Boeken / Fictie

Zoete woordsnoepjes of een bittere pil

recensie: Marieke Lucas Rijneveld - Mijn lieve gunsteling

In Mijn lieve gunsteling (2020), de nieuwe roman van Marieke Lucas Rijneveld, begeert een negenenveertigjarige veearts een veertienjarig kind. Het zijn twee getraumatiseerde karakters: de veearts door incest in zijn jeugd, het kind door een gestorven broertje en een daarna verdwenen moeder. Ze vinden elkaar in hun door verlies getekende levens.

Het kind, een jongensachtig meisje, woont op een boerderij met een vader en broer die nauwelijks in staat zijn om een gesprek te voeren. Koeien melken kunnen ze wel, net als naar de kerk gaan en complexe zaken stilzwijgen.

De veearts, die ook de verteller van het verhaal is, komt regelmatig langs om de dieren van het boerenbedrijf te controleren en om zijn obsessie met het tienermeisje te voeden. In zijn busje heeft hij een donzig matras gelegd, posters opgehangen van koningin Beatrix en Kurt Cobain – twee figuren die het kind fascineren – en er zijn smurfensnoepjes. Het is een vies kinderpaleisje.

De veearts is berekenend in zijn liefde en werkt gedurende de roman toe naar de voor hem ultieme bevrediging. De lezer komt zo terecht in de donkere krochten van zijn seksualiteit en wordt opgezadeld met verboden, onsmakelijke acties.

Tragisch figuur

Rijneveld schrijft alles haarfijn op. Ze kent de perverse porno-nasmaak van de incognito burger – het animale in de lezer – en buit dat nachtelijke schaduwsentiment tot op het bot uit. De paginalange zinnen zonder punten, zonder witregels, denderen door en lezen als een vernuftig en aantrekkelijk woordenbraaksel. Degene die ze eruit kotst – de veearts – is even beverig als monsterlijk. Zijn ingewanden zijn zwart en zuur en met weerzin blijf je doorlezen.

De schamele opluchting die je als lezer kunt voelen, zijn de passages die erop wijzen dat deze man uiteindelijk voor het gerecht komt. Ook zijn vrouw zorgt voor de nodige verlichting. Hoewel ze niet bij hem weggaat als ze zijn kinderliefde ontdekt, scheldt ze hem in ieder geval de huid vol. Maar we kunnen haar niet van dichtbij horen walgen; de veearts is onze enige toegang tot de anderen en dat is benauwend.

Zijn eigen incestverleden biedt ook enige houvast om tot een beetje sympathie te komen voor deze tragische figuur. De veearts zit klem in een onbewust, wraakzuchtig determinisme. Wat zijn moeder hem aandeed, doet hij nu met het kind.

Voorbij het goede

Er komt ongetwijfeld een bladzijde waarop de vraag zich aandient bij de lezer: waartoe dient dit? Waarom moet ik dit lezen? Is het puur vanwege de literaire taal, de overvloed aan rijke woorden en beelden die Rijneveld meester is? Draait het om zelfinzicht? Is het verhaal als een spiegel voor onze meest afzichtelijke behoeftes?

Of kunnen we de openbaringen van de veearts wegleggen als ziek, gestoord en niets anders? Is de esthetische taal juist een reden om het boek dicht te slaan? Zodat we ons niet laten verleiden in de klauwen van een beest door zoete woordsnoepjes.

Rijneveld creëert met de veearts een personage dat de moraliteit ver voorbij is. In zijn eigen psyche, die hij in detail en met overtuiging beschrijft, is zijn liefde voor het meisje zuiver. Maar dat gaat hopeloos verloren in zijn handelen. De laag van beschaving die mensen doorgaans intact proberen te houden, is hem in essentie vreemd.

Hoewel hij zijn capriolen zo lang mogelijk verzwijgt en hier en daar beseft dat zijn verlangens smerig zijn, lijken die inzichten vooral voort te komen uit eigenbelang en niet zozeer uit moreel besef. Hij wil niet dat zijn contact met het kind stopt en dus, begrijpt hij, moet het geheim blijven voor anderen.

Richting het einde van zijn betoog beweert hij voor de magistraten die hem zullen berechten dat hij zich weinig meer herinnert van de hele situatie, dat het kind ‘ziek’ was en dat hij het beste probeerde te doen met zijn ‘tere ziel’. In het theater van zijn ware liefde blijkt hij ook een ware verrader te zijn.

Een Freudiaanse dictatuur

Zonder ethiek kan alles. Er zijn geen wetten meer, geen sociale regels, en dat biedt ruimte voor tirannie. De veearts domineert de wereld van het meisje en hij domineert de roman; er is geen ander perspectief dan de zijne. Het meisje heeft intussen twee imaginaire vrienden: Hitler en Freud. Ze voert gesprekken met hen. Die twee mannen resoneren door de hele roman. De wetteloze, dictatoriale wereld van Mijn lieve gunsteling is als een donker onderbewuste dat beklemmend, dierlijk en obsessief is.

Als lezer laat je je wat verdoofd meevoeren in het geheel en geef je de strijd al vrij snel op. De personages doen niets nastrevenswaardig. Je leest niet door omdat de roman je iets leert of omdat je je verbindt aan de karakters, en je leest ook niet door omdat je verwacht dat het toch nog beter zal worden. Er is eigenlijk een gebrek aan verwachtingen, los van de perverse climax waarvan je vermoedt dat die zich vroeg of laat zal aandienen: de penetratie.

Schrijven om afkeer op te roepen is klassiek. Natuurlijk scheert Rijneveld met deze roman langs Lolita van Vladimir Nabokov, maar ook schrijvers als Michel Houellebecq en Ottessa Moshfegh – hetzij op heel andere manieren en vaak verlicht door scherpe, absurdistische humor – cultiveren afkeer in hun werk. Ze lijken te suggereren: in deze roman valt niks verhevens te halen, lower your expectations, lezer, want de personages hier staan met lege handen. Ze zijn het uitschot van de morele wereld of verkeren minstens op de randen ervan. Hun acties en fantasieën zijn giftig – ze zijn alcoholist, moordenaar of seksverslaafd – en dat heft de normatieve meetlat op die we in ons dagelijks leven met ons meedragen.

Naast afkeer, shock of ongeloof, creëert dat ook ruimte voor een vreemd soort verademing. De slechte versie van onszelf, hoe mild ook in verhouding tot de personages, zal niet veroordeeld worden door de roman. Ná de moraliteit is er een niet-veroordelende vrijheid die tot extreme gekte kan leiden, maar ook tot opluchting. We hoeven ons niet langer beter voor te doen dan we zijn.

Popcultuur en psychopathologie

Is er dan niets lichts te beleven in Mijn lieve gunsteling? Niet zoveel nee, het is vooral ernst. Maar Rijneveld plaatst het verhaal rondom de millenniumwisseling en dat levert dan toch momenten van identificatie op. Er komen veel referenties langs: Kurt Cobain, koningin Beatrix, Windows 95, WordArt, Harry Potter, Roald Dahl, de films van Tim Burton, Nine Eleven, ‘Warwick Avenue’ van Duffy, de Hitkrant, Haribo-kikkertjes, maar ook het gereformeerde dorp dat, toch best grappig, ‘The Village’ wordt genoemd, alsof het een hippe koffietent in refostijl is.

Het veertienjarige meisje duikt vol in de populaire cultuur van haar tijd en zal later zelf muzikant worden. De veearts heeft zijn eigen verwijzingen: Samuel Beckett, Leonard Cohen, Stephen King, Pink Floyd. De tekstbronnen die ze delen zijn bijbels. De veearts citeert uit Het liedboek der kerken, het kind uit 1 Korintiërs 13.

Hoewel al die referenties de lezer betrokken houden door kleine injecties van culturele herkenning, worden ze toch ook vooral overschaduwd door de psychopathologie van de karakters. Het kind heeft een fascinatie voor de suïcidale Kurt Cobain, ze noemt de veearts ook ‘Kurt’, en de fixatie op koningin Beatrix benadrukt vooral de afwezige moederfiguur in haar leven. Bij Duffy draait het om de door tranen uitgelopen zwarte mascara op haar gezicht en het doorboren van de Twin Towers is, naast een terroristische aanslag, vooral doelwit van de waanbeelden van het kind (ze denkt dat ze kan vliegen en schuldig is aan de catastrofe) en een opzichtig fallussymbool.

Ook de veearts verwart allerlei songteksten met zijn kinderliefde. Hij voedt zijn ‘lieve gunsteling’ cultureel op door haar mee te nemen naar de bioscoop en vertelt haar dat ze Bonnie en Clyde zijn. Als hij voor het eerst zijn ‘moordenaarsgewei’ aan haar laat zien, fluistert hij iets van Beckett en een zin uit het Hooglied.

Sinistere literatuur

Rijneveld heeft een zelfverzekerde plotkeuze gemaakt, waarmee ze de wereldliteratuur uitdaagt, en die strak uitgewerkt. Dat geldt ook voor de literaire stijl die ze rigide hanteert. Mijn lieve gunsteling staat vol evocatieve zinnen die maar blijven uitdijen. In het begin zoek je nog de punten op de bladzijde, totdat je het maar opgeeft en je laat meevoeren op de cadans van de openbaring van de veearts.

Het is een stortvloed aan associatieve woorden, beelden en referenties die in combinatie met de wringende thematiek resulteert in een beklemmende leeservaring. Rijneveld schrijft met Mijn lieve gunsteling sinistere literatuur in een verleidelijk vocabulaire. De nasmaak is niettemin bitter.

 

Muziek / Achtergrond
special: Fatoumata Diawara

Fatou brengt vrolijke muziek met een boodschap

Haar muziek hoor je in de zomer zo af en toe eens door een openstaand raam en steeds meer mensen hebben wel eens van haar gehoord. Zangeres en gitarist Fatoumata Diawara zou woensdag 2 december in TivoliVredenburg in Utrecht optreden met muziek van zowel haar debuutalbum Fatou als ook de opvolger Fenfo. Haar optreden is echter vanwege corona verplaatst naar 6 november 2021. Dat is lang wachten, maar dat is zeker de moeite waard.

Het is wellicht haar combinatie van West-Afrikaanse wassoulou-muziek met westerse jazz- en popinvloeden die haar ook buiten Afrika populair maakt. Diawara trok in augustus 2018 bijvoorbeeld al het concertgebouw in Amsterdam vol met haar mix van afrobeat, jazz en pop. Ook onder andere muzikanten is het niet onopgemerkt gebleven dat haar muziek aanstekelijk is. Zo trad ze al op met Paul McCartney, heeft ze samengewerkt met grote namen als Bobby Womack en Herbie Hancock en speelde ze op grote festivals als Glastonbury.

Fatou
Vooral haar eerste album Fatou, is erg aanstekelijk met prachtige kleine liedjes zoals bijvoorbeeld de nummers Alama en Wililé. Andere nummers zijn juist vrolijk met herkenbare melodieën zoals het nummer Sowa. De typisch Afrikaanse instrumenten, zoals een kalebas (percussie), een ngoni (snaarinstrument) en een udu (percussie) die we onder andere horen in het nummer Kèlè, leveren een zeer divers en verfrissend geluid op. Soms zijn de drums expres weggelaten en is er ruimte voor een meer singer-songwriterachtige setting. Ook vullen percussie en shakers vaak de ruimte op.

Muzikaal zitten de nummers heel sterk in elkaar en ze liggen lekker in het gehoor. De muziek is origineel en toch is de structuur eenvoudig en duidelijk. Ook de productie is mooi in evenwicht waardoor alle elementen goed naar voren komen. Het gitaarspel van Diawara is soms wat ongepolijst (evenals haar zang tijdens liveoptredens) maar dit stoort helemaal niet. Het maakt haar juist echt en puur.

Fenfo
Op haar tweede album Fenfo komt een ander geluid naar voren. Het lijkt of er geprobeerd is een wat moderner, geproduceerder, geluid neer te zetten. Zo is er meer gebruikgemaakt van de elektrische gitaar en zijn er vaak soundscapes te horen, bijvoorbeeld in het nummer Kokoro. Ook de bas en drums hebben een grotere rol gekregen.

Echter, de akoestische gitaar – die eigenlijk de basis vormt in veel van Fatous nummers – is soms (te) ver naar de achtergrond gemixt, zoals bijvoorbeeld in het nummer Kanou dan yen. Hierdoor is het evenwicht tussen Fatoumata’s stem en de harmonische begeleiding soms uit balans geraakt, waardoor je als luisteraar het gevoel krijgt dat je net de essentie mist. Ook is het onderscheid tussen couplet en refrein minder prominent aanwezig in sommige nummers, waardoor deze meer geschikt zijn als achtergrondmuziek dan dat ze echt aanspreken. Neem het nummer Takamba. Daar gaat hetzelfde rifje ruim vier minuten door zonder verandering in de muziek.

Toch zijn er ook nummers die wel een duidelijk herkenbaar schema van couplet-refrein aanhouden, zoals het poppy klinkende Bonya. En wat ook is gebleven zijn Fatous zangmelodieën. Deze zijn nog steeds heerlijk om naar te luisteren. Dit album is dus even wennen, maar heeft ook zeker veel interessants te bieden.

Een vrouw met een boodschap
Wat kenmerkend is voor Fatou is dat het een dame is met een boodschap. Haar teksten gaan bijna altijd over zware onderwerpen. Zo zingt ze over oorlog in de wereld, over het belang om respect voor elkaar te hebben of over de pijn van geadopteerd worden (ze is zelf op elfjarige leeftijd door haar ouders naar Bamako, de hoofdstad van Mali, gestuurd om bij haar tante te gaan wonen).

Ook in haar liveoptredens is ze uitgesproken. Zo maakt ze vaak duidelijk dat ze zich verantwoordelijk voelt om Afrika te representeren. Ze komt op voor de situatie in Mali en in andere Afrikaanse landen en probeert aandacht te genereren voor de problemen die daar spelen, zoals bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis.

Vrolijke muziek en kleding
Toch klinkt haar muziek allesbehalve zwaar. Het is vrolijk en gelaagd tegelijk. En omdat Diawara in het Bambara zingt, een toontaal die voornamelijk in Mali wordt gesproken, merk je als niet-Malinese luisteraar dus niet veel van de door leven doordrongen teksten. Voor wie toch haar teksten wil bestuderen, geeft ze op haar cd’s en platen gelukkig ook een vertaling in het Engels en het Frans.

Ook haar kledingstijl in videoclips en liveoptredens is erg vrolijk, met veel kleuren, sieraden en opvallende make-up. Hoewel elementen uit traditionele West-Afrikaanse kledingdracht worden gebruikt, is haar stijl modern. En daarmee lijkt ze een statement te willen maken, namelijk dat ze staat voor haar herkomst en tradities, maar wel met een eigen en moderne blik.

Boeken / Non-fictie

Het neoliberaal kapitalisme voorbij

recensie: De hamsteraar - Willem Schinkel

Het massale hamsteren van wc-papier en houdbare levensmiddelen stuitte op veel kritiek aan het begin van de coronacrisis. In De hamsteraar breekt socioloog en filosoof Willem Schinkel juist een lans voor deze vooruitziende consument en legt hij het échte probleem bloot.

De hoogleraar theoretische sociologie windt er geen doekjes om: eigenlijk valt hamsteraars niets te verwijten. Binnen een kapitalistisch systeem gedragen zij zich met hun royale koopgedrag juist als voorbeeldige consumenten. Ze doen niets illegaals, in tegenstelling tot bijvoorbeeld plunderaars. Het is volgens Schinkel onjuist dat we de hamsteraars verwijten niets voor anderen over te laten. Kort samengevat: de ware schuldigen zijn de kapitalisten die het just-in-time-principe als norm hebben ingevoerd. Idealiter ligt er zo min mogelijk op voorraad in distributiecentra en wordt alles aangeleverd vlak voordat er vraag naar is. De opslagkosten die bespaard worden zijn gigantisch, maar voor de consument is er geen voordeel. Sterker nog, het systeem kan bij de minste of geringste verandering in verwachtte vraag ontregeld worden, zoals dit voorjaar gebeurde. De lege schappen zijn overigens slechts van tijdelijke aard, het systeem past zich altijd weer aan.

Langzaam op gang

Schinkel legt het wat minder simpel uit dan hierboven beschreven. Hij gaat ervan uit dat de lezer wetenschappelijk onderlegd is en neemt zodoende weinig tot geen ruimte om begrippen uit te leggen. Tegelijkertijd heeft hij een lange opmaat nodig om tot de kern te komen. Het hoofdstuk over de etymologie van de hamsteraar doet langdradig en een beetje overbodig aan.

Interessanter zijn de hoofdstukken over schaarste en het logistiek kapitalisme. Op radicale wijze gaat hij in tegen het voor economen vanzelfsprekende gegeven dat er nou eenmaal schaarste bestaat. Schinkel durft dit te betwijfelen en stelt dat schaarste pas is ontstaan op het moment dat geld werd geïntroduceerd. Dit heeft te maken met de manier waarop geld te wereld in wordt gebracht, namelijk als schuld. Geldschepping gebeurt door banken wanneer zij kredieten verstrekken. Dit zorgt het vanaf het eerste moment voor scheve verhoudingen: er ontstaan claims op lichamen en op terugbetalen. Dit terwijl overheden tegelijkertijd ook schulden nodig hebben om het kapitalistische systeem te kunnen laten draaien.

Zeldzame scherpte

Schinkels boodschap is uiterst relevant dezer dagen. Alle zorgvuldig uitgekiende algoritmes voor bevoorradingen van winkels konden in één klap overboord door de plotselinge veranderingen in onze bewegingspatronen sinds medio maart. De coronacrisis kan een kantelpunt zijn, een moment waarop de zwaktes van ons logistieke systeem blootgelegd kunnen worden.

Het is in het laatste hoofdstuk – De hamsteraar en de revolutie – dat Schinkel volledig kleur bekent en hard uithaalt naar het neoliberalisme en de manier waarop onze neoliberale regering is omgegaan met de COVID-19-crisis. Zijn uitgesproken standpunten zijn helaas zeldzaam maar daardoor des te meer verfrissend en urgent.

Boeken / Non-fictie

Aangename alternatieve dwarsdoorsnede

recensie: Edwin Hofman – Avonturiers van de Nederpop

Boeken over Nederpop zijn er de afgelopen jaren nogal wat verschenen. Maar in Avonturiers van de Nederpop (2020) duikt Edwin Hofman in de alternatieve popmuziek en laat hij vooral de artiesten zelf het woord doen. In drieëntwintig hoofdstukken leren we veel over de laatste decennia van de alternatieve scene.

Het fijne van dit boek is dat – ook al heb je de alternatieve popmuziek van ons land best aardig in beeld – je wellicht altijd wel één of meerdere kopstukken gaat tegenkomen die je nog niet kende of waarbij je verrast wordt door de context waarin de muzikant het schreef.

Web-auteur wordt boekschrijver

Schrijver Edwin Hofman zal voor veel lezers van websites, waarop alternatieve muziek de aandacht krijgt, geen onbekende zijn. Zo is hij al sinds 2011 verbonden aan Written in Music, maar heeft hij ook aan 8WEEKLY zijn steentje bijgedragen, bijvoorbeeld met deze recensie over Paul Weller. Met Avonturiers van de Nederpop – veertig jaar eigenzinnige Nederlandse popmuziek treedt hij toe tot de auteurs met een boek op hun naam. Als tweede ondertitel kreeg het boek Van Hallo Venray tot Adieu, Sweet Bahnhof: een bijzondere woordgrap om van een bandnaam tot een liedje te gaan. Dat laatste liedje is natuurlijk van The Nits. Het boek maakt trouwens deel uit van een serie boeken van dezelfde uitgever. Een serie die verder geen naam, maar wel steeds muziek als rode draad heeft gekregen. Hoe dat precies zit, ging 8WEEKLY zelf vragen aan Edwin Hofman, net zoals hij met de klassiekers van de alternatieve Nederpop in gesprek ging.

In gesprek met Edwin Hofman

Edwin Hofman was een korte periode als eindredacteur actief bij 8WEEKLY en schrijft inmiddels zo’n tien jaar voor de site Written in Music. “Ik schreef af en toe voor lokale kranten, tijdschriften en het magazine Smilin’ Ears, en wilde als bekroning een boek uitbrengen. Toen ik tachtig procent van dit boek had geschreven, over uitdagende ontmoetingen met kopstukken uit de alternatieve Nederpop, ging ik op zoek naar een uitgever en vond onderdak bij deze kleine uitgever: kleine Uil. Gelukkig kreeg ik redelijk de vrije hand om het boek te voltooien, maar ik moest wel onder de driehonderd bladzijden blijven. Daarom werd het geen canon van de alternatieve Nederpop, maar een deel in de bestaande reeks over popmuziek van deze uitgever. Naast tekst herbergt het boek ook mooie portretten en albumhoezen die de verhalen verluchten waar vooral de muzikanten aan het woord zijn”, vertelt Hofman. “Het clearen van de rechten van de foto’s was een proces op zich! Maar het was het waard; het maakt mijn boek zeker sprekender.”

De titel van het boek doet je afvragen hoe de ‘avonturiers’ geselecteerd werden. “Zo’n keuze is altijd voor discussie vatbaar. Mijn uitgangspunt was vooral om de gitaargeoriënteerde bandleiders te spreken die vandaag de dag ook nog actief zijn in de muziek. Met de wetenschap dat ik geen canon zou schrijven en de omvang onder de driehonderd pagina’s moest blijven, heb ik deze keuze gemaakt. Om sommige namen kan je gewoon niet heen, zoals The Nits en Robert Jan Stips natuurlijk. Doordat ik tijdelijk minder ben gaan werken vond ik ook de tijd om dit boek te voltooien in beperkte tijd. Terugkijkend had ik Gruppo Sportivo, Mecano en Pip Blom ook nog een plaatsje willen geven, maar de lijst zou nog veel langer kunnen zijn. Nu het boek een tijdje uit is, mag ik niet klagen over de publieke aandacht, waardoor de eerste oplage van het boek inmiddels is verkocht. Nu is het hopen dat het boek ook nog een tijdje mag prijken op de tafels bij de boekhandels, nu de feestdagen in zicht komen.”

Actievelingen in de alternatieve Nederpop

Het boek neemt de lezer mee in een tocht door de alternatieve popscene van de afgelopen vijftig jaar. Robert Jan Stips maakte daarbij de langste tocht door de Nederpop en is ook nog steeds actief, alive and kicking net zoals alle andere artiesten die in het boek aan het woord komen! Alle hoofdstukken hebben als gemene deler dat vooral de artiest en niet de interviewer aan het woord is. De vragen zijn subtiel verwoord in een inleidende zin van een paragraaf zonder dat het als vraag klinkt. Het boek leest als een verzameling muzikale tochten van artiesten, die vooral gedreven zijn om zich muzikaal te uiten zonder zich zorgen te maken of er wel een betalend publiek is voor hun kunstuitingen. Die drijfveer heeft de alternatieve Nederpop in zijn algemeenheid gevormd. Dat wil niet zeggen dat we hier louter muzikanten te horen krijgen die aan de rand van de samenleving moeten leven, omdat muzikant zijn in een klein land ook een klein publiek trekt. Sommige bands zijn succesvol geweest of zijn dat nog. Deze muzikanten, die vooral als credo hebben om muziek te maken die spreekt vanuit het hart, beleven zelden de waardering van het grote publiek. En als ze dat al wel beleven en zich verder ontwikkelen, raken ze net zo makkelijk die publieke aandacht weer kwijt, omdat het grote publiek eigenlijk alleen maar meer van hetzelfde wil.

Hofman heeft een boek geschreven dat de muziekliefhebber zal bekoren. Het is geen boek om in één adem uit te lezen. Wel word je gedreven om elk hoofdstuk in één teug te lezen. Vervolgens nodigt het je uit om de muziek te luisteren. Gelukkig zijn er moderne media om die muziek te laten klinken, want een cd zit niet bij dit boek. Voor iedere Nederpopliefhebber van het alternatieve genre valt er veel te genieten bij het lezen van deze verhalen, die een fraaie dwarsdoorsnede geven van dit onderbelichte deel van de Nederpop!

Film / Muziek / Theater / Film / Muziek
special: Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?

8WEEKLY staat te trappelen

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertellen onze redacteuren in ‘8WEEKLY staat te trappelen’ waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. In december blik je terug, en daarom kijken we deze maand uit naar een nostalgische film, vertrouwde muziek en een voorstelling die we al heel lang willen bezoeken.

Mank: speelse liefde voor oude Hollywoodcinema
Door Steffen van Zundert

Het is altijd een beetje gevaarlijk, maar ik ben echt verliefd geworden op de trailer van Mank. Je weet dat een trailers je kunnen bedotten en soms mooier zijn dan de hele film. Maar toch! Kijk dan dat prachtige zwart-wit, de compositie van de shots, de hommages aan de oude Hollywoodfilms in de montage. Er wordt een hele wereld en tijd opgeroepen, uitvergroot zoals de films uit de jaren ‘40 zelf ook waren, maar tegelijkertijd ook strakker en scherper dan dat films toen konden zijn.

Mank (vanaf 4 december te zien op Netflix) gaat over de scenarioschrijver Herman Mankewicz en zijn worsteling om het scenario van Citizen Kane op papier te krijgen. David Fincher, bekend van gestileerde misantropische thrillers, verfilmde een scenario van wijlen zijn vader.

Een Hollywoodfilm over het maken van een Hollywoodfilm klinkt voor de buitenstaander misschien een beetje navelstaarderig. En bovendien levert de zoektocht naar de ‘geheime saus’ achter een meesterwerk zelden bevredigende antwoorden op. Moeten we voor Citizen Kane de scenarioschrijver bedanken zoals deze film lijkt te suggereren, de visionaire regisseur zoals veel filmcritici betogen, de innovatieve cameraman, de creatieve editor of juist de mix van alle talenten die op een alchemische manier op een filmset samenkomen?

Dus ook al hou ik mijn hart nog een beetje vast, waar ik niet over twijfel is dat ik ga genieten van de cinematografie en de speelse liefde voor de oude Hollywoodcinema die van de trailer afspatte.

Het dier, het dier en het beestje: bizar, fascinerend en origineel
Door Roos Wolthers

Ik ben dol op de voorstellingen van Theater Artemis. Ze zijn zo goed omdat de bizarre, fascinerende en originele uitgangspunten steeds opnieuw op een sterke en overtuigende manier worden uitgewerkt. Tijdens Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurd zat ik een middag lang op het puntje van mijn stoel te kijken naar een acteur die zijn uiterste best deed om niets te laten gebeurden. Ik was vorig jaar enorm blij met mijn kaartjes voor de nieuwe voorstelling  Het dier, het dier en het beestje, een musical waarin alle personages worden gespeeld door dieren gemaakt van stof, bordkarton of plastic. De voorstelling werd uiteindelijk afgelast, maar deze maand is hij alsnog zien in Frascati en in Theater Rotterdam.

Odd Seeds: oude liedjes klinken als nieuw album
Door Joost Festen

Thijs Kuijken, liedjesschrijver van I am Oak, heeft het thuisblijven goed benut: “Tijdens de quarantaineperiode van maart 2020 heb ik een video opgenomen waarin ik een van mijn nummers live speelde, om op internet te delen in plaats van een echte liveshow. Dit veranderde al snel in een dagelijkse oefening van 50 dagen, resulterend in 50 opgenomen nummers”. Op het album Odd Seeds vinden we zesentwintig van die liedjes in een bijzondere opnamesetting terug. Kuijken speelt en zingt in opperste concentratie in zijn eentje vanuit zijn huiskamer de liedjes, die zijn teruggebracht tot de essentie.

‘Furrows’ is de eerste single die op 27 november op YouTube verscheen. Je hoort een geïnspireerd muzikant met fraaie liedjes, maar hoort tevens de triestheid van deze opnames. I Am Oak is nooit de vrolijkste van de klas geweest, maar als alles teruggebracht wordt naar alléén musiceren, zonder later extra elementen toe te voegen, doet de muziek je denken aan een grijze herfstdag. Odd Seeds is een verzameling liedje uit een decennium I Am Oak, maar klinkt als een nieuw album.

 

Boeken / Fictie

Mierzoete herinneringen

recensie: Anne Jacobs - Het landhuis

Anne Jacobs werd bekend door de trilogie Het weesmeisje, waarin het jonge weesmeisje Marie zich ten tijde van de Eerste Wereldoorlog opwerkt van keukenmeid tot de vrouw des huizes. Haar nieuwe roman, Het landhuis, speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog én in de jaren 90. Daar waar de trilogie lekker ´wegleest´, boet deze nieuwe roman helaas in vanwege het mierzoete gehalte.

De verwachtingen zijn hoog: Jacobs hoog aangeschreven trilogie vloog over de toonbanken in Duitsland, België en Nederland. Nu is er een nieuwe roman: Het landhuis. In de trilogie maakten we kennis met de zeer sympathieke Marie, die een bewonderenswaardige kalmte uitstraalt en de deugdzaamheid zelve is.

Hoe anders komen de personages uit Het landhuis over. Protagoniste Franziska von Dranitz, ooit ´de freule´ van het landgoed Dranitz dat al eeuwenlang van erfgenaam op erfgenaam is overgegaan, is een verbeten dame. Ze werd aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door het Russische leger gedwongen haar geboortegrond, het prachtige landhuis in Mecklenburg-Voor-Pommeren, te verlaten en – tezamen met miljoenen Duitsers – te vluchten. Ze verloor in de brute strijd om het landhuis niet alleen verscheidene familieleden, maar ook haar grote liefde: majoor Walter Iversen. Jaren later, als de Berlijnse muur nog maar net is neergehaald, besluit ze om terug te keren naar haar landgoed. Wat blijkt? De huidige dorpsgenoten staan niet te springen om haar terugkeer. Integendeel…

Een wirwar van verhaallijnen

Het boek kent niet één, maar zelfs vier vertellers: Franziska, haar kleindochter Jenny, Mine (de vroegere huishoudhulp) en Franziska´s zusje Elfriede a.k.a. ´de roodharige duivel´. Wie dit boek openslaat, moet goed opletten op de wisselingen in zowel perspectief als tijd. Continu wordt er geswitcht van de jaren 40 naar de jaren 90 én komt zowel de 70-jarige als de 20-jarige Franziska aan het woord. De 70-jarige Franziska heeft zich tot doel gesteld om het landgoed van Dranitz weer in handen te krijgen en stuit daarbij op grote weerstand van de ´ossi´s´ en de corrupte, Poolse burgemeester met de opmerkelijke naam ´Pospuscheit´. Ondertussen probeert haar kleindochter Jenny zich in Berlijn met macht en man los te rukken uit haar gedoemde liefdesaffaire met haar baas.

Als Jenny zich eenmaal van haar getrouwde minnaar heeft ontdaan, helpt ze haar oma met de wederopbouw van het landhuis, wat niet zonder slag of stoot gaat. Mine, de vroegere huishoudhulp, beziet alles met lede ogen. Hoewel haar man Karl-Erich en haar kleinzoon Ulli argwanend toekijken hoe Franziska het landhuis weer eigen maakt, besluit zij om de vroegere barones van Dranitz te omarmen. Al was het maar vanuit medelijden met de barones, die na al die jaren nog steeds geen flauw benul heeft hoe het afliep voor haar jongere zus Elfriede en haar grote liefde Walter Iversen.

Oppervlakkige personages

Bij het verbouwen van een huis komt vaak heel wat gevloek en getier kijken. En al helemaal als dat huis op instorten staat. Dat is meteen ook de overheersende boventoon in dit boek: de personages mopperen allemaal behoorlijk wat af. Bovendien worden de daden en handelingen van de personages zo beschreven, dat je ze allemaal wel onsympathiek moet gaan vinden. Zo ook de dochter van Franziska, Cornelia, die een bikkelharde communiste is geworden en zich afzet tegen haar eigen moeder (overigens een personage dat te weinig uitgediept is en zeer oppervlakkig blijft). En dan Jenny, die zich gedraagt als een overemotionele puber en langzaamaan gevoelens krijgt voor de eveneens zeer onaardige en dieronvriendelijke Ulli. Nee, als het Jacobs idee was om ook maar een greintje genegenheid te krijgen voor haar personages, is ze daar faliekant in gefaald. Ook storend is het feit dat er geen evenredige verdeling is in perspectief en flashbacks. Het was interessanter geweest om meer te lezen over de oorlogsjaren, om als lezer meer achtergrondinformatie toegediend te krijgen. Nee, in plaats daarvan wijdt de schrijfster meer woorden aan duizend-en-één overbodige details, zoals iedere blaf van Franziska´s hond Falko. Deze viervoeter leer je zelfs beter kennen dan menig personage.

Desalniettemin zet het verhaal je aan het denken en is er een duidelijk plot: wat is er gebeurd met Elfriede en Walter? Het antwoord daarop laat lang op zich wachten en is nog verrassend ook. Het moge duidelijk zijn: het leven van Franziska is allesbehalve een sprookje geweest en ze moet teren op vele, vele wonden uit het verleden. Haar doorzettingsvermogen maakt van haar een dappere, oude vrouw. Hoewel de opeenvolging van gebeurtenissen – en de opbouw in het algemeen – soms niet al te goed uitpakt en zelfs verwarrend is, kent dit boek een diepere gelaagdheid. Jacobs heeft weliswaar vele verhalen samengebracht binnen één groots verhaal, maar is daarbij soms te oppervlakkig te werk gegaan. Het betreft een verhaal over moed en ongekende liefde, maar het evenaart geenszins de trilogie die zoveel harten wist te verwarmen.

Kunst / Reportage
special: Corona in de stad
Monique Vermeulen

Monument in deze tijd

Veel musea zijn op de virtuele kar gesprongen. Sommige pakken extra uit, alsof ze al hun opgekropte energie erin kwijt kunnen. Zo’n museum is het Amsterdam Museum met een grote, digitale en gratis te bezoeken tentoonstelling/luisterplatform: ‘Corona in de stad’.

Net als bij een groot museum als de Hermitage in Sint-Petersburg zit je in dit geval voor het openingsscherm en vraag je je af: waar te beginnen? Welke keuze zal ik maken? Het museum helpt je op weg met enkele uitgelichte zalen, maar dat gaan we niet doen. We gaan op zoek naar saillante voorbeelden van elke kunstuiting waar 8WEEKLY voor staat: boeken (literatuur), film, beeldende kunst, muziek en theater. Als een gids leiden we u door enkele zalen die volgens ons de moeite waard zijn. In de wetenschap dat het een museum in wording is, waaraan telkens nog nieuwe items worden toegevoegd. Wellicht tot zo lang de pandemie duurt. En dan ‘staat’ het museum er als monument van een tijd die dan hopelijk achter ons ligt.

‘Poëzie in de stad’

De eerste waarop we stuiten, heet ‘Poëzie in de stad’. Het werk van stadsdichter Gershwin Bonevacia staat hierin centraal, met onder meer een gedicht uit zijn debuut ‘Ik heb een fiets gekocht’, naast niet in bundels gevangen gedichten van amateurdichters. Dat is trouwens een kenmerk van de hele site: uitingen van amateur- en beroepskunstenaars, hoge en lage kunst, ernst en humor staan broederlijk en zusterlijk naast elkaar.
Hoewel: wie zal er één van deze etiketten willen plakken op een prachtig gedicht van Tessel ten Zweege, (nog?) niet bekend als dichteres, maar wel van onder meer het feministische collectief Pisswife? Haar gedicht ‘Pauze’, dat ze zelf voorleest, geeft bijvoorbeeld een mooi inzicht als: ‘Ik kan alleen maar zijn/ nu ik niets hoef te maken/ iets waar ik voorheen nooit tijd voor had’.

Rol van je leven

Eén van de vele digitale zalen is ingericht door de Meervaart in Nieuw-West, een gebouw dat sinds 1 juni met een onderbreking gedurende de gedwongen sluiting kleinschalige programma’s biedt in een setting die corona-proof is, zoals films (het tweede genre) en concerten.

Tijdens de eerste sluitingsperiode werd een online Art Battle georganiseerd, die werd gewonnen door Klaskie met haar flitsende ‘Creepy calm’. Volgens de jury was dit de meest creatieve en visueel prikkelende inzending. De inzender won ‘de rol van haar leven’, zijnde een wc-rol en een geldbedrag van honderd euro. Een heerlijke knipoog naar het hamstergedrag van wc-rollen aan het begin van de eerste coronagolf.

Corona-Archives

Wanneer je voor het openingsscherm zit, en de afbeeldingen langs gaat op zoek naar beeldende kunst, valt je oog ongetwijfeld op de Zaal van Nieuw Dakota, een kunstruimte in Amsterdam-Noord die een waaier aan exposities, projecten en publieksprogramma’s aanbiedt. Zij presenteren een selectie van inzendingen uit hun Corona-Archives, het eerste initiatief in Nederland dat corona vanuit een artistieke invalshoek bekijkt.
Tussen de inzendingen zitten niet de minste namen. En dat zijn lang niet allemaal Amsterdammers. Immers: corona gaat alle grenzen te buiten en te boven. Ook lokale musea als Nieuw Dakota en het Amsterdam Museum zelf opereren, net als alle musea, binnen een (inter)nationale context.

In de Zaal van Nieuw Dakota stuiten we bijvoorbeeld op een zelfportret op papier (gouache en inkt) van de in Maassluis woonachtige kunstenares Hanneke Wessels. Zij heeft – bij gebrek aan modellen – zichzelf afgebeeld in de tijd dat we niet naar de kapper konden en dat ze veranderde in een grijze dame. Het werk geeft de sfeer van de coronatijd raak weer.

Stabat Mater en Stille Stad

Een andere, kenmerkende sfeer in coronatijd is dat het stil kan zijn in de stad. Ook in de onderdoorgang onder het Rijksmuseum. Daar staan of zitten altijd wel een paar mensen die muziek maken, soms van een hoog niveau. De akoestiek onder de bogen is geweldig, je kunt er voorbijgangers mee plezieren. En natuurlijk willen ze een centje bijverdienen.
Op 10 mei jl. trokken de actrices/zangeressen Laura de Vries en Brechtje Kat de stoute schoenen aan, en zongen samen met begeleiding van een ghettoblaster (en een enkele fietsbel) het Stabat Mater van Pergolesi. Hoe mooi is dat!

Volgens sommige mensen is stilte echter de mooiste muziek. Zij kunnen nu hun hart ophalen. De artistiek directeur van het Amsterdam Museum, Margriet Schavemaker, stelde een zaal samen onder de titel De Stille Stad. Hierin zijn prachtige foto’s, video’s en films van een leeg en stil Amsterdam te zien. Beelden die ook de vraag stellen: hoe nu verder?
Iemand die bij uitstek geschikt is om daarover na te denken, is Tracy Metz. Zij is journalist, auteur, moderator en directeur van het John Adams Institute en kreeg in 2016 de Grote Maaskantprijs. Voor deze digitale tentoonstelling nodigde zij denkers en doeners uit om te kijken naar de toekomst van de stad in post-coronatijd.

Dit is overigens ook het thema dat centraal staat op de eerste editie van de tweejaarlijkse tentoonstelling ‘Refresh Amsterdam’ (11 december 2020-28 maart 2021), te zien in zowel het Amsterdam Museum als online en op diverse locaties. Vijfentwintig kunstenaars gaan daar in op hun plek in de stad, onder het overkoepelende thema ‘Sense of place’.

Theater

Het laatste genre waar 8WEEKLY af en toe de schijnwerpers op richt, is theater. In de digitale tentoonstelling valt het oog onder meer op de zaal van theater De Krakeling, dat zichzelf afficheert als ‘hét theater voor jong Amsterdam’. Wat héét: voor iedereen tussen de spreekwoordelijke negen en negentig die zich jong voelt, want opvoeringen die bijvoorbeeld een topgezelschap als De Toneelmakerij daar geeft zijn niet te versmaden.

In de lege zaal van De Krakeling kunnen jong Amsterdammers en andere Nederlanders op deze digitale tentoonstelling leren hoe ze thuis een eigen dansvoorstelling in elkaar kunnen zetten. Theaterdocente Dian geeft tips, over verschillende afleveringen verdeeld. Leuk om te zien én voor kinderen om uit te voeren.

‘Corona in de stad’ is kortom een geweldig, laagdrempelig monument in de tijd, en een uiting van het collectieve geheugen van Amsterdam dat model staat voor elke stad in coronatijd, opererend binnen een (inter)nationale context. Een site om in de gaten te houden op wat er nú weer is bij gekomen. Met door enkele curatoren geselecteerde inzendingen van beroepskunstenaars en amateurs, hoge en lage kunst, voor jong en oud, ernstig en humoristisch. Top!

Muziek / Album

Opnieuw op weg naar een Grammy?

recensie: Gregory Porter – All Rise

De ster van Gregory Porter is sinds zijn debuut, zo’n tien jaar geleden met Water, gestaag gestegen. Zijn zesde studioalbum All Rise zal daar alleen maar goed aan doen. De sfeer van zijn nieuwste album is die van behaaglijkheid waar bij de stem van Porter zijn handelsmerk is. Daarnaast is zijn uiterlijk een uit duizenden herkenbare verschijning met zijn kenmerkende hoofddeksel. Alles bij elkaar is Porter een markante persoonlijkheid!

Het zou mij niets verbazen als All Rise in de prijzen gaat vallen wanneer in de VS de Grammy’s worden uitgereikt. Het album is uitgebracht op het legendarische Blue Note label dat garant staat voor hoogwaardige kwaliteit in de jazz.

Spontane feeststemming

Inmiddels heeft Gregory Porter twee Grammy’s op zak. Met All Rise doet hij een gooi naar een derde. Porter heeft een fijne hand van liedjes schrijven en uitvoeren. Zijn muziek kunnen we categoriseren in de hoek van jazz, soul en gospel. Wie op All Rise naar de teksten luistert kan vooral van het laatste genre veel terug horen. Het geloof van Porter is diep verweven in de teksten op het album. Wie oppervlakkig luistert hoort een bevlogen jazz- en soulzanger excelleren op de toppen van zijn kunnen. Al bij de opener ‘Concorde’ grijpt Porter je bij de spreekwoordelijke muzikale lurven en laat je pas los als hij ‘Thank You’ laat klinken. De muziek straalt een grote mate van behaaglijkheid uit. Een warm vuur, gezelligheid en feeststemming komen spontaan opzetten als Porter zijn stembanden laat klinken. Je verdrinkt in de liedjes die allemaal een opbeurende stemming oproepen.

Het album is uitgebracht in een gewone en een deluxe editie. Wie kiest voor het laatste krijgt vijftien liedjes en een prachtige hardcover uitvoering met een fraai boekje vol foto’s en de songteksten. Feitelijk is dat dé manier om een cd te verpakken en de fysieke muziek levendig te houden. Hulde dat de platenmaatschappij hiervoor heeft gekozen.

All Rise een jazz hoogmis?

Het album opent met ‘Concorde’, dat luistert als de beleving van het vliegen in een supersonisch vliegtuig om vervolgens vanaf grote hoogte met enorme snelheid te mijmeren over de aarde daar beneden. De ik-persoon verhaalt dat hij wel heel erg houdt van wat de aarde allemaal te bieden heeft. In dat geval je zou je de Concorde kunnen zien als een metafoor van God.

Dat Gregory Porter zijn religieuze overtuiging duidelijk laat doorklinken doet geen moment af aan de geweldige jazz-benadering van zijn liedjes: een fijne overrompelende orkestratie, die de zanger Porter in het middelpunt stelt. Je ziet hem als het ware voor een groot orkest met tevens veel blazers staan, terwijl hij het publiek toezingt. Maar je kan hem je ook voorstellen in een grote kerk, waar hij iedereen uitbundig toezingt en oproept tot de verering van de Heer. Daar krijgt ook de titel All Rise zijn plaats.

Voor de jazzliefhebber met minder geloofsovertuiging is het album gewoon een heel fijn album, dat op veel momenten muzikale warmte zal geven. Porter zingt over de liefde op een heel uitbundige manier. Als hij ‘Real Truth’ laat klinken zegt hij tegen de ander dat hij zijn ego buiten mag laten en vooral heel open de relatie in mag komen. Zijn zoals je bent, is het allerbelangrijkste in de liefde voor elkaar, maar ook in de liefde van God. Het laat maar weer eens klinken dat liefde universeel is. In de titel ‘Mister Holland’ vraagt Porter natuurlijk in ons land extra aandacht. Het is een liedje dat handelt over gelijkheid op alle niveaus. Het gaat hier ook over openheid naar elkaar toe, zonder vooroordelen over de ander.

Eigenlijk heeft elk liedje op All Rise wel een dubbele betekenis, als je die erin zou willen ontdekken. Wat blijft is dat het album een heel complete en uitzinnige beleving is van een heel warm jazzgeluid. Het is een album ook na vele draaibeurten niet gaan vervelen en steeds weer als een feest van de herkenning gaat worden als je weer luistert. Wat een kracht gaat er van dit nieuwste album uit!

Muziek / Album

De charmante antiheld

recensie: Matt Berninger - Serpentine Prison

Het iconische geluid van Matt Berninger klinkt vertrouwd op zijn eerste soloalbum Serpentine Prison (2020). De modieuze charmeur uit New York blijft zich ook deze keer het meest comfortabel voelen in de rol van antiheld. Is dat nog geloofwaardig als succesvolle frontman van The National?

Het is de droom van veel bands: kunnen leven van muziek, de wereld rondtoeren en werken met de beste producers. In 2017 zag ik The National in de AFAS Live. Ik was een poppetje in het grote publiek; het zoveelste schaduwgezicht waar ze hun nummers voor speelden. Was dat te horen? Misschien. Het optreden was strak, maar er echt inkomen lukte me niet. Teksten als ‘the day I die, the day I die, where will we be’ kunnen thuis indringend klinken, maar gaan toch een beetje wringen als ze uit duizend kelen klinken. Lekker met z’n allen triest zijn in een Nederlandse wereldstad, dacht ik licht spottend.

Het was dus tijd voor een persoonlijke The National-pauze. Ik luisterde een paar jaar nauwelijks naar hun muziek. Tot in 2019 I Am Easy To Find uitkwam en bleef oppoppen in gesprekken. Ik zette het album op en bleef er weken intensief naar luisteren. In de trein, op de bank, overal. Steeds voerde een ander nummer de boventoon en ik was blij met een nieuwe klassieker in mijn luisterrepertoire. Een beetje opgelucht ook dat ik The National weer toeliet en voldaan als ik het woord ‘fear’ op het juiste moment timede in ‘Oblivions’. Ik mocht weer lekker triest zijn, onder de supervisie van Matt Berninger.

De afstand nabij

Toen Matt Berninger een soloalbum aankondigde was ik dan ook blij verrast, maar bij het horen van de eerste single Serpentine Prison kroop het spottende schaduwpoppetje toch langzaam weer omhoog. Een charmeur uit New York die lichtjes flirt met depressie, zei die zuurpruim, met op zijn neus een hippe zwarte bril. Geloof jij het? Ik snoerde de zuurpruim de mond en wachtte nog steeds nieuwsgierig op de albumrelease. Met iets meer reserves, dat wel.

Het album verscheen en het openingsnummer ‘My Eyes Are T-Shirts’ verleidde me makkelijk. De tekst is een grappige vondst: my eyes are t-shirts / they’re so easy to read / I wear ‘em for you / but they’re all about me. De melodie klinkt als een liefkozend wiegenliedje. Berninger gebruikt de lage registers van zijn stem, in praatachtige Cohen-stijl, en vraagt of zijn ‘baby’ terug kan komen om hem op te vrolijken. Dat opvrolijken is op meer nummers nodig blijkt uit de teksten. Berninger is ‘sinking through the floor’, ‘near the bottom’ en ‘burned out’.

Triest zijn in een wereldstad blijft zo ook op Serpentine Prison een doorsijpelend thema, en dat is best begrijpelijk. Wie is niet op zoek naar gezelschap, troost en betekenis in een wereld die zichzelf nog altijd niet kan desinfecteren van eenzaamheid. ‘Yes, I know’, zingt Berninger in het nummer ‘Take Me Out Of Town’, ‘everyone is in this alone’. Iedereen ervaart uiteindelijk de eeuwige individuele lockdown. We voelen ons ‘as far as I can get from you’, zoals Berninger zingt in ‘Distant Axis’. Berninger kent de menselijke tragiek.

Een soulvolle twist

Een opluchting is het dan om het duet ‘Silver Springs’ met Gail Ann Dorsey te horen. Haar stem is, net als op I Am Easy To Find, een prachtige variatie op die van Berninger. Laag, warm en vrouwelijk. Samen roepen ze op om weg te gaan, ‘far from home’. Zoek het avontuur, lijken ze te zeggen, laat het kleinburgerlijke achterwege, want er is meer. Een klassiek tegengeluid – het vieren van de autonome, vrije geest – waarvan het prettig is om eraan herinnerd te worden. De energie van doorgaan, vooruitkijkend naar iets nieuws.

Diezelfde atmosfeer ademt het nummer ‘Loved So Little’, maar dan vooral door de muziek. Met een catchy intonatie, misschien een beetje giftig, bouwt Berninger de spanning op – ‘and now you lean in the door, in your fired-up skin, with your look of freedom’ – om kalm te ontladen met duivelse drums en een sluwe mondharmonica. Het nummer klinkt lekker. Een paar laag schallende blazers, een snode vioolpartij en alles doorrollend als een bijna live klinkende, zwoele jamsessie.

Dat gevoel dat je dicht bij de muziek bent, is opvallend op Serpentine Prison. In ‘Oh Dearie’ lijkt Berninger in je oor te zingen en hoewel de muzikale arrangementen soms best uitbouwen, zoals in ‘All For Nothing’, blijven ze toch iets huiskamerigs behouden. Dat is de verdienste van producer Booker T. Jones die bekendstaat om zijn soulvolle sound. Hij werkte met talloze artiesten, waaronder Otis Redding, Willie Nelson en Bill Withers. Op Serpentine Prison weet hij ook Berningers authentieke stem op een bluesy manier te vangen.

De antiheld

Serpentine Prison is een mooi, sfeervol album. En toch, als ik er na een tijdje weer naar luister, moet ik opnieuw wennen. Ik zie de big city celebrity met zijn benen over elkaar op de albumhoes, smaakvol geschilderd in blauw- en grijstinten, en voel dat artistieke schoonheid op een vreemde manier ook kan afstoten. Dat de showman misschien te veel domineert om echt kwetsbaar te kunnen zijn op een geloofwaardige manier.

Maar dan laat ik me opnieuw meevoeren door de soms warme en soms rasperige baritonstem van deze charismatische New Yorker, die in zijn teksten intussen altijd de antiheld blijft. Bang dat de ander hem zal verlaten, dat hij te veel zal zijn, dat de diepte hem zal aantrekken. Ik hoor in gedachten het publiek van de AFAS Live meezingen op Berningers sombere teksten en voel, dwars door alle subtiele emoties van zijn stem, toch ook weer die lichte weerzin opkomen.

Muziek / Album

Warm vuur van troost

recensie: The War On Drugs - Live Drugs
The War On Drugs in ConcertThe War On Drugs - Matthias Heschl

The War On Drugs schijnt live een hele belevenis te zijn. Die reputatie is deze release vooruitgesneld. Door de COVID-19-pandemie zullen liefhebbers nu wel lang moeten wachten op een optreden, maar gelukkig hebben we met Live Drugs een document van troost in handen.

Het is heerlijk om je bijna vijfenzeventig minuten te kunnen onderdompelen in de muziek van The War On Drugs in een livebewerking van de studiomuziek. Je kunt er diverse draaibeurten aan wijden zonder dat het gaat vervelen. De beleving, bezieling en muzikaliteit is van een hoog niveau.

Live reputatie

Velen zullen de band nog niet live aan het werk hebben gezien en gehoord. Hoog tijd voor een liveregistratie om de pijn van het gemis aan een concert te verzachten. Live Drugs is een verzameling van liedjes, opgenomen tijdens de veertig shows tussen 2014 en 2019, die werden vastgelegd op een harddisk van de bandleider zelf. Zoals hij zelf over het album vertelt, zijn het interpretaties van de eigen muziek van de band en zeker geen kopie van wat ze in de studio hebben gemaakt. Het hoeft immers niet steeds hetzelfde te klinken! En daar zijn we als liefhebbers dus alleen maar blij mee.

Het oorspronkelijke duo Adam Granduciel en Kurt Vile dat The War On Drugs oprichtte, is inmiddels met toetsenist/drummer Charlie Hall, drummer Kyle Lloyd en bassist David Hartley uitgegroeid tot een kwintet. Muzikaal hebben ze met vier albums een belangrijke proeve van bekwaamheid gegeven. Vooral dankzij Lost in The Dream uit 2014 en A Deeper Understanding dat in 2017 verscheen, kan de band terugkijken op lovende kritieken uit heel de wereld.

Componist Adam Granduciel is hofleverancier van het repertoire van de band. Granduciel verzorgt tevens het vocale geluid van de band, al horen we Kurt Vile hier en daar iets toevoegen in de zang. De licht hees-rauwe stem van Granduciel is als een ruwe diamant, die steeds meer gaat schijnen in het geluid van de band, die hem omringt en ondersteunt in de liedjes die we mogen horen en die af en toe opstuwen. Als de mondharmonica klinkt in ‘Eyes to the Wind’ kunnen we een vergelijking met Bob Dylan niet bedwingen, maar de klanken worden overgenomen door een saxofoon om die vergelijking meteen weg te wuiven. Instrumentaal halen de bandleden inspiratie uit de muziek van Sonic Youth en zeker ook Neil Young, maar maken ze er inmiddels een heel eigen stijl van door voornoemde elementen te vermengen.

Omarmen en knuffelen

Velen zullen uitgekeken hebben naar het album Live Drugs. Voor anderen is het eigenlijk gewoon een nieuw album van The War On Drugs, omdat het alweer drie jaar geleden is dat we nieuw werk kregen aangereikt. Het album kent tien nummers, die je stuk voor stuk de hele herfst zullen verwarmen in opmaat naar de winter. Een album om te omarmen en te knuffelen in deze barre tijden van een virus dat ons in de greep houdt. Waar het gevoel bij een liveconcert te zijn zich geleidelijk ontvouwt, spreidt de muziek zich als een warme deken over je heen. Na een inspirerende, vlammende, maar beheerste uitvoering van ‘Accidentally Like A Martyr’, wordt de band voorgesteld en het publiek bedankt, terwijl ‘Eyes to the Wind’ zich langzaam laat opgloeien. Het zijn allemaal ingrediënten voor een beleving, die vraagt om het volume steeds meer op te schroeven en zich te laten meevoeren op de klanken van deze fantastische band.

Bij het laatste nummer, ‘In Reverse’, wordt het publiek opnieuw bedankt alsof we naar één concertregistratie hebben geluisterd. Dat is niet zoals het werkelijk is, maar het voelt wel zo. Want Live Drugs kan zich scharen bij een van de mooiste live albums ooit. Kortom, een heerlijke beleving!