Muziek / Album

Dubieus maar interessant experiment

recensie: Beirut - March of the Zapotec / Holland

Het muzikale brein van de New Yorkse band Beirut, Zach Condon, drukt media en publiek op het hart dat March of the Zapotec/ Holland géén nieuw album van zijn groep is. Het gaat hier om een dubbel-EP, waarvan de tweede eigenlijk gemaakt is door zijn artistieke alter ego Real People. Dat het maar even duidelijk is. Op March of the Zapotec experimenteert Condon met muziek uit Midden-Amerika, en op Holland zijn het vooral elektronische waagstukken die de boventoon voeren.

Misschien een beetje veel probeersels voor de fans van de twee eerder verschenen Beirut-albums, maar Condon laat ons in ieder geval nieuwe dingen horen. Voor de eerste EP reisde hij af naar Teotitlan del Valle in Mexico, waar hij een band die vooral ervaring had met het spelen op begrafenissen overhaalde om samen met hem muziek te gaan maken. Het resultaat van de samenwerking met deze Jiminezband is te horen in de zes nummers van March of the Zapotec.

De eerste EP

~

De blazers van de muziekgroep domineren. Ze spelen veelvuldig trompet, trombone, tuba en hobo op de overwegend instrumentale nummers. Of dit nu typisch Mexciaans is, is nog maar de vraag, maar de melancholische melodielijnen die de blazers laten horen in combinatie met de lage klanken uit Condons keel, zorgen ervoor dat de basis voor een droefgeestige stemming snel gelegd is. In ‘La Llorna’ (gebaseerd op een Mexicaanse mythe over de dolende geest van een ontroostbare vrouw) zingt Condon langzaam ‘No man ever could steal her heart / but with bright cold coins I’ll take my shot.’ Alsof je in een sprookje wordt meegesleurd en er niet meer uitkomt. Maar de nummers worden jammer genoeg snel eentonig, en de melancholie verveelt op den duur meer dan dat zij vervoert.

Bring out the synth!

Met de tweede EP Holland breekt het synthesizergeweld los. Op ‘My Night with the Prostitute from Marseille’ slaat Condon de plank mis. Het lijkt of de tekst, die ook prima op March of the Zapotec had gepast, een eigen leven is gaan leiden en er iemand per ongeluk een dikke electropopbeat onder heeft gezet. Het resultaat is een geknutseld nummer dat kant noch wal raakt. Hetzelfde geldt voor ‘No Dice’, dat zo van een verzamelcd met de allerslechtste Eurodisco lijkt te komen. De lichtpuntjes van Holland zijn ‘Venice’, waar de langzame synhtesizereffecten wel goed zijn afgestemd op de tekst en de stem van Condon, en ‘The Concubine’, waar hij bij uitzondering nu eens wat creatiever gebruik maakt van de mogelijkheden van zijn stem.

Experiment geslaagd?

Fans van het eerdere werk van Beirut zullen wellicht teleurgesteld zijn, maar het moet gezegd worden dat Condon wel lef toont door de mogelijkheden van zowel zijn muzikale nieuwsgierigheid als zijn talent op te zoeken. En dat zal niet door iedereen gewaardeerd worden. Maar of het je goedkeuring weg kan dragen of niet, het is het proberen waard. Zo kom je nog eens buiten je eigen muzikale kader en word je misschien wel verrast. En waarom dan niet in de vorm van deze dubbel-EP?

Kunst / Expo binnenland

Kijken naar tijd

recensie: David Claerbout - The Shape of Time

In De Pont te Tilburg is momenteel een overzichtstentoonstelling van de Belgische kunstenaar David Claerbout (1969) te zien. Claerbout maakt trage, poëtische films waarin het vergaan van de tijd centraal staat.

Zaaloverzicht David Claerbout (foto Peter Cox)

Zaaloverzicht David Claerbout (foto Peter Cox)

In de tentoonstelling zijn tien werken te zien daterend van eind jaren negentig tot nu. De films van de laatste twee jaar staan echter centraal. Zo is Riverside uit 2009 nu voor het eerst te zien. Dit werk bestaat eigenlijk uit twee films, die op twee verschillende schermen worden vertoond. Een bergbeekje in Frankrijk speelt de hoofdrol. De film op het linkerscherm verhaalt over een jonge man die aan het begin van de film bij bewustzijn komt nadat hij van zijn fiets is gevallen in een groen heuvellandschap. Hij volgt daarop een klein riviertje op zoek naar menselijk contact. Het verhaal op het rechterdoek laat een vrouw zien in een dure auto die de weg kwijt is geraakt. Ze loopt langs het bergriviertje om haar frustraties kwijt te raken. Vanuit twee verschillende perspectieven wordt hetzelfde verhaal verteld. Het dwingt de kijker een actieve kijkhouding aan te nemen. Het uitdagen van de beschouwer door Claerbout in dit werk is echter nog een simpel voorbeeld.

Zonlicht

Riverside, 2008 (dubbel kanaals video installatie)

Riverside, 2008 (dubbel kanaals video installatie)

White House (2006) is iets moeilijker te doorgronden. Er zijn twee mannen te zien op de veranda van een wit landhuis in een groene omgeving. Ze ruziën in het Frans, waarop de ene de andere aanvalt en hem uiteindelijk vermoordt. Het is een korte scène, die in een loop wordt vertoond. Althans, dat lijkt zo. Wanneer de video vaker wordt bekeken vallen de steeds langer wordende schaduwen op. De video duurt dan ook 13 uur. Terwijl de twee acteurs de scène telkens opnieuw spelen, komt de tijd van de film overeen met de reële tijd.

Reflecting Sunset (2003) lijkt een foto te zijn van de façade van het Stazione Maritima in Napels. Wanneer er echter aandachtig wordt gekeken, wordt duidelijk dat het zonlicht dat in de ramen wordt gereflecteerd zich heel langzaam van links van het beeld naar rechts verplaatst. Ook hier correspondeert de tijd van de video (38 minuten) met de tijd die het zonlicht nodig heeft die afstand af te leggen.

Claerbout geeft in zijn werk alle ruimte aan tijd, waardoor de films heel traag zijn. Ze moeten dan ook met veel geduld en aandacht worden bekeken. De vaak minimale veranderingen in het beeld zouden anders natuurlijk niet naar voren komen. Claerbout wil dan ook dat mensen weer beter gaan kijken. Hij reageert met zijn werk op het luie kijkgedrag dat wij door televisie en film hebben aangeleerd.

Trucje

Claerbout zaaloverzicht (foto Peter Cox

Claerbout zaaloverzicht (foto Peter Cox

Een groot nadeel van een overzichtstentoonstelling van David Claerbout is echter dat na een aantal films het trucje zichtbaar wordt. Kijkend naar een zogenaamd verstild beeld is het gauw duidelijk dat er gelet moet worden op het zonlicht en de schaduw.

Desondanks hebben de films van Claerbout een poëtische uitstraling. Ook met voorkennis blijf je wachten tot de zonnestralen het volgende raam hebben bereikt, of tot de schaduw een steen in het donker heeft gehuld. Minimale veranderingen, maar veranderingen waar je best even voor wilt wachten.

Theater / Voorstelling

Fantastisch ondergronds kindertheater

recensie: Toneelschap Beumer & Drost - Drempelen

Drie mannen zitten onder de grond en graven. Ze zingen wat en lezen. Wat ze daar te zoeken hebben, zo ver onder het aardoppervlak? Dat wordt niet duidelijk. Maar het doet er eigenlijk ook niet toe. Ze zijn daar nu eenmaal en maken er het beste van. En juist dat ongedwongene maakt Drempelen van Toneelschap Beumer & Drost tot een sprankelende kindervoorstelling.

~

Maurits van den Berg, Sacha Muller en Sjors Stassen hebben het zwaar. Zweet parelt op hun voorhoofden. Het publiek kijkt er niet van op. De acteurs springen, zingen en dansen. Ze klimmen door de stellage op het toneel en laten zich weer naar beneden vallen. Drempelen is energiek, dat in ieder geval. Een klein meisje, achterin de zaal, giechelt onophoudelijk. Ook humor is er genoeg in de voorstelling. De kinderen in de zaal kijken met grote ogen naar het toneel. Dit stuk heeft alles wat een goede kindervoorstelling in zich moet hebben. Het intrigeert en speelt met de verbeelding.

Energiek & komisch

~

Het is de constante kwaliteit die Drempelen tot een topvoorstelling maakt. Zo lijken de acteurs zich, de 60 minuten die het stuk duurt, volledig te geven. Hun spel is krachtig en energiek. Momenten van mindere concentratie zijn niet te ontdekken. Ze acteren zowel de komische situaties als twijfel overtuigend. Muller is ontwapend, terwijl Van den Berg de grenzen trekt en vertelt. Stassen levert bijzonder sterk beeldend spel. Het trio vormt een combinatie, waarin alle elementen van interessant kindertheater worden verenigd. De woorden die over de lippen van de acteurs glijden, zijn duidelijk; maar niet kinderlijk. Hierdoor wordt de tekst haast poëtisch en verveelt de voorstelling ook het oudere publiek niet.

Daarnaast is het decor erg origineel. Het toneelbeeld vindt een balans tussen overzichtelijk en indrukwekkend. De ondergrondse diepte, waar de voorstelling speelt, wordt benadrukt door een grote ijzeren stellage in het midden van het toneel. Dit gevaarte blijkt de basis te vormen voor veel van de opgevoerde scènes. Zowel ontspanning als arbeid vindt er plaats. De personages lezen, slapen en werken in de klimrekachtige constructie. Zo worden er drie witte slangen door het ijzer gelegd, als de mannen aan het werk gaan. Ze blijken iets op te pompen, zand te verplaatsen misschien. Details worden niet gegeven; het getoonde spreekt voor zich. Weer is het evenwicht tussen komisch en serieus perfect en tonen de acteurs zich van hun meest actieve kant.

Een bepaalde rode draad vindt Drempelen in twee witte wezentjes die telkens tevoorschijn komen. Het zijn een soort slangen, zonder ogen of neus. Pacman, maar dan wit. De beestjes duiken op, zingen een liedje, bestuderen de werkende mannen of grinniken geruisloos. Ze zijn aandoenlijk. De kinderen in het publiek schateren.

Boeien zonder verhaal

~

Een verhaal wordt eigenlijk niet verteld in Drempelen. De mannen op het toneel beleven van alles, maar een zeker doel is hierin niet te ontdekken. Dat is ook niet nodig. De losse scènes volgen elkaar logisch op. Het publiek volgt de personages zonder aarzelen. Of twee mannen nu besluiten de derde ‘op te trommelen’ (in de letterlijke zin van het woord) of als ze tot de ontdekking komen dat ze met hun pink radio-ontvangst kunnen bewerkstelligen: alles is even boeiend in beeld gebracht.

Naast de witte medebewoners is er nog één telkens terugkerend element. Soms trilt het plots hevig onder de grond. Af en toe schudt de ijzeren stellage op het toneel heen en weer, grijpen de mannen zich stevig vast of zoeken beschutting. Dit gevaar brengen de gebeurtenissen in Drempelen uiteindelijk tot een overweldigende climax.

Drempelen weet dans, zang en acteren samen te voegen tot een prettige kindervoorstelling. Zowel visueel als tekstueel zit het stuk goed in elkaar. De acteurs raken en verbazen. Beumer & Drost doet het: een voorstelling die kinderen intrigeert, maar ook interessant genoeg is voor een ouder publiek. Absoluut toptheater.

Drempelen staat nog tot en met 29 mei 2009 in theaters door heel Nederland.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Catherine Millet

Postcoïtale herinneringen

.

Jaloezie is het centrale thema in Millets tweede autobiografische roman, met de weinig originele titel Jaloezie. Ook op dit omslag zijn billen prominent aanwezig, maar daarmee houdt ook iedere vergelijking tussen Millets eerste boek, dat gezien wordt als het eerste pornografisch-literaire werk ooit dat geschreven werd door een vrouw, en Jaloezie op. Waar in Het seksuele leven van Catherine M. alle aandacht uitging naar de seksuele ontdekkingsreis van de vertelster, een reis vol groepsseks, exhibitionisme en voortdurend wisselende contacten, leren we in Jaloezie een geheel andere kant van de eminente kunstcritica kennen. De nymfomane Catherine M. krijgt een gezicht en een stem. Wanneer haar voortdurende sekshonger met het klimmen der jaren gestild is, wordt ze overvallen door wagonladingen jaloezie. Ze is jaloers op al die vrouwen die haar man (schrijver Jacques Henric) zonder haar medeweten heeft bemind.

Paranoia
Wat veel lezers choqueerde in Het seksuele leven van Catherine M. was de passieve rol die de vertelster inneemt. Catherine wordt genomen, gebruikt, liefst door dertig mannen tegelijk en aan één stuk door. Geen zin is geen excuus, liefde speelt geen enkele rol. Daarin lijkt de emotionele Catherine uit Jaloezie toch erg op haar alter ego uit Het seksuele leven. Ook in dit boek is Catherine immers het slachtoffer, niet van haar voortdurende zucht naar rauwe seks, maar van haar emoties, die ze lange tijd weigert toe te laten. Millet is het hier niet mee eens.

‘Ik denk dat ik wel veranderd ben. In dit boek ben ik veel actiever. Toen ik erachter kwam dat mijn man seksuele contacten had waar ik niets van wist, ben ik zijn leven gaan uitpluizen. Zijn dagboeken lezen, zijn notitieboekjes doorbladeren, zijn werkkamer inspecteren. Alles even consciëntieus als een archeologe, maar eigenlijk was ik natuurlijk gewoon een spion. Het was morbide!’

~

Millet wordt in de loop van het boek overvallen door een gevoel dat haar onbekend is: ze is jaloers, vreselijk jaloers. Het is een emotie die ze tot dan toe principieel geweigerd heeft te voelen, een gevoel dat niet past binnen de libertijnse moraal van haar seksueel overactieve vriendenkring uit Parijs.

‘Jaloezie is een vorm van paranoia. Alles wat je vindt wordt een bewijs voor dat ene feit waarnaar je op zoek bent.’

Op de vraag of ze nooit heeft overwogen om haar uitbundige levensstijl iets aan te passen, schudt de kleine Française vastberaden haar hoofd. ‘Mais non! Voor mij was het leven zoals ik dat gewoon was een moraal, zorgvuldig opgebouwd uit principes die ik per se trouw wilde blijven. Jacques wist van die principes.’

Dagen vol dagdromen
In haar boek schrijft Millet over haar voortdurende neiging tot dagdromen. Haar fantasie is voortdurend in werking en haalt haar de meest waanzinnige schouwspelen voor de geest. Met de komst van de jaloezie kwamen ook de onaangename fantasieën. ‘Volgens mij is het zo: mensen die in staat zijn tot fantaseren, zijn veel vaker jaloers. Je kunt je allerlei zaken voorstellen die je je helemaal niet voor wílt stellen, zo levendig dat je er naar van wordt. Gelukkig zijn zij die zonder verbeelding zijn!’

Zelf heeft Millet maar weinig ervaring met mensen zonder verbeelding: haar jeugd bracht ze door in de buitenwijken van Parijs, in het gezelschap van een moeder die de hele wereldliteratuur onder dak had. Daar begon de kleine Catherine al op haar tiende met literaire kanonnen als Balzac en Dostojevksi. ‘Maar daar begreep ik natuurlijk toen maar de helft van.’ Later, toen ze verzeild was geraakt in het kunstenaarsleven van de Franse hoofdstad, was ze omringd door creatieve figuren uit het milieu. Haar latere echtgenoot hoorde daar, ondanks zijn beroep (Jacques Henric is schrijver, FH) niet bij. ‘Jacques was erg gereserveerd over zaken als seksualiteit. Misschien dat dat hem juist zo aantrekkelijk maakte. Er was iets mysterieus aan hem’

Inmiddels is Millet schrijfster van twee autobiografische romans die over de hele wereld vertaald zijn en een hele rits kunstboeken. Heeft ze nu het gevoel er ‘echt helemaal bij te horen’, iets waar ze als kind al van droomde?

‘Ik heb erbij gehoord, maar inmiddels ben ik daar niet meer zo mee bezig. Naarmate je ouder wordt, word je ook zekerder van jezelf. Je wordt als het ware steeds meer een individu in plaats van een deel van de groep. Tenminste, zo ging dat bij mij.’

Op naar Libanon
Millet heeft inmiddels de kaap van de zestig gerond. Ze is kortom laat begonnen, maar daar is een verklaring voor. ‘Eén van mijn grote voorbeelden is Marcel Proust. Proust leefde de eerste helft van zijn leven wild en uitbundig, om zich vervolgens in zijn kamer op te sluiten en te schrijven over wat hij tijdens die eerste helft had meegemaakt.’ Dus haar afnemende fantasie is geen reden voor een veranderend schrijverschap? ‘Geenszins.’

Met de expliciete beschrijvingen van haar uitspattingen heeft Millet voor veel vrouwen een verschil gemaakt als het gaat om seksuele bevrijding, decennia na de seksuele revolutie. De schrijfster zelf begreep die opvoedende functie van haar werk in eerste instantie niet helemaal. ‘Maar nu wel, hoor. Dat is een van de redenen dat ik een tweede boek geschreven heb. Ik heb bewust geen emoties aan Catherine toegeschreven in mijn eerste boek. Toen vroegen mensen: voel je dan niets van jaloezie of pijn? Natuurlijk had ik die wel, maar dat waren dezelfde gevoelens als iedereen. Kennelijk willen mensen ook lezen over iets wat niet zo uitzonderlijk is.’

Is ze nu dan wereldberoemd? Millet trekt haar zorgvuldig geëpileerde wenkbrauw op en lacht. ‘Nog niet helemaal. Vorige week heeft een Libanese uitgever de rechten op Het seksuele leven van Catherine M. gekocht. Dat is toch wel erg bijzonder. En binnenkort vertrek ik naar Iran, waar ik een lezing zal houden. Over abstracte kunst. Misschien dat ze daar met mijn romans beter nog even kunnen wachten.’ 

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Joost Zwagerman

‘Gimmick! is eigenlijk een ouderwets verhaal’

De jaren tachtig zijn back. De beenwarmers, de hightech kleuren – het is een kwestie van wachten tot de schoudervullingen de Kalverstraat bevolken. Maar er was meer: geldgraaierij, yupperigheid en niet te vergeten de kunstenaars met rock ’n roll status. Zwagerman tekende het levensgevoel op in Gimmick!, precies twintig jaar geleden. Reden voor een feestje in Paradiso en reden voor 8WEEKLY eens te kijken hoe het ook alweer zat, met de bruisende en snuivende jongelingen en de schrijver die ze schaamteloos neerzette.

Het lijkt een bonte avond te worden, de viering van twintig jaar Gimmick! Ik doe maar een greep: Remco Campert, Moke, Sophie Hilbrand, Herman Brusselmans, Kluun, Marike Jager, Joost van Bellen…
Dat wordt het ook! Er komen veel verschillende gasten, uit de muziek, uit de literatuur. Iedereen die optreedt, heeft voor mij iets met Gimmick! te maken. Niet alleen maar historisch gezien; want niemand van de kunstscene zal op het podium staan. Wel zijn ze hopelijk in het publiek. De Gimmick!-avond van twintig jaar geleden was wel een erg incrowdgebeuren. We wilden deze avond juist breed opzetten, met een hoog do it yourself gehalte.

~

Was je zelf niet ook onderdeel van die incrowd?
Eigenlijk niet… ik was de fly on the wall, heb nooit in het hart van de scene gezeten. Ten eerste was ik student Nederlands en dat was uncool, en ten tweede was ik dichter en dat was also very uncool. Nu is het dichterschap iets avontuurlijks, toen moest je een succesvol internationaal opererende kunstenaar zijn. Stel je voor: iemand die van de Rietveld Academie kwam en het ene jaar voor zijn docent schilderde, verkocht het volgende jaar zijn werk voor 30.000 gulden pér schilderij, mind you. Maar goed, het was een hype, de Nederlandse schilderkunst van toen. Het ging hemelhoog, maar later net zo hard weer naar beneden. Dat tijdvak wilde ik optekenen. En daarvoor heb ik goed rondgekeken en me het jargon eigen gemaakt.

Dus je stelde je toen bewust op als chroniqueur?
Mijn belangrijkste doel was dat ik een boek wilde schrijven voor mijn generatie, een boek dat ik zelf zou willen lezen. En dat bestond uit het optekenen van een levensgevoel dat ik nog nooit was tegengekomen in de Nederlandse literatuur. Maar wel in de boeken van Bret Easton Ellis en Jay McInerney. Het zwarte nihilisme van Ellis en de vederlichte ironie van McInerney, dat is wat me zo aantrok. Zij schreven over de generatie die cocaïne als dragende drug ontdekt. Ik wilde de Amsterdamse uitgaansscene precies zo neerzetten: met een tempo dat wordt bepaald door de coke.

Nu wordt er gesproken van Gimmick! als een ‘scharniermoment’, de ‘sleutelroman van een generatie’. Was je je bewust van het feit dat het boek zo’n lading zou kunnen worden toegeschreven?
Welnee. Dat blijkt achteraf. Ik vroeg me zelfs af of dit onderwerp wel genoeg lezers zou kunnen boeien. Of het niet te veel op seks gericht was, te schaamteloos. Kijk, ik was 23, en ik was er heilig van overtuigd dat ik als jonge schrijver verplicht was iets te schrijven wat tegen de haren in zou strijken. Dan is het wel bevreemdend als je welwillend door de oude elite ontvangen wordt!

Je bent heel behendig omgesprongen met knip– en plakwerk, lenen en verwijzen in Gimmick! Wilde je bewust een lans breken voor de postmodernistische aanpak?
Ik was me daar wel bewust van. Wat die jongens (Ellis en McInerney, red) hebben gedaan met Less then Zero en Bright Lights Big City, dat moest ook gebeuren in Europa.

Dus dat was voornamelijk functioneel: je leende een techniek?
Ja. Maar er zitten natuurlijk ook citaten en verwijzingen in naar de Nederlandse klassiekers. Dat kun je postmodern noemen. Het zijn overigens wel verwijzingen die leuk zijn als je ze herkent, maar die verder niet de loop van het verhaal onderbreken.

Scene nu
Hoe staat het nu met die vrolijk snuivende kunstenaars? Is die scene zich blijven vernieuwen, zijn ze verdwenen of vervangen?

Eind jaren tachtig dachten we dat het wel bij die paar yuppen zou blijven. Nog meer gericht op geld zou het niet worden. Maar de yup van toen fungeerde alleen maar als aanloop naar enorme hebzucht van de jaren negentig en het begin van de 21e eeuw. De geldzucht, het materialisme en het cynisme zijn alleen maar groter geworden.

~

Als ik nu begin twintig was en een roman als Gimmick! zou willen schrijven, zou ik het niet situeren in kringen van beeldend kunstenaars, maar in de wereld van de nouveaux riches. Die Quote 500 jongens, de makelaartjes en accountantjes, die op de vrijdagmiddagborrel staan te pochen met een zakje coke in achterzak. Dat verschijnsel domineert nu Amsterdam.

Maar als je het toch hebt over commercie in de kunst en de geldelijke waardering, wat dan te denken van Damien Hirst met zijn diamanten schedel? Dat zou de kroon kunnen zijn op het leven en werk van de kunstenaars in Gimmick!
Ja, Hirst zou zomaar tot de scene van Gimmick! kunnen behoren. Hij is in ieder geval van dezelfde generatie als de hoofdfiguren. En zijn tongue-in-cheekachtige kunst is helemaal des gimmicks. Achteraf bezien is de werkelijkheid veel brutaler geworden, veel grootschaliger. Hirst zou tegen de hoofdfiguren gezegd hebben dat er meer gebluft moest worden, dat het allemaal nóg schaamtelozer kon.

Coming of age roman
Hoe schaamteloos is Gimmick nu eigenlijk? Het zijn toch ook gewoon jonge jongens met een grote mond?

Het is natuurlijk een satire. Maar toch zijn de meeste anekdotes naar het leven getekend, en vaak genoeg moest ik bij het schrijven zelfs afremmen in plaats van uitvergroten. Het boek is van begin tot eind fictie en de werkelijkheid is alleen maar een uitgangspunt. Die werkelijkheid bood af en toe materiaal dat ik nooit zelf verzonnen zou kunnen hebben. Neem de onstuitbaar creatieve geest van wijlen Peter Giele. Die hield een soort suicide performances en wilde de maandopbrengst van discotheek RoxY door de tent heen blazen met een windturbine. Wie zou dat nog geloven?

Maar goed, dat is eigenlijk maar de achtergrond in het boek. Want het is uiteindelijk een coming of age roman. De jongen die met grote verwachtingen naar de stad gaat en met zijn neus letterlijk op het plaveisel eindigt. Met daaronder de kwelling van de vraag waarom zijn geliefde hem heeft verlaten. Het is eigenlijk een ouderwets liefdesverhaal, opgesierd met wat satire.

Walter
Gevallen dus, onze held. Hoe zou het nu met Walter van Raamsdonk zijn?

Ja… daar denk ik wel eens aan. Met soms zelfs de vage verleiding om een vervolg te schrijven, maar er is al een Ik Jan Cremer 1, 2 en 3, en dat lijkt me wel voldoende.

Maar Walter, die is nu braaf grafisch ontwerper in een buitenwijk van Rotterdam of Den Haag. Hij heeft op tijd het hazenpad gekozen. Kijk, die jongens waren absolute wereldhelden, maar de wereld was niet groter dan de grachtengordel.

Woensdag 15 april in Paradiso: 20 jaar Gimmick! Kaarten € 15,00. Meer informatie: wintertuin.nl

 

Muziek / Concert

Het verhaal

recensie: Storybox in Paradiso

.

Het verhaal is bij velen al bekend: Storybox ontstaat in 2006 met de voorstelling Vernon God Little van het theatergezelschap Huis aan de Amstel. Na de theatertournee maakt de groep opnamen van eigen werk. Het resultaat is het debuutalbum A Fool’s Attempt. De band doet een clubtour en er volgen optredens op Crossing Border, Noorderslag en de Uitmarkt. Maar is dat het hele verhaal? Nee, uiteraard is dat niet het hele verhaal. Nu ja, het is in ieder geval een verhaal met een open einde.

~

Storybox is een Nederlandse band die bestaat uit de Utrechters Helge Slikker, Niels de Rooij, Oscar Buma en Frank Gorter. Of zoals deze karakters uit dit verhaal door Helge Slikker wel omschreven worden: De Dromer, Het Geweten, De Meedenker en De Nuchtere. Een band die hier en daar wel met andere bands vergeleken wordt, maar volgens Helge iets geheel anders brengt. Storybox heeft volgens hem een eerlijke klank. Zonder poespas. Vergelijkingen met andere bands zou Storybox geen goed doen en we zullen die bands dan ook niet in dit verhaal opnemen.

Zweet

Gedegen

Zoals wel vaker bij optredens in de kleine zaal door ‘startende’ bandjes komt de zaal maar langzaam op gang. Het is vaak even aftasten. Maar Storybox zet ondanks een aarzelend welkom van de zaal meteen een prima optreden neer. Hier staat een band die weet dat ze wat te brengen hebben. En ze brengen het ook. De Dromer zingt zijn teksten helder en zuiver, Het Geweten gaat in diepe meditatie met zijn bas, De Meedenker is een met zijn gitaren en banjo en De Nuchtere gaat beheerst om met zijn drums. Het plaatje bij het verhaal moge duidelijk zijn.

~

Storybox zet een gedegen liveoptreden neer dat hun even gedegen album alle eer aan doet. En net zoals het album uit elf goede nummers zonder echte uitschieter bestaat, zo is ook de liveperformance. Geen gekke fratsen of epische momenten. Gewoon een goed en gedegen optreden. Zoals gezegd, hier staan muzikanten die weten wat ze wel en niet kunnen. En datgene wat ze kunnen doen ze gewoon goed: lekkere pop/americana nummers ten gehore brengen. Live net zo goed als op de cd. Dit belooft wat. Het verhaal van Storybox is dan ook nog zeker niet op de laatste pagina beland.

Theater / Voorstelling

Op zoek naar erkenning met Idols-achtige toestanden

recensie: Mugmetdegoudentand - Sexappeal

Drie acteurs zitten in de wachtruimte voor een belangrijke auditie. De stem van de jury schalt genadeloos door de speakers wanneer er weer iemand aan de beurt is om zijn kunstje te vertonen. Het is een parodie op de enorme hoeveelheid talentenjachten die op tv voorbij komen, maar het gaat ook over zoeken naar erkenning en goedkeuring van anderen. Daarmee krijgt deze geestige voorstelling een diepere laag.

~

Sexappeal is het toneeldebuut van Hanneke Groenteman. Ze is bekend als journaliste en tv-presentatrice, maar ook door het feit dat ze flink is afgevallen. Met een tegenspeler als Marcel Musters, die juist opvalt door zijn teddybeerachtige omvang, vormen dik en dun aspecten die niet onberoerd konden worden gelaten in deze voorstelling. Het gaat over de zoektocht naar identiteit, en daarom zijn de karakters die door de drie acteurs Groenteman, Musters en Beppe Costa worden vertolkt, dicht bij hen zelf gehouden. Er wordt zelfs flinke verwarring gekweekt over de personages. Zo is er een voice-over die het publiek doodleuk vertelt dat ze hier naar Hanneke Groenteman zitten te kijken (‘daar kwam u waarschijnlijk allemaal voor’), die een Audrey Hepburn-look-a-like genaamd Audrey Kaasboer speelt, maar in het echte leven  weinig meer te doen heeft en in een caravan woont.

Beppe Costa speelt Luigi Amaretto, net als hijzelf Italiaan, muzikant en vrouwenversierder, maar nog steeds niet getrouwd omdat hij teveel met zichzelf bezig is. En ten slotte Marcel Musters, die Rens Mosterd speelt die te dik is en graag leuk gevonden wil worden. Het creëert een gevoel van echtheid wat toch een beetje betwijfeld moet worden, want het blijft per slot van rekening een toneelstuk. Terwijl ze moeten wachten tot ze voor de jury mogen verschijnen, spelen de acteurs uitvergrotingen van zichzelf. Luigi Amaretto probeert Audrey Kaasboer te versieren met foute, te seksistische openingszinnen, Rens Mosterd toont zijn onzekerheid door met een handpop te spelen en Audrey Kaasboer komt halverwege op in een dikmaakpak. Het is een vreemd stelletje bij elkaar, maar het werkt wel op de lachspieren.

Normen

~

De teleurstellingen die de drie te verwerken krijgen wanneer ze voor de zoveelste keer worden afgewezen door de jury, monden uit van zakdoekmomentjes in gesprekken over serieuzere zaken. Ze bespreken hun onzekerheid op verschillende gebieden: seks, leeftijd, relaties met hun partners of met hun ouders en – natuurlijk – overgewicht. De teksten van Joan Nederlof weten daarbij de juiste toon te raken. Ze zijn erg grappig, maar hebben ook een diepere laag. Het komt er namelijk op neer dat iedereen aan bepaalde normen wil voldoen, die door de maatschappij worden gesteld. Maar de acteurs dagen die normen tegelijkertijd uit: door in een vaalblauw pak of een ouderwets rokje te verschijnen, door als zak patat of travestiet de jurykamer te betreden, kortom: door zich van hun slechtste kant te laten zien. En juist die slechte kant weet de sympathie van het publiek te winnen. Waaruit je alleen maar kunt concluderen dat je je niet door jury’s moet laten beïnvloeden en dat je het beste gewoon jezelf kunt zijn.

Leuke kunstjes

~

De voorstelling moet het hebben van de acteurs; het stuk is zelfs voor hen geschreven. Die verwachtingen worden zeker waar gemaakt. Groenteman weet zich goed staande te houden tussen de door de wol geverfde mannen. Ze laat zich niet van de wijs brengen door de opmerkingen van Costa en ze overtuigt als actrice die iets te vertellen heeft. Toch is het Musters die het meest de voorstelling draagt; hij houdt het groepje bij elkaar. De verschillende verkleedpartijen dragen bij aan de hilariteit, maar er is ook ruimte voor gevoelige liedjes van Costa en andere kunstjes. Groenteman en Musters verrassen met hun leuk uitgevoerde jaren-vijftig-dansje, waarmee ze Fred Astaire en Audrey Hepburn imiteren. Het fluitconcert dat Musters op zijn vingers geeft, levert hem een welgemeend applaus op. Daarmee wordt het publiek eigenlijk de jury, want de echte jury krijgen we nooit te zien. Het is weer een voorbeeld van de verschillende lagen van een voorstelling die op het eerste gezicht alleen maar grappig lijkt, maar wel degelijk veel meer te bieden heeft.

Zo is Sexappeal een goed geslaagde komedie en een parodie op de huidige maatschappij waarin de media bepalen wanneer iemand goed en mooi is. De acteurs dragen het stuk en weten ondanks hun niet altijd even flatteuze uiterlijkheden de sympathie van het publiek te winnen. De toeschouwer verlaat de zaal met een tevreden gevoel: niet alles hoeft perfect te zijn om iemand mooi te maken.

Sexappeal is nog tot en met 29 mei te zien op verschillende plaatsen in het land. Klik hier voor de speellijst.

Theater / Voorstelling

Dagelijkse frustraties van een kat

recensie: Kassys - Good cop bad cop

Twee poezen, één hond en een woonkamer met IKEA-interieur. Meer heeft theatergezelschap Kassys niet nodig. Acteurs kruipen in de huid van dieren en het doorgeslagen egoïsme in de hedendaagse samenleving wordt aan de kaak gesteld. Good cop bad cop is een spannend samenspel van mime en videofragmenten. Het is een voorstelling die speelt met herkenning en haar publiek moeiteloos meevoert. Helaas ontbreekt er iets.

Op de planken wordt geen woord gewisseld. Esther Snelders en Liesbeth Gritter spelen poezen, Tom Heijligers mag een hond worden. En dieren praten nu eenmaal niet. Dieren filosoferen niet eindeloos over innerlijke tegenstrijdigheden of sociaal contact. Dieren doen eigenlijk maar wat. Oftewel: een groter contrast met de mens is haast ondenkbaar. De mens pluist het eigen gedrag (en dat van anderen) doorlopend uit. De achtergrond van ieder kuchje wordt besproken. Zeker in de talloze, o zo populaire, realityprogramma’s. Het analyseren van de eigen gevoelens beleeft daarin een absoluut hoogtepunt. Tot in het absurde worden emoties uiteengezet. Kassys besloot commentaar te leveren.

Hond zonder blaffen

Het is een boeiende vergelijking die het theatergezelschap trekt. Het publiek volgt de belevenissen van twee poezen en een hond. Dieren beleven simpele dingen. Ze spelen met een rechthoekig stuk plastic, springen van een plank of rollen zich op in een hoekje van de kamer. Met als hoogtepunten van de dag: gevoerd worden of naar buiten mogen. Het klinkt alsof er interessantere fenomenen zijn om op te voeren, maar Kassys voegt nog een element toe.

Op een deel van de witte achterwand worden interviews geprojecteerd. Het zijn vraaggesprekken met de personages op het toneel. Ze kijken vlak langs de camera en vertellen over hun angsten, obsessies en frustraties. Het zijn precies de interviews die ook in een willekeurig reality- of spelprogramma voorbij komen. De dieren analyseren hun eigen doen en laten op menselijke wijze. Dit levert niet alleen komische situaties op; het geeft ook nieuwe inzichten.

Nu het dieren zijn die hun hoogtevrees en irritaties uit de doeken doen, lijkt het overdreven. Het publiek knikt en lacht. De uitspraken worden herkend. De situaties zijn humoristisch, omdat de dieren niets meemaken en toch reageren alsof alles van het grootste belang is. Dat werkt op de lachspieren. Het wordt pijnlijk bij het besef, dat de mens eigenlijk precies hetzelfde doet.

De kracht van Good cop bad cop ligt grotendeels in het spel van Snelders, Gritter en Heijligers. Hoewel de acteurs niet miauwend of blaffend, op hun knieën over het toneel kruipen, zijn de dieren volledig herkenbaar. De acteurs hebben de maniertjes en bewegingen van de dieren perfect in de vingers. Voor de ogen van het publiek veranderen zij in geloofwaardige huisdieren. De beesten krijgen een bepaald karakter en zekere denkwijze. Ze zijn volwaardige personages en worden geen karikaturen.

Geen geschuur

Good cop bad cop speelt met een actueel thema en weet dit op humoristische wijze neer te zetten. Toch schuurt er iets in de voorstelling. Of eigenlijk: er schuurt juist níets. Het onderwerp en de uitvoering klinken perfect, maar er is geen tweede laag in het stuk te vinden. Er zijn geen onverwachte momenten of beklemmende situaties. Dit maakt de voorstelling misschien niet minder boeiend, maar tot de kern komen, doet het niet.

De kritiek die Kassys wil leveren, komt nauwelijks aan. Hoewel het stuk alle elementen van de ideale voorstelling in zich heeft, ontbreekt net díe cruciale wending waardoor het publiek verrast wordt en de boodschap aankomt. Het commentaar dat in de voorstelling wordt geuit, blijft uiteindelijk nauwelijks hangen. En dat is jammer.

Good cop bad cop geeft een originele insteek van een actueel thema. Daarnaast is het acteren sterk. De dierlijke personages komen tot leven. De voorstelling is komisch en scherp. Het concept is dus goed, maar in de uitwerking ervan mist iets. Er ontbreekt een verrassende wending of dubbele laag. Nu is Good cop bad cop confronterend, zonder schrijnend te worden.

Good cop bad cop staat 14 en 15 mei in Gent. Het stuk speelt daarna nog in Charleston (South Carolina) van 3 t/m 6 juni 2009.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Bart Koubaa

‘Een boek is een soort cocktail, in mijn geval een Koubaa libre’

.

Bart Koubaa

Bart Koubaa

De ik-figuur drenkt het hele verhaal in zijn cynische wereldbeeld en visie. Kwam het verhaal eerst, of ben je begonnen met het opbouwen van dat personage?
‘Wel, om het klassiek te formuleren: ik wou in de eerste plaats een mens portretteren. Dat was mijn uitgangspunt. De vraag die ik me aanvankelijk stelde, was hoe ver een mens kon gaan in zijn gedragingen en hoe vrij hij eigenlijk is. Redelijk abstracte voornemens, maar eenmaal vertrokken heeft het boek voor een groot stuk zichzelf geschreven. Als omgeving koos ik voor het onderwijs, omdat ik daar goed mee vertrouwd ben en omdat het een heel actueel gegeven is. Denk bijvoorbeeld maar aan de schietpartij in Winnenden, of aan verhalen over leraren die door het lint gaan.’

Je werkt in het onderwijs. Is daar het idee voor dit boek gekomen, dat heel sterk bepaalde pijnpunten in het onderwijssysteem aanhaalt?
‘Ik sta in het avondonderwijs, waar ik bepaalde verhalen te horen kreeg van leraren die overdag lesgeven. Dat deed mij inzien dat er heel wat problemen bestaan binnen het onderwijs, vooral op de beroepsscholen waar deze roman zich afspeelt. Ik ben toen als een soort onderzoeksjournalist mijn oor te luisteren gaan leggen bij leraren uit heel Vlaanderen. Niet undercover, ik maakte hen heel duidelijk dat ik er een boek wou over schrijven. Waar ik eerder terughoudendheid had verwacht, bleken die mensen maar al te graag te willen vertellen over hun situatie. Meer nog, ik kreeg zelf telefoontjes van leraren die me iets kwijt wilden. Op den duur had ik zelfs materiaal te veel. Wie weet, als ik in het leger had gezeten, dan had ik misschien De Militair geschreven.’

Hoe verklaar je die massale reacties?
‘Ik denk dat die mensen het zagen als een mogelijkheid om bepaalde frustraties te ventileren: over de administratie binnen de school, over taalproblemen, agressie, het feit dat ze onderwijzer, dokter en maatschappelijk werker moeten zijn. Ik heb niet met een verborgen camera moeten rondlopen, ze waren blij dat eens kwijt te kunnen. Veel dialogen en anekdotes uit het boek zijn dan ook echt uit het leven gegrepen, maar begrijp goed dat dit een roman is: uiteraard heb ik bepaalde problemen uitvergroot en een eigen ritme gegeven aan de vertelling. Ook zijn er bepaalde dingen verzonnen, maar de problematiek is reëel. Het was vooral dat contrast dat mij intrigeerde: leraar word je uit een soort idealisme, maar heel vaak hoor je juist uit die sector verhalen over alcoholisme, burn-outs, depressies enzovoort.’

~

De hoofdfiguur houdt er een zeer giftige kijk op de dingen op na. Is het lastig om in de huid van zo’n personage te kruipen, of verkneukel je je daar juist in?
‘Ik heb heel veel last gehad met hem, moet ik toegeven. Het feit dat hij extreem rechts stemt bijvoorbeeld, daar had ik het wel moeilijk mee. Zo’n klootzak. Maar aan de andere kant heb ik af en toe wel om hem moeten lachen. In de zin van: wat kraamt hij nu weer uit? Plaatsvervangende schaamte, zeg maar. Vreemd hoor, als zo’n personage het plots van jou gaat overnemen en dingen beweert die lijnrecht tegenover je eigen mening staan. Maar tegelijk is hij volledig ontsproten aan mijn fantasie, dus de vuiligheid die hij spuit moet ook wel ergens uit mijn hoofd komen (lacht).’

Er zitten inderdaad heel wat dingen van jezelf in: je werkt zelf in het onderwijs, net als de leraar doe je aan fotografie en kan je genieten van een lekker glas single malt. Is die overlapping onvermijdelijk?
‘Dat zijn zaken die in het laboratorium van de individuele schrijver rondwaren. Kijk, een boek is een soort cocktail, waarin altijd elementen van jezelf zullen zitten. Die cocktail in mijn geval is ‘Koubaa libre’. Ik ben vast van plan om daar eens over te schrijven, over mijn cocktail.’

Het boek leest bijzonder vlot, mede omdat bepaalde elementen bewust vaag worden gehouden. Op die manier creëer je een soort thrillereffect. Was dat bewust?
‘Naast schrijver ben ik ook muzikant. Wat mij daarom in de eerste plaats interesseert, is ritme. Met dit boek zat het wat dat betreft meteen goed, maar of dat bewust of onbewust was, weet ik niet. Ik steek inderdaad hier en daar een kleine verwijzing of hint in de tekst, maar om nu te zeggen dat ik dat deed om een spanningsboog te creëren: nee. Het paste gewoon binnen het ritme waarin ik het verhaal vertelde.’

Was die verkillende ’twist’ iets wat vooraf vast lag? Het is een heel radicale ingreep in het boek.
‘Ik wist dat er een wending in moest zitten, het mocht niet enkel een boek zijn over onderwijs en uitgebluste leerkrachten. Het moest dieper en verder gaan en een morele grens aftasten. Nu, als je kijkt hoe ver een mens kan gaan, dan beland je misschien wel in de toestanden die mijn leraar uithaalt. Maar het boek is zeker niet geconcipieerd als een verhaal waarin, zoals in een thriller, plots een ommezwaai komt. Die was nodig, maar het is niet de bestaansreden van het verhaal. Ik zou ook niet weten hoe dat moet, een thriller schrijven. Ik hoor van mensen dat de korte hoofdstukken en de mysterieuze elementen aanmanen om verder te lezen – als een pageturner – maar dat heb ik zeker niet bewust gedaan. Mooi meegenomen, evenwel. Een lucky shot.’

Lees hier de recensie van Bart Koubaa’s De Leraar.

 

 

Film / Films

Ontroerend familiedrama

recensie: Still Walking

Het tweede Japanse familiedrama in korte tijd, na Tokyo Sonata, is een subtiele en ontroerende vertelling waarin de gezinsleden elkaar eens niet de huid vol schelden om daarna weer in elkaars armen te vallen, zoals we gewend zijn uit de Franse cinema. Still Walking laat zien hoe het er echt aan toegaat in een (Japanse) familie en verdient het predikaat realistisch dan ook meer dan de hausse aan familiedrama’s die de recente jaren te zien waren.

Regisseur Hirokazu Kore-Eda, die in 2004 veel indruk maakte met Nobody Knows, verdient veel lof voor het feit dat hij de genreclichés, zoals de schreeuwende confrontaties en de geforceerde gelukkige eindes, tot een minimum weet te beperken. Koreeda schreef het boek, waar de film op is gebaseerd, na de dood van zijn ouders om het schuldgevoel te verwerken dat hij te weinig contact met hen had gezocht. Een thema dat nadrukkelijk aan bod komt in deze film.

~

In Still Walking maken we kennis met een Japanse familie die elk jaar bij elkaar komt voor de herdenking van de oudste zoon. Die verdronk jaren geleden nadat hij een kind had gered uit de zee. De vader van het gezin heeft zich nooit over de dood van zijn zoon heen kunnen zetten en heeft weinig oog meer voor zijn dochter en andere zoon Ryota, die hij voortdurend vergelijkt met de overleden Junpei. De film registreert de eendaagse familiebijeenkomst op sobere wijze, met veel aandacht voor de diverse personages die allen genoeg grijstinten meekrijgen om het realisme van de film te versterken.

Vreemd genoeg vonden de filmfestivals van Cannes en Venetië Still Walking kwalitatief niet goed genoeg voor een plek in de competitie en het is aan de inzet van het Filmmuseum te danken dat de film toch nog in de Nederlandse bioscopen wordt vertoond. Still Walking verdient namelijk een groot publiek. Vooral in de relatie tussen de jongste zoon – die getrouwd is met een weduwe met een kind uit haar eerdere huwelijk – en zijn ouders, die dit ten strengste afkeuren en dit door middel van enkele stekende opmerkingen ook laten blijken, maakt de film indruk. Veel blijft onbesproken tussen de ouders en hun zoon, maar de voortreffelijke acteurs kunnen ook zonder woorden de teleurstelling en woede van hun leven op de kijker overbrengen.

Lijdensweg

~

In de mooiste scène van Still Walking komt de jongen die de overleden zoon van de verdrinkingsdood redde op bezoek bij de familie. Elk jaar wordt hij door de moeder van het gezin uitgenodigd om Junpei te herdenken. En elk jaar verwordt dit bezoek weer tot een lijdensweg voor de jongen en de familie, die elkaar niets te zeggen hebben. De moeder vertelt later dat ze hem elk jaar uitnodigt zodat hij nooit zal vergeten wat hij de familie heeft aangedaan.

Hoewel de thematiek zwaarmoedig klinkt, bouwt Kore-Eda genoeg ruimte in voor zeer geestige terzijdes die de film mooi in balans houden. Ook het naturalistische camerawerk, dat optimaal gebruik maakt van het natuurlijke licht en de schuifdeuren in het huis waarin de film zich afspeelt, versterken de melancholische sfeer. Dit alles maakt Still Walking tot een voortreffelijke film die niet alleen een fraai inkijkje biedt in de Japanse cultuur, maar ook iets universeels over families in het algemeen weet te zeggen.