Film / Films

Cynische tragikomedie

recensie: De laatste dagen van Emma Blank

.

~

Met enkele penseelstreken schetst van Warmerdam de disfunctionele personages die we de komende anderhalf uur zullen volgen. In een afgelegen landhuis aan de Hollandse duinen wacht Emma Blank op haar dood. De autoritaire vrouw (een prachtige rol van Marlies Heuer) wil  dat haar laatste dagen zo aangenaam mogelijk zijn en verwacht dat haar personeel hiervoor zorgt. De toeschouwer vraagt zich echter al snel af waarom butler Haneveld (Gene Bervoets), kokkin Bella (Annet Malherbe), dienstmeid Gonnie (Eva van de Wijdeven) en klusjesman Meijer (Gijs Naber) de steeds vreemder wordende eisen van Emma Blank inwilligen. Gaandeweg wordt duidelijk dat de situatie complexer is dan op het eerste gezicht lijkt en dat het personeel een goede reden heeft om Emma Blank bij te staan.

Zoals altijd heeft Alex van Warmerdam zichzelf in De laatste dagen van Emma Blank, het best te beschrijven als een cynische tragikomedie, ook een rolletje toegewezen: Theo, een op het eerste oog normale man met net overhemd en broek. Dat Theo niet praat en regelmatig uitgelaten moet worden, is een eerste aanwijzing dat hier iets niet klopt. Theo is namelijk een hond, die opspringt tegen iedereen die hij tegenkomt. Alleen al voor de hilarische scène waarin van Warmerdam tegen Gonnie oprijdt is deze film, een bewerking van zijn eigen  toneelstuk, een bioscoopbezoek waard.

Egoïstische opportunisten

~

Van Warmerdam begrijpt echter dat deze sketches, hoe goed geschreven ook, niet genoeg zijn voor een volwaardige speelfilm. Langzaam maar zeker geeft hij meer informatie over het hoe en waarom van de personages, en wordt duidelijk dat niet alleen Emma Blank maar ook  haar personeel grote opportunisten zijn die uit pure hebzucht bereid zijn heel ver te gaan. Met uitzondering van Gonnie, die als enige iets van een ruggengraat vertoont, zijn alle personages in van Warmerdams universum egoïsten die niet in staat zijn belangeloos iets voor een ander te doen, en voor een moment niet aan zichzelf te denken. Hoewel het zonde zou zijn hier te veel weg te geven, wordt die boodschap het best weergeven in het personage van Theo, die nog een cruciale rol zal spelen in het verhaal.

~

Het enige minpuntje aan de film is dat de spitsvondige dialogen van van Warmerdam soms wat onnatuurlijk klinken. Hoewel altijd messcherp en geestig komen de teksten soms iets te gekunsteld over, en het gevolg is dat een deel van de acteurs (met name Eva van de Wijdeven) de dialogen niet volkomen geloofwaardig over kunnen brengen. De regisseur en zijn muze Annet Malherbe hebben hier minder last van, maar bij de jonge garde valt het wel degelijk op. Wellicht omdat de teksten meer passen bij de statuur van de oudere personages. Hierdoor is De laatste dagen van Emma Blank niet de beste film uit de carrière van van Warmerdam. Desondanks blijft het een heerlijke zwarte komedie die je onbedaarlijk doet lachen, maar die ook daadwerkelijk iets zegt over het dunne laagje beschaving waarmee  de mensheid bedekt is.

Film / Films

Onsamenhangend en ongeloofwaardig

recensie: Appaloosa

.

creaties. Deze botsing is ook illustratief voor de kloof die er zit tussen vrijwel elk element in Ed Harris’ bewerking van Robert B. Parkers roman over de vriendschap tussen huurling Virgil Cole (Harris) en zijn rechterhand Everett Hitch (Viggo Mortensen).

~

Het is wellicht niet verrassend dat een acteur, die ook de regie op zich neemt en in dit geval zelfs de productie en het script, moeite heeft om de meerdere rollen even effectief te vervullen. Harris heeft met zijn debuut Pollock al bewezen dat het mogelijk is door zich vast te bijten in de materie en de tijd te nemen om het project uit te werken. Met Appaloosa heeft hij echter zijn hand overspeeld. Harris krijgt geen grip op zijn verhaal en heeft zich gericht op de individuele acteurprestaties, waardoor hij en zijn collega’s elk in een eigen film lijken te zijn beland. Mortensen wordt daarbij niet geholpen door zijn monumentale snor en de pijnlijke voice-over, waarmee hij de film moet openen en sluiten. Harris zelf is wel overtuigend met zijn ingehouden psychose, behalve als hij zich in de nabijheid van een vrouw bevindt en hij verandert in een stotterende puber.

Maar Renée Zellwegger, die als Allie een weduwe speelt die in het stadje Appaloosa opnieuw wil beginnen, is werkelijk een affront. Ze zou het gecompliceerde seksuele hart van de film moeten zijn, maar met haar appelwangen en eeuwige glimlach is ze vooral vermoeiend. Op geen enkel moment wordt geloofwaardig dat Cole voor haar zijn vriendschap met Hitch op het spel zou zetten om zich te vestigen en kindjes te gaan maken. Pijnlijker nog is de manier waarop Allie schippert met haar allianties. Ze tracht Hitch te verleiden en is ook niet afkerig van Braggs avances, zonder dat dit overigens verleidelijk of spannend wordt. Als enige vrouw in een door mannen bevolkte wereld wordt ze geportretteerd als een opportuniste die haar benen spreidt voor elke man die op dat moment de machtigste is. Een beeld dat op zich al weinig verheffend is, maar bij Zellwegger ook nog eens ongeloofwaardig.

Geen enkele spanning
Hoewel ook de overige namen er mogen zijn – Jeremy Irons (schmierend als de slechterik Randall Bragg), Timothy Spall (een van de leiders van het stadje, die vooral bezig is zijn hachje te redden), en Lance Henriksen (als de helft van een stel premiejagers) – maken ze weinig indruk en stijgen nergens boven de zo bekende westernclichés uit. De plot helpt ze daar ook niet bij. De twee worden door het stadsbestuur ingehuurd om de wet te handhaven, waarbij Cole hen dwingt hem alle macht te geven. Samen met Hitch gaat hij achter Bragg aan, omdat die de voorganger van Cole vermoord heeft. Bragg wordt veroordeeld, maar slaagt er onderweg naar de galg in te ontsnappen. Dit omdat Allie, waar Cole ondertussen hopeloos verliefd op is geworden, zich heeft laten ontvoeren door een paar premiejagers die Bragg nog wat verschuldigd zijn. Tot hier is het verhaal volkomen voorspelbaar, maar als Cole en Hitch achter Bragg aangaan lopen zowel plot als thematiek gierend uit de bocht en blijft een serie onsamenhangende scènes over.

~

Het leek Harris ook niet echt te doen om het verhaal. Hij is vooral geïnteresseerd in een studie van een mannenvriendschap, en de manier waardoor die onder druk komt te staan door een vrouw. De chemie tussen Harris en Mortensen is er zeker (hun eerdere samenwerking in A History of Violence zal daarbij geholpen hebben), maar er zit geen enkele spanning in. Er is niets mis met een herinterpretatie van een driehoeksrelatie als deze, de filmgeschiedenis is gebouwd op een paar basisthema’s die steeds opnieuw gerecycled worden, maar zorg dan wel dat de kijker betrokken wordt bij die relatie.

Ook op overige terreinen bewandelt Appaloosa platgetreden paden. Als er een genre is dat het juist moet hebben van clichés is het de western wel, en in die zin is dat niet verrassend. Tijdens het kijken bekruipt toch vooral het gevoel dat al die vaste thema’s veel beter zijn gedaan in andere films. Voorbeelden van wel goed uitgewerkte thema’s zijn die van mannenvriendschappen en groepsspanningen in de westerns van Howard Hawks (vooral Rio Bravo), de vreemdeling die orde op zaken komt stellen in die van Clint Eastwood, de wijze waarop geweld een man verandert in Unforgiven, en de elegantie waarmee John Ford het conflict in zijn films afhandelt. Harris heeft vast goed naar alle voorbeelden gekeken, maar ditmaal had hij het bij acteren moeten laten en wellicht ook een andere bron moeten kiezen.

Theater
special: Jubileumeditie

Springdance 2009

De 25ste editie van Springdance is extra speciaal. Naast de voorstellingen, performances, installaties en discussies, is er dit jaar ook een interessant en aanstekelijk randprogramma. Voor geïnteresseerden is er een hiphop-happening met party, zijn er verschillende Springdance Talks met choreografen en vertellen onderzoekers en makers in ‘Workstories’ hun persoonlijke verhalen en werkmethoden.

Foto: Ontwerp TOMIS

Foto: Ontwerp TOMIS

Lees nu de recensies van: Singular Sensation – Yasmeen Godder | I offer myself to Thee – Jeremy Wade | Beginning, Middle, End – Andrea Bozic, Mãdãlina Dan, Michael Pinchbeck i.s.m. Julia Willms | Solo Israel Galván – Israel Galván | H3 – Bruno Beltrão / Grupo de Ruaterug | Haptic / Adapting for Distortion – Hiroaki Umeda / S20 | Lutz Förster – Lutz Förster

In Theater Kikker en de Stadsschouwburg Utrecht is een bijzondere fotoexpositie met meer dan 200 Springdance foto’s uit de periode 2003-2009 van de vaste Springdance fotograaf Anna van Kooij. Tenslotte, speciaal voor alle bezoekers, journalisten en andere belangstellenden is er de interactieve website: SPRINGDANCE STAGE. Bekijk of deel hier foto’s, filmpjes of ervaringen en neem een kijkje achter de schermen van Springdance. Genoeg te doen en te zien dus op de jubileumeditie van Springdance! (Jella Pichotte)

Fascinerend, meeslepend totaaltheater

Singular Sensation – Yasmeen Godder
Akademietheater, Utrecht • 25 april 2009

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Op de laatste dag van het Springdance-festival 2009 was in het theaterzaaltje van de Hogeschool voor de Kunst Utrecht het stuk Singular Sensation te zien. Wat mij (NJ) betreft de meest ongelooflijke en spraakmakende dansvoorstelling van het festival. Misschien wel van de laatste jaren in Nederland. Een onbespreekbare voorstelling. Bizar spektakelstuk, een totaal freaky dans-theater-mime ervaring. Een voorstelling die je onderdompelt en sprakeloos achterlaat. Totaal anders dan al het eerdere wat je hebt gezien. Een nieuwe kwaliteit.

Itzik Galili, Guy Weizman en Roni Haver zijn in Nederland al langer bekend en gewaardeerd als choreografen. Brengers van gepassioneerde totaalervaringen door middel van vernieuwende moderne dans. Ieder op zijn/haar eigen manier. Itzik Galili als voormalig artistiek leider van Galili Dance uit Groningen en nu met Krisztina de Châtel als artistiek leider van Dansgroep Amsterdam. Guy Weizman en Roni Haver als choreografenduo van het Gronings dansgezelschap Club Guy & Roni. Alledrie lopen ze in Nederland, maar ook internationaal voorop in het creëren van aansprekende vormen van moderne dans. Alle drie ook met roots bij de beroemde Batsheva Dance Company uit Tel Aviv.

Israël: unieke bron van dansvernieuwing

Yasmeen Godder laat zien dat het geen toeval is dat deze bijzondere choreografen alledrie uit Israël komen. Kennelijk heeft het land een zeer vruchtbare danscultuur en is het op dit moment een van de belangrijkste (internationale) bronnen van dansvernieuwing. Godder, maakster van Singular Sensation woont en werkt sinds 1999 in Tel Aviv. Ze is afgestudeerd in New York op uitvoerende dans en choreografie en geboren en opgegroeid in Jeruzalem. Godders werk wordt over de hele wereld vertoond en ze ontving al vele belangrijke choreografie-onderscheidingen, waaronder een Bessie Award.

Over het podium door de gelei glijden

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Het stuk Singular Sensation doet je anderhalf uur lang vol verbazing kijken en luisteren naar een performance-theaterstuk, met heel veel verweven dans, prachtig passend in het geheel. Vijf karaktervolle, zeer volwassen dansers, allemaal even goed als performer en danser, die samen op een leeg wit podium een totaalervaring creëren. Een grijnzende danser met baard, die in hippiebroek als een patiënt in een gesticht met naar binnen-buiten flitsend tongetje zich een weg over het podium baant terwijl die overdreven schietbewegingen maakt. Dansers die zichzelf met verf bekliederen tijdens het klaarkomen, een danser met panty over het hoofd die door andere dansers door de ruimte heen wordt gemanipuleerd. Afpellende verkleed- en ontkleedpartijen, een danseres met decimeters lange rode nagels die naar anderen uitreikt, dansers met maskers op van spaghetti wat uiteindelijk op de grond uiteenvalt. Dansers die kleddernat over gelei van links naar rechts over het podium glijden en dansers die andere dansers met confetti-snippers onderspugen. Dansers die in strijd en spel verwikkeld zijn van onderlinge aandachttrekkerij en afstoten, oorlogsscènes, macho- en verleiding-strategieën, eenzaamheid, loslaten, duwen-trekken, verraad, puberale schietspelletjes, tederheid, regressie, jacht op (sensuele) prikkels, onafhankelijkheid, authenticiteit en intimiteit. Verward in de grenzeloosheid van vele verleidingen en stimuli van de moderne tijd en nep-ervaringen tegenover echte ervaringen.

Schitterende opbouw en samenhang

Klinkt dit onzinnig en bizar? De voorstelling is in het echt nog veel verbazingwekkender. Onbeschrijfbaar. Maakt sprakeloos en is prachtig. Met een bijzondere krachtige opbouw, zeggingskracht, gelaagdheid en dramaturgie die anderhalf uur boeit in een bizar fantasiestuk over de moderne tijd, agressie, seksualiteit, intimiteit en zoektocht naar saamhorigheid. met sfeervolle, bij vlagen dreigende muziekgordijnen die als een onzichtbare maar perfecte passende handschoen het stuk van scène naar scène en van verhaallijn naar verhaallijn duwen. (Nico Janssen)
naar boven

Hallucinerend schouwspel

I Offer Myself to Thee – Jeremy Wade
Huis aan de Werf, Utrecht • 24 april 2009

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

De voorstelling I Offer Myself to Thee van choreograaf Jeremy Wade is een één uur durende hallucinatie. Een hallucinatie die begint in het volle licht en eindigt in het plotselinge donker.

Licht lijkt een belangrijke rol te spelen in deze performance van Wade. Wanneer de choreograaf, danser en muzikant opkomt, blijven de zaallichten branden. We zien hem als een goeroe zijn woord verspreiden op muziek. Een happy hippie op blote voeten, die begeleidt door Brendan Dougherty en Keith O’Brien op gitaar en drums een zweverig nummer zingt en ronddraait. Aan weerszijden van de vloer hangt een lampengordijn. Tijdens het nummer doven het zaallicht en de lampen langzaam. Wade wisselt danschoreografiën af met zang en monologen. De zijkanten van de vloer staan vol met verschillende soorten lampen.

Voor elke scène gebruikt hij een andere set lampen. Wade stelt zijn publiek zwaar op de proef door een stadionlamp op hen gericht te houden. Met slechts dat licht achter hem lijkt hij tegen het publiek te prediken over de liefde. Ook het gebruik van de stroboscoop in één van zijn scènes maakt het stuk tot een uitdaging. In I Offer Myself to Thee geeft Wade zich helemaal over aan het publiek. De bezoekers worden vanaf het eerste moment gedrogeerd door de muziek, de verlichting en de monologen. En de openbaring dat het leven draait om de beweging richting de liefde. De performance zit strak in elkaar en geeft de bezoeker geen moment de kans even de aandacht te verslappen.

Jeremy Wade stond in 2007 op Springdance met zijn eerste groepstukand pulled out their hair en begin dit jaar stond de choreograaf met een net zo hallucinerende voorstelling Throwing Rainbows Up op het Something Raw Festival. De performances van Wade zijn iedere keer weer een bijzondere voorstelling waarin de bezoekers op de proef worden gesteld. (Mariëlla Pichotte)
naar boven

Boeiend van begin tot eind

Beginning, Middle, End – Andrea Bozic, Mãdãlina Dan, Michael Pinchbeck i.s.m. Julia Willms
Springdance Festival, Utrecht • 23 april 2009

Foto: Andrea Bozic

Foto: Andrea Bozic

Een hand op een projectiescherm tekent de schaduw van een in het wit geklede dame. De hand probeert haar tempo bij te houden. Een dame met bruine afro-pruik op en blauwe flippers aan haar voeten neemt de meest aparte houdingen aan. Een man in berenpak legt uit: ‘I wanted to be bare for you, but then I realized that I didn’t like to be naked. So I got these bear suits.’

Op het Springdance-festival weet je nu eenmaal nooit wat je te wachten staat…

‘In the Beginning there was a…’ Zo spreekt Andrea Bozic. Achter haar noteert een geprojecteerde hand – die van Julia Willms, die achter een tekentafel aan de linkerkant van het podium zit – de woorden op een leeg vel. Het vel wordt doorgeschoven en de hand tekent exact de omtrek van Bozics schaduw. Ze beweegt en de hand probeert haar bij te houden. Naarmate de bewegingen sneller worden, worden de tekeningen rommeliger en de eerst zo nette schaduwen worden gestileerde stokpoppetjes. De tekeningen lopen over elkaar, door elkaar heen, als Bozic de pen wegblaast laat die een lange streep achter op het vel.

Het eerste stuk van Beginning, Middle, End beslaat dit boeiende spel tussen mens en projectie, van schaduw en pen. De schaduwen van Bozic worden heel secuur nagetekend op het vel papier, tot in het laatste detail, en hoe snel Bozic zich ook beweegt, de pen houdt haar bij. Grappig is het wanneer ze niest en de pen een inktvlek als reactie achterlaat, of wanneer de twee een wedstrijd aangaan: hoe harder Andrea Bozic schreeuwt, hoe groter de inktvlek van de pen dient te worden. Even later is het vel volledig vol gespat met zwarte inkt.

Middelpunt van de belangstelling

Foto: Madalina Dan

Foto: Madalina Dan

Na deze bijna poëtische bespiegeling op het begin, vangt het middelste stuk van de voorstelling aan. Het publiek krijgt Mãdãlina Dan te zien, gekleed in een rood met zwart jurkje, een bruine afro-pruik op het hoofd, een rol aan haar voeten. Ze poseert, zwijgend, in allerhande posities en met subtiele bewegingen. Het publiek zwijgt evenzo: waar gaat dit over? Wat krijgen we te zien?

Nadat ze het publiek lang genoeg in spanning heeft gehouden, schopt Dan de rol voor haar voeten weg en onthult een blauwe loper en haar in flippers gestoken voeten. Daarmee verandert het krampachtig poserende model van even daarvoor in een sullige Katrien Duck die zich in allerlei bochten wringt om – verleidelijk? – over te komen.

Het plotselinge absurdisme maakt het middenstuk vrij komisch: alle bewegingen en geluiden krijgen plotseling een associatie met eenden en ander gevogelte. Hier is weer een heel ander idee van ‘midden’ opgeworpen, namelijk ‘midden’ als ‘middelpunt van de belangstelling’.

‘This is the End. Welcome.’

Foto: Michael Pinchbeck

Foto: Michael Pinchbeck

Michael Pinchback, die we al even eerder zagen als rennende bijfiguur in Beginning, komt ten tonele in een zwarte boxershort. Zijn deel van de voorstelling moet het vooral hebben van de taalfilosofische bespiegelingen op de woorden ‘begin’, ‘midden’ en ‘einde’ en de Engelse homoniemen ‘bare’ en ‘bear’. Hij verwondert zich over het feit dat in het script van de voorstelling The Winters Tale stond: ‘Exit persuit by bear’. Gaat het hier, zo vraagt hij zich af, om een echte beer of een man in berenpak? Uiteindelijk raakt hij letterlijk onder zijn eigen woordspelingen bedolven, als hij ze, liggend op de grond in zijn berenpak, opleest en wegwerpt.

‘He didn’t want it to end like this’, zegt Julia Willms nog, vanachter haar microfoon. ‘But he just couldn’t find the words.’ (Rianne Werring)
naar boven

Eigenzinnige, gestripte flamencovoorstelling van een Spaanse grootheid

Solo Israel Galván – Israel Galván
Stadsschouwburg, Utrecht • 18 april 2009

Als kenner en veelvuldig bezoeker van moderne dans is het een enorme cultuurshock om bij een flamencovoorstelling aanwezig te zijn. Hoewel ook bij flamencodans centraal staat, voel ik me als een vis op het droge bij de voorstelling Solo Israel Galván van Israel Galván.

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Zeker, ik was zowel in Spanje als in Nederland eerder bij flamencovoorstellingen. Vooral voor de show, de temperamentvolle mannen en vrouwen, de sensueel-erotische lading, schitterende kleding, (gitaar)muziek en melancholieke zang. En ook van tv ken ik flamenco. Maar Israel Galván brengt op het Springdance-festival in Utrecht heel wat anders. Voer voor echte kenners, zo is al snel te merken aan het enthousiasme van vooral het vrouwelijke publiek. Galván heeft de flamenco helemaal gestript, ontdaan van alle parafernalia en tot zijn essentie teruggebracht. Dus geen opzwepende muziek in de vorm van begeleidende gitaren, zang of percussie, geen opzwepende danseressen met ravissante opgesmukte jurken, geen extravagante kostuums, geen donkere broeierige sfeer en geen show. De enige muziek die deze vanavond zal klinken zijn de klanken, geluiden en ritmes die Galván zelf voortbrengt, met handen, voeten en mond. De iele gestalte van Galván staat vanavond alleen, ontdaan van macho-opsmuk, in onopvallend overhemd, zwarte broek en korte laarzen. In een zaal waar de avondzon door de enorme ramen vol naar binnenstroomt.

Flamenco-grootheid

Galván is een grootheid in de hedendaagse flamenco, met vele onderscheidingen in eigen land (Spanje) en daarbuiten op z’n naam. Internationaal bekend om zijn eigenzinnigheid en geheel eigen, nieuwe (moderne) invulling van het flamenco-vocabulaire. Een dans die Galván (Sevilla, 1973) met de paplepel ingegoten kreeg door zijn ouders, die beiden ook als flamencodansers actief waren. Eigenlijk wilde Galván voetballer worden, maar zijn ouders lagen dwars. Net als zij moest hij ook het flamenco-vak in en zo geschiedde.

Op de huid

Tijdens het optreden is er nauwelijks afstand tussen Galván en het publiek. Niet fysiek en niet emotioneel. Zijn kwetsbaarheid is voelbaar. Je zit op zijn huid. Galván rust uit op een stoel op het podium, wist zweet af, is moe, begint een drumsolo op de muur, staat met blote voeten in een bak zand in hip-hop stijl van links naar rechts te bewegen, of in een laag meel waarin hij als een muilezel wolken stof produceert. Soms lijkt het of hij reageert op de kreten en geroezemoes uit het publiek. Of hij valt stil en pikt het later weer op. Bijna improviserend en ingetogen. Dan weer met virtuoze voetcombinaties, roffels en energieke gebaren, de armen uitslaand als een dreigende zwaan. Waar het heengaat is onduidelijk, een verhaal met open einde. Ja, we zien regelmatig de bekende toreodor-act, of solo’s die op galop van een paard lijken. Maar die wisselt Galván net zo makkelijk af met sensueel vrouwelijk heupwiegen en sloom naar voren en achteren buigen, alsof hij uit balans is. Bijna als zelfspot op zijn andere macho-elementen.

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

De hele ruimte wordt gebruikt om basiselementen van de flamenco te hergebruiken in geheel nieuwe virtuoze combinaties van arm en voetbewegingen. Voortdurend creëert Galván zijn eigen soundscapes. Met ritmisch stampen, over de vloer slepende voeten, handen die slaan op dijen en borsten, fluiten, knippende vingers en zoemend gemummel uit zijn mond dat op liedje lijkt. Een symphonie waarop hij zijn choreografie danst.

Voer voor liefhebbers

Ja, na afloop weet ik dat ik een technische ongelooflijke voorstelling heb gezien, van een virtuoze danser, bewegend tussen vrije improvisatie en vaste structuren. Toch heeft het me net niet echt kunnen pakken, vastgebakken als ik zit in de toch heel andere conventies en bewegingsfrasen van moderne dans. En om heel eerlijk te zijn, ik miste de show en opsmuk van zo’n standaard flamencovoorstelling. Voor liefhebbers van flamenco-avant-garde en technisch kunnen, is de voorstelling van Israel Galván een bijzonder hoogtepunt van het Springdance-festival 2009. (Nico Janssen)
naar boven

Beltrão haalt straat uit hiphop

H3 – Bruno Beltrão / Grupo de Ruaterug
Stadschouwburg, Utrecht • 18 april 2009

Na drie jaar zijn de jonge choreograaf Bruno Beltrão en zijn Braziliaanse Grupo de Rua terug op het Springdance-festival met H3. In 2005 verzorgden zij met het succesvolle H2 de opening van het festival. De rigoureuze choreografieën van de Braziliaan vinden hun oorsprong in de explosieve lichamelijkheid van de hiphop en zijn eigen culturele achtergrond.

Foto: Lucie Vangerven Academie Anderlecht

Foto: Lucie Vangerven Academie Anderlecht

Maar anders dan de meeste groepen trekt Grupo de Rua de bewegingen van hiphop uit elkaar en proberen zij het op een nieuw level op het podium te zetten. Wie aan Brazilië en aan dans denkt, denkt ook meteen aan de vechtsport/dans capoeira. Net als de hiphop is dit vooral iets van de straat. Een andere overeenkomst tussen de twee is het battle element. Zowel in capoeira als in breakdance proberen de dansers elkaar met indrukwekkende bewegingen af te troeven. Veel bewegingen uit de choreografie van H3 lijken een mix van capoeira en breakdance. De breakdance moves zijn uitgerekt en vertraagd en de dansers staan als in een capoeira gevecht tegen over elkaar zonder elkaar direct te raken. Systematisch ontleedt Beltrão de codes en danstaal van de hiphop en creëert hij verrassende choreografische patronen. 

Door met de belichting te spelen creëert Beltrão verschillende omgevingen en sferen die je in oogopslag herkent. De battles beginnen in het donker op de straat. Terwijl de jongens tegenover elkaar staan en elkaar uitdagen, hoor je op de achtergrond zacht het voorbijgaand verkeer. De typische felle tl-verlichting van een oude gymzaal en de schemering van gele lampen waar de jongens ’s nachts mee op straat trainen nemen je mee naar de straten van Rio de Jainero. Niet alleen met de belichting, maar ook met het achtergrondgeluid creëert de choreograaf voor de kijkers een herkenbare omgeving. Verkeersgeluiden, de stilte van de nacht waarin je slechts het gepiep van de sneakers van de dansers hoort, de trommels en andere geluiden die de begeleiding bij capoeira gevechten zijn, maar ook vlagen van muziek in de gymzaal. Het is Beltrão opnieuw gelukt om de straat uit de hiphop te halen. De stoere choreografie heeft verrassend veel van de traditionele elementen uit de dagelijkse Braziliaanse straatleven in zich. H3 trekt je vanaf het eerste moment in de voorstelling en laat je pas weer gaan wanneer de jongens opkomen voor het applaus. Negen jongens die zo van de straat lijken te komen, maar die de hiphop en de capoeira voor een avond naar een hoger level brengen. Beltrão is met recht verkozen tot rijzende-ster-choreograaf van het jaar door het tijdschrift Ballettanz, één van de meest hoogstaande Europese publicaties over dans. (Jella Pichotte)
naar boven

Multidisciplinair schouwspel

Haptic / Adapting for Distortion – Hiroaki Umeda / S20
Theater Kikker, Utrecht • 18 april 2009

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Een multidisciplinaire choreograaf, zo wordt de Japanse Hiroaki Umeda omschreven in verschillende media. Misschien is multitalent wel een betere omschrijving. Naast choreograaf is hij ook danser en ontwerpt hij het beeld, geluid en licht voor zijn voorstellingen. Met de twee bijzondere solo’s Haptic en Adapting for Distortion stond Umeda dit weekend in Theater Kikker.

Voor de eerste solo Adapting for Distortion maakt de choreograaf gebruik van de meest recente ontwikkelingen op computergebied. Helemaal in het wit gekleed komt Umeda het toneel op. Op de wand achter hem, op de vloer en zelfs op hem verschijnt een lijnenraster van fel wit licht. De choreograaf verdwijnt in het lijnenspel. Slechts het verschil in lijnenspel tussen de lijnen op de danser, de grond en de achtergrond geeft het publiek een houvast om te zien waar de danser is. Wat volgt is een adembenemende voorstelling die je laat nadenken of de danser de lichtpatronen bespeelt of dat de lichtpatronen de danser beheersen? Uit de bewegingen van Umeda die je maar slechts met moeite kan zien, spreekt zo’n grote subtiliteit en beheersing. Wie niet beter weet zou denken dat ook de vorm van Umeda een computer projectie is. 

Na een korte pauze komt Umeda in het zwart terug. In Haptic concentreert de danser zich op de effecten van licht en kleur. Subtiel en bij vlagen explosief danst de Japanner beheerst op industriële klanken in een afwisselend rode, groene en blauwe omgeving. In deze solo is goed terug te zien dat zijn bewegingen zijn geïnspireerd door hiphop, butoh en moderne dans. De typerende vertraagde en verstilde bewegingen van butoh met de krachtige acrobatische vormen van hiphop zijn duidelijk herkenbaar. Voor iedere kleur heeft de danser een eigen solo, die bijna natuurlijk elkaar afwisselt en in elkaar overvloeit. De groene en blauwe omgeving zijn rustig.

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Hoewel de kleuren de hele vloer en de achtergrond overnemen, blijft de danser met zijn bewegingen klein en dichtbij zichzelf. Behalve in het rode licht. Dan worden zijn bewegingen explosief, krachtig en soms bijna onmenselijk snel. Zijn voetenwerk neemt een snelheid aan die niet te volgen is. Ook zijn hoofd maakt rondwentelingen die zijn af te raden om thuis na te doen. Met de twee solo’s onderscheidt Umeda zich en weet hij het gros van de moderne dansers ver achter zich te laten. Na het zien van de solo’s zou je bijna twijfelen aan de menselijkheid van de Japanse danser en choreograaf. Maar als je hem bij het in ontvangst nemen van de staande ovatie zwaar hoort ademen en zijn shirt doordrenkt ziet met zweet, weet je dat hij ook hij slechts mens is. (Jella Pichotte)
naar boven

Bescheiden zelfexpositie

Lutz Förster Lutz Förster
Springdance Festival, Utrecht • 16 april 2009

‘I discovered I didn’t just like to dance, I also like talking on stage.’ Dat blijkt wel. Hoewel de voorstelling Lutz Förster aangekondigd wordt als een dansvoorstelling, lijkt het meer een avondje stand-up comedy. Förster vertelt zijn verhaal met een gezonde dosis humor en illustreert met ontroerende dansfragmenten.

Na een openingsspeech van de nieuwe artistiek directeur Bettina Masuch komt een lange man in krijtstreeppak het toneel op, die zichzelf introduceert als Lutz Förster. ‘Ik begon met ballroom dansen toen ik twaalf was’, begint hij zijn verhaal en danst een korte chachacha, zichzelf begeleidend met tellen. ‘Ook heb ik 5 maanden aan ballet gedaan. Dat was voldoende om mijn reputatie voorgoed te verruïneren aan de jongensschool.’ Later ging Förster bij een actiegroep voor homoseksuelen, op zijn eenentwintigste werd hij aangenomen op de dansacademie Folkwang Hochschule in Essen en niet lang daarna koos Pina Bausch van het Tanztheater Wuppental hem – die lange jongen met zijn grote neus – als danser in haar versie van The Rite of Spring. Toevallig, zo legde Bettina Mausch ons eerder uit, was het Springdance-festival vernoemd naar diezelfde versie van The Rite of Spring.

‘So… Here I am’

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Förster exposeert zichzelf op een kaal toneel en zonder aangepast licht, maar ondanks dat hij een verhaal vertelt dat voornamelijk uit zijn successen bestaat, wordt hij geen moment verwaand. Dat hij het leuk vindt om te praten op het toneel, zoals hij zelf aangaf, wordt hem dan ook niet kwalijk genomen: het publiek hangt aan zijn lippen en leeft met hem mee.

Zo ook tijdens de kwetsbare momenten, zoals wanneer Förster verteld over zijn goede vriend, die hem in gebarentaal het nummer The Man I Love van Sophie Tucker leerde. De vriend stierf en Förster nam het nummer en de tekst in gebarentaal op in een voorstelling. Eerst toont hij het publiek de gebaren, waarna hij vraagt om muziek. Nogmaals herhaalt hij de gebaren, begeleidt door enkel zijn eigen, monotone stemgeluid. Als dan de muziek wordt ingezet en Förster de gebaren maakt, zelf meezingt en de ruwe stem van Sophie Tucker klinkt, is hij even niet de man die over zijn leven vertelt. Hij is een man in rouw.

Als hij even later een eenzame man uitbeeldt door zijn agenda te pakken, en de dagen opsomt die hij nog vrij heeft, weet hij een meelevende glimlach op te wekken en uiteindelijk zelfs een schaterlach. ‘Morgen ben ik vrij. Overmorgen ook. De rest van de week kan ook nog. Juni, juli, augustus… Met kerst ben ik vrij, alleen niet de middag op de eerste. Dan ben ik bij mijn moeder. 2010 kan ook, alleen niet op 2 februari. Dan ben ik jarig.’

Hij sluit zijn verhaal af met de woorden: ‘In 2008 I received an e-mail from Jérôme Bel, in which he asked me to make a performance about my life for the Springdance Festival in Holland. So… Here I am.’ Hij verlaat het toneel onder daverend applaus. (Rianne Werring)
naar boven

Boeken / Non-fictie

‘Ik moest opschrijven hoe het werkelijk was’

recensie: Hélène Berr - Oorlogsdagboek

Wonderlijk dat er af en toe nog steeds een bijzonder document opduikt uit ‘onze’ oorlog, zoals nu Oorlogsdagboek 1942-1944 van Hélène Berr. Ondanks haar jeugd is de stijl van schrijven opvallend gaaf. In die stijl beschrijft ze minutieus en daardoor des te beklemmender haar oorlogservaring.

Waarom is het dagboek pas nu gepubliceerd? In 2002 stelde een nicht van Hélène het manuscript ter beschikking van het Mémorial de la Shoah in Parijs. Daar trok het de aandacht van een uitgever, maar de familie had kennelijk nog wat tijd nodig om te wennen aan het idee van publicatie, te meer omdat alle oorlogsellende dan opnieuw opgerakeld zou worden.

Moeten we die oorlog maar eens laten rusten? We wennen snel aan de ongelooflijkste wandaden van de homo tragicus, al was het maar omdat we opgewekt verder moeten. Af en toe moet daar iets tegenover staan dat ons te denken geeft, zoals Oorlogsdagboek 1942–1944.

Voorgevoel
Wat meteen opvalt is dat vermeldingen van het veranderlijke weer (‘stralende zon; niets dat wees op een stortbui’) vooruit lijken te lopen op de noodlottige verandering in Hélène’s op zichzelf bevoorrechte studentenleventje. Het weerspiegelt haar innerlijk: ‘Nu is mijn vreugde omgeslagen in bezorgdheid.’ En al op de vijfde dag van haar dagboek heeft ze ‘er genoeg van om niet normaal te zijn’,  ‘dat ik vastzit aan iets onzichtbaars’. De kloof tussen twee werelden, die van vroeger en die van straks, is meer dan een indruk die ze heeft. ‘In me luidt een soort doodsklok.’ Dat gaat iedere indruk te boven.

Het wordt steeds duidelijker wat de nazi’s met de Joden van plan zijn. Tergend traag sluit zich de wurggreep. Duizenden worden opgepakt en gedeporteerd naar oorden waarover hoe langer hoe meer de gruwelijkste geruchten de ronde doen. ‘Er zijn niet veel Joden meer in Parijs.’

Groot hart
Toch wordt een vlucht steeds uitgesteld of afgewezen. Zelf onderzoekt Hélène voortdurend en akelig precies de redenen om te blijven. Je leest dit met dichtgeknepen keel en op den duur maakt het je bijna murw. Hélène blijft de geestdriftige, kunstzinnige jongedame met een groot verstand en een groot hart, nu himmelhoch jauchzend, dan zum Tode betrübt.

Een veilig heenkomen komt niet in aanmerking omdat ‘het lijden van de anderen vóór mijn lijden komt’. Ook vindt ze het belangrijk ‘om een onpartijdig oordeel en een zekere zachtmoedigheid te behouden in deze nachtmerrie’. In het duistere licht van de afloop klinkt dit bijna abstract. Toch houdt ze open dat haar offer voortkomt uit ‘onbekendheid met al het lijden dat verdragen zal moeten worden, onwetendheid omtrent mijn eigen weerstandsvermogen’. Ook sluit ze niet uit dat ‘er misschien niets zal gebeuren’. 14 februari 1944 noteert ze: ‘Er is nog niets gebeurd.’ Na de volgende dag treedt het stilzwijgen voorgoed in.

Des te zwaarder waren haar dagen doordat haar geliefde, Jean Morawiecki, zich had aangesloten bij de Vrije Franse Strijdkrachten in Noord-Afrika. Ook door zijn afwezigheid vallen gemoedsgesteldheid en oorlog nauw samen. Voorjaar 1945 nam hij deel aan de bezetting van Duitsland; in datzelfde land, april 1945, bezweek Hélène aan tyfus in Bergen-Belsen kort na haar vierentwintigste verjaardag, vlak voordat de Engelsen het kamp bevrijdden.

Hélène Berr is een van hen die getuigden van de fuik die tot een gecalculeerde dood leidde. Exemplarisch is zij ook voor de velen die geen letter op papier hebben gezet, maar die even barbaars het leven onmogelijk is gemaakt. En wórdt gemaakt, ieder moment, waar ook.

Boeken / Non-fictie

De poëzie van de nijverheid

recensie: Alain de Botton (vert. Jelle Noorman) - Ode aan de arbeid

Hoe ironisch is het om in je vrije tijd een boek te lezen dat Ode aan de arbeid getiteld is? De gedachte alleen al is genoeg om beelden op te roepen van nieuwe middenklassers die vanaf hun sofa sympathiseren met het fabrieksproletariaat. Communist in het hart, bourgeois in de portefeuille. Vrees echter niet: het betreft hier het jongste werk van Alain de Botton, geen politiek manifest.

De Botton zoekt zich in 351 pagina’s een weg door een onderwerp dat ieder van ons die zonder trust fund werd geboren wel eens aangaat: arbeid. Dit interpreteert hij heel ruim en zijn relaas wordt dus niet doorspekt met anekdotes over ervaringen achter de lopende band. Aan de hand van een aantal concrete voorwerpen of bezigheden gaat hij op ontdekkingstocht.

Raders

De haven van Londen vormt, als knooppunt van ontelbare diensten en werkzaamheden, een ideaal startpunt. Het moet gezegd dat weinig auteurs de gave hebben om met woorden als containerterminal, dieptelijnen en glyceryltristearaat een haast poëtische beschrijving te geven van het havengebeuren. De occasionele lezer die op al te technische momenten geen geeuw kan onderdrukken, kan zich altijd nog richten op de knappe foto’s die het geheel opluisteren.

Die foto’s gaan zelfs het verhaal vertellen wanneer De Botton de oorsprong van de tonijnfilet uit zijn supermarkt traceert, helemaal tot op de Malediven. Aan de hand van een geestig fotoverslag gidst de schrijver ons langs de raders van een uitgebreide commerciële machine – niet helemaal zonder moeite, zoals hij zelf stelt: ‘Het heeft geen zin vis te volgen als je geen trek hebt in vernederingen.’ Ook ten zuiden van de evenaar botst de moderne mens op bureaucratische of administratieve hindernissen.

Op zijn verre reis staat De Botton stil bij de enorme interdependentie die ons moderne marktsysteem kenmerkt, maar die slechts zelden wordt opgemerkt door consumenten (laat staan ter discussie gesteld). Zware termen en theorieën heeft hij hier niet voor nodig. Het verhaal van enkele vissers die afhankelijk zijn van onze drang naar een smakelijke tonijnfilet spreekt voor zich. Zo gaat het ook verder in het boek. Via heel concrete evenementen en producten schuift De Botton ideeën subtiel naar voren, klaar om verder uitgediept te worden.

Zingeving

Achter de totstandkoming van iets banaals als een nieuw soort koekje (in casu Moments van United Biscuits), schuilt een proces dat tegelijkertijd het vernuft en de absurditeit van arbeidsdeling in de verf zet. Het stap voor stap opdelen van productieprocessen, betoogt De Botton, torpedeert de zingeving die individuele mensen uit hun werk halen. Waar zijn we mee bezig als we mensen in functies met holle namen als regionale salesmanager plaatsen? Aan de titel van ‘merkmarketeer zoete koekjes’ kleeft een bittere nasmaak.

Over De Botton wordt onder wijsgeren wel eens minachtend beweerd dat hij in het land der caféfilosofen koning is. Daarmee negeren zij echter ’s mans literaire talent, net als zijn gave om zware onderwerpen luchtig op te kloppen. De verslagen van zijn omzwervingen zijn dan geestig, dan weer ontroerend. Er valt geen glasheldere lijn door de teksten te trekken en het boek is eerder een overpeinzing dan een betoog. Tegelijk wakkert die meanderende structuur en vertelstijl een bredere kijk aan. Ode aan de arbeid is een bundeling van essays die niet enkel tot nadenken aanzetten, maar ook een plezier zijn om te lezen. Een zwaargewicht kan je dit werk moeilijk noemen, maar in het beschrijven en oproepen van verwondering is De Botton ontegensprekelijk een meester.

 

Boeken / Fictie

Een heremiet van de duisternis

recensie: Tip Marugg - De hemel is van korte duur. Verzameld werk 1945-1995

.

Behoudens enkele gedenkschriften bij zijn dood, is Marugg na die hausse in 1988 grotendeels in de vergetelheid geraakt. Of de uitgave van De hemel is van korte duur. Verzameld werk 1945-1995 daar veel verandering in gaat brengen, is zeer de vraag. Maar in elk geval biedt deze uitgave, samen met Niemand is een eiland van radiojournaliste Petra Possel, blijvend een goed beeld van de schrijver en zijn werk.

Heremiet

De geringe bekendheid van Tip Marugg past bij het leven dat hij leidde. Hij werd wel de heremiet van Pannekoek genoemd, naar het kleine plaatsje op Curaçao waar hij woonde. Van geboorte af was hij een vreemdeling, kind van blanke protestanten te midden van de gekleurde en overwegend katholieke bevolking. Zijn moedertaal is het Papiamento, op de lagere school leerde hij Nederlands. Hij diende tijdens de Tweede Wereldoorlog in het leger, ging daarna bij Shell werken en kon al op vijfenveertigjarige leeftijd met vervroegd pensioen. Na die tijd bracht hij de dagen slapend door en de nachten in dronkenschap. Altijd gastvrij, maar meestal en het liefst alleen.

~

De interviews die Petra Possel hield met vrienden, collega-schrijvers, zijn uitgever en de man die hem in de laatste jaren van zijn leven verzorgde, hebben als doel Maruggs mythische kluizenaarschap te onderzoeken. Hoeveel ervan is waar? De verhalen in haar boek geven een mooie indruk van de schrijver, zijn manier van werken en zijn denkbeelden. De mystificatie wordt niet helemaal opgelost, maar dat maakt Niemand is een eiland niet minder waardevol.

Mengelmoes

De eenzaamheid en dronkenschap die het leven van Marugg kenmerkten, komen duidelijk terug in zijn werk, als ook een angst voor of weerzin tegen het licht en een vlucht in de roes, die tot de meest fantastische geestesbeelden leidt. Dit wordt aangevuld met een denken aan een zelfgekozen dood. Op alle 704 pagina’s van het verzameld werk overheerst deze thematiek, maar alleen de eerste helft ervan is echt interessant.

Naast een bijeengeraapt mengelmoesje van fragmenten, artikelen en interviews bevat de tweede helft van De hemel is van korte duur nog geen honderd pagina’s poëzie. Tweetalig, want zijn gedichten schreef Marugg vaak in het Papiamento. Echt beklijven doet zijn poëzie zelden:

’s ochtends wanneer de zon opkomt
verwacht ik de dodelijke kogel
komt ie uit tegengestelde richting
dan zal dat gewis mijn einde zijn

Vriendschap heeft generlei waarde
zelfs liefde geeft geen warmte
’t leven is geen snars waard.

Dat is geheel anders met zijn proza, waarin de thematiek op een beklemmende, indringende manier is weergegeven. Marugg schreef zijn drie romans verspreid over drie decennia, des te opvallender is het hoe weinig Marugg zich in die tijd als schrijver ontwikkeld heeft. De romans vertonen veel gelijkenissen, niet alleen in thematiek, maar ook in structuur en stijl.

Pistool

De verteller en hoofdpersoon slaat al mijmerend over verleden, toekomst en een mooi meisje liters drank achterover. En toekomst is er met het klimmen der jaren steeds minder, en zeker niet minder hopeloos. Zelfmoord is niet zozeer een door somberte ingegeven optie, maar veeleer een afgewogen vanzelfsprekendheid.

In Maruggs debuut Weekendpelgrimage begint de roman zoals hij eindigt, in dezelfde woorden ook. ‘Mijn hoofd ligt op het stuur. Het is er met een harde slag tegenaan gekomen, maar ik voel geen pijn.’ Daartussenin houdt de hoofdpersoon een nachtelijke kroegentocht op het eiland.

In het begin van de derde roman, De morgen loeit weer aan, vertelt de ik-figuur met welke rituelen hij zich vlak voor het ochtenduur naar bed begeeft. De honden worden verzorgd, de tanden gepoetst en het pistool op het nachtkastje gelegd. Op het einde valt de opsomming opnieuw te lezen, zij het dat de verteller de handelingen nu juist niet uitvoert – op het pistool na, dat des te nadrukkelijker klaar gelegd wordt voor het finale schot. Het open einde dat volgt is een bedenkelijk romancliché.

Visioen

Inderdaad, zo beschouwd is er weinig dat aanspoort tot lezing van Tip Maruggs verzameld werk. Maar die ene reden die er is – op zijn bijzondere plaats in de Nederlandse letteren, samen met de weinige andere Antilliaanse schrijvers na – doet al het voorgaande teniet. Marugg was, je ontkomt niet aan geijkte frasen om het te zeggen, een magistraal stilist.

Als de verteller in De morgen loeit weer aan de lamp uitknipt en het pistool in zijn handen neemt, zegt hij: ‘Ook vogels sterven in het ochtendblauw, zeg of denk ik en haal de trekker over.’ Waarna in het volgende hoofdstuk het eerste deel van die zin verklaard wordt door de beschrijving van een fenomeen, waarvan je wenst dat je het precies zo zou kunnen aanschouwen en ervaren als de verteller. Hij kijkt uit op een steile rotswand, waar zodra de ochtend aanbreekt vogels in razende vaart op afschieten om henzelf, vlak voor de rots, even snel weer de hoogte in te jagen. Maar een paar vogels slaan te pletter.

Telkens opnieuw ervaar ik het tafereel als absurd. Door de tegenstrijdigheid in het samengaan van de prachtvolle luister van de geboorte van een nieuwe dag met de onnatuurlijke zelfvernietiging van wezens als vogels die ik zó met de natuur vereenzelvig en vooral door de abruptheid waarmee de vogels die te pletter slaan hun krijgshaftig gekrijs tot de zon uitzinnig afbreken, zonder een echo na te laten.

Vooral deze schitterend beschreven scène maakt duidelijk dat van zomaar wat gekoketteer met drank, zelfmoord en het koesteren van de nacht geen sprake is. De verteller associeert, zo hij zelf zegt, het aanbreken van de ochtend met de dood en in dit natuurlijk tafereel kan hij niet anders dan zijn eigen leven en het gemijmer erover weerspiegeld zien. Ook die paar vogels, wil hij het liefst geloven, kiezen bewust voor de dood.

Dronkemanspraat

In het laatste hoofdstuk komt de verteller ertoe over het einde van zijn eigen leven te spreken:

Alle dagen en jaren zijn geleefd en vermolmd, ik sta in het spinsel van de laatste nacht, onzeker van de hemelse gelukzaligheid en de helse pijn die achter horizonnen schuilen.

Hij haalt met een ‘dronkemansfoefje’ de geest uit de fles door met een lucifer het laatste beetje whiskey in rook te doen opgaan. Met de woorden ‘Het is 02.46 uur en op dat moment verandert het waterpeil in alle putten en bronnen op de Caraïbische eilanden en op het Zuid-Amerikaanse continent’ vangt de verteller zijn laatste overpeinzing aan, die de vorm krijgt van een onnavolgbaar, apocalyptisch visioen waarin met het einde van zijn leven ook het einde van de oude en het begin van een nieuwe wereld zich lijkt aan te dienen.

De verteller heeft zich dan al aan het begin verontschuldigd voor zijn dronkenmanspraat met woorden als ‘potsierlijke muizenissen over zaken zonder eind’. Het is valse bescheidenheid.

Petra Possel ● Niemand is een eiland. Het leven van Tip Marugg in gesprekken. ● De Bezige Bij ● 121 blz. ● ISBN: 9789023428855

 

Boeken / Fictie

Een interessant debuut

recensie: Silvie Marie - Zonder

.

Sylvie Marie is bijzonder actief in het literaire circuit. Als poëziecoördinator van Meander en als redacteur van Deus ex Machina is ze goed ingevoerd in de literaire voorhoede. Haar gedichten waren al in verschillende bladen, waaronder Het liegend konijn, de Poëziekrant en De Brakke Hond, te lezen.

Het ontbreken
Het werk van Sylvie Marie is inhoudelijk divers. Ze vertelt anekdotes, een jeugdrelaas rondom, zet bijzondere momenten neer en is soms expliciet intertekstueel, bijvoorbeeld wanneer ze in een gedicht alludeert op het sprookje van Doornroosje. Nagenoeg altijd is sprake van een ‘ik’ en een ‘jij’ en inderdaad, zoals de tekst op het achterplat belooft, ontbreekt er  altijd wel iets – en vaak heeft dat te maken met die ander. Het titelgedicht illustreert dat:

zonder

die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens,
ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim
weerkaatst. ik lees:

ik ben weg, neem niets mee behalve
de geur van je haren, de zachtheid van je wangen,
de smaak van je lippen. de hond

op straat leidt me
af en ik staar naar het raam. nooit zag het ochtendlicht
er zo vaal uit, had het gordijn zo weinig kracht.

het was de eerste keer dat het niet opbollend
in mijn haren snoof, mijn wangen streelde,
me goedemorgen zoende.

Het gedicht laat geen twijfel bestaan over wat er aan de hand is: de geliefde is voor dag en dauw vertrokken. De kracht van ‘zonder’ schuilt niet alleen in het antipodische karakter van dit gedicht, zoals in het liefdevolle, poëtische afscheid van het tweede terzet ten opzichte van de murwe leegte die achterblijft bij de protagonist in de laatste terzetten, maar ook in het sublieme gebruik van enjambementen.

Enjambementen
Het meest opvallende en geestigste enjambement van dit gedicht valt aan het einde van het tweede terzet. Allereerst zorgt het voor meerduidigheid. ‘de hond’ slaat nu zowel op de steels vertrokken geliefde als op de hond buiten. Daarnaast geeft het precies het gevoel weer van de protagonist: woede, verslagenheid, verdriet en gemis komen dankzij dit enjambement samen. De daarop volgende, eveneens door een enjambement beknotte, regel voegt daaraan nog iets toe: de afwezigheid van gevoel. Het gevoel van leegte van de ik-persoon is valt misschien zelfs wel samen met zijn/haar andere gevoelens.

Hoewel je in een sommige gedichten een enkel ruw randje kan aanwijzen, zoals her en der een lichte neiging tot abstractie, is de bundel over het geheel genomen een interessant debuut. Silvie Marie laat treffende beelden, mooie observaties en een scherpe vormgeving samenkomen. Het zou jammer zijn dit voorjaar zonder te zitten.

 

Muziek / Album

Een tweeledig gevoel

recensie: Club Diana - Brand

.

En dus vermeldt dit stuk het tragisch heengaan van Marcel Brand inderdaad ook weer. Alleen zal hier met bovengenoemd gezegde gebroken worden. Want ondanks het respect voor de overledene zullen we ook objectief naar het zesde album van Club Diana dienen te kijken. En daar zijn wel wat kanttekeningen bij te plaatsen.

Club Diana rondt met Brand haar tweede trilogie af rondom de elementen water, vuur, aarde, wind en vlees. Nadat ze eerst drie albums rondom het element water (Sauna, Basin en Costa) hebben geproduceerd volgden de cd’s Match, Grill en nu dus Brand met het thema vuur. Hoe het nu verder gaat in deze serie na het wegvallen van Marcel Brand is uiteraard ongewis.

Stem

~


Maar laten we ons eerst maar eens op dit album richten. Brand is een vertrouwd Club Diana-album geworden, met de indie en americana-invloeden waar we Club Diana van kennen. En dus ook voor het laatst vertrouwd vanwege de herkenbare zang van Marcel Brand. En dat is nu precies de aanleiding voor de eerder genoemde kanttekeningen. Het stemgeluid van Marcel Brand werkt namelijk prima bij de nummers waar instrumenten en zang in harmonie zijn. Dat wil in de praktijk zeggen dat bij deze nummers de zang van Brand en de instrumenten op eenzelfde geluidsniveau zitten en dus een even groot aandeel in het nummer hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval op ‘One out There’. Maar zodra de instrumenten naar de achtergrond verdwijnen en het stemgeluid van Marcel Brand de boventoon voert, verandert dat de zaak.

Dit is vooral het geval in de wat rustigere, ‘gevoeligere’ nummers zoals ‘Do It All Over’. In dergelijke nummers komt het stemgeluid van Marcel Brand nogal gemaakt sentimenteel over met zijn vibraties en bewuste overslagen. Dit levert allesbehalve een gevoelig nummer op. Het werkt juist behoorlijk irriterend want het geeft een geforceerd gevoel van kwetsbaarheid. ‘Do It All Over’ schiet zijn doel dus ruimschoots voorbij. Aangezien er nogal wat rustige nummers op Brand staan wordt luisterplezier behoorlijk bedorven.

Balans

Uiteraard zijn er ook pluspunten te noemen. Zoals vermeld zijn de tracks waar zang en instrumentarium in balans zijn niet onderhevig aan het genoemde euvel. En dat levert dan ook meteen erg prettig luisterbare nummers op. ‘Swing Alikes’ en ‘Breathe In’ zijn lekker in het gehoor liggende en swingende songs met de vertrouwde indie en americana-invloeden. En afgezien van wat je dan ook van de zang van Marcel Brand mag vinden, de nummers op dit album zitten verder gewoon goed in elkaar. Ook qua afwisseling is de cd goed in balans.

Het zesde album van Club Diana en dus het laatste met zanger Marcel Brand geeft dus een tweeledig gevoel. De goed geproduceerde en uitgevoerde nummers maken van Brand een geslaagde cd. De kans bestaat echter dat je in de rustigere nummers de zenuwen krijgt van de overdreven stembuigingen van Marcel Brand. Voor Club Diana-fans is Brand een absolute aanrader. Voor alle anderen is het de vraag of ze de soms sentimentele tranentrekkende stem van Marcel Brand kunnen verdragen.

Boeken / Non-fictie

De terreur van de media

recensie: Khalid Boudou en Oscar van Gelderen - Wij hebben altijd gelijk

Het is allemaal de schuld van de media en de reageercultuur. De een wil aandacht, de ander biedt een podium en zo slepen de media de burger van hype tot hype, zonder ooit de diepte in te gaan. Dat is de boodschap die spreekt uit het pamflet Wij hebben altijd gelijk van schrijver Khalid Boudou en uitgever Oscar van Gelderen.

Wij hebben altijd gelijk verscheen precies een jaar na het uitkomen van Geert Wilders’ film Fitna. Moe van alle commotie en tumult rondom een film die uiteindelijk zo weinig voeten in aarde heeft, pleiten de schrijvers voor stilte, opdat iedereen eindelijk eens een keer zijn mond houdt. Van een vervolg op Fitna was bij het verschijnen van het pamflet nog geen sprake…

Journalistiek

De schrijvers – een Berber en een Jood, zoals ze zichzelf noemen – zijn het zat. Ze hebben er genoeg van steeds dezelfde meningen te horen van steeds dezelfde mensen over steeds dezelfde onderwerpen. Ze hebben genoeg van alle vragenuurtjes en spoeddebatten over onbenullige incidenten. En ze hebben genoeg van schreeuwerige websites en prietpraatprogramma’s waar iedere onnozele ziel onder het mom van de vrijheid zijn mening mag verkondigen. Het medialandschap is op hol geslagen, vinden ze. Uitgehold door de commercie zijn de media verworden tot een markt waar het louter draait om kijk- en verkoopcijfers.

De meest gelezen kranten en de best bekeken televisieprogramma’s zijn niet de programma’s die het harde nieuws brengen en gedegen onderzoeksjournalistiek doen, maar de programma’s die inspelen op de gevoelens van de burger. De beste politicus is niet degene die het meest van een onderwerp afweet, maar degene die inspeelt op de publieke opinie en weet hoe je kunt ‘scoren’. Incidenten worden opgeblazen tot megaformaat door oeverloze herhaling en kopieergedrag van andere media.

Humor

De boodschap van het pamflet is duidelijk, maar de lezer krijgt geen antwoord op de vraag hoe het komt dat media en politiek zo marktgevoelig zijn geworden. Alle gehypete zaken passeren de revue, maar een analyse van het probleem ontbreekt. Dus moet de lezer voor de zoveelste keer alle rumoer rond Wilders en vele andere mediahypes herkauwen, terwijl de schrijvers juist beweren dat die alle aandacht helemaal niet waard zijn.

Boudou en van Gelderen willen niet belerend of moraliserend overkomen, maar doen dat toch. ‘De Nederlandse burger is een verwende etter geworden.’ Hij laat zich op nieuwssites grover en botter uit dan andere Europeanen en bovendien met minder humor en ironie. Als medicijn tegen dit chagrijn bieden zij dit pamflet. Het is bedoeld voor eenieder die de nuance en de humor zoekt, want dat is waar het volgens hen in deze losgeslagen wereld aan schort. Maar wie echt genoeg heeft van al het gewauwel doet bij het verschijnen van Fitna 2 de tv uit, de krant in de kattenbak en verschanst zich met een goed boek op de bank.

 

Boeken / Fictie

Een herhaling van verziekte zetten

recensie: Dimitri Verhulst - Godverdomse dagen op een godverdomse bol

Wie met genoegen de verhalen van Dimitri Verhulst las over de zuipschuiten, vuilbekken, lapzwansen en smeerpoetsen uit Reetveerdegem, maar zich soms ook afvroeg hoe het allemaal in vredesnaam zo ver had kunnen komen, kan in Godverdomse dagen op een godverdomse bol een antwoord vinden. Verhulst schreef de geschiedenis van de mensheid in 180 bladzijden, ook wel te zien als een eonenlange prequel van het prachtige De helaasheid der dingen.

Godverdomse dagen is genomineerd voor de Librisprijs. De jury schrijft: ‘Verhulst is zo intens kritisch over de mens, dat je je bijna gedwongen voelt om het voor je soort op te nemen. In een literair landschap waarin net iets te veel thrillers, incestdrama’s en andere voorspelbare verhalen opdoemen, is Godverdomse dagen een verademing.’ Engagement mag weer, moet zelfs volgens sommigen. Het stempel van Thomas Vaessens, die een fel debat over straatrumoer en maatschappelijke betrokkenheid in de letteren ontketende met zijn studie De revanche van de roman (zie link) én plaatsnam in de Librisjury, is duidelijk.

En toen
Is Verhulst dan zo geëngageerd? En behoort Godverdomse dagen tot de zes beste boeken van het afgelopen jaar? Wat mij betreft kunnen beide vragen met ‘nee’ beantwoord worden. Wel schreef hij een merkwaardig boek, dat alle genreaanduidingen tart, geen zier geeft om spanning of plot, maar in de taal alles op alles zet. Het heeft nog het meest weg van een episch dichtwerk. Voor de lezer die zich instelt op ‘een verhaal met een hoofdpersonage waarin u zich ongetwijfeld zo nu en dan herkennen zal’, zoals de flap belooft, kan dat nog een flinke aanslag op het uithoudingsvermogen betekenen.

Het ‘verhaal’ is gauw verteld: ”t’ – de mens – kruipt uit het water en gaat lopen, spreken, samenleven, maar vooral vreten, kezen, liegen. Tot het uiteindelijk op gelijke voet komt te staan met God, namelijk door de allesvernietigende krachten van de atoombom te ontketenen boven Hiroshima. Daarvoor: jagen, verzamelen, ijstijd, volksverhuizingen, prehistorie, Egypte, de Romeinen, middeleeuwen enzovoorts. Door die opzet, waarbij je vanzelf invult ‘en toen, en toen’ lijkt er tegelijk helemaal niets te gebeuren. De boodschap van Verhulst is duidelijk: de geschiedenis is een herhaling van verziekte zetten.

Stromen met woorden
Volledigheid of nauwkeurigheid is geen streven in deze vertelling. Soms maakt Verhulst herkenbare verwijzingen naar de geschiedenis zoals je die op school leert, maar die ogen willekeurig en ook wel wat flauw, alsof het een puzzeltje is. Niet iedereen zal zich trouwens herkennen in deze geschiedenis: ’t is een laaglander, een christen, een man. Een zuipschuit, vuilbek, lapzwans en smeerpoets. Is er dan niets de moeite waard aan het godverdomse wezen? Misschien zijn taal:

De taak die ’t ooit vrijwillig op een dag met veel plezier heeft aangevat, het benoemen van de dingen, is nog altijd onvoltooid. En ’t hoopt dit zo te houden. Want eens de stromen met woorden zullen zijn opgedroogd, zal ’t zijn eigen einde ruiken. Het einde van de woorden, dat is de dood.

Je zou het bijna inconsequent noemen dat Verhulst door zijn ‘stromen met woorden’ dat vervloekte mensdom nog in leven houdt. Zijn uitbundige Vlaams is de hemel in geprezen. Je moet er van houden. Af en toe schiet hij door in grappen en grollen (‘Een eigen grot een plek onder de zon’), andere keren zit er een pareltje tussen (‘Hun lijken worden in wijntonnen naar de kaden gerold en in de rivieren gedropt, waarop ze drijven naar een zee die hen verteren zal’).

Verhulst maakt op een mooie manier het universele particulier en vice versa. ”t’ Is als de onsterfelijke graaf Saint-Germain, die tegelijk zichzelf blijft en transformeert tot tijdgenoot.’ De taal is ook zowel particulier als universeel: Verhulsts stijl is volkomen eigen, maar weet te spreken over de ontdekking van vuur evengoed als over de Verlichting. Het duurt alleen allemaal te lang, of juist te kort: had er een vlammende novelle van gemaakt of een echt episch dichtwerk. Ook epische dichtwerken hebben echter spanning en afwisseling nodig. Als dit het beste is wat hedendaags engagement te bieden heeft – een deprimerende visie op de mens zonder hoop op verbetering – rijst de vraag: wat boeit ’t?

Lees hier de recensie van Thomas Vaessens’ De revanche van de roman.