Theater
special: Een interview met Guy Weizman

‘Countrymuziek heeft iets walgelijks waar ik erg van houd’

.

~

Op dit moment werkt Club Guy & Roni samen met het NNT. Van 9 april tot en met 9 mei spelen zowel acteurs als dansers in een countrymusical: Heelhuids en Halsoverkop. Ko van den Bosch ging samen met het dansgezelschap aan de slag. Zeker geen straf voor Weizman. ‘Ik ben een grote countrymuziek-fan’, bekent de choreograaf lachend. Speciale muziek is niet geschreven voor de musical; in Heelhuids en Halsoverkop worden enkel bestaande nummers gebruikt. ‘Ik wilde pertinent niet dat dit muziektheater zou worden. Bovendien is countrymuziek van zichzelf al erg theatraal. Veel meer dan bijvoorbeeld popmuziek.’ Bij het uitkiezen van de muziek is geen enkel onderscheid gemaakt in tijd of artiest. De mogelijkheden lagen even goed in de countrymuziek van de jaren ’30 als in het oeuvre van bijvoorbeeld Bob Dylan. Weizman praat uitgebreid over de muziekstijl. Een groot enthousiasme is hoorbaar in zijn woorden. ‘Het is muziek van mensen die vechten om te overleven. Daar klinkt een schitterend soort eenzaamheid in door. Daarnaast zijn in country mannen écht man en vrouwen écht vrouw.’ Weizman lacht. ‘Er zit iets walgelijks in countrymuziek, waar ik erg van houd.’

Mooie, bezwete dansers

In alle producties van Club Guy & Roni is een zekere luchtigheid te ontdekken. Weizman zegt humor belangrijk te vinden. Hij zet de mok aan zijn lippen, leunt achterover en denkt even na. ‘Het is zoiets als de suiker in koffie. Het publiek moet af en toe even adem kunnen halen.’ Het gaat de choreograaf namelijk niet louter om vermaak; hij wil communiceren met zijn publiek. ‘Ik wil niet alleen iets moois laten zien. Ik wil mijn publiek niet alleen laten genieten van mooie, bezwete lichamen.’ Weizman gelooft niet, dat zijn publiek het alledaagse leven wil ontsnappen door hun theaterbezoek. ‘Natuurlijk is het leuk om een bepaalde sfeer te scheppen; maar het is niet genoeg. Ik geloof dat de toeschouwers iets missen, iets zoeken. Een theatervoorstelling moet hen laten nadenken. Het zien van een voorstelling moet meer invloed hebben dan het bekijken van een dvd.’

~

Iedere voorstelling is een unieke ervaring, vertelt Weizman. ‘De dansers moeten flexibel genoeg zijn om te reageren op het publiek. Improvisatie in dans is vaak niet helder, maar de danser krijgt wel de ruimte om keuzes te maken. Dat is de vrijheid van het moment.’ Toch verloopt de interactie tussen publiek en dansers soms stroef. Aangezien het gezelschap overal ter wereld op de planken staat, is af en toe sprake van botsende culturen. Weizman klinkt haast trots als hij erover vertelt. ‘We hadden een scène waarin een actrice zich helemaal uitkleedde. In Italië reageerde men daar geschokt op.’ Ook de enorme energie die door de voorstellingen suist, zorgt soms voor geschrokken gezichten in het buitenlands publiek. ‘Dat zijn ze vaak niet gewend.’

Als Alice in de danswereld

Hoewel Club Guy & Roni zelf veel speelt, zijn ze ook betrokken bij andere projecten. Onder andere daardoor wist het dansgezelschap een subsidie te bemachtigen van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+. Nu kan Guy & Roni vier jaar lang op financiële steun rekenen. Eén van de redenen voor deze subsidie is de grote inzet van het gezelschap op het gebied van educatie. Club Guy & Roni doet veel voor een jonger publiek. Weizman blijkt hier bijzonder gedreven in. Hij doet het graag en vindt dit deel van zijn werk ontzettend belangrijk. ‘Educatie is spannend. We zijn niet verplicht het te doen, maar willen het toch graag. Het jonge publiek reageert sterk op onze voorstellingen. Als ze verveeld zijn, laten ze dat onmiddellijk merken. Ze hebben geen filter om die emoties te onderdrukken.’

Een project dat Guy & Roni de afgelopen tijd opzetten met een jonge groep amateurs, werd ontwikkeld in samenwerking met het Hanze Instituut voor Sportstudies. Let’s get physical heette het. Er speelden sporters in een dansvoorstelling. Hoewel het idee goed was, viel de uitwerking ervan wat tegen – aldus sommige recensenten. Weizman kan er niet mee zitten. ‘Het is belangrijk te onthouden dat de reden voor die projecten niet artistiek is. Natuurlijk maken we het zo interessant mogelijk, maar artisticiteit is absoluut niet de hoofdreden.’

Weizman neemt zijn laatste slok koffie en zet de mok op tafel. Hij werpt een blik op zijn telefoon. ‘Het is moeilijk innovatieve dans te maken. Je probeert de grenzen op te zoeken en voelt constant het plafond tegen de bovenkant van je hoofd. Dat maakt het lastig, maar ook spannend. Maar er is op bepaalde gebieden nog zoveel te ontdekken. In delen van de danswereld zijn wij als Alice in Wonderland, maar op sommige vlakken zijn we ook nog kleine mensen. Kleine mensen in deze hele grote kerk.’ Weizman grijnst: ‘goh, dat is best een goede metafoor, al zeg ik het zelf!’