Boeken / Non-fictie

Droog als een Securitateverslag

recensie: Jan Willem Bos - Verdacht. Mijn Securitatedossier

Tijdens zijn verblijf in Roemenië in de jaren zeventig en tachtig, wekte Jan Willem Bos de interesse van de Securitate, de beruchte Roemeense geheime dienst. Door een wetswijziging in 2006 krijgt hij als buitenlands staatsburger het recht zijn dossier in te zien en hij besluit een aanvraag in te dienen. In Verdacht. Mijn Securitatedossier doet Bos verslag van zijn bevindingen.

Jan Willem Bos studeerde Roemeense taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studententijd bracht hij meerdere bezoeken aan Roemenië, waaronder een langer verblijf als uitwisselingsstudent in 1978. In de jaren tachtig was hij enige tijd werkzaam als docent aan de Universiteit van Boekarest. Aangezien iedere buitenlander in het paranoïde Roemenië een potentiële spion was, hield de Securitate een dossier over hem bij. Bos slaagt er in Verdacht niet in de potentie van een persoonlijk verhaal over deze interessante tijd volledig te realiseren.

Politieke politie

Verdacht is ingedeeld in drie delen. Het eerste deel schetst de recente geschiedenis van Roemenië. De nadruk ligt hier op de periode waarin het land werd geregeerd door Nicolae Ceauşescu. De lezer krijgt een beknopte beschrijving van de beklemmende realiteit in een land dat zucht onder een misdadig regime. Bos richt zich vooral op de rol die de politieke politie, zoals hij de Securitate omschrijft, speelde in het onderdrukken en controleren van de gehele Roemeense bevolking.

In het tweede deel beschrijft Bos de inhoud en geschiedenis van het dossier dat de Securitate van hem heeft aangelegd. Bos vertelt uitgebreid over zijn tijd als uitwisselingsstudent in Boekarest en hoe de geheime dienst in geïnteresseerd raakte in zijn doen en laten. Bos had het geluk dat de persoon die werd benaderd om met enige regelmaat verslag over hem uit te brengen, een goede vriend was: Doru. Hij stelde hem op hoogte van het verzoek, en samen besloten zij dat Doru, om eventuele repercussies te voorkomen, erop in zou gaan. In het derde en laatste deel van het boek geeft Doru een reactie, waarin hij vertelt hoe hij de affaire heeft ervaren. Dit interview is zeker interessant maar het bevat weinig nieuwe informatie en is erg kort in vergelijking met de eerste twee delen.

Bureaucratisch

De omslag en titel doen vermoeden dat de uitgever het boek in de markt wil zetten als een spannend werk over de praktijken van een repressieve organisatie achter het IJzeren Gordijn. Helaas sorteert dit een averechts effect; vanaf het begin is pijnlijk duidelijk dat deze pretentie niet wordt waargemaakt.

Het eerste deel is zeer informatief, zeker voor diegenen die weinig of niets afweten van de politieke geschiedenis van Roemenië. Het tweede deel daarentegen verzandt al snel in een droge opsomming van hetgeen de Securitate aan informatie over Bos bijhield. Soms krijgt de lezer het gevoel zelf een bureaucratisch dossier door te moeten spitten op zoek naar informatie die het vermelden waard is. Verder heeft Bos moeite de neiging te onderdrukken zichzelf nader te verklaren wanneer dit absoluut niet nodig is. Ofwel door in andere bewoordingen twee maal exact hetzelfde te zeggen, ofwel door het vanzelfsprekende hardop uit te spreken.

Paranoia

Verdacht wordt vooral interessant wanneer Bos zijpaden bewandelt en meer vertelt over dissidenten uit het Roemeense culturele milieu. Belangrijkste verdienste van het boek is dat het vanuit een persoonlijk verhaal de paranoia, die inherent is aan totalitaire machtsstructuren, zichtbaar maakt. Misschien is het simpelweg een onmogelijke opgave om uit zoiets droogs als een Securitatedossier een goedlopend verhaal te destilleren. Het feit dat de context, Roemenië onder Ceauşescu, consequent interessanter is dan het onderwerp, het Securitatedossier van Bos, doet afvragen of dit laatste misschien verkeerd gekozen is.

 

Boeken / Strip

Maakt geld dan écht niet gelukkig?

recensie: Denis, Dupuy en Berberian (vert. Mat Schifferstein en Gert Jan Pos) - Vlak voor het geluk

Stel, je wint de hoofdprijs in de loterij en een week later staat je ex, die je al een jaar niet meer hebt gezien, op de stoep. Wil ze jou terug of gaat het haar om het geld, en hoe voorkom je dat het geld je verandert? Dat is heel in het kort het verhaal van het nieuwe album Vlak voor het Geluk van het striptekenaarsduo Dupuy en Berberian, naar een scenario van Denis.

Dupuy en Berberian werken sinds 1989 nauw samen aan hun stripverhalen en zijn vooral bekend geworden met hun avonturenstripreeks Monsieur Jean – in Nederland uitgegeven als Meneer Johan – in een klare-lijn stijl, die misschien nog het meest doet denken aan de latere Frankaalbums van Henk Kuijpers. Daarnaast levert het duo ook serieuzer werk af voor een volwassener publiek, in een lossere en meer artistieke stijl met gedempte kleuren. Hun oeuvre werd in 2008 beloond met de prestigieuze stripprijs van Angouleme.

Verzin een list
Centraal in Vlak voor het Geluk staat Etienne, die een moeilijke tijd heeft doorgemaakt. Zijn liefdesleven is op een dood spoor geraakt en zijn baan als privédetective is hij kwijtgeraakt. Maar als hij een hoofdprijs wint, komt zijn leven in een bizarre stroomversnelling. Hij wordt het slachtoffer van zakkenrollers die er met zijn portemonnee vandoor gaan, maar heeft het geluk dat hij het verkeerde jasje aan heeft.

Kort daarop belandt hij door een bizar ongeluk in het ziekenhuis, waar hij zijn lot weer bijna kwijtraakt. In het hospitaal komt zijn ex-vriendin hem opzoeken en de oude liefde lijkt weer op te bloeien. Maar door de reeks voorvallen slaat bij Etienne de paranoia toe. Hij is bang dat het haar uitsluitend om zijn nieuw verworven fortuin gaat. Hij verzint een list om achter haar ware intenties te komen. Als het lot tóch wordt gestolen, is het bijna alsof er een last van Etiennes schouders valt. Maar het verhaal is dan nog niet ten einde.

Verkeerde been
Het is weer een mooi, zorgvuldig getekend verhaal van Dupuy en Berberian. Hoewel ze hebben vastgehouden aan hun kenmerkende stijl, kiezen ze minder voor de hand liggende perspectieven, hetgeen de tekeningen volwassen maakt. Hier en daar zijn de personages wat aan de houterige kant, maar in dit album is het verhaal duidelijk belangrijker dan de actie. De tekenaars hebben de sprongen die Denis bij het schrijven van zijn scenario soms maakt, kunstig verwerkt tot een leuk en geestig verhaal, dat je meermalen op het verkeerde been zet.

Misschien komt het happy end wat uit de lucht vallen en is het boek wat te kort om het verhaal goed uit de verf te laten komen. Denis heeft meerdere lijnen opgezet die de moeite van het uitwerken waard zijn, zoals het effect dat de prijs heeft op Etiennes verstandhouding met zijn beste vriend Franck. Die lijnen worden nu niet bijzonder goed uitgewerkt, waardoor je het gevoel hebt dat er delen van het verhaal ontbreken. Desalniettemin is Vlak voor het Geluk een zeer geslaagd album dat het waard is meermalen te lezen.

 

Boeken / Fictie

Dweepzuchtige papegaaienmoeder zonder talent

recensie: Nancy Ellis-Bell (vert. Annemarie de Vries) - De papegaai die dacht dat ze een hond was

.

Mensenkarakters worden in de literatuur tot in den treure uitgediept, compleet met vergezochte freudiaanse driften. In zijn boekenweekessay Piep. Een kleine biologie de letteren verbaast Midas Dekkers zich erover dat dieren in boeken daarentegen meestal per soort worden beschreven. De vos is sluw, de ezel is dom en daarmee lijkt alles gezegd. Maar volgens Dekkers schuilen er in dieren wel degelijk echte individuen.

Tiran


De papegaai die dacht dat ze een hond was is een van de zeldzame boeken waarin een dier centraal staat. In het waargebeurde verhaal wordt het leven van literair agent Nancy Ellis-Bell en haar echtgenoot op zijn kop wordt gezet door de komst van een grote blauwgele papegaai met vunzige praatjes. Het diertje, Sarah geheten, is vroeger op gewelddadige wijze gevangen in de jungle. Ze is vals.

Vanaf het moment dat ze vrij mag rondvliegen in de uitgebouwde woonwagen waar de familie woont, ontwikkelt Sarah zich tot een huistiran. Ze confisqueert hondenbotten, baddert in de hondenvoederbak en speelt de baas over de echtelieden en alle andere dierlijke bewoners. Ellis-Bell en haar man hebben zelfs onder de lakens geen privacy meer. Maar Sarah blijkt ook ontwapenend te zijn en ze heeft gevoel voor humor. Ze houdt de hond Blanco voor de gek door dreigend te blaffen, zodat deze de hele tuin afspeurt op zoek naar een andere hond. Nancy Ellis-Bell weet van Sarah een volwaardig boekpersonage te maken, met haar eigen temperamenten en grillen en soms zelfs gedachten. Tot zo ver zou Midas Dekkers tevreden zijn.

Moedergevoelens


Omdat alle narcistische haarkloverij in de letteren soms vermoeiend is, zou een verhaal met dierlijke hoofdpersonen voor een frisse wind kunnen zorgen. Maar helaas gaat De papegaai die dacht dat ze een hond was niet over echte dieren. Tussen de regels door klinkt namelijk Ellis-Bells wensdroom om van haar huisdieren mensenkindjes te maken. Ze heeft nooit kinderen kunnen krijgen en projecteert in haar wanhoop haar moedergevoelens op de papegaai en de andere beesten. Ze gaat zo ver in het vermenselijken dat ze Sarah zelfs gin-tonic laat drinken! Haar kinderloosheid maakt deze vrouw tot een tragische figuur. Wellicht was het boek sterker geweest als de focus daadwerkelijk lag op haar wanhoop. Nu is het slechts een verhaal over opvoeden en de klassieke machtsstrijd tussen ouders en (papegaaien)kinderen. En dat is niet genoeg.

Een ander probleem is dat Ellis-Bell te dicht bij de realiteit blijft in het optekenen van haar verhaal. Het lijkt net alsof ze alleen haar dagboekaantekeningen uitgebreid aan elkaar praat. Je krijgt telkens het gevoel dat je de wederwaardigheden leest van een dweepzuchtige moeder die haar vriendinnen tot vervelens toe per e-mail op de hoogte houdt van alle ontwikkelingen rond haar jongste oogappel. Ze noemt Sarah zelfs tamelijk tenenkrommend haar ‘prinses’.

Realist après la lettre?


Ellis-Bell slijt haar dagen enkel met het van minuut tot minuut observeren van haar beestenboel. Ze zou een soort realist après la lettre zijn, ware het niet dat haar observatievermogen helaas niet vergezeld gaat van een grote dosis literair talent. Zo staat het boek vol met steeds terugkerende, fantasieloze zinsconstructies. Sarah onderwerpt alles in en om het huis ‘aan een grondig onderzoek’. En ‘Sarah ontdekte dat de keuken een waar voedselwalhalla was’ en drie regels verder besluit ze ‘een waar vogelbuffet te creëren’. 

Het verhaal van een vrouw te midden van haar mensachtige dieren zou op zichzelf het onderwerp kunnen zijn van een mooie tragikomedie. Maar bij schrijven gaat het natuurlijk niet alleen om wat iemand schrijft maar ook om hoe hij dat doet. Een schrijver met literair fingerspitzengefühl, creativiteit en een grote dosis ironie had dit verhaal wel tot een goed einde weten te brengen. Midas Dekkers had er bijvoorbeeld wel raad mee geweten!

Boeken / Fictie

Slenterend door Utrecht

recensie: Ingmar Heytze - Utrecht voor beginners

.

Deze 127 gedichten komen grotendeels uit zijn wekelijkse serie in het AD Utrechts Nieuwsblad, maar sommige zijn ook in opdracht of voor zichzelf geschreven. De meest herkenbare stadsgedichten zijn die met een duidelijk thema zoals de Neude –’Dit is geen plein, dit is een gapend gat’– of de gekozen burgemeester –’De halfvergane houten kruk naast uw bureau / is geen kapstok, maar de steun van de burger’–. Ze verwijzen naar hun tijdelijkheid, naar het krantenpapier waarop  ze eens gedrukt stond.

Misschien is deze tijdelijkheid alleen te wijten aan de onderwerpkeuze: een burgemeestersverkiezing kan immers moeilijk beschreven worden als een universele kwestie. Toch zijn de gedichten beperkt houdbaar. Heytze heeft een eigen visie gegeven op de beschreven gebeurtenissen en locaties, maar loopt vaak te zeer achter deze onderwerpen aan. Hij geeft een nieuwe blik op Utrecht, maar er is weinig nieuws aan de horizon.

Poëtische column
Het lijkt erop dat de dichter zijn onderwerpen als finish ziet, in plaats van als startlijn. De thematiek komt nooit echt boven de oppervlakte van waarschijnlijkheid uit, waardoor de gedichten wat voor de hand liggend en weinig onderhoudend zijn. Een bredere blik, die vanuit een kleine anekdote iets kan zeggen over het grote geheel van het menselijke leven, zou zijn gedichten meer eeuwigheidswaarde geven. In deze bundel staan hele eigenzinnige en buitengewoon creatieve gedichten maar ze missen de ambitie om meer te zijn dan een poëtische column, bijvoorbeeld over het referendum:

Ja en ik wil stemmen voor of tegen
visie 1 en A en meer of minder blauw
op straat en stemmen of de stemming
met een potlood of een stemknop gaat
(…)
en of er wolken moeten zijn – en of
mijn nee wel nee betekent of juist ja
en of het kan gaan regenen wanneer ik
in mijn zwembroek op de Neude sta.

De bundel wil dan ook niet een dichtbundel zijn, maar een almanak en een rondleiding. Slaagt het in dat opzicht beter? Weer ben ik geneigd nee te zeggen. Als almanak is het aardig, maar niet volledig genoeg. Een rondleiding biedt het niet. Utrecht voor beginners is niet geschikt voor beginners, het spreekt alleen de gevorderden aan; degenen die al herinneringen aan de stad hebben. Alle functies die Heytze in dit werk wil bundelen, komen één keer samen in een gedicht, Koninginnedag:

De man die zei dat alles wat een mens bezit
op weg is naar een ander, krijgt hier ongelijk;
het meeste eindigt als kansloze koopwaar
op de keien, voor anderhalf etmaal
uitgestald. Wat vieren wij?

De doos waar heel de handel straks weer
in verdwijnt, staat nooit ver weg. Volgend jaar
rond deze tijd: dezelfde spullen op hetzelfde
vaaloranje zeil. Uitwisselbare mensen
slenteren eraan voorbij.

Zoals in de almanak is een actuele gebeurtenis vastgelegd. Zoals in de dichtbundel komt een nieuwe visie naar voren in een bekend verschijnsel en krijgt dit verschijnsel eeuwigheidswaarde. En zoals in een rondleiding neemt Heytze je mee langs de kramen, slentert hij voorbij aan het heden en schrijft hij wat hij ziet.

Boeken / Non-fictie

De ziel

recensie: Wilfried de Jong - De man en zijn fiets

Na De linkerbil van Bettini, dat een mooi portret was van diverse beoefenaars van verscheidene sporten, kunnen we nu weer genieten van de observaties van Wilfried de Jong. In De man en zijn fiets focust Wilfried de Jong op zijn favoriete sport: het wielrennen. En ook deze keer doet hij dat met zijn onnavolgbare kijk op de mens achter de sporter.

Voor De man en zijn fiets selecteerde Wilfried de Jong zijn mooiste wielerverhalen voor NRC en De Muur. Daarnaast schreef hij voor dit boek nog vijf nieuwe verhalen. Dat de presentator van Holland Sport een passie heeft voor de persoon achter de sporter blijkt al uit zijn manier van vragenstellen in dat programma. Maar op het moment dat hij zijn observaties aan het papier toevertrouwd heeft, komt dit pas echt goed tot zijn recht.

Stilstaan
De Jongs beschouwingen lijken voorbestemd voor de eeuwige schoonheid van inkt op papier. De impact van de verborgen schoonheid, het stille lijden, de gekte en de hypocrisie van de topsport, komt op papier gewoon beter tot zijn recht dan op film. Het statische van schrift geeft de lezer meer tijd de beschouwingen van De Jong te overpeinzen. Dit in tegenstelling tot het toch vluchtige medium dat televisie vormt.

Juist in zijn verhalen kan De Jong zijn passie tot uiting laten komen. De sportieve prestaties worden in een persoonlijke context geplaatst. Zo lezen we bijvoorbeeld in Wielerporno over de intieme liefde die oud Tour de France-winnaar Bahamontes voor zijn racefiets koestert. Een liefde die zelfs de genegenheid voor zijn vrouw lijkt te overschaduwen.

Doping
Maar ook de minder populaire kant van de wielersport komt ruimschoots aan bod: doping. Een fenomeen dat tegenwoordig onlosmakelijk met het wielrennen lijkt verbonden. De Jong doet er niet moeilijk over. Het hoort er volgens hem gewoon bij. Het maakt de sport ook spannender. Wie speelt het spel het beste? Wie wordt er betrapt en wie niet? Hij spreekt zich niet per definitie negatief uit over dopinggebruik. Het lijkt juist dat de bestrijding ervan doorschiet in haar goede bedoelingen. In Glazen potje zien we een schrijnend voorbeeld van ongepaste controledrift van de dopingcontroleurs. Profwielrenner Kevin Van Impe heeft net zijn zes uur oude zoontje verloren als het volgende zich afspeelt:

Van Impe en zijn vrouw hadden gekozen voor een crematie. Als wielrenner denk je normaal gesproken aan je fiets, aan voeding, aan een oordopje, aan het parcours. Nu moest Kevin Van Impe zijn mening geven over de voering van het doodskistje, wel of geen bloemen, en het lettertype van de rouwkaart. Toen ging de deurbel. De dopingcontroleur. Met als eerste zin: ‘Kom ik ongelegen?’

De Jong toont de wielrenners in  hun confronterende, pijnlijke, genante en onthullende mens-zijn. De man en zijn fiets is door de beperkte scope misschien minder toegankelijk dan De linkerbil van Bettini, maar zeker voor wielerliefhebbers is dit een boek  dat je gelezen moet hebben. Daarnaast is deze bundel ook voor een ieder die geïnteresseerd is in de psyche van de mens – en die van de wielrenner in het bijzonder – ten zeerste aan te raden. De Jong dringt door tot de ziel van de sporter en raakt daarmee ook het hart van de lezer.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met J.R. Moehringer

Drank, mannen en aangebrande pretzels

.

Het vindt plaats in Publicans, een kroeg op Long Island waar zijn oom Charlie bartender was. Sinds Moehringer in aanraking kwam met schrijven, heeft hij geprobeerd het verhaal van deze bar te schrijven. Met het winnen van de Pulitzer Price for Feature Writing verwierf hij nieuwe aandacht voor zijn werk, maar nog steeds was geen enkele uitgeverij geïnteresseerd in het manuscript waaraan hij werkte. Tot een redacteur aan hem vroeg: ‘Waarom vertel je niet gewoon de waarheid over die bar?’

‘Ik besefte onmiddellijk dat het werkelijke verhaal inderdaad interessanter was dan de fictie. En angstaanjagender. Ineens herbeleefde ik alles: Bob the Cop die de verkeerde man neerschoot, mijn stotterende neefje, mijn vader die mijn moeder sloeg – op dat moment wilde ik er alweer mee ophouden. Maar het verhaal dat je niet durft te schrijven, is waarschijnlijk het verhaal dat je moet schrijven. Ik bedoel, als je er zo bang voor bent, dan moet het wel een heel krachtig verhaal zijn.’

‘Ik weet nog hoe ik me voelde toen ik aan dat bureau zat. Alsof ik iets verkeerds had gegeten, iets dat over de houdbaarheidsdatum was, alsof ik elk moment ziek kon worden. Het proces dat voor me lag zou jaren in beslag nemen en erg pijnlijk worden. Het was een heel zwaar gevoel waar ik niet alleen mezelf, maar ook iedereen in mijn omgeving overheen moest helpen. Het kostte veel moeite om mensen te overtuigen van de noodzaak van dit verhaal. Het was tijd om mijn verhaal te schrijven en dat hangt nu eenmaal samen met een heleboel andere verhalen.’

Rolmodellen
Al met al is hij zo’n twintig jaar aan het worstelen geweest met dit verhaal, een worsteling die ook beschreven wordt in Tender Bar zelf. Inmiddels is het grote verhaal geschreven, en heeft Moehringer ontslag genomen bij de LA Times. Op het moment woont hij in Las Vegas om ex-tennisster Andre Agassi te helpen met diens autobiografie, een project dat hem in een vreemde situatie heeft gebracht: ‘Mijn buurman organiseert orgies.’ Hierna gaat hij opnieuw een poging doen om fictie te schrijven, en deze keer is hij vastbesloten het tot een goed einde te brengen.

‘Als ik terugdenk aan de periode waarin ik voor het eerst fictie schreef, voel ik nog steeds de enorme kwelling. Ik schreef zo veel en het was allemaal zo slecht. Maar ik heb er veel van geleerd, uiteindelijk was het een lange, uitgebreide vingeroefening. Voor mijn volgende boek gun ik mezelf de steun van uitgebreide reportage. Ik hoef dus niet vanuit het niets aan tafel dingen te verzinnen. Een boek moet realistisch zijn, ergens over gaan. Hemingway schreef nooit over een onderwerp zonder er alles over te weten. Zo wil ik ook aan het werk gaan.’

~

Ook voor Tender Bar heeft Moehringer veel interviews gedaan. Alle mensen die in het verhaal voorkomen, zijn uitgebreid geïnterviewd. ‘En dan blijkt hoe vreemd het geheugen werkt. Die mannen uit de bar kunnen zich niet meer herinneren wat ze gisteravond hebben gegeten, maar hun verhalen zijn volkomen coherent. Iedereen herinnert zich nog precies wat er op een specifieke avond 30 jaar geleden gebeurde.’ Deze mannen spelen een grote rol in het boek. Ze zijn veel meer dan kleurrijke figuren – ze zijn rolmodellen. Moehringer heeft vele vaders in hen gevonden, voorbeelden van hoe hij wel en niet wilde zijn, en is met hun hulp opgegroeid tot een ‘echte man’. Met veel van de mannen is het slecht afgelopen: gokproblemen, ongelukken, en in het geval van kroegeigenaar Steve de dood. Zijn dit de redenen waarom Moehringer tegenwoordig niet meer drinkt?

‘Drinken in die kroeg ging niet om de alcohol, maar om het ritueel. Ik ondervond al snel dat buiten die bar drinken niet hetzelfde plezier bracht. Daar leidde alcohol alleen tot een kater, en de kater is de grootste vijand van de werkende schrijver, het maakt schrijven vrijwel onmogelijk. Op een dag besloot ik dus: ik vind drinken niet leuk meer en schrijf niets door die constante kater – laat ik ermee stoppen. Ik doe niets half, dus bande ik de drank en sigaretten volledig uit. En mijn leven werd zo snel zo veel beter. Zodra ik stopte met roken en drinken en gokken en uitgaan, had ik ineens discipline! Ik dacht: hier moet ik niet mee spotten. Laat ik maar gewoon zien hoe ver dit me brengt. Het is iets bijgelovigs geworden. Ik geloof echt niet dat één glas bier onvermijdelijk zal leiden tot elf glazen, maar ik geloof wel dat het de goden zal verzoeken. Ze gaven me  discipline, hielpen me elke dag te schrijven, gaven me werk en een huis – dat wil ik niet verkloten.’

Pretzelbranden
Moehringer begon zijn schrijvende leven als loopjongen bij de New York Times. Wanneer hij op een dag op straat loopt en brand ruikt, belt hij in vol enthousiasme naar de redactie – dit is zijn kans om zijn journalistieke kwaliteiten te bewijzen. Enkele minuten later blijkt dat er slechts wat pretzels op de straathoek zijn aangebrand.

‘Ik had nooit verwacht dat ik zou kunnen lachen om iets wat me indertijd zoveel schaamte heeft berokkend. Dat is één van de pluspunten aan een memoir schrijven: je ziet alles in perspectief. Maar je wordt je ook bewust van alle vreemde situaties waar je in terechtgekomen bent. Het lijkt alsof ik een magneet voor ongeluk heb.’

‘Zo was mijn laatste artikel voor de LA Times een profiel van de oudste chimpansee ter wereld. Je kunt je niet voorstellen hoe vernederend het is om een maand lang een aap te profileren. Elke ochtend werd ik wakker en vroeg me af hoe het zo ver was gekomen. Op een gegeven moment kwam de fotograaf, die de aap wilde portretteren met een verjaardagstaart. We draaiden ons heel even om, maar de chimpansee had de taart al te pakken en probeerde het hele ding zijn bek in te schuiven. De trainer begon meteen te schreeuwen: ‘Hij krijgt een insulineshock!’ – want de vijfenzeventigjarige chimpansee had diabetes – en zo hadden we bijna de oudste chimpansee ter wereld vermoord, nog voordat het artikel af was. Dat soort dingen lijken mij nou vaker te gebeuren dan mijn collega’s.’

‘Het beste voorbeeld van een pretzelbrandincident is natuurlijk mijn bekendste artikel; het profiel van Bob Satterfield, een grote boxer uit de jaren ’50. Ik bracht weken met hem door en onderzocht zijn hele leven, waarna bleek dat het helemaal niet Bob Satterfield was, maar een psychotische dakloze. Uiteindelijk werd het weliswaar een beter artikel, dat beschreef waarom deze man geloofde dat hij Bob Satterfield was en wat er met de echte boxer was gebeurd, maar het was wel het ultieme journalistieke ongeluk. In dat opzicht was het pretzelbrandje geen incident, maar een voorteken van alles wat me nog te wachten stond. Geloof me, ik heb meer dan genoeg pech gehad als journalist. De zoektocht naar de waarheid kent enorm veel hindernissen. Dat heb ik wel geleerd.’

Waarheid
En dat, de waarheid, is nu juist wat Tender Bar zo’n bijzonder boek maakt. Moehringer heeft niets verzwegen of mooier gemaakt. Zijn leven, ook de momenten waarop hij minder trots is, beschrijft hij in alle eerlijkheid. Deze oprechtheid voelt zowel beklemmend als bevrijdend; we zijn niet meer gewend aan een dergelijke eerlijkheid.

‘Toen ik nog een beginnende journalist was, schreef ik eens over een man die zelfmoord had gepleegd. Hij had acht leuke kinderen en een vrouw, maar een fout op zijn werk leidde tot een reeks gebeurtenissen waardoor hij alles verloor. Hij was failliet, maar niets wees op een depressie. Tot hij plots naar een klif in Colorado reed en zichzelf neerschoot. Tijdens het interview met zijn familie zei zijn vrouw: “Van nu af aan zijn er geen geheimen meer in deze familie. Als ik iemand iets vraag, en ik krijg geen antwoord, vraag ik net zo lang door tot ik het wel krijg. En als ik vraag hoe het met je gaat, dan is ‘prima’ niet meer genoeg. We hebben elkaars privacy te serieus genomen in dit gezin.”

‘Op dat moment dacht ik: en niet alleen in dit gezin. De hele maatschappij neemt privacy te serieus. Mensen zijn te terughoudend om over bepaalde zaken te praten. Ik geloof dat de memoir bij uitstek helpt om elkaar beter te leren kennen. Mensen lezen om minder eenzaam te zijn, en dat gaat nog meer op wanneer het verhaal dat je leest een oprecht, eerlijk verslag is van iemands leven. Ik wilde een niveau van eerlijkheid bereiken dat verder zou gaan dan wat normaal gevonden wordt. De dingen die ik uiteindelijk heb verteld, gaan niet alleen over mij. Iedereen heeft zich los moeten maken van zijn ouders, iedereen is dronken geweest, iedereen is ontmaagd. Door mijn persoonlijke verhaal te lezen, denken ze weer terug aan hun eigen verhaal. Door ervaringen uit te wisselen kunnen we weer dichter tot elkaar komen. Andre Agassi volgt dat voorbeeld, hij schrijft op dit moment de eerlijkste autobiografie die je ooit van een beroemdheid hebt gelezen. Er valt zo veel te winnen met eerlijkheid.’

 J.R. Moehringer, Tender Bar, Uitgeverij De Geus, € 24,90, ISBN: 9789044511789   

Film / Films

Puberdrama laat onverschillig

recensie: Il papà di Giovanna

.

De Italiaanse cinema leek met

~

Il papà di Giovanna is inmiddels de 36e film van Avati, maar desondanks de eerste die in de Nederlandse bioscopen verschijnt. In het Bologna van 1938 maken we kennis met het gezin Casali. Vader Michele (Silvio Orlando) doceert aan de lokale universiteit en probeert daar studenten aan te moedigen zijn dochter, de ietwat wereldvreemde Giovanna (Alba Rohrwacher), uit te vragen om haar wat meer onder de mensen te brengen. Een student gaat, in ruil voor een goed cijfer, akkoord met dit aanbod, zonder de gevolgen te kunnen overzien. Giovanna raakt hartstochtelijk verliefd op hem. Ze weigert te geloven dat de liefde niet wederzijds is en begaat een gruwelijke daad, die het leven van haar en haar ouders voor altijd zal tekenen.

Netjes binnen de lijnen


Het voornaamste probleem van Il papà di Giovanna is dat de film onverschillig laat. Ontegenzeggelijk degelijk gemaakt, kleurt de film netjes binnen de lijnen, waardoor er vrijwel niets interessants te zien is. Daar komt nog bij dat het verhaal niet door de ogen van het interessantste personage, de verstandelijk beperkte Giovanna wordt verteld, maar door de ogen van haar liefhebbende vader, een moreel vlak en saai personage. Ook het subplotje, waarin Michele moet toezien dat zijn vrouw (Francesca Neri) steeds verder van hem afdrijft in de armen van de buurman, wekt weinig emotie op. Het feit dat het verhaal zich grotendeels in de oorlog afspeelt, is onnodig voor de plot en geeft de film pretenties mee die hij niet kan waarmaken.

~

Wel goed zijn de acteurs in de film, met name Orlando als Michele. Orlando, die met zijn rol bekroond werd als beste acteur op het filmfestival van Venetië en daarbij onder andere Mickey Rourke achter zich liet, maakt het beste van een oninteressant personage, dat zo van goedheid is vervuld dat er te weinig ruimte is voor grijstinten. Ook de jonge Rohrwacher als Giovanna maakt indruk. Ze geeft Giovanna de nodige onzekerheid mee die past bij een meisje dat zich niet kan wapenen tegen de wereld en een wanhopige uitweg zoekt. Het is helaas niet genoeg om de toeschouwer twee uur geboeid te houden. Daarvoor zijn dit soort verhalen al veel vaker en beter verteld.

Boeken / Fictie

Reinigingsadvies, een schone bundel

recensie: Marcel Möring - Reinigingsadvies

Marcel Möring is geen vreemde in de wereld van het woord. Zijn werk kreeg over het algemeen positieve kritieken. Hij debuteerde in 1991 met Mendel’s erfenis (inmiddels Mendel geheten) en publiceerde daarna nog vier romans. Van die romans werd Het grote verlangen (1994) bekroond met de AKO-literatuurprijs en voor In Babylon (1998) ontving Möring zowel de Gouden Uil als de Jonge Gouden Uil. Dat er meer uit Mörings pen vloeit dan romans alleen, blijkt uit zijn essaybundel Lijdenslust (2006) en de onlangs verschenen gedichtenbundel Reinigingsadvies.

Reinigingsadvies bestaat uit 48 gedichten, waarvan de meest lijvige zich in het midden van de bundel ophouden. Wat zijn stijl betreft, neigt hij naar de Maximalistische poëzie van Joost Zwagerman, zij het dat de opgenomen gedichten niet zo bandeloos zijn als die van de laatstgenoemde in zijn Roeshoofd hemelt (2005). In vergelijking met Zwagerman is Mörings taal als ingeklonken klei en daarbij een stuk preciezer.

Bij veel gedichten is sprake van een strak georkestreerde, semantisch associatieve opbouw. In het uit 33 regels bestaande ‘Genezing’ is dat bijvoorbeeld goed te zien. De supermarkt, waar de protagonist de ‘zij’ tegenkomt, wordt per regel steeds verder uitgetekend: ‘Toen ik hier pas woonde liep ze door de koffiestraat / of verderop waar steeds de blikken staan / met kattenvoer pampers aan de overkant aan het begin tv-diners’. Zo opent de eerste strofe en ongeveer zo opent ook de tweede, maar gelukkig gaat het niet vervelen, in tegendeel.

Muzikaal dictie
Een van de manieren waarop Möring je tijdens het lezen bij de les houdt, is het dictie dat hij hanteert: het is rijk, gevarieerd en fris. Zo lees je neologismen als ‘leugenjurk’ en ‘uitlaatgassengras’ tussen meer chique woorden of woordcombinaties als ‘futiliteit’, ‘avondlijk’ en ‘Shakespeariaanse sigaren’. Ook vind je in Reinigingsadvies heerlijke galgje-woorden terug, zoals ‘Picassobehang’, ’transistorradio’ en ‘modelspoorcatalogus’.

Sterk is Möring in de hantering van klank- en klinkerrijm, iets wat de hierboven genoemde samenstellingen al laten zien. Door het grotendeels ontbreken van interpunctie, maakt dit het taalgebruik niet alleen compact en poëtisch, maar ook uitermate melodieus. Een mooi voorbeeld zijn de eerste regels van het titelgedicht: ‘Vergeet mij was mij uit je kleren kam je haren onthaar je kam / schob de hoeken van de badkamer met een tandenborstel / borstel je kleren laat de kranen lopen gooi chloor / in de toiletten (…)’. ‘Reinigingsadvies’ kan een poëticale betekenis worden toegeschreven. Het gaat de dichter in dat geval om uit zijn taal te verdwijnen: alleen zijn gedichten blijven achter.

Krachtige beeldspraak, soms tegen wil en dank
De gehanteerde beeldspraak is krachtig, soms vervreemdend, maar altijd raak. Zo zijn de zonbeschenen marmeren treden in het gedicht ‘Terminus’ boter en is de nacht in het gedicht ‘Mein junges Leben had ein End’ (mogelijk naar het gelijknamige werk van de Deventerse componist Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)) ‘niet een vrouw een moeder / een zuster maar een dronken vriend / die door de kamers zwalkt (…)’.

Soms lijkt Möring zijn beeldspraak tegen wil en dank te gebruiken, alsof het een toegeven is aan de poëtische behoefte van zijn lezers. Zo schrijft hij in het gedicht ‘Over zekerheid’: ‘Terug bij lamplicht (goed dan: als melk / gemorste melk)’. In ‘Jonas’ komt hij de lezer tegemoet wanneer hij tussen haakjes een beeldspraak uitlegt met een even zo mooi beeld – wat die beeldspraak  overigens eerder versterkt dan tenietdoet: ‘Terwijl de duisternis een traag tij / af en aan spoelt (de branding van het laken) / drijven ze uit elkaar tot ze niets meer / horen van de dingen die ze zeggen’.

Ter afsluiting moet een van de mooiste gedichten van Reinigingsadvies genoemd worden. ‘Lofzang op het incomplete – voor Sam’ dat ontroerend en grappig is, barst van de mooie beelden, teer en tegelijkertijd eerlijk is. Het gedicht is te lang om hier af te drukken, dus je zult je de bundel ter hand moeten nemen. Geen moment zal het tegenvallen. Zo’n bundel is het.

 

Boeken / Fictie

CSI Stockholm

recensie: Mikael Niemi (vert. Cora Polet) - De man die stierf als een zalm

Een oude man wordt dood gevonden in zijn bed, opengesneden als een zalm. Zijn tong is uit zijn mond gesneden en ligt verkoold op de grilplaat. Een agente uit Stockholm wordt eropuit gestuurd om de lokale politie in het Zweedse dorpje Pajala te versterken. Mikael Niemi legt in zijn macabere detective De man die stierf als een zalm de ziel van de Zweeds-Finse grensregio (Tornedal) bloot.

Hoe groot het verschil tussen de stad en de provincie is, merkt Therese Fossness als ze naar het Tornedalse Pajala wordt gestuurd om de zalmzaak op te lossen. Onder hun stugge huid zijn de zwijgzame Tornedalers onderling in een talenoorlog verstrikt.

De half Zweedse, half Samische auteur Mikeal Niemi beschrijft het culturele talenconflict tot in haar historische oorsprong. Met biografisch detail gaat Niemi in op de onderhandelingen tussen de Russen en de Zweden na de oorlog in 1809. Zijn beschrijving van het Meänkieli-verbod dat de Zweedse koning enkele decennia later uitvaardigde, getuigt van veel inbeeldingsvermogen:

Taal is besmettelijk. (…) We geven de Finse nederzettingen scholen op kosten van de staat. Op voorwaarde dat ze alleen in het Zweeds lesgeven. Verordening van Zijne majesteit, 2 november 1888. Een bolwerk, dacht hij. Tegen het Fins. Tegen het oprukkende, ongebreidelde barbarisme.

Schoolstrijd
Tussen de historische intermezzo’s door speelt het verhaal in het heden. In het heden is het Meänkieli (het Finse dialect dat in Tornedal gesproken wordt) erkend als een officiële taal van Zweden, maar wordt het desalniettemin buiten familiekringen weinig gebruikt. Therese komt erachter dat een groep streekbewoners er naar streeft het Meankieli wederom te onderwijzen op de scholen. De schoolstrijd splitst de regio in tweeën. Voor de een is het Meänkieli een geuzentaal, voor de ander een herinnering aan verdrukking en schaamte uit de tijden van het verbod.

De vermoorde Martin Udde hoorde bij de fervente tegenstanders. In levende lijve had hij zich fel tegen het herinvoeren van het Meänkieli gekeerd in brieven aan de lokale krant. ‘Luizen in de Zweedse vlag’, noemde hij de voorstanders van het taalonderwijs. Als de recherche door toeval meer te weten komt over Uddes verleden, blijkt dat de stilzwijgende bevolking ook nog andere redenen heeft om een diepgaande haat jegens de oud-onderwijzer te koesteren.

Het is de eerste zaak van de cosmopolitan-drinkende Therese. Ze voelt een weerzin voor de dorpsbewoners met hun ‘aardappelhoofden en gebrek aan ambitie’ en ergert zich aan de stugheid waarmee verdachten weigeren Zweeds te praten. Toch wordt ze ook aangetrokken tot de mystiek die uitgaat van de visetende, houthakkende zwijgzaamheid en de vreemde taal.

‘Lekker’, zei ze. ‘Heb je dat van thuis meegenomen?’ ‘Kieli,’ knikte hij. ‘Meänkieli?’. Hij lachte. ‘Precies, je eet taal’. ‘Dat begrijp ik niet.’ ‘Meänkieli betekent “onze taal”, maar Kieli betekent ook “dit”, zei hij en hij hield het grijze stuk vlees omhoog. ‘Het is van de elandenjacht’. Toch geen penis, dacht ze, toen ze naar de vorm keek. Jezusnogaantoe, het zal toch geen penis van een eland zijn. ‘Ik heb hem zelf gekookt,’ zei hij. ‘Het is een tong.’

Supercop
Qua stijl doet De man die stierf als een zalm soms denken aan de thrillers van Karin Slaughter. Er is sprake van een vrouwelijke supercop die worstelt met gevoelens uit haar privéleven en zich ondertussen buigt over misdaad in een idyllisch edoch incestueus dorpje.  

Hoewel het boek ietwat ongeloofwaardig macaber eindigt, is het niet moeilijk om meegezogen te worden in de mystiek van de Scandinavische regio. De combinatie van supercopdetective met Zweeds-Finse antropologie maakt de roman tot heerlijke vakantielectuur.

Film / Films

Cynische tragikomedie

recensie: De laatste dagen van Emma Blank

.

~

Met enkele penseelstreken schetst van Warmerdam de disfunctionele personages die we de komende anderhalf uur zullen volgen. In een afgelegen landhuis aan de Hollandse duinen wacht Emma Blank op haar dood. De autoritaire vrouw (een prachtige rol van Marlies Heuer) wil  dat haar laatste dagen zo aangenaam mogelijk zijn en verwacht dat haar personeel hiervoor zorgt. De toeschouwer vraagt zich echter al snel af waarom butler Haneveld (Gene Bervoets), kokkin Bella (Annet Malherbe), dienstmeid Gonnie (Eva van de Wijdeven) en klusjesman Meijer (Gijs Naber) de steeds vreemder wordende eisen van Emma Blank inwilligen. Gaandeweg wordt duidelijk dat de situatie complexer is dan op het eerste gezicht lijkt en dat het personeel een goede reden heeft om Emma Blank bij te staan.

Zoals altijd heeft Alex van Warmerdam zichzelf in De laatste dagen van Emma Blank, het best te beschrijven als een cynische tragikomedie, ook een rolletje toegewezen: Theo, een op het eerste oog normale man met net overhemd en broek. Dat Theo niet praat en regelmatig uitgelaten moet worden, is een eerste aanwijzing dat hier iets niet klopt. Theo is namelijk een hond, die opspringt tegen iedereen die hij tegenkomt. Alleen al voor de hilarische scène waarin van Warmerdam tegen Gonnie oprijdt is deze film, een bewerking van zijn eigen  toneelstuk, een bioscoopbezoek waard.

Egoïstische opportunisten

~

Van Warmerdam begrijpt echter dat deze sketches, hoe goed geschreven ook, niet genoeg zijn voor een volwaardige speelfilm. Langzaam maar zeker geeft hij meer informatie over het hoe en waarom van de personages, en wordt duidelijk dat niet alleen Emma Blank maar ook  haar personeel grote opportunisten zijn die uit pure hebzucht bereid zijn heel ver te gaan. Met uitzondering van Gonnie, die als enige iets van een ruggengraat vertoont, zijn alle personages in van Warmerdams universum egoïsten die niet in staat zijn belangeloos iets voor een ander te doen, en voor een moment niet aan zichzelf te denken. Hoewel het zonde zou zijn hier te veel weg te geven, wordt die boodschap het best weergeven in het personage van Theo, die nog een cruciale rol zal spelen in het verhaal.

~

Het enige minpuntje aan de film is dat de spitsvondige dialogen van van Warmerdam soms wat onnatuurlijk klinken. Hoewel altijd messcherp en geestig komen de teksten soms iets te gekunsteld over, en het gevolg is dat een deel van de acteurs (met name Eva van de Wijdeven) de dialogen niet volkomen geloofwaardig over kunnen brengen. De regisseur en zijn muze Annet Malherbe hebben hier minder last van, maar bij de jonge garde valt het wel degelijk op. Wellicht omdat de teksten meer passen bij de statuur van de oudere personages. Hierdoor is De laatste dagen van Emma Blank niet de beste film uit de carrière van van Warmerdam. Desondanks blijft het een heerlijke zwarte komedie die je onbedaarlijk doet lachen, maar die ook daadwerkelijk iets zegt over het dunne laagje beschaving waarmee  de mensheid bedekt is.