film is Nederland wel echt een buitenbeentje in Europa en in de wereld. Wij hebben geen echt bioscoopklimaat. Dat heeft ook zo zijn invloed op hoe films worden gemaakt en hoe of ze hun weg vinden naar de bioscoop. Hier dus vaak niet.

Calling E.T. is voor Nederland 3 met de NPS gemaakt, met steun van het Nederlands Fonds voor de Film en het Fonds voor Nederlandse Culturele Omroepproducties en het COBO-fonds.

Dat zijn er een heleboel. Is het daardoor makkelijker?

Nou ja eigenlijk maar ten dele. Meer financiering betekent dat je sneller op zoek kunt gaan naar een personage in Amerika, Puerto Rico of Rusland. Maar moeilijker is dat je meer ‘kapiteins op een schip hebt’. Die fondsen lezen een script en zeggen dan ‘Ja, dat vinden we leuk, maar dit is wat minder en dat moet nog wat sterker worden uitgewerkt’. Je hebt dus met veel meer mensen rekening te houden en daar moet je je in kunnen vinden. Maar dat maakt wel dat soms een project wat langer duurt, dat is de realiteit van de Nederlandse filmwereld. Onderweg staat het soms zomaar een half jaar stil omdat het geld op dat moment op is, en je later moet terugkomen.

Was dat een probleem in de montage?

Scène uit <i>Calling E.T.</i>

Scène uit Calling E.T.

Jazeker, het was een heel gepuzzel. Met sommige dingen wijk je dan af van het script, maar tijdens het draaien moet je je ook laten verrassen. Door de Rus werden we bijvoorbeeld – met de nodige Russische gastvrijheid – op sleeptouw genomen. Je laat dat dan ook gebeuren want je weet dat je dit wil draaien. Bij andere mensen was het inderdaad zoals ik van tevoren had bedacht. Ik had ze natuurlijk allemaal al een keer ontmoet. Ik heb niks echt geënsceneerd maar soms krijg je ook echt een cadeautje wat je van te voren niet kan verzinnen. Al die mensen hadden dus in het kantoor ‘van die groene mannetjes staan’. Dat was dus echt heerlijk. Ik ben er tevreden over en de reacties zijn over het algemeen ook positief. Calling E.T. is vanaf 3 januari in het IDFA on Tour programma te zien, en in februari staat hij in Rialto (Amsterdam) geprogrammeerd. Ook komt de film in verkorte versie op tv, maar wanneer is nog onbekend. Verder hoop ik natuurlijk dat hij op zoveel mogelijk tv-stations en festivals te zien zal zijn.

Weet je al wat de volgende film gaat worden?

Ik heb wel een aantal ideeën, maar een broedende kip mag je niet storen. Ik ben twee fictie-ideeën aan het uitwerken en een documentaire-idee. Ik vind het allebei leuk want in fictie kan je weer heel andere verhalen vertellen dan in een documentaire. Een idee gaat bijvoorbeeld over een groep mensen en de dood. Af en toe maak ik ook een korte experimentele film. Ik kom van de St. Joostacademie in Breda, dus ik ben wel breed georiënteerd. Uiteindelijk maak ik natuurlijk alleen maar films over onderwerpen die mij interesseren. Dan maak je ook het mooiste werk en lever je de beste dingen.

Het is toch ook maf dat bijna niemand weet dat het protocol bestaat?

Dat is ook leuk aan documentaires maken, het is eigenlijk een korte studie. Het is een soort reis door de geest, waar je je fantasie op los kan laten. Maar je loopt wel tegen grenzen aan, want je kan niet alles verzinnen. Er moet een gemeenschappelijkheid zijn tussen ‘ons’ en ‘anderen’ om contact te kunnen maken.

Je leert ook in dat proces. Zo kwam ik er ook achter dat ik religie niet kon overslaan, gewoon omdat 90 tot 95% van de wereldbevolking religieus is. Er is maar een heel klein percentage wat niet in God gelooft en daar kan je niet aan voorbijgaan. Veel mensen verwachten dat buitenaards leven ook iets religieus, een missie of iets goddelijks met zich meebrengen. De Italiaanse filosoof komt dan vanuit zijn eigen beleving bij het Katholieke geloof uit. Met name hoe de Kerk daar tegenaan kijkt. Van het Vaticaan mag het, die hebben geen moeite met buitenaardse wezens omdat ze ook door God zijn gecreëerd. Toen de film af was heeft het Vaticaan zijn fiat uitgesproken: het is oké om te geloven in buitenaardse wezens. Het serieuze probleem – is Jezus alleen op deze planeet geweest of ook op andere en is hij gestorven voor onze zonden of ook voor die van andere planeetbewoners – is een kwestie waar ze waarschijnlijk minder snel uit zullen komen.

Iedereen laat daar inderdaad in de film zijn eigen stukje over los. In die zin is het een hele blije film. Vind je dat zelf ook?

Ja ik vind het zelf ook een hele hoopvolle en optimistische film. Maar hij heeft ook een aantal andere boodschappen. Ik hoop eigenlijk dat de mensen zich realiseren dat de film niet zozeer over buitenaards leven gaat maar meer over ons en hoe we met elkaar moeten leren communiceren. In de zin van: jongens, let op met wat we met elkaar en onze planeet doen, want it’s the only space-ship we have in this part of the galaxy. Als ik dat maar een klein beetje weet over te brengen ben ik al tevreden.

Boeken / Achtergrond
special: Crossing Border terugblik: Etgar Keret

Tobbers, twijfelaars en buitenbeentjes

De Israëlische auteur-regisseur Etgar Keret was een van de hoofdgasten van het Haagse Crossing Border Festival. Keret kreeg de vrije hand om zelf een avondvullend programma samen te stellen: An evening with Etgar Keret and friends.

Keret geniet weinig bekendheid in Nederland. Geheel onterecht, want uit zijn novellen, korte verhalen en films komt een kritisch en getalenteerd kunstenaar naar voren. Wars van politieke correctheid tonen zijn verhalen en films het beklemmende en bij vlagen absurdistische dagelijks leven in Israël. De personages in zijn verhalen vallen buiten het ideaalplaatje dat Israëlische jongeren wordt voorgehouden. Voor Keret geen macho’s die zonder angst de dienstplicht vervullen en passen binnen de traditionele man-vrouwverhouding, maar juist tobbers, twijfelaars en buitenbeentjes.

Etgar Keret

Etgar Keret

Us and them

Keret betreedt het podium als een charmante, eenenveertigjarige schooljongen. Maar achter die jongensachtige verschijning gaat een scherpe, nietsontziende geest schuil. Even zet zijn zachte, bij voorbaat verontschuldigend klinkende stem je op het verkeerde been. Maar vanaf de eerste anekdote, over het ontstaan van zijn schrijversschap, laat de kritische schrijver zich kennen. Keret vertelt hoe hij tijdens de dienstplicht uit verveling begon te schrijven. Hij vertelt het met de nodige zelfspot en impliciete kritiek op het leger. Die kritiek wordt schrijnender als de Britse acteur Merryn Owen drie monologen speelt, gebaseerd op verhalen van Keret. Tijdens de laatste monoloog heeft Owen de zaal compleet in de ban als hij de groeiende haat en wanhoop van een Israëlische soldaat beschrijft. Iedere dag daagt dezelfde Palestijn hem uit hem neer te schieten. Negeren, zegt de meerdere van de soldaat, want als je hem neerschiet, ben je net als hij. Die opmerking blijft door het hoofd van de soldaat malen. De grens tussen ‘us and them’ wordt een obsessie die naar een schrijnende finale leidt. Zonder te oordelen laat Kerets monoloog zien hoe het beiden onmogelijk wordt gemaakt de ander werkelijk te leren kennen zoals hij is.

Fucked up generation

Keret bracht een aantal Israëlische kunstenaars mee naar Den Haag. Onder meer zijn vrouw Shira Geffen, vooraanstaand schrijfster en scenariste van de film Jellyfish. Dit surrealistische collage van jonge levens op drift in Israël verfilmde zij samen met Keret. De film werd internationaal juichend ontvangen en leverde hen in 2007 een Camera d’Or op. Tijdens het festival werd Jellyfish in de bioscoop vertoond, waar Shira Geffen en Keret voor een Q&A aanwezig waren. In het avondprogramma toonden zij nog twee korte films. Net als in de monologen spreekt uit de absurdistische beelden kritiek, zonder door te slaan naar pamflettisme.

Aviv Geffen

Aviv Geffen

Waar Keret zijn verwondering en kritiek op de samenleving in verhalen, films en novellen uit, kiest zijn zwager Aviv Geffen (1973) voor de muziek. Geffen is een fenomeen in Israël en geniet er meer aanzien dan grootheden als Madonna of U2. Hij groeide uit tot de eerste zanger in wie jonge Israëli’s zich herkenden. Zonder enig voorbehoud slingerde hij taboes als incest, huiselijk geweld en druggebruik de ether in. De kreet We are a fucked up generation uit zijn eerste hit, leidde tot massale identificatie bij jong Israël. Net als Keret heeft Aviv een broertje dood aan het leger: hij is een van Israëls bekendste dienstweigeraars. Geffens bijdrage aan de Keret-avond was een kort, ingetogen optreden, waarvan met name de liedjes ‘October’ en ‘Berlin’ ontroerden. Geffen zong alles in het Engels, wat jammer was, want zijn nasale, rauwe stemgeluid komt in zijn moedertaal nog beter uit de verf.

De avond werd besloten met een voordracht en een film. De voordracht kwam voor rekening van grafisch tekenaar Asaf Hanuka, wiens werk regelmatig in Rolling Stone en The New York Times verschijnt. Samen met Keret ‘verstripte’ hij Kerets novelle Pizzeria Kamikaze tot een graphic novel, wat leidde tot een nominatie voor de prestigieuze Eisner-award. Tijdens zijn voordracht toonde Hanuka met geprojecteerde beelden hoe een verstripping tot stand komt. Wie over voldoende zitvlees beschikte, werd ten slotte beloond met de vertoning van Wristcutters, een film die Keret in 2006 maakte. In deze film maakt een zelfmoordenaar (‘wristcutter’) een road trip in een weinig opwekkend hiernamaals, op zoek naar zijn geliefde die er ook een eind aan maakte. In de film komen alle elementen van Kerets werk samen: het schoppen tegen heilige huisjes, oog voor het absurde in het dagelijks leven en ondanks alles, desnoods tegen de klippen op, geloven in de liefde en het leven.

Gezien: donderdag 20 november.

Theater / Achtergrond
special: Grootse thematiek in een luciferdoosje

Blind Date met Hanneke de Jong en Jonas de Witte

.

~

‘Tot nu toe hebben we samen tweeëneenhalve voorstelling gemaakt’ lachen de Jong en de Witte. Toen ze elkaar via een wederzijdse vriend leerden kennen, klikte het meteen tussen hen. Die ontmoeting kwam op een goed moment want de Jong had interesse om meer te doen met video-ondersteuning tijdens haar liedjes. Al snel kregen ze de kans om samen te werken. Voor de openingsavond van Oerol 2007 in Paradiso maakten ze hun eerste werk. Voor het Terschellingse Oerol festival zelf maakten ze de locatievoorstelling Shakespearience. De Jong vertelt: ‘De eerste keer stonden de personages uit de stukken van Shakespeare centraal. Het draaide om de vraag hoe het voor bekende figuren moet zijn om iedere keer weer opnieuw op het toneel gezet te worden en in zo’n herhaald patroon te leven. Voor alle figuren had ik vanuit hun perspectief een nieuw liedje geschreven. We gaven hen de kans om een keer een andere rol te spelen.’ Een remake in de vorm van een poppodiumvoorstelling was later te zien tijdens een PmP-Lab van het Paradiso Melkweg Productiehuis, onder de naam Earshaken Pieces. Dit is een anagram van het woord Shakespearience.

Shakespeare als bronmateriaal

Voor Oerol 2008 maakten ze vervolgens Night Bright Days, Shakespearience II, die nu, in een aan de theaterzaal aangepaste vorm, gaat touren door Nederland. Opvallend genoeg is Shakespearience II niet ontstaan door hun fascinatie voor Shakespeare. De Jong: ‘We waren gefascineerd door bepaalde verbindingen die er tussen mensen bestaan. Verbindingen die er wel zijn, maar die je niet ziet. Er is bijvoorbeeld een wetenschapper die onderzoek doet naar de vraag hoe het kan dat bepaalde uitvindingen op het zelfde moment in de geschiedenis door verschillende mensen zijn gedaan, zonder dat ze contact met elkaar hebben gehad.’

Toen ze zochten naar een kapstok om de voorstelling aan op te hangen, kwamen ze toch weer bij Shakespeare uit. De Jong: ‘Wij vinden Shakespeare’s sonnetten erg mooi. In een van die sonnetten droomt hij ervan om meer te zijn dan alleen zijn fysieke gestalte. Aan die gedachte proberen we tijdens de voorstelling invulling te geven. Wat is zijn en wat is niet zijn? Kun je zijn terwijl je er niet bent? Kun je niet zijn terwijl je er wel bent? En hoe dan? Wanneer je ergens heel erg op inzoomt, blijkt alles uit dezelfde materie te bestaan. Waar ligt dan de scheiding tussen een object en een persoon?’ De Witte gaat verder: ‘Tijdens de voorstelling gaat het personage dat gespeeld wordt door Hanneke deze vragen aan. De toeschouwer die naar Hanneke zit te kijken, wordt zowel bewust als onbewust in haar gedachtestroom meegenomen en gaat over dezelfde vragen nadenken als zij. Die vragen worden steeds helderder gedurende het verloop van de voorstelling.’

Geen moeilijk gepeins

~

De voorstelling begint met een monoloog van de Jong waarin ze uitlegt wat er gaat gebeuren. De Witte: ‘Doordat de voorstelling start vanuit het pure enthousiasme van Hanneke wordt het publiek ook enthousiast en alert gemaakt. Daarna begint de voorstelling echt en wordt het meer intuïtief. De beelden dwingen de toeschouwer om heel geconcentreerd te kijken.’ Volgens de Jong en de Witte is het een rustige ervaring. Er is niet veel actie of hectiek op het podium: ‘Aandacht vinden we belangrijk en die concentratie zit in alles, zowel in beeld, als licht, muziek etcetera. We willen terug naar dat oergevoel dat je onderdeel uitmaakt van de wereld. Net als vroeger, toen je als kind dacht dat je alles was, voordat je er achter kwam dat dat niet zo is.’

De Witte: ‘We hebben al een paar keer de vraag gekregen of zo’n groots thema niet te zwaar is voor het publiek. Het is inderdaad zo dat niet alles in de voorstelling uitgelegd kan worden. Toch denken we dat we een vertelvorm hebben gevonden die veel mogelijkheden biedt om met die materie om te gaan, terwijl het voor het publiek aanvoelt als een warm bad. Het is zeker geen moeilijk gepeins. Het is een visuele ervaring die fijn is om naar te kijken en ondertussen geven we de mensen die grote thematiek mee in een luciferdoosje in hun binnenzak.’

De Jong en de Witte zijn nog niet klaar met Shakespeare. De Witte: ‘Ook Shakespearience III gaat er zeker nog een keer komen. Het voelt geforceerd aan om nu iets anders te zoeken. Dat is geen hele bewuste keuze maar eerder het gevolg van een keuze die op een gegeven moment is gemaakt. We hebben het idee dat we hiermee een onuitputtelijke bron hebben aangeboord. Maar je moet het niet zien als een vervolg qua verhaal maar een vervolg wat betreft aanpak en bronmateriaal. Wij gaan op onze heel eigen manier met Shakespeare aan de haal.’

Beeldend verhaal

~

Wat hun werk volgens de Witte typeert is multidisciplinairiteit, ook al houdt hij niet zo van dat woord: ‘We maken performances die neigen naar zowel muziek, video als installatie. We willen graag verder onderzoeken hoe we deze vormen met elkaar kunnen vermengen tot iets nieuws. Eigenlijk is het raar dat het medium video nog niet zo geïntegreerd is in het theater. Het wordt wel veel gebruikt, maar niet op de manier waarop wij dat doen. Wij zetten video in als een volwaardige tegenspeler van Hanneke. Door het beeld uit de lijst te halen, wordt het onderdeel gemaakt van de ruimte en compleet geïntegreerd in het geheel. Het decor kan ook werkelijk andere vormen aannemen door de projecties.’

Het werk van de Jong en de Witte is volgens hen niet nadrukkelijk gebonden aan het theater maar andere labels als installatie of beeldende kunst passen niet goed op hun werk. ‘We willen graag een verhaal vertellen, maar dan wel op een beeldende manier. Theater is daar erg geschikt voor. Op een kunstexpositie bijvoorbeeld kun je zelf bepalen hoe lang je blijft staan. Wij willen graag een boog kunnen maken.’ Maar de Witte benadrukt: ‘Dat is op dit moment het geval. Voor een volgend traject kan dat weer heel anders zijn.’

De voorstelling is gedurende de hele maand december te zien. Klik hier voor de complete speellijst.

Een voorproefje van de voorstelling kun je hier bekijken.

8WEEKLY’s recensie van Night Bright Days, Shakespearience II op Oerol is hier te lezen.

Boeken / Fictie

Verloren Parijse jeugd

recensie: Patrick Modiano (vert. Maarten Elzinga) - In het café van de verloren jeugd

Met de romans van Patrick Modiano heb je veel of niets. Je voelt aan waar het om gaat of je vindt het vaag gedoe. Veel collega’s van de schrijver vragen zich bewonderend af hoe de Fransman ogenschijnlijk met eenvoudige middelen zijn geheimzinnige sfeer oproept. Dat doet hij ook weer in In het café van de verloren jeugd, de alweer bijna twintigste vertaling van een Modiano in het Nederlands.

In de vijf niet al te lange hoofdstukken treden vier ‘ikken’ op. Ze ‘kennen’ elkaar van de Condé, het café uit de titel. Kennen tussen aanhalingstekens, want niemand is een open boek of wil dat voor wie dan ook zijn, voor de lezer evenmin. Aan dat gegeven ontleent het verhaal zijn Modianeske spanning.

Goochelaar

Een schrijver die meteen opening van zaken geeft, maakt het zich makkelijker dan Modiano. In zijn boek moet Modiano ervoor zorgen dat de talrijke details met elkaar kloppen, terwijl hij tegelijk omzichtig laveert tussen wat hij prijsgeeft en wat hij tot het eind toe achterhoudt. Die dubbele agenda gaat hem wonderlijk goed af. Hij is als een goochelaar die twee trucs tegelijk doet.

~

De hoofdrol is weggelegd voor een meisje van ongeveer twintig jaar, Jacqueline Delanque. Er zijn tal van ontmoetingen met mensen die een grotere of kleinere rol in haar leven spelen of hebben gespeeld, en veel van die mensen hebben een min of meer dubieus verleden. Allemaal lijken ze het in en van het leven te verliezen: ze zijn verloren jeugd.

Web

De vier weifelmoedige ‘ikken’ zijn zielsverwanten, ook al kruisen ze toevallig elkaars pad en maakt het aan hun onzekerheden nauwelijks een eind. Dat heeft er voornamelijk mee te maken dat hun verledens hiaten vertonen die doen vermoeden dat ook de toekomst een onzekere periode dreigt te gaan vormen. Ze komen van hun verledens niet los, mede doordat veel plekken in Parijs blijvend aan vroeger herinneren, hoezeer het stadsbeeld ook aan verandering onderhevig is.

Modiano weeft een web van namen van mensen, straten, gebouwen en wijken. Van hoe mensen eruit zien, wat ze doen of lijken te doen. En van ‘details die vaak de enige zijn die ervan getuigen dat iemand werkelijk op deze aarde heeft rondgelopen.’ Modiano suggereert met alle details heel wat duidelijkheid en toch wordt er aan de romanfiguren noch aan de lezer veel houvast geboden, terwijl het om dat houvast juist wel te doen is. Wie met deze roman aan Modiano verslingerd raakt, kan met de talrijke vertalingen van vorige romans zijn hart voorlopig ophalen.

Film / Achtergrond
special: Deel 4

IDFA 2008

Ligt het aan ons of heeft het IDFA dit jaar zijn draai op de nieuwe locatie gevonden? Waren er vorig jaar nog logistieke problemen, deze editie lijkt vlekkeloos te verlopen. De bewegwijzering is mooi en duidelijk, de rijen niet overdreven lang en de sfeer is uitstekend. Het programma mag er ook zijn. In dit verslag een liefdesgeschiedenis die al 55 jaar voortduurt, een zoektocht naar het hoe en waarom achter de foto’s van Sanne Sannes en een hilarisch inkijkje in de wereld van de haute couture.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | Interview Nikolaus Geyrhalter | Interview Prosper de Roos

Inhoud: Capturing Reality. The Art of Documentary | Constantin and Elena | Fuel | I Wanna Be Boss | Transit Dubai | Valentino: The Last Emperor | The Women of Sanne Sannes | Youssou Ndour: I Bring What I Love

~

Alleen al op papier oogt de documentaire Capturing Reality indrukwekkend: 33 documentairemakers uit veertien landen worden hierin over hun vak geïnterviewd. Raakt u ook even geïmponeerd door deze kleine greep? Albert Maysles (Grey Gardens), Errol Morris (Standard Operating Procedure), Heddy Honigmann (O Amor Natural), Werner Herzog (Little Dieter Needs to Fly), Kevin Macdonald (Touching the Void), Hubert Sauper (Darwin’s Nightmare), Nick Broomfield (Aileen: Life and Death of a Serial Killer), enzovoort. Een imposante lijst. Het leverde regisseur Ferrari zo’n zestig uur aan materiaal op – en de nodige hoofdbrekens bij de montage.

Niettemin is het haar gelukt een coherent verhaal te destilleren uit al dat materiaal. Diverse facetten komen voorbij: van de onderwerpkeuze (het onderwerp vindt de maker, en niet andersom, zo lijkt het), via het beeld (moet je als maker zelf filmen of juist niet?), tot de toepassing van ensceneringen, geluid en muziek. Maar de kracht van deze film is tegelijk het grote nadeel. Want aan prettige en interessante gesprekspartners geen gebrek, integendeel. Elke spreker heeft op zichzelf waarschijnlijk genoeg boeiends te vertellen over de films die ze hebben gemaakt en het vak in het algemeen om een aparte documentaire mee te vullen. Maar omdat iedereen aan het woord moet komen betekent het dat er niet echt heel diep op de materie ingegaan kan worden. Het oogt daardoor soms wat braaf en weinig verrassend. Niettemin is de film voor bijvoorbeeld aspirant-documentairemakers, filmstudenten en liefhebbers van het genre verplichte kost. Bovendien maken de vele fragmenten uit documentaires waarmee de gesprekken geïllustreerd worden nieuwsgierig naar die films. Eén tip: wacht nog even op de dvd. Die zal zo’n vier uur aan extra materiaal bevatten. (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

~

‘Liefde is dat je met elkaar kunt opschieten’, zegt de 83-jarige Constantin. Het klinkt simpel, maar misschien heeft hij wel gewoon gelijk. Hij kan het weten, want zijn huwelijk met Elena duurt al 55 jaar. Nog altijd houden ze samen hun boerenbedrijfje in stand. Het harde werken gaat gepaard met veel onderling geplaag. Ondanks de armoede en hun vergevorderde leeftijd lijken de twee domweg gelukkig. Debutant Andrei Dascalescu observeert het dagelijks leven van het Roemeense echtpaar van een afstandje. Hij zet de camera op één punt en laat hem daar, terwijl de personages in en uit het beeld wandelen. Soms blijft een buurman met wie Constantin een gesprek voert gewoon helemaal buiten beeld. Het is een mooie manier om de kijker getuige te laten zijn van een bijzonder huwelijk. ‘Ik moet eerst doodgaan’, zegt Constantin. ‘Want jij weet precies welk kleed we aan welke begrafenisgast geven. Als jij doodgaat, heb ik geen idee wat ik moet doen.’ Hij lacht zijn gehavende gebit bloot. Elena grinnikt hoofdschuddend mee. Liefde is dat je op bejaarde leeftijd nog met elkaar kunt lachen, lijkt de conclusie van deze hartverwarmende documentaire. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

Josh Tickell is een man met een missie: de wereld overtuigen van het nut om olie te vervangen door biodiesel. We zien meteen waar zijn gedrevenheid vandaan komt. Hij groeit op in het onbedorven Australië maar verhuist als tiener naar Louisiana, de geboortegrond van zijn moeder. Hij schrikt van de hier door olieraffinaderijen vervuilde kreken en rivieren, en de schrikbarend veel gevallen van kanker en vruchtbaarheidsproblemen. Josh ontdekt op een gegeven moment biodiesel als alternatief. Niet dat dit nieuw was, integendeel: de eerste dieselmotor liep eind negentiende eeuw op notenolie. Hij lanceert een campagne voor biodiesel, lijkt daar zelfs succes mee te hebben, en maakt vervolgens deze documentaire. Maar als deze net af is verschijnen er plotseling berichten die biodiesel afschrijven als alternatief: het zou immers ten koste gaan van de voedselproductie. Aan Josh’ droom lijkt abrupt een einde gekomen. En daarmee ook aan de film.

Maar Josh gaat niet bij de pakken neerzitten en voegt nieuw materiaal aan de film toe, zoals wat wellicht hét wondermiddel voor de toekomst is: algen. Daarnaast behandelt hij veel, heel veel in de documentaire, zoals de opwarming van de aarde, de banden van de politiek met de oliehandel, de relatie tussen olie- en voedselprijzen, de mysterieuze dood van Rudolf Diesel (de uitvinder van de dieselmotor), de facetten van onze olieverslaving, en de vele vormen van duurzame energie. Door al die informatie zal het de kijker zo nu en dan duizelen, maar het enthousiasme van Josh werkt aanstekelijk. Fuel is een persoonlijk en knap gemaakt pamflet van een man met een missie die tot nadenken aanzet – en wellicht zelfs tot actie. Het feit dat adviseurs van Obama Fuel hebben gezien en er volgens Tickell tijdens de verkiezingscampagne uit geciteerd is, stemt hoopvol. (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

~

Kinderen in China worden hun hele jeugd doordrongen van de noodzaak om een plaats aan een topuniversiteit in China te bemachtigen. Marije Meerman volgt vijf leerlingen in het laatste jaar van hun middelbare school. Ze studeren dag in dag uit, van ’s ochtends zeven tot ’s avonds tien, om maar een goede score voor hun eindexamen te krijgen. Hun families hebben zichzelf dikwijls alles ontzegd voor deze kans. Door de eenkindpolitiek is er meestal ook letterlijk maar één kans om de rijkdom van de familie te vergroten. De druk is groot, dat is aan de gezichten van de kinderen af te lezen. De vermoeidheid straalt uit hun ogen. Het lerarenkorps is er niet veel beter aan toe. De directeur laat ze regelmatig weten dat ze zichzelf moeten schamen als het hen niet lukt om zoveel procent van de leerlingen in een topuniversiteit te krijgen.

Mensen die de hele dag zitten te leren zijn niet het meest logische onderwerp voor een documentaire. Marije Meerman weet er toch een boeiend verhaal van te maken. Mooi zijn de beelden van het schoolgebouw aan de buitenkant. Van een afstand zien de verdiepingen eruit als een soort fabriek, waarin de werknemers zich uren achtereen over hun boeken buigen. Meerman heeft eveneens oog voor details: mollige kindervingers die spelen met een balpen, de ijsberende voeten van de ouders die tijdens het examen buiten staan te wachten. Muziek van Coparck geeft het geheel een hypnotiserend tintje. Toch zakt de spanning in de loop van de film wat in, misschien omdat er zo weinig psychologische ontwikkelingen zijn. Alle leerlingen willen immers hetzelfde. Sommige zullen het krijgen, anderen niet. Het wat sentimentele einde doet afbreuk aan de strak opgebouwde film. Een van de kinderen krijgt opeens een voice-over tot haar beschikking. Het was beter geweest als ze al eerder op de voorgrond was getreden. Nu komt haar onverwachtse afsluiter nogal uit het niets. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

Ineke Smits volgt een aantal cursisten van een fotografiecursus in Dubai. Hoewel ze zelf uit de gegoede klasse stammen, kiezen ze als onderwerp voor hun foto’s veelal voor de onderkant van de samenleving. Deze structuur geeft Smits de mogelijkheid om een panorama van Dubai samen te stellen, waarin zowel de Pakistaanse dagloners als de Zweedse expats een rol spelen. Ze hebben een ding gemeen: iedereen woont tijdelijk in Dubai. Zelfs de oorspronkelijke bewoners beschouwen het snel veranderende land niet als hun thuis, maar als een plek die ze op een dag hopelijk zullen verlaten.

De cursusleider lijkt niet zozeer geïnteresseerd in de technische kwaliteiten van de foto’s, als wel in de mening van zijn cursisten over Dubai. Dat maakt de fotocursus wat merkwaardig, maar wel interessant voor de documentairekijker. Smits heeft met de cursisten gemeen dat ze diverse plekken bezoekt om mooie plaatjes te schieten. Daarna springt ze weer in de auto. Wellicht doet ze dat expres, om de extreme verschillen in Dubai te benadrukken. De fotogenieke arbeiders komen niet aan het woord, de verwende expats wel. Als ze de mening van een in Dubai geboren inwoner wil weten, krijgt de goedgebekte gesluierde cursiste het woord. Niet de visser die in de lens lacht. Het lijkt alsof er twee soorten mensen zijn in Dubai: zij die de ultramoderne stad opbouwen en zij die hem bewonen. De bewoners brengen de stad tot leven, via hun werk en hun kunstuitingen. De bouwers zijn ironisch genoeg weer het onderwerp van die uitingen, of beter gezegd, het lijdend voorwerp. Transit Dubai blijkt een onverwachts verhelderende ervaring. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

Al 45 jaar is Valentino Garavani één van ’s werelds beroemdste couturiers. Bijna net zo lang staat Giancarlo Giammetti, zijn zakenpartner en voormalig levenspartner, aan zijn zijde. Valentino: The Last Emperor gaat minstens zo veel over Giametti als over Valentino. Het is bijzonder dat de modeontwerper de camera’s zo dichtbij laat komen. Het levert een uniek verslag op van een wereld die we normaal gesproken alleen achter een glanzende vernislaag te zien krijgen. De werkelijkheid blijkt zoals altijd prozaïscher. Het runnen van een modelabel verschilt niet al te veel van willekeurig welke andere directeursbaan. Het gaat over geld en over PR, maar zelden over kleren. Gelukkig voor Valentino hoeft hij zichzelf niet met zulke futiele zaken bezig te houden. Dat doet Giametti voor hem. Valentino levert de indruk dat hij geen idee heeft welke zakelijke beslissingen er allemaal genomen worden. Hij komt er niet al te best van af in de film. Als een verwend, arrogant kereltje dat totaal in zijn eigen wereld leeft, komt hij alleen af en toe tevoorschijn om kritiek te leveren op datgene wat Giametti met veel moeite voor elkaar gebokst heeft. Giametti zelf is niet veel sympathieker: hij maakt handig gebruik van de camera’s om Valentino in een kwaad daglicht te stellen. Als Valentino vraagt hoe hij het eraf bracht op een persconferentie, antwoordt Giametti venijnig: ‘Die zonnebankkleur mag wel wat minder.’

Valentino: The Last Emperor geeft een hilarisch inkijkje in de wereld van de haute couture. Het is een komen en gaan van valse nichten, Europese adel, beroemdheden en modellen. Ook de hard werkende naaisters die Valentino’s jurken van pailletten voorzien krijgen hun vijftien minuten roem. Als kijker val je van de ene verbazing in de andere. Hoe walgelijk decadent de wereld van Valentino soms ook is, je kunt niet anders dan bewondering hebben voor het feit dat hij alles eerlijk vast laat leggen, inclusief de ruzies met Giametti en zijn kinderachtige gepruil, Slechts een enkele keer schiet hij uit zijn slof. Daarnaast is er natuurlijk de mode. De film geeft een indrukwekkend overzicht van vijfenveertig jaar Valentinojurken, dat oprecht bewondering verdient. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

In The Women of Sanne Sannes onderzoekt Frodo Terpstra de relatie tussen fotograaf Sanne Sannes en zijn modellen. In een nogal nadrukkelijk aanwezige voice-over vraagt hij zich af wie de fotograaf eigenlijk was. Door zijn jonge dood (een auto-ongeluk maakte in 1967 een einde aan zijn leven) heeft Sannes James Dean-achtige proporties toebedeeld gekregen. De mythe wil dat hij met al zijn modellen sliep. Als Terpstra de vrouwen opzoekt, ontdekt hij dat ze over het algemeen niet seksueel geïnteresseerd in hem waren. Is de hunkering van de fotograaf voor zijn modellen dan juist de ware kracht van de foto’s?

Terpstra maakt een ietwat kunstmatige detective van zijn documentaire. In de voice-over beschrijft hij zijn bevindingen. Hij stelt verschillende hypotheses op en verwerpt ze weer. De zoektocht is onderhoudend, maar het zijn de foto’s zelf die de meeste indruk maken. Begeleid door pianist Christopher O’Riley’s interpretaties van Radioheadnummers, verschijnt het werk van Sannes in beeld. Terpstra legt de foto’s bij voorkeur tussen de herfstblaadjes of onder water, wat eerder afbreuk aan zijn film doet dan dat het er iets aan toevoegt. De interviews met de mensen die Sannes goed kenden zijn boeiend genoeg. Al te veel stilering is overbodig. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

Geloof is geen populair onderwerp in de popmuziek. 2004 is ook niet het beste jaar om een album over Allah uit te brengen. De aanval op het World Trade Centre staat iedereen nog vers in het geheugen. De kritiek die Youssou Ndour in het buitenland op zijn album Egypt krijgt, is echter nog niets in vergelijking met wat hij in zijn geboorteland Senegal moet verduren. Zonder dat ook nog maar een noot van de muziek gehoord is, doen de vreemdste praatjes de rondte: Ndour zou een videoclip bij de moskee opnemen, waarbij hij omringd wordt door naakte vrouwen. Het wordt niet geaccepteerd dat een popster een cd uitbrengt over de Islam.

Youssou Ndour: I Bring What I Love is een sympathiek portret van de man met de stem van goud, zoals Peter Gabriel hem noemt. In Ndours optiek is er geen verschil tussen zingen en het geloof belijden. Hij probeert met zijn muziek de mooie kant van zijn religie te laten zien. Ondertussen zorgt datzelfde geloof tijdens de tour ook voor praktische problemen: de Egyptische bandleden willen bijvoorbeeld niet optreden als het publiek in de zaal alcohol drinkt. Elizabeth Chai Vasarhelyi volgt Ndour tijdens zijn tournee door Europa en Afrika. Zinderende beelden van het dansende publiek worden afgewisseld met shots van Ndour bij zijn traditioneel levende familie. Ze laat zien dat hij de zoveelste in een lange rij verhalenvertellers is, de zogenaamde griots. Overal waar hij komt weet hij mensen te bewegen, of ze nu wel of niet begrijpen waar hij over zingt. Ndour bewijst ook dat het niet uitmaakt: Allah en liefde zijn wat hem betreft hetzelfde. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

Film / Achtergrond
special: Nikolaus Geyrhalter over 7195 km

IDFA 2008

Amsterdam is in tegenstelling tot Wenen druk. Regisseur, producer en cameraman Nikolaus Geyrhalter zegt dat je hier op straat erg moet oppassen. Veel verkeer, veel jonge mensen en de bakfietsen zijn cool. In Wenen zie je vooral grijs haar en heeft alles een tragere pas. Dat verschil is hem het meest opgevallen sinds hij zondag voor het festival arriveerde. 8WEEKLY ontmoet hem in Tuchinsky, waar hij zojuist een inleiding heeft gegeven bij de vertoning van zijn film Elsewhere (2001).

De Oostenrijker is hier om zijn nieuwe film 7195 km, die hij de afgelopen twee jaar maakte, te presenteren. De titel verwijst naar de afstand van de rally Parijs-Dakar die in januari 2007 werd verreden. Geyrhalter volgt dezelfde route maar bekijkt die vanuit een totaal ander perspectief. Behalve op het documentairefestival in Toronto heeft de film nog nergens gedraaid. Het IDFA heeft de Europese première.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | Interview Nikolaus Geyrhalter | Interview Prosper de Roos

Waarom dit onderwerp?

Ik kies altijd onderwerpen die me interesseren, en dit was interessant omdat de rally populair is en er veel geld in omgaat. Maar wat me vooral intrigeerde was dat we zo een beweging konden volgen. De track van de naar het zuiden razende Europeanen met hun ideeën over Afrika en aan de andere kant de Afrikanen, die met hun beelden en ideeën over Europa graag naar het Noorden willen. Met de rally als vehikel wil ik de over Afrika bestaande gefabriceerde beelden die ons door de media worden voorgeschoteld ontkrachten, en ergens in het midden van de film is dan symbolisch de ontmoeting.

We hadden een aantal richtlijnen die we belangrijk vonden, we wilden geen extreme armoede of clichés — arm, gevaarlijk en zwart — laten zien. Dat waren onze ethische richtlijnen, en zo hadden we er nog een paar. We wilden de route en tijdlijn van de rally volgen. In twee gevallen is dat bij de route niet helemaal gelukt en moesten we een beetje afwijken. Verder wilden we de mensen op ooghoogte en respectvol aan het woord laten. Voor mij is dat belangrijk. Dat is in onze cultuur wat makkelijker omdat mensen hier camerabewuster zijn, dus soms hebben we dat een beetje geënsceneerd. Als mensen dus schrikken van de normale manier waarop we de personages in beeld brengen, dan juich ik dat alleen maar toe.

Hoeveel uren materiaal heb je gedraaid?

Heel veel, om eerlijk te zijn. Het was uitputtend. We moesten snel draaien want ‘moving time was real-time‘. We waren constant onderweg en nooit ergens langer dan twee dagen. Rijden, kampement maken, draaien en elke avond kijken of het materiaal bruikbaar was zodat we wel of niet door konden. Gelukkig hadden we lokale teams in alle landen, naast een vaste crew, met een productiemanager, geluidsmensen, een chauffeur annex kok, enzovoort. Alles bij elkaar was het een hele karavaan met de daarbij komende logistiek. Dat had voor- en nadelen: we waren daardoor langzamer maar ook completer en intensiever. Terwijl wij bijvoorbeeld ergens een interview draaiden was de fotograaf, die mee was om een boek van de reis te maken, ergens anders bezig. Die kwam dan weer met tips, en zo gold dat voor iedereen. We stonden open voor alles, dus in die zin was het steeds een grote kruisbestuiving met zoveel meer open ogen. Zo hebben de vertalers — op een paar algemene vragen na — zelf de interviews gedaan. Ze wisten dat het ons vooral interesseerde wat de mensen vertelden en hoe ze dachten over de media en Europa. Naar eigen inzicht vroegen ze dan daarop door. We hebben heel veel mensen geïnterviewd en vooraf geen selectie gemaakt, pas in de montage hebben we gekozen.

De shot waar een ezel op een op een treincontainer wordt gehesen, de silhouetten van de veehoeders in de ondergaande zon, het tempo, de kadrering, de beeldmontage, het lijkt haast wel of elk beeld een boodschap meedraagt.

(Lacht…) Ja, die scène lijkt haast wel een scène uit de ark van Noach. Maar ik wil het publiek juist aanmoedigen dat zelf te ontdekken en zelf na te denken. Hen zelf tussen de regels door laten lezen, dan begrijp je het wel.

Er zijn veel scènes en beelden van landschappen en mensen met een haast religieuze ondertoon.

Ja maar het is een gebroken religie. Door het gebruik van cinemascope valt het allemaal samen. Ik wilde niet de voorgekookte standaardbeelden maken, daarom zijn bijvoorbeeld de ‘tracks‘ steeds te zien. Zelfs in Mali, waar we zes maanden later na de race en na regen waren. Wat ik ook niet wilde was dat mensen op het verkeerde been werden gezet bij het horen van het woord Allah. In onze perceptie staat Allah vaak voor gevaarlijk en heeft het woord Allah een negatieve bijsmaak. Maar in de de Islamitische wereld is dat anders en staat het geloof nu eenmaal dichterbij de mensen. Om het publiek niet op een verkeerde manier te beïnvloeden is Allah daarom ook steeds vertaald als God. Het staat voor wat ze geloven. In God, dezelfde als die wij kennen. Die beslissing heb ik pas later, tijdens het ondertitelen genomen.

En de montage?

We zijn vanaf nul gestart, ik werk al vijftien jaar goed samen met Wolfgang Widerhofer en hij maakt eerst van het materiaal zijn eigen interpretatie. Dan gaan we samen gaan zitten. Soms zie ik dingen over het hoofd die hij ziet en andersom, maar ik heb groot vertrouwen in hem. Zijn stem is belangrijk. Natuurlijk is er discussie maar eigenlijk nodig ik iedereen uit mee te denken. Ik wil graag dat iedereen zegt wat ze denken, met ideeën voor vragen komt of een andere bijdrage levert. Ik vraag iedereen om bij te dragen aan de inhoud, ook als dat buiten hun professie omgaat. Van vertalers tot de geluidsman, het maakt me niet uit. Ik ben niet bang. Hoe meer hersens hoe beter, het is goed voor de motivatie en het is goed voor de film. Ik sta niet aan de top, ik ben gewoon deel van de groep.

Scène uit 7195 km

Scène uit 7195 km

Ik ben ook niet bang iets te verliezen, want mijn handtekening is er visueel toch wel. Door mijn fotografische achtergrond zijn mijn films zoals ze zijn en dat is herkenbaar voor iedereen. De meeste documentaires vind ik te snel, te lawaaierig en te druk. Mijn stijl van filmen is anders. Dat maakt het weliswaar moeilijker te concurreren, maar aan de andere kant valt mijn stijl ook meer op. Het publiek is dan ook vaak opgelucht dat ze zelf mogen kijken en niet na vijf minuten al bekaf zijn van alles wat er over ze heen komt. Op mijn films zijn eigenlijk maar twee reacties: nee of ja. Mensen vinden het te lang, te saai en zonder boodschap, of ze vinden het mooi. Ik maak mijn films voor de ja-zeggers. Als ik achter de nee-zeggers aan zou gaan jagen zou de film voor niemand meer wat waard zijn. Ik doe het gewoon op mijn manier en meestal komt het publiek uit zichzelf.

Ik maak nu eenmaal films die maken dat mensen zich dingen afvragen, simpeler maken zou dan een leugen zijn. Ik maak films over onderwerpen waar ik nieuwsgierig naar ben, waar ik wat van kan leren. Dat heb ik altijd gedaan, toen ik geen geld had maakte ik films die geen geld kosten en reed ik in de winter op een sneeuwschuiver, maar ik draaide. Ik hou van machines en manuele arbeid. Gewoon met de benen op de grond te staan. Werk doen waar anderen hun dagelijks brood mee verdienen houd je als filmmaker fris, nu doe ik dat nog steeds voor mijn plezier. Als filmmaker moet je weten hoe moeilijk het soms kan zijn om ‘gewoon te werken’. Maar in het begin was het niet gemakkelijk, want er zijn niet zoveel financiële bronnen. Ik heb geluk gehad, en nu ben ik een beetje een soort ‘instituut’. Dat maakt het eenvoudiger. Meestal worden mijn films alleen binnen Europa vertoond, maar de vorige film Our Daily Bread (2005) heeft ook in de VS gedraaid. Dit is natuurlijk vooral een Europees-Afrikaans onderwerp, dus of hij daar uit komt weet ik niet. Dat regel ik verder ook niet.

Denk je dat je erin geslaagd bent de ‘stem van Afrika’ te laten horen? De mensen die aan het woord zijn, zijn authentiek en allemaal uniek.

Nee, dat kan niet want er is geen ‘voice of Africa’. Maar ik denk wel dat ik dichtbij het karakter van de mensen die we hebben gekozen kom. Ik heb de film voor Europa gemaakt, want hier wil ik wat veranderen. Ik wil actief bezig zijn in de omgeving die ik ken. Als filmmaker heb ik in Afrika daarom dingen onderzocht maar ik ben en blijf Europeaan. Mijn volgende project zal waarschijnlijk binnen Europa zijn, maar het is nog veel te vroeg om daarover te praten.

Het werk is een groot deel van mijn leven, maar onderweg zijn is ook een grote verantwoordelijkheid. Iedereen heeft een familie thuis en zeker in Afrika spookt dat toch vaak door je hoofd. Met zoveel mensen maak je je toch zorgen dat er niks gebeurt, want je wilt dat al die mensen heelhuids thuiskomen en ook tevreden zijn. We zijn heel voorzichtig geweest en er is gelukkig niets gebeurd. Maar toch. Als je dat later zou evalueren is het altijd dom en het niet waard.

Ben je blij met de film nu het klaar is?

Ik ben tevreden met de reacties. Met de film ben ik voor 80 tot 90% tevreden, er zijn een paar dingen waar ik meer van verwacht had. Achteraf hadden we misschien toch minder mensen moeten interviewen en diepgaander, maar doordat we altijd onderweg waren kon het niet anders. Nu krijgen ze veel, iets teveel, gewicht in de film. Toch ben ik tevreden. Mij heeft altijd voor ogen gestaan om via een Europees onderwerp dichterbij de mensen, hun familie, hun leven en uiteindelijk de wens om te emigreren te komen. Waar je ook komt in Afrika, iedereen kent wel iemand die het geprobeerd heeft. Die bijvoorbeeld een neef in Italië heeft, terwijl mensen weten dat de kans om Europa te halen maar heel klein is.

Nu hebben we nog de macht om hekken te bouwen maar dat gaat in de toekomst veranderen. Met onze economie in een neerwaartse spiraal, te weinig kinderen en de toeslaande vergrijzing. Ook door heel Afrika heen heb ik steeds gehoord dat dat gaat veranderen. Mensen zeggen: ‘de toekomstige generatie komt, of als vrienden of anders met geweld’. Het is ook onze verantwoordelijkheid, en Europa zou zich druk moeten maken over haar relatie met Afrika. Als we nu zouden reageren zouden er zeker mensen komen, maar lang niet zoveel als waar we bang voor zijn. Dat kost ons geld maar het levert ook wat op. Ik ben er niet optimistisch over. Het is nu eenmaal makkelijker een stuk brood te delen dan het zwembad in de achtertuin.

To have a moral and respect‘, die boodschap mag de kijker zelf tussen de regels door in mijn film ontdekken.

Even daarna, of de duvel ermee speelt, ontdekt de sympathieke Geyrhalter met zijn fotografisch oog in het chique Tuchinski een wel heel erg Amsterdamse overwinterende immigrant. Lang voordat ik er erg in heb heeft hij op het dure hoogpolige tapijt een voorbijrazende muis gespot.