Boeken / Fictie

Een herhaling van verziekte zetten

recensie: Dimitri Verhulst - Godverdomse dagen op een godverdomse bol

Wie met genoegen de verhalen van Dimitri Verhulst las over de zuipschuiten, vuilbekken, lapzwansen en smeerpoetsen uit Reetveerdegem, maar zich soms ook afvroeg hoe het allemaal in vredesnaam zo ver had kunnen komen, kan in Godverdomse dagen op een godverdomse bol een antwoord vinden. Verhulst schreef de geschiedenis van de mensheid in 180 bladzijden, ook wel te zien als een eonenlange prequel van het prachtige De helaasheid der dingen.

Godverdomse dagen is genomineerd voor de Librisprijs. De jury schrijft: ‘Verhulst is zo intens kritisch over de mens, dat je je bijna gedwongen voelt om het voor je soort op te nemen. In een literair landschap waarin net iets te veel thrillers, incestdrama’s en andere voorspelbare verhalen opdoemen, is Godverdomse dagen een verademing.’ Engagement mag weer, moet zelfs volgens sommigen. Het stempel van Thomas Vaessens, die een fel debat over straatrumoer en maatschappelijke betrokkenheid in de letteren ontketende met zijn studie De revanche van de roman (zie link) én plaatsnam in de Librisjury, is duidelijk.

En toen
Is Verhulst dan zo geëngageerd? En behoort Godverdomse dagen tot de zes beste boeken van het afgelopen jaar? Wat mij betreft kunnen beide vragen met ‘nee’ beantwoord worden. Wel schreef hij een merkwaardig boek, dat alle genreaanduidingen tart, geen zier geeft om spanning of plot, maar in de taal alles op alles zet. Het heeft nog het meest weg van een episch dichtwerk. Voor de lezer die zich instelt op ‘een verhaal met een hoofdpersonage waarin u zich ongetwijfeld zo nu en dan herkennen zal’, zoals de flap belooft, kan dat nog een flinke aanslag op het uithoudingsvermogen betekenen.

Het ‘verhaal’ is gauw verteld: ”t’ – de mens – kruipt uit het water en gaat lopen, spreken, samenleven, maar vooral vreten, kezen, liegen. Tot het uiteindelijk op gelijke voet komt te staan met God, namelijk door de allesvernietigende krachten van de atoombom te ontketenen boven Hiroshima. Daarvoor: jagen, verzamelen, ijstijd, volksverhuizingen, prehistorie, Egypte, de Romeinen, middeleeuwen enzovoorts. Door die opzet, waarbij je vanzelf invult ‘en toen, en toen’ lijkt er tegelijk helemaal niets te gebeuren. De boodschap van Verhulst is duidelijk: de geschiedenis is een herhaling van verziekte zetten.

Stromen met woorden
Volledigheid of nauwkeurigheid is geen streven in deze vertelling. Soms maakt Verhulst herkenbare verwijzingen naar de geschiedenis zoals je die op school leert, maar die ogen willekeurig en ook wel wat flauw, alsof het een puzzeltje is. Niet iedereen zal zich trouwens herkennen in deze geschiedenis: ’t is een laaglander, een christen, een man. Een zuipschuit, vuilbek, lapzwans en smeerpoets. Is er dan niets de moeite waard aan het godverdomse wezen? Misschien zijn taal:

De taak die ’t ooit vrijwillig op een dag met veel plezier heeft aangevat, het benoemen van de dingen, is nog altijd onvoltooid. En ’t hoopt dit zo te houden. Want eens de stromen met woorden zullen zijn opgedroogd, zal ’t zijn eigen einde ruiken. Het einde van de woorden, dat is de dood.

Je zou het bijna inconsequent noemen dat Verhulst door zijn ‘stromen met woorden’ dat vervloekte mensdom nog in leven houdt. Zijn uitbundige Vlaams is de hemel in geprezen. Je moet er van houden. Af en toe schiet hij door in grappen en grollen (‘Een eigen grot een plek onder de zon’), andere keren zit er een pareltje tussen (‘Hun lijken worden in wijntonnen naar de kaden gerold en in de rivieren gedropt, waarop ze drijven naar een zee die hen verteren zal’).

Verhulst maakt op een mooie manier het universele particulier en vice versa. ”t’ Is als de onsterfelijke graaf Saint-Germain, die tegelijk zichzelf blijft en transformeert tot tijdgenoot.’ De taal is ook zowel particulier als universeel: Verhulsts stijl is volkomen eigen, maar weet te spreken over de ontdekking van vuur evengoed als over de Verlichting. Het duurt alleen allemaal te lang, of juist te kort: had er een vlammende novelle van gemaakt of een echt episch dichtwerk. Ook epische dichtwerken hebben echter spanning en afwisseling nodig. Als dit het beste is wat hedendaags engagement te bieden heeft – een deprimerende visie op de mens zonder hoop op verbetering – rijst de vraag: wat boeit ’t?

Lees hier de recensie van Thomas Vaessens’ De revanche van de roman.

Film / Films

Schuld en boete

recensie: Three Monkeys

.

De kou en sneeuw uit Uzak en

~

Zoals altijd moeten de films van Ceylan het meer hebben van sfeerbeschrijvingen en psychologische observaties dan van een uitgebreid verhaal. Toch is er in Three Monkeys, waar drie scenarioschrijvers aan meewerkten, meer aandacht voor een plot en spanning dan we van Ceylan gewend zijn. De film opent met een prachtig shot van een auto in de nacht, rijdend door een verlaten bos. Achter het stuur zit de politicus Servet die zijn ogen moeilijk open kan houden. De camera verlaat de wagen, maar blijft hem volgen door het bos. De afstand wordt groter, het licht van de lampen minder en als het helemaal donker is, is er een klap te horen. 

Verkiezingscampagne


Servet blijkt iemand te hebben aangereden. Aangezien hij midden in een verkiezingscampagne zit, overtuigt hij zijn chauffeur Eyüp de schuld op zich te nemen, in ruil voor een fikse financiële vergoeding. Eyüp accepteert het aanbod en verdwijnt voor negen maanden achter de tralies. Intussen willen Eyüps vrouw, Hacer, en zijn zoon, Ismail, een voorschot op het geld. Servet gaat hiermee akkoord en uiteindelijk krijgen hij en Hacer een verhouding. De situatie loopt drastisch uit de hand als Eyüp uit de gevangenis komt. 
 

~

Vanaf het begin is het duidelijk dat het noodlot als een grauwe sluier boven de personages hangt, wat schitterend wordt geïllustreerd door de digitaal gemanipuleerde wolken boven de hemel van Istanbul, zoals altijd de achtergrond voor de films van Ceylan. De titel van de film slaat op het oude adagium van de Japanners, dat de mens niet naar het kwaad moet luisteren en kijken, maar er juist over moet zwijgen. De personages in de film houden zich, met alle gevolgen van dien, aan dit motto. Gaandeweg komt elk personage vast te zitten in het web van leugens dat ze om zichzelf hebben gesponnen. Een tragische afloop is dan ook onvermijdelijk.

Istanbul

~

Gefilmd met HD-camera’s maakt Three Monkeys een onuitwisbare indruk op visueel gebied. Elk shot is er een om in te lijsten, de volle twee uur lang. Bijzonder is dat Ceylan een heel ander beeld van Istanbul laat zien dan we normaal gewend zijn in films. Niet de bruisende, kosmopolitische plek die we zo vaak met de wereldstad associëren, maar juist de vervallen wijken, waar de tijd de afgelopen veertig jaar lijkt te hebben stilgestaan. De scheiding tussen de verschillende werelden die Istanbul herbergt wordt gesymboliseerd door een treinrails die grenst aan het appartement van Eyüp en zijn gezin. Het maakt van Three Monkeys niet alleen een diepgravende karakterstudie over het onvermogen van de mens te communiceren en belangeloos lief te hebben, maar ook tot een analyse van hedendaags Turkije, balancerend op de scheidslijn tussen geschiedenis en moderniteit.

Boeken / Fictie

Omvergeblazen door een hormonenstorm

recensie: Hans Hogenkamp - Dingen die op liefde lijken

.

Hans Hogenkamp debuteerde in 2006 niet geheel onverdienstelijk met zijn roman Excuses voor het ongemak, waarmee hij werd genomineerd voor de Academica Debutantenprijs. Zijn tweede roman Dingen die op liefde lijken is het verhaal van Job, een ondernemer die rijk maar lusteloos is. Althans, tot hij Zanne ontmoet.

Hij sluit niet uit dat hij nog van Karin hield op het moment dat hij Zanne leerde kennen, maar dat was daarna niet meer vast te stellen, zoals je overdag de sterren niet kunt zien omdat de zon schijnt.

Pepernoten

Zoals alle zaken die met grote felheid branden, dooft deze liefde even snel als hij oplaaide. Dingen die op liefde lijken begint met een valse start. Hoofdstuk I lijkt een heimelijke knipoog tussen twee geliefden. De mierzoete reconstructie van die eerste gelukkige dagen blijkt echter de prelude voor de harde werkelijkheid van het daarop volgende hoofdstuk 1.

Deze creatieve dubbeltelling is geen fouttelling. Hogenkamp speelt met de chronologie en het perspectief van de lezer door de brief die Job schrijft aan Zanne over hun affaire af te wisselen met de minder reflectieve (en meer obsessieve) werkelijkheid na de affaire. Twee typen hoofdstukken voor twee verschillende invalshoeken. Schommelend tussen verlangen en woede gedraagt Job zich weer als een tiener, ‘omvergeblazen door een hormonenstorm’. Het lukt hem amper om zijn jaloezie en hypocrisie in bedwang te houden en daarmee stoot hij Zanne steeds verder af. Helaas maakt hij ook de lezer tot slachtoffer van zijn hypocrisie:

De open brief is de slapste vorm voor een column die er is, en Sinterklaas de slapste figuur om zo’n brief aan te richten, en de afgezaagde klaagzang dat de pepernoten begin oktober al in de winkel liggen (hoeveel columns heeft hij al over dit onderwerp gelezen? Tien? Twintig?) het slapste onderwerp om te behandelen.

Het is te hopen dat Hogenkamp deze opmerking enigszins ironisch heeft bedoeld, want de open brief over een mislukte affaire en het verschil tussen mannen en vrouwen, volgt de vroege pepernoten op korte afstand.

Oppervlakkigheid

Dat een onderwerp vaak behandeld is, betekent natuurlijk niet dat er geen ruimte is voor verbetering of een nieuwe interpretatie. Hogenkamp tracht de tijdgeest te vangen en in die zin druipt de oppervlakkigheid er wellicht met recht vanaf. Internetdaten, co-ouderen, Griekse goden-astrologie en andere verschijnselen: het komt allemaal aan bod in een schets van de marktmechanismen die moderne relaties volgens Job kenmerken en die klassieke waarden doen vervagen. Ook de hoofdpersoon worstelt met de houding die hij binnen die context aan moet nemen.

Soll denn kein Angedenken
Ich nehmen mit von hier?
Wenn meine Schmerzen schweigen
Wer sagt mir dann von ihr?

Wat een aanstellerij. Een beetje de intellectueel uithangen, die achteloos levenslessen uit voorbije eeuwen citeert. Alsof die kennis me immuun zou maken voor het leed dat erin besloten lag.

Dat Job zich bewust is van zijn eigen oppervlakkigheid maakt hem echter niet minder verachtelijk. Vanaf het begin varieert de relatie tussen Job en Zanne van klef en obsceen tot ronduit onuitstaanbaar, een beschrijving die ook op hun persoonlijkheden van toepassing is. Het enige personage dat enigszins ongeschonden uit de strijd komt is Karin, de ex-vrouw, maar die komt amper in het verhaal voor.

Anti-muze

Het kan zijn dat Job beter uit de verf was gekomen als hij niet alleen de belichaming van een vervroegde midlifecrisis en oppervlakkigheid was geweest. Zoals het nu op papier staat is het verdraaid lastig om enige empathie voor hem op te brengen, laat staan voor anti-muze Zanne. Dingen die op liefde lijken glijdt makkelijk over het netvlies, maar met name omdat het zo glad is als een glossy.

 

Muziek / Album

Muziek als verwrongen staal

recensie: Stuurbaard Bakkebaard - L'Amour

Wie de bandnaam Stuurbaard Bakkebaard hoort weet waarschijnlijk niet meteen wat daarvan te moeten denken. Een directe associatie met Nederlandstalige muziek kan niet ontkend worden. Het duo Onno Kortland en Timo van Veen, dat in 1996 startte, is inmiddels uitgegroeid tot een vierkoppige band. Marc Koppen versterkte het duo al in 1997. Met dit nieuwe album L’Amour is het dj DNA die het kwartet compleet maakt. DNA (Arjen de Vreede, voorheen bij Urban Dance Squad) voegt ook een nieuwe dimensie toe aan het geluid van Stuurbaard Bakkebaard. Het lijkt erop dat zijn komst de muziek toegankelijker is geworden.

Stuurbaard Bakkebaard uit Eindhoven grossiert al sinds haar bestaan in wat vreemde rockmuziek. Zoals ze zelf schrijven in hun biografie maken ze vieze popmuziek, hoekig en met een groove en, met de komst van DNA, aangevuld met samples en scratches. Het is muziek die vraagt om aandacht; als je vluchtig luistert zul je het geheel wellicht snel afdoen als een bak herrie zonder al te veel inhoud.

Deuntjes en refreintjes

~


Albumopener ‘L’Amour’ biedt diverse geluidjes, tikjes en invloeden die alleen maar van DNA afkomstig kunnen zijn. Het tempo is laag, de zang geeft je het gevoel naar een soort rockballad te luisteren. De toegankelijkheid straalt van dit eerste nummer af, maar dit vervaagt naar het einde van de compositie. Met ‘Cuba’ zet de vervreemding voort want het nummer doet helemaal niet denken aan het zonnige eiland. In ‘Simple Life’ introduceert Stuurbaard Bakkebaard – zoals ze wel vaker doen – deuntjes, refreintjes en stukjes muziek die zich in je brein gaan nestelen. En dat terwijl de omlijsting van het nummer behoorlijk hoekig is. Het gevoel van het openingsnummer keert terug bij ‘White Daughter’ dat weer heel toegankelijk klinkt. Gesamplede strijkers openen het gekke ‘Pimp My Funky Brain’ dat dicht tegen het werk van de Beastie Boys aanleunt, zonder een kopie of parodie te zijn.

Verwrongen staal

Invloeden van anderen vind je overigens genoeg op het werk van Stuurbaard Bakkebaard. Denk aan: Tom Waits, Captain Beefheart, Soulwax en de eerdergenoemde Beastie Boys. Hun invloeden zijn opgenomen in een origineel brouwsel van hoekig en deels akoestisch gespeeld materiaal. Geluidstovenaar DNA weeft hier zijn eigen laag doorheen.

De muziek van Stuurbaard Bakkebaard laat zich op deze cd het best omschrijven als een stuk verwrongen staal in een landschap van historische bouwwerken vermengd met moderne kunst. Zelf omschrijft de band het overigens als volgt: de sfeer van een vervallen nachtclub; rood licht, met een barman die een tand mist en een portier met maar één pink. Het is ruw maar tegelijkertijd gevoelig. Het zoetzuur van augurken. Het is lekker maar ook vreemd. Als je er de tijd niet voor neemt zal het je nooit bevallen. Een groot publiek zal Stuurbaard Bakkebaard met dit vierde album dan ook wel niet weten te bereiken. Maar is dat hun doel?

Theater
special: Een interview met Guy Weizman

‘Countrymuziek heeft iets walgelijks waar ik erg van houd’

.

~

Op dit moment werkt Club Guy & Roni samen met het NNT. Van 9 april tot en met 9 mei spelen zowel acteurs als dansers in een countrymusical: Heelhuids en Halsoverkop. Ko van den Bosch ging samen met het dansgezelschap aan de slag. Zeker geen straf voor Weizman. ‘Ik ben een grote countrymuziek-fan’, bekent de choreograaf lachend. Speciale muziek is niet geschreven voor de musical; in Heelhuids en Halsoverkop worden enkel bestaande nummers gebruikt. ‘Ik wilde pertinent niet dat dit muziektheater zou worden. Bovendien is countrymuziek van zichzelf al erg theatraal. Veel meer dan bijvoorbeeld popmuziek.’ Bij het uitkiezen van de muziek is geen enkel onderscheid gemaakt in tijd of artiest. De mogelijkheden lagen even goed in de countrymuziek van de jaren ’30 als in het oeuvre van bijvoorbeeld Bob Dylan. Weizman praat uitgebreid over de muziekstijl. Een groot enthousiasme is hoorbaar in zijn woorden. ‘Het is muziek van mensen die vechten om te overleven. Daar klinkt een schitterend soort eenzaamheid in door. Daarnaast zijn in country mannen écht man en vrouwen écht vrouw.’ Weizman lacht. ‘Er zit iets walgelijks in countrymuziek, waar ik erg van houd.’

Mooie, bezwete dansers

In alle producties van Club Guy & Roni is een zekere luchtigheid te ontdekken. Weizman zegt humor belangrijk te vinden. Hij zet de mok aan zijn lippen, leunt achterover en denkt even na. ‘Het is zoiets als de suiker in koffie. Het publiek moet af en toe even adem kunnen halen.’ Het gaat de choreograaf namelijk niet louter om vermaak; hij wil communiceren met zijn publiek. ‘Ik wil niet alleen iets moois laten zien. Ik wil mijn publiek niet alleen laten genieten van mooie, bezwete lichamen.’ Weizman gelooft niet, dat zijn publiek het alledaagse leven wil ontsnappen door hun theaterbezoek. ‘Natuurlijk is het leuk om een bepaalde sfeer te scheppen; maar het is niet genoeg. Ik geloof dat de toeschouwers iets missen, iets zoeken. Een theatervoorstelling moet hen laten nadenken. Het zien van een voorstelling moet meer invloed hebben dan het bekijken van een dvd.’

~

Iedere voorstelling is een unieke ervaring, vertelt Weizman. ‘De dansers moeten flexibel genoeg zijn om te reageren op het publiek. Improvisatie in dans is vaak niet helder, maar de danser krijgt wel de ruimte om keuzes te maken. Dat is de vrijheid van het moment.’ Toch verloopt de interactie tussen publiek en dansers soms stroef. Aangezien het gezelschap overal ter wereld op de planken staat, is af en toe sprake van botsende culturen. Weizman klinkt haast trots als hij erover vertelt. ‘We hadden een scène waarin een actrice zich helemaal uitkleedde. In Italië reageerde men daar geschokt op.’ Ook de enorme energie die door de voorstellingen suist, zorgt soms voor geschrokken gezichten in het buitenlands publiek. ‘Dat zijn ze vaak niet gewend.’

Als Alice in de danswereld

Hoewel Club Guy & Roni zelf veel speelt, zijn ze ook betrokken bij andere projecten. Onder andere daardoor wist het dansgezelschap een subsidie te bemachtigen van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+. Nu kan Guy & Roni vier jaar lang op financiële steun rekenen. Eén van de redenen voor deze subsidie is de grote inzet van het gezelschap op het gebied van educatie. Club Guy & Roni doet veel voor een jonger publiek. Weizman blijkt hier bijzonder gedreven in. Hij doet het graag en vindt dit deel van zijn werk ontzettend belangrijk. ‘Educatie is spannend. We zijn niet verplicht het te doen, maar willen het toch graag. Het jonge publiek reageert sterk op onze voorstellingen. Als ze verveeld zijn, laten ze dat onmiddellijk merken. Ze hebben geen filter om die emoties te onderdrukken.’

Een project dat Guy & Roni de afgelopen tijd opzetten met een jonge groep amateurs, werd ontwikkeld in samenwerking met het Hanze Instituut voor Sportstudies. Let’s get physical heette het. Er speelden sporters in een dansvoorstelling. Hoewel het idee goed was, viel de uitwerking ervan wat tegen – aldus sommige recensenten. Weizman kan er niet mee zitten. ‘Het is belangrijk te onthouden dat de reden voor die projecten niet artistiek is. Natuurlijk maken we het zo interessant mogelijk, maar artisticiteit is absoluut niet de hoofdreden.’

Weizman neemt zijn laatste slok koffie en zet de mok op tafel. Hij werpt een blik op zijn telefoon. ‘Het is moeilijk innovatieve dans te maken. Je probeert de grenzen op te zoeken en voelt constant het plafond tegen de bovenkant van je hoofd. Dat maakt het lastig, maar ook spannend. Maar er is op bepaalde gebieden nog zoveel te ontdekken. In delen van de danswereld zijn wij als Alice in Wonderland, maar op sommige vlakken zijn we ook nog kleine mensen. Kleine mensen in deze hele grote kerk.’ Weizman grijnst: ‘goh, dat is best een goede metafoor, al zeg ik het zelf!’

Muziek / Album

Dromerig, maar met de voeten in de aarde

recensie: Bat For Lashes - Two Suns

‘Als je kleine kinderen kunt vermaken, dan zijn Radioheadfans een makkie.’ Dat moet ex-kleuterjuf Natasha Khan zich voorgehouden hebben toen Thom Yorke de relatief nieuwbakken artieste vorig jaar vroeg het voorprogramma van de Europese Radioheadtour te verzorgen. En inderdaad: Khan, alias Bat For Lashes, wist het publiek zonder problemen om haar behendige vingers te winden. Om haar nieuwe fans warm te houden, begon ze na de tour meteen aan een nieuw album. Het resultaat is Two Suns: een indrukwekkend werkje van een megatalent.

Want de in Pakistan opgegroeide, thans in Brighton woonachtige, Natasha Khan is niet alleen singer-songwriter, maar ook multi-instrumentaliste. Een predikaat dat in principe elke gek die op een trommel, een triangel én een tamboerijn kan slaan vrij staat te gebruiken, maar de 29-jarige schone echt toekomt. Gitaar, bas, drums, glockenspiel, piano, harp, naar eigen zeggen weet ze overal wel muziek uit te krijgen. Op haar debuutalbum Fur And Gold uit 2006 leeft ze zich uit op de op-sterven-na-dood gewaande klavecimbel, iets waar ze de muziekcritici zeer mee weet te imponeren. De plaat wordt het jaar daarop dan ook genomineerd voor de prestigieuze Mercury Prize (die uiteindelijk naar de Klaxons gaat, maar dit terzijde).

Tori Amos

~


In veel opzichten is haar tweede album Two Suns een logische opvolger van haar bejubelde debuut. Net als op Fur And Gold experimenteert Khan weer volop met diverse instrumenten en muziekstijlen als folk en pop en gebruikt ze etnische ritmes. Het meest opvallende verschil is dat het allemaal veel grootser en volwassener klinkt. Bij openingnummer ‘Glass’ gaan meteen alle registers open. Zware beats (uit de koker van de psychedelische experimentalisten van Yeasayer), dreigende trommels en een snaarinstrument dat klinkt als de cimbalom (ook gebruikt door Portishead op hun single ‘Sour Times’). Ook qua stem laat Khan meteen horen wat ze in huis heeft. Tori Amos, Björk, Tristan Prettyman, ja zelfs relipopzangeres Amy Grant hoor je er in terug. De vergelijking met Tori Amos gaat niet alleen op qua stem, maar ook qua pianospel op nummers als ‘Moon and Moon’, ‘Siren Song’ en ‘Travelling Woman’.

Jamin in het sprookjesbos

Hoewel het album de mystiek van Clannad, Kate Bush en Fleetwood Mac uitademt, doet het geheel niet aan als zweverig. Door de bij vlagen ijle zang heb je soms het gevoel even in een staat van gewichtsloosheid te verkeren, maar al snel trekken de stevige drums en beats je weer aan je benen naar beneden. Ook single ‘Daniel’ weet je in mum van tijd weer terug op aarde te brengen. Al is het zeker een fijn nummer, de poppy new wavesound tussen al het mysterieuze gewoel doet een beetje aan alsof er in het sprookjesbos, op de plek van het peperkoekenhuisje, opeens een Jamin is neergezet.

Met Two Suns heeft Bat For Lashes laten zien dat experimenteren heus niet altijd sober en buiten de kantlijn hoeft te gebeuren. Haar grootse aanpak heeft haar in dit geval tot een hoger niveau gebracht. Thom Yorke heeft het goed gezien, deze dame gaat het helemaal worden dit jaar. Heb je haar in 2008 bij Radiohead in het Westerpark gemist? Op 16 mei staat ze met haar band in de Melkweg.

Theater / Voorstelling

Een therapeutische sessie over theater

recensie: Laura van Dolron - Als gekken

Acteurs willen altijd in de huid van een ander kruipen. Laura van Dolron vindt dit maar niks; ze is juist benieuwd naar de persoon die de acteur zelf is. Daarom vraagt ze in Als gekken haar acteurs zichzelf te zijn op het podium. Het resultaat is een interessante, doordachte voorstelling met diepere lagen.

~

Het lijkt alsof Laura van Dolron haar voorstelling live regisseert. Ze kijkt vanaf de zijkant van het toneel toe, geeft aanwijzingen, levert commentaar op haar acteurs en legt het publiek uit wat ze nu eigenlijk wil laten zien. Ze vraagt zich af waarom acteurs zich altijd willen verstoppen achter een rol. En waarom het publiek naar het theater komt om anderhalf uur mee te leven met figuren die niet echt bestaan, terwijl er in de echte wereld zoveel mensen met problemen zijn voor wie je echt iets kunt betekenen. Uit deze kritische vragen ontstaat een soort conflict met de vijf acteurs, die helemaal niet zichzelf willen laten zien, maar juist hoe goed ze een ander kunnen spelen.

Ook wordt het publiek erbij betrokken. Dat gaat van de argeloze vraag wie er houdt van publieksparticipatie – waarbij juist de toeschouwers die in paniek raken bij het idee, gevraagd worden het podium te betreden – tot het gênante verzoek van acteur Joris Smit aan een vrouw in het publiek zich uit te kleden. Overigens gaat dit nooit te ver; het publiek wordt nergens gedwongen naast de acteurs te gaan staan en niemand in de zaal hoeft uit de kleren te gaan, want het is nog steeds de acteur die dit doet. Van Dolron zoekt de grenzen van het theater op, maar gaat er niet overheen. Toch weet ze wel een ongemakkelijk gevoel op te roepen over acteren en naar het theater gaan. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar waarom doen we het eigenlijk?

Gek

~

Laura van Dolron is een veelbelovend talent in de theaterwereld. Ze won al verschillende prijzen, waaronder de BNG Nieuwe Theatermakersprijs in 2007 en de Erik Vosprijs in 2008. Ze timmert behoorlijk aan de weg met haar voorstellingen, die altijd draaien om belangrijke (levens)vragen en die altijd tot nadenken stemmen. Voor Als gekken liet ze zich inspireren door de film The idiots van de Deense regisseur Lars von Trier, waarin een groepje vrienden zich van de buitenwereld afschermt om zich daar de hele dag als gekken te gedragen, zodat ze onbelemmerd door sociale regels en verantwoordelijkheden hun ware zelf kunnen ontdekken.

Toch kopieert Van Dolron dit gegeven bewust niet, om er een eigen draai aan te kunnen geven. Met haar acteurs was ze immers ook afgezonderd van de buitenwereld om een voorstelling te maken, om de gek in zichzelf te vinden. Is het niet de kern van acteren om jezelf weg te cijferen en je te verstoppen achter iemand anders? Hiermee zet Van Dolron een interessant stuk neer, dat meer op een therapeutische sessie voor acteurs lijkt dan op een toneelstuk. Ze noemt haar manier van werken niet voor niets ‘stand-up philosophy’ of ‘stand-up therapy’.

Pleidooi voor theater

~

Ondanks de vooruitstrevende gedachten die ten grondslag liggen aan de voorstelling, vormt deze toch vooral een pleidooi voor theater. Het zijn de acteurs die de regisseur duidelijk maken dat al die vragen over de essentie van acteren er niet toe leiden dat ze er maar helemaal mee stoppen. Het is het publiek dat via de acteurs de regisseur laat weten dat het toch naar het theater is gekomen om goede acteurs te bewonderen die een boeiend of ontroerend verhaal kunnen vertellen. En het is de regisseur die, op het laatst met tranen in haar ogen, moet toegeven dat theater betekenis heeft, dat het dingen kan vertellen die niet in normale taal uit te leggen zijn.

Dat heeft Van Dolron uiteraard vanaf het begin in de gaten gehad, want hoewel het allemaal wel lijkt alsof haar regie ter plekke wordt uitgevoerd, blijkt halverwege uit een monoloog van acteur Martijn de Rijk dat zelfs deze voorstelling van begin tot eind bedacht is en dat alle acteurs vooraf ingestudeerde teksten hebben. Zo weet Van Dolron vele lagen in haar stuk aan te brengen, die allemaal overlappen en door elkaar heen lopen. Alles wat de acteurs tegen haar visie als regisseur inbrengen, heeft ze in feite zelf bedacht. Het zorgt ervoor dat het publiek nog verwarder de zaal verlaat en dat is wat de regisseur juist wil bewerkstelligen: dat mensen na gaan denken over wat ze net gezien hebben. Daarmee wordt het onderzoek naar haar eigen obsessie om telkens weer het theater op te zoeken, uiteindelijk een discussie over de verwerping en verdediging van theater, waarbij die laatste overduidelijk wint.

Het is absoluut terecht dat Van Dolron in de korte tijd dat ze in het vak zit, al zoveel prijzen heeft gewonnen. Ze weet het theater op een interessante en indringende manier te benutten om mensen aan het denken te zetten. Als gekken is een overtuigende bevestiging van de relevantie van theater geworden, ook vandaag de dag nog.

Als gekken is nog tot en met 6 juni te zien en maakt onderdeel uit van de Blind Date-serie voor nieuwe theatermakers.

Film / Films

Keizers en zonen

recensie: The Sun & Father and Son

Distributeur Moskwood heeft zich al jarenlang ingezet voor het promoten van de Russische film. Het label is bekend geworden door de uitgaven van Tarkovski’s films en bracht ook de aangrijpende oorlogsfilm Kom en zie uit. Met de release van Aleksandr Sokurovs Father and Son (Otets i syn, 2003) en The Sun (Solntse, 2005) richt Moskwood zich op een regisseur die gezien wordt als het boegbeeld van de eigentijdse Russische cinema.

Sokurov heeft twee algemene fascinaties die steeds in zijn oeuvre terugkomen. De ene is de geschiedenis, waar zijn historische films door een eigenzinnige stijl een nieuwe blik bieden. De andere is zijn focus op familiebanden; de relaties tussen ouders en hun nageslacht kunnen in zijn films haast worden gezien als miniaturen. The Sun wordt overduidelijk bepaald door de eerste en Father and Son (deel van Sokurovs familiecyclus, die recentelijk weer is aangevuld met Aleksandra), door de tweede.

Verslagen keizer

Scène uit <i>The Sun</i>

Scène uit The Sun

The Sun valt in de lijn van zijn voorgaande filmische schetsen van controversiële historische figuren: Moloch (1999, over Hitler) en Taurus (2001, over Lenin). De film is een verbeelding van keizer Hirohito’s ontmoeting met generaal Douglas MacArthur wanneer Japan na een totale nederlaag in de Tweede Wereldoorlog besluit om te capituleren. De film begint als Hirohito in zijn bunker de laatste dagen van de oorlog uitzit door te lezen en zich te storten op zijn hobby: het onderzoeken van zeedieren. De Japanse acteur Issei Ogata geeft een overtuigend gereserveerde keizer neer, die door zijn onwetendheid overkomt als een volwassen kind. Ogata hanteert soms gezichtstics en een stijve mimiek om aan te tonen dat de rol van de keizer een strak keurslijf is.

Hirohito is een controversiële figuur, die tijdens de oorlog in een adem werd genoemd met Hitler en Mussolini. Er is altijd onduidelijkheid geweest over zijn rol in de vele oorlogsmisdaden die de Japanners in Azië hebben gepleegd. Na de oorlog was het voor de Amerikanen noodzakelijk om zijn positie niet aan te tasten om zo Japan weer op te bouwen. De keizer had een goddelijke status, die na de overwinning van de Amerikanen ter discussie kwam te staan, en de film concentreert zich op de wisseling van deze rol in Japan en hoe een diplomatieke MacArthur de keizer op subtiele wijze beïnvloedt. In The Sun kom Hirohito vooral naar voren als een marionet van zijn oorlogskabinet; een man die leeft als een geïnstitutionaliseerde kluizenaar met een symbolische functie en door de nederlaag gedwongen wordt om de realiteit te erkennen.

Bewust alledaags

Scène uit <i>The Sun</i>

Scène uit The Sun

In de gesprekken met MacArthur zijn er vragen over zijn rol en verantwoordelijkheid, maar de film gaat hier niet diep op in. Hirohito blijft boven alles een onwetende man die zich niet bewust is van de schuld die zijn positie met zich meebrengt en in gesprekken met MacArthur veel doortastende vragen probeert te vermijden. Sokurov schetst vooral een sterke sfeer in zijn uitbeelding van het leven van een man met ongekende macht die is gevangen in zijn functie. Het trage tempo geeft een bewust alledaagse sfeer aan het leven van een historisch figuur, iets wat in veel conventionelere biopics wordt vermeden.

De film is een sfeerbeeld dat is opgebouwd vanuit een historische gebeurtenis. Daarbij weet Sokurov de textuur van het moment goed te vangen, maar zijn film zegt verder net iets te weinig over de specifieke personen en gebeurtenissen om echt te boeien. Na de ontmoetingen met MacArthur eindigt de film bovendien met een vreemde anticlimax.

Tederheid en torso’s

Scène uit <i>Father and Son</i>

Scène uit Father and Son

Father and Son is heel andere kost. De film gaat over een naamloze militair en zijn zoon Alexei, die op de militaire academie zit. Er ontstaat een conflict tussen beiden als Alexei merkt dat zijn vader door een oorlogswond niet meer in het leger zit en weer contact met hem zoekt. De film is een poging om de vader-zoon-band te analyseren aan de hand van poëtische beelden en een vage narratieve lijn, maar de geringe leeftijd tussen vader en zoon en hun vele tedere contacten verraden ook een homo-erotische laag. De eerste shots tonen twee mannen die met elkaar worstelen. Hun naakte torso’s wrijven eerst ruw tegen elkaar aan, waarna zij elkaar opeens strelen. Deze elementen komen door hun zelfbewuste artistiekerigheid erg pretentieus over en Sokoruvs zwakte is, net als bij sommige andere van zijn films, dat hij doorslaat in deze stijl. Father and Son heeft een sterk melodramatische lading die door het emotionele acteerwerk en de mooie, maar iets te aanwezige muziek wordt versterkt.

Net als in Alexandra is Sokurov geïnteresseerd in de het leger en Russische militairen, die hij ook hier teder vangt in shots die een warme gloed hebben. Dit prachtige, heldere camerawerk is iets waar menig regisseur jaloers op zal zijn, maar qua verhaal is er weinig richting en doelloze dialogen geven het geheel iets absurds. De film is uiteindelijk een meditatie over de kwetsbaarheid van familiebanden. Ook in die thematiek is er een verband met Alexandra, waarin het verdwijnen van een generatie wordt getoond, terwijl een nieuwe generatie het roer overneemt.

De dvd van The Sun bevat alleen trailers; die van Father and Son bevat naast wat trailers de korte poëtische film A Soldier’s Dream (1995).

Boeken / Fictie

Mijn (te) kleine oorlog

recensie: Kurt Vonnegut (vert. Aukelien Weverling) - Armageddon achteraf

Armageddon achteraf is het eerste postume wapenfeit van de Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut, die in 2007 overleed. Een verzameling van dertien nooit eerder gepubliceerde verhalen die één thema gemeen hebben: van oorlog wordt werkelijk niemand beter.

Eén gebeurtenis is van blijvende invloed geweest op het leven en werken van de schrijven: het bombardement van Dresden in 1945, waarbij tienduizenden burgers om het leven kwamen. Vonnegut was daarbij aanwezig als krijgsgevangene en zag, toen de rook om zijn hoofd was verdwenen, gruwelijke dingen die een mens eigenlijk niet zou mogen zien.

Het zou Vonnegut om begrijpelijke redenen zijn leven lang achtervolgen. In 1969 leidde het tot zijn bekendste roman, Slaughterhouse-Five, waarin hij de gruwel van de oorlog combineerde met bizarre humor en absurde zijsprongen, wat het effect alleen maar vergrootte. Die grillige maar o zo effectieve mengeling van humor, fact en (science)fiction zou de rode draad in zijn oeuvre worden. Zo ook in Armageddon achteraf.

Afleggertje

‘Nooit eerder gepubliceerd’ staat veelal synoniem voor ‘restjes waarmee we na de dood van de auteur nog even mee langs de kassa passeren’. Dat is helaas ook een beetje de indruk die je krijgt bij het lezen van deze bundel. De verhalen halen nergens het niveau dat van Vonnegut te verwachten is: ofwel ze maken een ondermaatse indruk – Vonneguts laatste werkstuk, een speech, slaat werkelijk nergens op en lijkt een zielige poging eens lekker anarchistisch uit de hoek te komen – ofwel is het allemaal al eens gezegd en bijgevolg een afleggertje van eerder en beter werk.

Dresden, na het bombardement

Dresden, na het bombardement

Armageddon achteraf is echter niet volledig overbodig en doet op de beste momenten wel wat denken aan dat andere meesterwerk over de absurditeit van de oorlog: Célines Reis naar het einde van de nacht. Dat is te danken aan het onmiskenbare en eigenzinnige talent van Vonnegut dat hoe dan ook komt bovendrijven. Zo strooit hij bij momenten kwistig puntige oneliners rond: ‘Mijn vrouw stierf kort daarop, aan de zeldzaamste van alle doodsoorzaken, een natuurlijke dood.’ En uit zijn beschrijvingen van het Dresdenbombardement en de nasleep daarvan blijkt hoe dicht hij op die mensonterende gruwel zat:

We braken door een keldermuur heen en ontdekten een stinkende brij van meer dan honderd lijken. Het vuur moest erdoorheen geraasd zijn voordat het gebouw instortte en de uitgangen versperd raakten, want het vlees van diegenen die er lagen had de textuur van pruimen.

Herinnering

Twee stukken uit de bundel stijgen boven de middelmaat uit: ten eerste het verhaal ‘De eenhoornval’, dat zich in de Middeleeuwen afspeelt maar toch heel mooi de tijdloze waanzin van strijd en verwrongen machtsverhoudingen blootlegt. Ten tweede – en hier heeft Vonnegut zelf niets mee uit te staan – de inleiding van zijn zoon, waarin die op geestige wijze in enkele pennentrekken zijn vader probeert te schetsen. Wat bijvoorbeeld hiervan te denken: ‘Toen ik klaagde dat ik voor een artikel waar ik een week aan geschreven had maar vijftig euro betaald kreeg, zei hij dat ik moest bedenken hoeveel het me gekost zou hebben als ik een advertentie van twee pagina’s had geplaatst om te verkondigen dat ik kon schrijven.’

Als grafschrift weegt Armageddon achteraf absoluut te weinig, maar als herinnering aan een unieke schrijver heeft het toch zijn waarde.

 

Film / Films

Zeven schaars geklede jongeren

recensie: Donkey Punch

Van een volledige revival is (nog) geen sprake, maar feit is dat er sinds een paar jaar weer regelmatig leuke horrorfilms uit Groot-Brittannië komen. Een daarvan is Donkey Punch.

~

Een donkey punch? Dat blijkt een handeling te zijn waarbij de man de vrouw, terwijl hij haar van achter neemt – om en nabij zijn moment suprême – een klap in de nek geeft, zodat haar spieren zich spannen. Een en ander schijnt het mannelijk genot te verhogen. Broodje aap of niet, het is het startpunt van een hoop ellende voor zeven jongelui.

Regisseur Olly Blackburn weet, met behulp van flares en uitgewassen beelden, in het begin een heerlijke, lome, zomerse sfeer neer te zetten. Er wordt ruimschoots de tijd genomen om de situatie te schetsen en de personages (in al hun oppervlakkigheid) neer te zetten: drie vriendinnen op vakantie in Spanje die vier jongens tegen het lijf lopen die op een luxueus jacht passen. De tijd wordt vervolgens aan boord ingevuld met zwemmen, muziek, drugs en veel geflirt. Dat elkaar ophitsen blijft leuk – tot het moment van de donkey punch.

Brits horrorgolfje

~

De Britten worden wel eens de uitvinders van de moderne horror genoemd, en als bedenkers van genresymbolen als Frankenstein en Dracula zit er veel in die bewering. Ook op filmgebied kon de Britse horror een potje (en wat nekken) breken. Denk bijvoorbeeld aan de output van de fameuze Hammer-filmstudio. De afgelopen decennia was het echter droevig gesteld met de productie, maar de laatste tijd – zie bijvoorbeeld het binnenkort verschijnende Eden Lake – is er sprake van een kleine opleving. Neil Marshall (Dog Soldiers, The Descent) wordt wel gezien als voorloper hiervan, maar welbeschouwd heeft Donkey Punch, door het ontbreken van monsters of andersoortige bovennatuurlijke elementen, meer raakvlakken met bijvoorbeeld Shane Meadows meesterwerk Dead Man’s Shoes (2004) of – nog eerder – Danny Boyles debuut Shallow Grave (1994). Zonder overigens het hoge niveau van die films te halen.

Ook in Donkey Punch gaat het meer om het groepsproces dan om pure gore. Nadat een van de meisjes de sekscapade niet heeft overleefd, breekt er paniek onder de zes overgeblevenen uit. Wat te doen? De jongens besluiten uit angst voor medeplichtigheid zich op zee van het lijk te ontdoen, waar de twee overgebleven dames tegen in verzet komen. Het resulteert in een constant verschuivend machtsspel tussen de jongeren, want waar de loyaliteit van iedereen ligt blijkt niet zo duidelijk en rotsvast te zijn als van te voren werd gedacht. Dat hierbij nog meer slachtoffers, vallen mag geen verrassing heten.

Inwisselbaar

~

Een (mogelijke) slachtpartij in een claustrofobische ruimte als een schip op volle zee kan erg effectief zijn, zoals Peter Weirs Dead Calm (1989) bewees. Die film had minstens twee sterkte troeven: een geloofwaardig koppel van vlees en bloed, en een onvoorspelbare slechterik. De onbekende cast van Donkey Punch levert weliswaar degelijk werk af, maar echt identificeren of sympathiseren is lastig (zo zijn de twee overgebleven dames niet alleen fysiek volstrekt inwisselbaar). De film mist bovendien someone you love to hate. Niettemin biedt de film een vermakelijke variant op het aloude ’tien kleine negertjes’: zeven schaars geklede jongeren.