Boeken / Fictie

De dichter en de illegaal

recensie: Owen Donkers - Julien

.

Julien speelt zich af in de Verenigde Staten. De Nederlandse Julien Korver vestigt zich daar omdat zijn vriendin Simone er gaat promoveren. Julien vindt het best. Hij was in Nederland bezig met een uitzichtloze carrière bij een fastfoodconcern en heeft maar één droom: een dichtbundel uitgeven. En waar kan hij zich beter aan zijn passie wijden dan in het land der onbegrensde mogelijkheden?

Illegaal

Maar zoals te verwachten is: het valt tegen in de States. Terwijl Simone carrière maakt, gaat Julien zich meer en meer storen aan de hypocriete en betuttelende Amerikaanse maatschappij. Zijn gedichten, waarover hij zelf tamelijk tevreden is, kunnen de Nederlandse uitgeverijen niet boeien: keer op keer krijgt Julien afwijzingen binnen.

Om wat bij te verdienen werkt hij een aantal uren per week in een pizzeria waar de Italiaanse eigenaar Joe het niet zo nauw neemt met het uitbetalen van zijn grotendeels illegaal werkende personeel of met de hygiëne. Julien sluit vriendschap met de Mexicaanse Rui (‘spreek uit Roewie’). In een van de belangrijkste scènes van het boek krijgt Julien de vrouw van Rui, die met hun twee dochtertjes achterbleef in Mexico, aan de telefoon. Op dat moment realiseert Julien zich dat Rui geen vrijgezelle klaploper is zoals hij vermoedde, maar naar Amerika is gekomen om te werken, omdat dat nog altijd beter is dan in zijn eigen land te blijven. Julien leert zichzelf wat Spaanse woorden om met Rui te kunnen praten en trekt zich zijn lot en dat van andere illegale werknemers aan.

Zeepbel

Donkers schetst op deze manier heel mooi twee parallelle levens. Dat van Rui, die symbool staat voor de illegale werknemers in de Verenigde Staten: identiteitloos en kwetsbaar voor uitbuiting. In schril contrast daarmee staat het leven van Julien, wiens papieren in orde zijn, die in een mooi huis woont en netjes uitbetaald krijgt omdat hij nu eenmaal legaal in Amerika verblijft. Maar de American dream is voor beide mannen eenzelfde zeepbel.

Julien is een mooi debuut. Er gebeurt niet zo vreselijk veel en dat is misschien ook wel wat het verhaal zo sterk maakt. De schrijver zoomt in op de details en geeft zo een soms beklemmende sfeeromschrijving. Het karakter van Julien is mooi uitgewerkt en zijn worsteling, ambitie en gevoel niet begrepen te worden, komen goed uit de verf. Julien staat als enige in kleur op een verder zwart-wit doek; de rest van de personages worden slechts in een paar penseelstreken weergegeven. Doordat Julien niet of nauwelijks met de mensen in zijn omgeving communiceert – niet met zijn collega’s omdat hij hun taal nauwelijks spreekt en niet met zijn vriendin omdat ze op een andere golflengte lijkt te zitten – blijft hij rondjes in zijn hoofd draaien. En die rondjes heeft Donkers prachtig uitgewerkt.

 

Film / Films

Clichés in burenterreur

recensie: Lakeview Terrace

Na het bizarre fiasco The Wicker Man maakte de spraakmakende toneelschrijver Neil Labute een conventionelere speelfilm, die in zijn soort relatief subtiel is, maar teleurstellend weinig van de persoonlijkheid van de regisseur laat zien en tegen het einde jammerlijk ontspoort.

~

Chris en Lisa vormen een jong, interraciaal echtpaar dat zijn eerste koophuis in een gegoede villabuurt in Californië betrekt. Hun buurman, de macho politieagent Abel (Samuel Jackson), weduwnaar en vader van twee kinderen, is daar niet blij mee. Speelse, maar brutale pesterijtjes gaan al gauw over in openlijke vijandigheid en burenterreur. Ondertussen begint de relatie tussen de geliefden barstjes te vertonen: een afkeurende schoonvader, onenigheid over een eventuele zwangerschap en de spanningen die het gedrag van buurman Abel veroorzaken, stellen de liefde van het koppel op de proef.

Hybris

Hoewel het scenario niet van zijn hand is (het verhaal komt van de scenarist van pulp als Passenger 57 en Money Train), is het waarschijnlijk aan Labute te danken dat de burenruzies een groot deel van de film redelijk geloofwaardig en voorstelbaar blijven. Niet dat de dialogen en verwikkelingen ook maar in de verte lijken op Labutes eigen toneelwerk of scenario’s – ironische constructies over de fundamentele onmogelijkheid van eerlijke communicatie – maar ze zijn minder ongeloofwaardig dan in de doorsnee genrefilm. Hij is bijvoorbeeld verstandig genoeg om van Abel aanvankelijk een menselijke hufter te maken. De man wordt niet alleen afgetekend als zorgzame vader (het perspectief ligt in de eerste scènes van de film zelfs bij hem en zijn kinderen), maar als iemand die heilig in zijn eigen vertekende beeld van rechtvaardigheid en deugdelijkheid gelooft. Een krachtige scène waarin hij een op de vlucht geslagen misdadiger op brute wijze dwingt te beloven zijn leven te beteren, is tekenend omdat deze zowel zijn ziekelijke neiging tot machtsvertoon als zijn oprechte hybris uitbeeldt.

~

Er wordt ook sterk geacteerd: Jackson weet zowel verbaal als fysiek de juiste, bedreigende toon te raken als iemand die elke situatie naar zijn hand weet te zetten. Patrick Wilson biedt ook wat nuance in het personage van de onzekere Chris, die onwillig wordt gedwongen zich te laten gelden als beschermer van zijn gezin en huis. Nadat is gebleken dat hij met meegaande beleefdheid niets bereikt, heeft hij er zichtbaar moeite mee om het hard te spelen.

Doorsnee

Omdat de voortdurende machtsspelletjes en de reacties daarop op deze manier redelijk goed worden neergezet, is het des te jammerder dat Labute heeft ingestemd met een platte, volstrekt overdreven ontknoping, inclusief gekunstelde climactische confrontatie met daarin een fatale schietpartij. De Abel die zich tegen het einde ontpopt tot psychopaat, hoort in een slechtere film thuis. Het feit dat hij zijn baan kwijt dreigt te krijgen geeft hem enige legitimatie om alles op het spel te zetten, maar de slotscènes wijken in hun ongeloofwaardigheid en clichématige afwerking in niets af van die uit de gemiddelde pulpfilm. Daarnaast wordt vlak voor deze verwikkeling een dwaze motivatie gegeven voor Abels haat en wroeging, die zijn personage tot dat punt niet waardig is: zijn zwarte vrouw stierf in het bijzijn van haar blanke baas. Vanaf dat punt is het niet langer mogelijk Abels gestoorde karakter serieus te nemen. Bovendien verdwijnen de personages van zijn kinderen, die in het voorgaande een belangrijke rol spelen, plotseling volledig uit de film om de slotconfrontatie mogelijk te maken.

~

Door deze zwaktes is alleen de eerste driekwart van de speelduur van Lakeview Terrace het aanzien waard als bovengemiddeld vermaak. Wellicht moest Labute een gemakkelijker te verteren film dan zijn geflopte The Wicker Man maken, maar die film kon je zelfs als volledige mislukking geen zweem van persoonlijkheid en durf ontzeggen. Het slotstuk maakt Lakeview Terrace tot een film die door iedereen had kunnen worden geregisseerd.

Theater / Voorstelling

Een avond vol ‘moraalridderen’ en het niet bij elkaar krijgen van zaagsel

recensie: Zomergasten, Generale Oost - De Rovers

De mens babbelt en praat. Kletst en zeurt. Maar bovenal vertelt de mens alleen nog maar verhalen over helden van vroeger. Men moet van alles, maar doet helemaal niks. De toon is gezet. Een versnipperd stuk theater dat de losse delen niet bij elkaar krijgt.

De Rovers – een vertaling op het stuk Die Räuber van Friedrich von Schiller – gaat over een groep jongeren die zich mateloos ergert aan het hier en nu. Het hier en nu waar niemand meer iets doet. Het hier en nu waar de wet de vrijheid opheft, het hier en nu waar baby’s geboren worden omdat ‘het toevallig een mooie zomerdag was.’ De wens om ‘echt’ te willen leven is zo groot voor de groep dat ze in een spontane uitbarsting besluit een bende rovers te vormen. Het resultaat is een recapitulerend verhaal over hun moordpartijen en de dorpen die ze plat hebben gebrand. De eindconclusie: spijt.

Practice what you preach

~

De personages draaien door in wat ze doen. Ze vertellen steeds gruwelijker verhalen over de dingen die ze hebben aangericht, op een steeds enthousiastere manier. Het herbeleven geeft ze het gevoel dat ze leven. Het probleem is alleen dat deze verhalen niet te volgen zijn omdat de mise-en-scène de aandacht volledig opeist. Zo worden de eerste verhalen zogenaamd ondersteund door poedelnaakte, elkaar wassende acteurs op de achtergrond. Hierdoor vertelt het stuk te vaak verschillende dingen door elkaar en raakt de aandacht versplinterd zodat de belangrijke informatie niet binnenkomt.

Daarbij valt het stuk in zijn eigen valkuil. Waar de personages in de expositie nog het vertellen van verhalen veroordelen en schreeuwen om nieuwe helden, vertellen de spelers slechts over hun nieuwe heldendaden (die buiten het podium en het stuk plaatsvonden) en laten niks zien van hun ‘held in wording’. Het is niet duidelijk of dit bedoeld is als manier om de onontkoombaarheid aan het systeem te laten zien of dat het een dramaturgisch gat is. Hoe dan ook, met deze constructie zijn helden noch antihelden geboren. Of is het een wel erg, helaas expliciete vertaling van dat waar zij zich tegen ageren?

Een vlakke eerste repetitie

~

Waar kijken we naar? De personages zijn willekeurig in hun keuzes, ondoordacht in hun handelen en, door de spelingangen die ze kiezen, ongeloofwaardig. Van slechts één van de personages wordt bekend wat (deels) zijn achtergrond is. Hij is terecht boos; zijn vader heeft hem laten stikken. Hij is dan ook het hele stuk vooral boos. De stemmingswisselingen waar de rest van de acteurs last van hebben, komen over alsof ze er later bij bedacht zijn en niet omdat het stuk erom vroeg. Alsof het een exercitie was met als doel te oefenen met het opplakken van emoties. Het collectief is bij vlagen kinderachtig, dan doordacht, dan weer verliefd om meteen weer in complete woede te vervallen. Hiermee lekt het stuk in veel opzichten en is het vaak onduidelijk waar naar gekeken wordt.

Dan volgt een intermezzo: in een tijdsbestek van vijf minuten spelen ze een 14-tal ‘pruikje op, pruikje af’ scènes waarin het toneelstuk van Schiller als een stripboek behandeld wordt. De afwerking is echter verre van perfect terwijl de expressie en timing een goede aanzet geven tot goede komedie. De tekstbehandeling van nagenoeg iedere speler is echter benedenmaats. Teksten worden vergeten en zinnen onbedoeld verdraaid.

Als de personages op het einde van het stuk in het halfduister reflecteren op zichzelf (‘Oh wat hebben we aangericht?’) wordt het spannend. En wordt de uitwerking zorgvuldiger. Zowel stilistisch, als qua spel. Met de decorstukken op een hoop gegooid, de houtzagerij en een crucifix er bovenop, zuigen de spelers in het donker, als schimmen van zichzelf, de aandacht weer naar zich toe. Het doet denken aan het laatste deel van de Familie Avenier van Maria Goos. Met de slotzin: ‘Ik heb dit gedaan, maar wie heeft hier iets over te zeggen?’ had het stuk eigenlijk moeten beginnen.

De Rovers speelt van 10 t/m 13 juni in Theater aan de Rijn in Arnhem, in Utrecht in de Snijzaal op 25 t/m 27 juni en in Amsterdam in Schram Studio’s op 2 t/m 5 & 8 t/m 11 juli.

Muziek / Album

Oude wijn en nieuwe zakken

recensie: The Parlor Mob - And You Were a Crow

.

Oude tijden herleven. Het is misschien nog niet zo ver dat we de VOC-tijd van Balkenende bereikt hebben, maar de jaren zeventig lijken wel weer helemaal in. Zagen we eerst de halve muziekindustrie lyrisch worden over

~


Past de nieuwe naam dan inderdaad beter bij de geproduceerde muziek? In ieder geval vele malen beter dan What About Frank? Maar het had ook niet vreemd geweest als de band zichzelf Led Zeppelin, The New Edition hadden genoemd. Het hele album riekt namelijk naar deze legendarische band uit de jaren zeventig. Niet alleen de muziek lijkt sterk op die van Led Zeppelin, ook de stem van zanger Mark Melicia vertoont grote overeenkomsten met die van Led Zeppelins Robert Plant. Overigens is ook de vergelijking met White Stripes-zanger Jack White zeker gerechtvaardigd bij sommige nummers (‘Everything You’re Breathing For’).

Maar eigenlijk is The Parlor Mob gewoon het huidige Led Zeppelin. Hoewel de openingsakkoorden van het eerste nummer op And You Were a Crow (‘Hard Times’) nog even een nieuwe versie van Alice Coopers ‘School’s Out’ doen vermoeden, is dit idee na enkele seconden al verbleekt. Zodra Melicia zijn mond opendoet is het beeld bepaald. Zet daarnaast ook nog eens de typische, met blues doordrenkte, jarenzeventighardrock en er is geen twijfel meer mogelijk.

Smoel


Voor iedere liefhebber van Led Zeppelin (of eventueel ook Black Sabbath) is And You Were a Crow verplichte kost. Dichterbij de legendarische rockband kun je niet komen. Misschien niet eens meer door de nu toch wel oud wordende Led Zeppelin-leden zelf. Maar dat is ook juist een beetje het probleem van The Parlor Mob. Ze hebben nauwelijks een eigen smoel. Bij elk nummer ga je op zoek naar het originele Led Zeppelin-nummer dat ter inspiratie heeft gediend. Zo is het langste en meest ambitieuze nummer van het album, ‘Tide of Tears’, bijna een regelrechte kopie van ‘Since I’ve Been Loving You’.

Misschien dat The Parlor Mob nét iets moderner klinkt dan haar illustere voorganger, maar de verschillen zijn miniem. En daardoor is het dus een must voor eenieder die terugverlangt naar het geluid van de jaren zeventig met haar opzwepende gitaren en zuiver krijsende zangers. Dit is kopie-rock op zijn best. Het origineel blijft vaak wel beter, maar dit is een zeer goede poging dat gevoel van legendarisch rockbands terug te halen naar de huidige tijd. Klassiekers voor het grote publiek zoals ‘Stairway to Heaven’ staan dan wellicht niet op dit album, maar dat de plaat zeer beluisterenswaardig is staat buiten kijf.

The Parlor Mob heeft met And You Were a Crow een zeer degelijk album afgeleverd met een heerlijk nostalgisch geluid. Als ze dit geluid op hun volgende album kunnen uitbreiden met wat meer eigen inbreng, dan zou The Parlor Mob wel eens een band kunnen worden waar we nog veel van gaan horen. Maar dan moeten ze, om met Balkenende te spreken, wel even ‘de handen uit de mouwen steken’. Legendarische bands ontstaan namelijk niet zomaar door het kopiëren van het geluid van andere bands. Maar door keihard werken aan een eigen geluid. Met deze VOC-mentaliteit zou The Parlor Mob er best wel eens kunnen komen.

Muziek / Album

Licht verteerbaar

recensie: Anne Soldaat - In Another Life

Na Daryll-Ann en Do-The-Undo is Anne Soldaat nu solo. Of dat ook het einde betekent voor Do-The-Undo is momenteel nog niet duidelijk. Wat wel helder is, is dat Soldaat met In Another Life een album heeft afgeleverd dat bol staat van de makkelijk in het gehoor liggende liedjes.

~

Soldaat heeft duidelijk de jaren zestig in zijn invloedssfeer zitten. De vergelijking met groepen als The Who (‘Pinball Wizard’ klinkt door in ‘Play for Delay’) en Manfred Mann doemt absoluut op. Niet dat de songs een kopie zijn, maar ze hebben dezelfde vibe. In het lied ‘Born to Perform’ gaat hij daarentegen in de tekst toch duidelijk naar de jaren zeventig en tachtig als hij Freddy Mercury bezingt. Maar het had ook een liedje kunnen zijn van Herman’s Hermits. ‘Teenage View’ heeft een lekker intro dat een moment doet denken aan de Nederlandse glamrockband Catapult in de jaren zeventig . Ja, Soldaat kent de popgeschiedenis op zijn duimpje en als dat resulteert in goed toegankelijke liedjes die voldoende originaliteit in zich hebben, dan hoor je niemand mopperen.

Geen verzadiging

De liedjes van In Another Life kwamen in vijf van de elf gevallen tot stand in samenwerking met producer Jason Falkner, die bekend is uit de tijd dat hij speelde in Jellyfish. Of anders wel van zijn solowerk, inmiddels vijf albums groot. Het werk dat hij met Jellyfish maakte klinkt het meest door in dit album door de hang naar het geluid van de jaren zestig. De sound die wordt neergezet past prima bij de composities en resulteert in een licht verteerbaar album dat erom vraagt vaak in de cd-lade gestopt te worden. De liedjes geven vooral een feeling good-gevoel. Zelfs bij herhaaldelijke beluistering direct na elkaar treedt niet snel verzadiging op, iets wat altijd op de loer ligt bij schijnbaar eenvoudige liedjes. Soldaat weet prima om deze klip heen te zeilen door wat laagjes in zijn muziek te stoppen die zich pas laten horen bij vaker luisteren.

Proeve van bekwaamheid

Hoewel In Another Life gemakkelijk naar een te zoete kant had kunnen uitslaan, is het Soldaat in samenwerking met Falkner gelukt om niet in die valkuil te trappen. De liedjes en productie hebben voldoende kwaliteit en genoeg diepgang om spannend te blijven. Natuurlijk werd dat ook verwacht van deze ex-voorman van wat eens een van Neerlands leukste bandjes was. De ontwikkeling in de start van zijn solocarrière kan alleen maar geruststellen over de toekomst van deze singer-songwriter van eigen bodem. De conclusie dat zijn eerste proeve van bekwaamheid als soloartiest geslaagd is, is zeker terecht te noemen.

Boeken / Fictie

Ik weet van niets

recensie: Anne Borsboom - Otto

Als we deze recensie aan Otto zouden hebben overgelaten, dan had hier niet veel meer gestaan dan: ‘Dag meneer, dank u beleefd. Ik moet nu gaan anders kom ik te laat.’ Dan had u trouwens even goed geweten waar dit stuk over ging als Otto zelf. Otto heeft namelijk Alzheimer.

Otto is niet alleen Alzheimerpatiënt, maar ook letterlijk het lijdend voorwerp in Anne Borsbooms gelijknamige debuutroman. Borsboom publiceerde eerder poëziebundels, waaronder Brussels kant. Otto zag in 2001 al het levenslicht, maar is nu in een geheel herziene uitgave opnieuw uitgebracht.

Verpleging

Otto is negenentachtig en getrouwd met de veel jongere Mara. Hij wordt thuis verzorgd door drie privéverpleegsters die elkaar wekelijks aflossen. Een van die verpleegsters is Carien, aanvankelijk een vriendin van Mara. Ondanks het feit dat Carien over geen enkele ervaring in het verpleegsterswerk beschikt, heeft ze aangeboden voor de sympathieke Otto te zorgen. Al snel blijkt dat Mara niet zo vriendelijk is als Carien in eerste instantie dacht. Ze besluit voor Otto te blijven zorgen ondanks het vervelende gedrag van Mara.

Aan de hand van de belevenissen van Carien krijgen we als lezer een goed beeld van de ingewikkelde situaties die een ziekte als Alzheimer met zich mee brengt. Op tragikomische wijze wordt het verval van Otto weergegeven. De ‘goede’ momenten van Otto geven hoop en zorgen voor een glimlach op je gezicht. De slechte momenten laten je echter beseffen hoe confronterend deze ziekte kan zijn. Maar goed of slecht: Borsboom vertelt het allemaal met veel liefde en respect voor de patiënt, wat misschien voortkomt uit een persoonlijke verbondenheid met het onderwerp. Borsboom schreef Otto als in memoriam voor een man met Alzheimer met wie ze zelf korte tijd heeft gewerkt.

Alledaags

Naarmate het boek vordert neemt ook het verval van Otto toe. En hoe verder Otto achteruit gaat, hoe beter de onervaren Carien met de situatie om leert gaan. In eerste instantie heeft ze geen idee hoe ze met Otto en de ziekte om moet gaan:

Ik vond Alzheimer raadselachtig. De ene dag gaf Otto de indruk dat hij niet lang meer zou leven, dan verzette hij geen stap, was hij somber en zo afwezig dat niets tot hem leek door te dringen. Een dag later was hij weer springlevend en liep hij vrolijk en in zichzelf keuvelend door het huis.

Maar gaandeweg wordt haar omgang met Otto steeds beter en krijgen vreemde voorvallen door haar rustige benadering haast iets vanzelfsprekends:

Terwijl ik de bloemen in het water zette, hoorde ik een geluid achter me dat niet alledaags was: Otto had zijn katheterslangetje tevoorschijn gehaald en plaste in de prullenmand. Toen ik het klemmetje weer vastgemaakt had zei hij: ‘Dag lieve moeder, het smaakte lekker. Ik ga nu mijn handen wassen.’ Daarna liep hij naar de badkamer om de daad bij het woord te voegen.

Kwetsbaarheid

De rust van Carien en haar liefde voor Otto, de sympathieke Otto zelf en de voortsluipende moordenaar Alzheimer, het alledaagse optimisme en het onderhuids sluimerende verval, het meedogenloze egoïsme van Mara: allemaal elementen die Otto tot een zeer geslaagd verhaal maken over de kwetsbaarheid van de Alzheimerpatiënt. Dit is niet alleen het verhaal van de lieve Carien, de symphatieke Otto of de egoïstische Mara. Dit is het verhaal van een ziekte die door haar grilligheid zowel vertwijfeling en boosheid als sympathie en liefde oproept.

Otto gaat over hoop, liefde, verval en wanhoop. Grote thema’s die Borsboom op een alledaags niveau aan de lezer voorschotelt, waardoor Otto nooit pompeus of sentimenteel wordt. Juist door de bijna klinische benadering van het onderwerp, besef je soms pas later hoe ingrijpend sommige gebeurtenissen in het leven van een Alzheimerpatiënt moeten zijn. De schrijfster slaat precies de juiste toon aan voor een onderwerp dat eigenlijk niet uit te leggen valt. Want als zelfs de patiënt niet weet wat hem overkomt, hoe kunnen wij dan ook maar even denken dat we hem wel snappen?

Wat zegt u mevrouw, ben ik gevallen? Ik denk dat u het verzint om zomaar wat te zeggen, want ik weet van niets.

Kunst / Expo binnenland

Boeken in de kunst

recensie: diverse kunstenaars - Caldic Collectie - Artists' books

Kunstenaarsboeken vormen ultieme verzamelobjecten voor de bibliofiele kunstliefhebber. Zo ook voor Joop van Caldenborgh, oprichter van de Caldic Collectie.

. Een uitgebreide selectie uit de verzameling kunstenaarsboeken die hij de afgelopen twintig jaar bijeenbracht is momenteel te zien in Museum de Fundatie in Zwolle. De tentoonstelling met veel werken van zeer bekende kunstenaars laat zien dat dit concept breed opgevat kan worden.


Richard Artschwager, Book, 1987
Richard Artschwager, Book, 1987
Book (1987) van Richard Artschwager (1924) dat op de cover van de catalogus staat illustreert hoe breed. Van alle werken staat deze geabstraheerde sculptuur van een in het midden open gevouwen boek het verst af van wat je verwacht te zien bij een tentoonstelling met kunstenaarsboeken. Strikt genomen worden deze over het algemeen opgevat als een autonoom kunstwerk in boekvorm. Het medium benut de vorm en behandelwijze van een boek om daar vervolgens mee aan de haal te gaan. Volgens Ulises Carrión (1941-1989) die in de jaren zeventig dit fenomeen als een van de eersten uitgebreid beschreef is kenmerkend dat in tegenstelling tot reguliere boeken, waarbij de schrijver alleen de tekst levert maar geen invloed heeft op de vorm, de kunstenaar het totaalconcept van een boek beheerst dat hij beschrijft als een sequentie van tijd en ruimte. In Museum de Fundatie zijn naast varianten die uitgaan van een dergelijke definitie, ook werken te zien in de vorm van schetsboeken, boekillustraties, samenwerkingsverbanden met schrijvers en dichters, sculpturale objecten en verzamelingen waarvoor boeken als uitgangspunt genomen zijn.

Chuck Close en Bob Holman, <span style=

A Couple of Ways of Doing Something, 2003, Sabrina Mezzaqui, La Divina Commedia, 2008 en Roman Ondák, Eternal Sleep, 1996
” width=”223″ />
Chuck Close en Bob Holman, A Couple of Ways of Doing Something, 2003, Sabrina Mezzaqui, La Divina Commedia, 2008 en Roman Ondák, Eternal Sleep, 1996

In de kabinetten zijn de boeken gekoppeld aan thema’s die inzicht geven in wat vormen en uitgangspunten kunnen zijn voor deze verschillende vormen van kunstenaarsboeken. De voorkeur van Suzanne Swarts, conservator van de Caldic Collectie en samensteller van de tentoonstelling, gaat uit naar de meer recente werken. De laatste decennia zijn kunstenaars steeds meer gaan experimenteren met het medium. Deze hebben geresulteerd in veel verschijningsvormen die zorgen voor variatie in de tentoonstelling. In een van de grote zalen staat in het midden van de ruimte bijvoorbeeld La Divina Commedia van Sabrina Mezzaqui (1964). Ze verknipte dit beroemde boek van Dante tot een spiraalvormige installatie. Tegen de wand staan twaalf boeken op sterk water. Eternal Sleep van Roman Ondák conserveerde de boeken, maar maakte ze daarmee tegelijkertijd onleesbaar.

Henri Matisse, <span style=

Jazz, 1947″ width=”223″ />Henri Matisse, Jazz, 1947

Swarts vertelt dat bij het verzamelen geen vastomlijnde definitie wordt gehanteerd. Vlak nadat zij en Caldenborgh hadden besloten zich te richten op boeken waarbij sprake was van een combinatie van tekst en beeld liepen ze Your House (2006) van Olafur Eliasson (1967) tegen het lijf. Dit dikke boek bevat een doorsnede (op schaal 1:85) van het huis van de kunstenaar. Het opengeslagen boek wordt op de tentoonstelling vergezeld van een video waarin de 908 pagina’s in razend tempo getoond worden. Hoewel het aardig is om de verschillende pagina’s langs te zien komen is de ervaring niet te vergelijken met het daadwerkelijk bladzijde voor bladzijde ‘lezen’ van het boek. Wat betreft de presentatie is het ideaal als er twee versies zijn van het betreffende boek, zoals het geval is bij Matisse’s Jazz (1947). Het boek bestaat uit collages van felgekleurd papier en teksten van de kunstenaar. Het was oorspronkelijk op verzoek van Matisse ongebonden, maar toch lieten veel eigenaars het inbinden. In de Caldic Collectie zijn zowel een ongebonden exemplaar, waarvan de afzonderlijke pagina’s ingelijst aan de wand getoond worden, en een gebonden versie aanwezig. Bij de meeste andere boeken moet de bezoeker het doen met een enkele opengeslagen bladzijde. De ervaring van het bladeren blijft voorbehouden aan de verzamelaar.

 

 

 

Boeken / Achtergrond
special: Interview met schrijversduo Roslund en Hellström

‘Ik geloof niet dat je dit al eens aan mij hebt verteld.’

.

‘Vandaag hebben we er vier. Interviews, bedoel ik,’ begint Roslund het interview voordat er ook maar één vraag is gesteld. ‘En dan vanavond nog een etentje met de ambassadeur. Leuk, hè?’ Het is een aanstekelijk soort enthousiasme waarmee hij als een perfecte gastheer een glas Spa Rood voor de interviewer neerzet. ‘Kijk, Börge, dat is nog eens een systeem: rood voor bubbels en blauw zonder bubbels!’

Börge Hellstrom lacht een aanstekelijke lach. De rustigste van de twee is een reusachtige verschijning, die geheel in het zwart gekleed gaat. Een fraai komisch duo, waarvan je je maar moeilijk kunt voorstellen dat hun samenwerking de spannendste thrillers van de laatste jaren heeft opgeleverd. Het meisje onder de straat is hun vierde, maar eigenlijk zitten ze met hun hoofd al bij de vijfde.

Roslund: ‘Vorige week kwam ons vijfde boek uit in Zweden. Het was meteen gekkenhuis, met rijen voor de boekwinkels en programma’s op tv die helemaal aan “De nieuwe Roslund & Hellström” gewijd waren. Dus als we even afdwalen, dan weet je hoe het komt.’

Gangenstelsels vol verhalen

In Het meisje onder de straat worden twee verhaallijnen ingenieus met elkaar verweven. Op een dag worden veertig kinderen in Stockholm gedropt. Ze dragen aftandse kleren en ze stinken. Wie zijn ze en waarom denken ze dat ze in Schotland zijn? Daarnaast is er het tragische verhaal van Jannike, een meisje dat haar ouderlijk huis jaren geleden is ontvlucht en nu onder Stockholm haar nieuwe thuis heeft gevonden. Letterlijk onder Stockholm.

Roslund legt uit: ‘Er zijn zes soorten gangenstelsels onder Stockholm. Die gangenstelsels hebben ieder een andere eigenaar – bijvoorbeeld het elektriciteitsbedrijf – maar staan wel allemaal met elkaar in verbinding. Daar, in dat reusachtige labyrint wonen miljoenen ratten, maar ook honderden mensen. Kinderen zelfs.’

Volgens Hellström is dit probleem niet typisch Zweeds. ‘Iedere grote stad heeft zulke ondergrondse werelden. Overal wonen mensen, ook kinderen van dertien, veertien jaar. Je kunt het je soms niet voorstellen als je die mensonwaardige omstandigheden ziet.’ Hellström werkte zelf jarenlang met criminele jongeren, zo kwam hij in aanraking met de ondergrondse ellende van zijn stad.

‘Ik heb zelf in de gevangenis gezeten, lang geleden. Mensen mishandeld en beroofd. Allemaal het gevolg van de drugs. Toen ik uit de gevangenis kwam en helemaal clean was, probeerde ik mensen zoals ik weer te resocialiseren. De meesten verdienen een tweede kans.’ Roslund vult aan: ‘Mensen kunnen veranderen. Bijna niemand is alleen maar slecht. Het zijn vaak de omstandigheden die van iemand een misdadiger maken. Een moord plegen duurt één seconde. Zieke mensen moeten behandeld worden, of opgesloten als behandeling geen zin meer heeft, maar er zijn niet zoveel zieke mensen. De rest moet het nog eens mogen proberen. Dat vinden we allebei, dat is misschien het enige waar we het altijd over eens zijn, haha.’

Mededogen

Is dat dan ook de reden dat de boeken van het duo vaak vol mededogen over de dader vertellen? Roslund: ‘Tja, waarschijnlijk wel. Vaderwraak, ons eerste boek, ging over een vader die de moordenaar van zijn dochtertje vermoordt en daarmee een nieuwe kindermoord voorkomt. Die man is een misdadiger, maar ook een held. Over die vertwijfeling schrijven we graag.’

De Zweden komen op stoom. Ze spreken vol vuur over de wijze waarop zij de wereld willen veranderen en over de impact die hun laatste boek had in Zweden. Voor minder doen ze het niet. Maar hadden ze zich dan niet beter bij hun leest kunnen houden? Want hoe kun je nu meer invloed uitoefenen dan als sociaal werker of als hoofd van het Zweedse tv-journaal, de functie die Anders Roslund jarenlang uitoefende. Tot de ellende hem plotseling te veel werd.

‘Het was in 1994 dat ik besliste om iets anders te gaan doen. Ik deed verslag van de ramp met de veerboot Estonia. Honderden mensen kwamen om. En ik stond ernaast terwijl de lijken werden opgestapeld. Wat voelde ik me nutteloos! Pas toen ik een paar jaar later Börge ontmoette, begreep ik wat ik dan wél wilde. Börge en ik zitten vol verhalen en die verhalen moeten verteld worden.’

Eerst therapie, dan pas schrijven

Het zijn geen vrolijke verhalen die de heren te vertellen hebben. Kinderverkrachtingen, mensensmokkel, gevangenismoorden; het is schering en inslag in het wrede universum van Roslund en Hellström. Toch lijken ze geen last te hebben van de weltschmerz die op de loer ligt als je research bestaat uit het interviewen van drugsverslaafde meisjes die noodgedwongen in het riool leven.

Börge Hellström knikt. ‘Zoals we nu zijn, zo waren we niet altijd. Tijdens het schrijven van Vaderwraak begonnen we iedere ochtend met praten, praten en nog eens praten. Een soort therapie eigenlijk, voor het eerst spraken we over onze diepste gevoelens. Sommige dagen duurde het tot laat in de middag voor we een letter op papier zetten. Maar we leerden veel, over elkaar maar vooral over onszelf.

Roslund neemt het over. ‘Je moet weten: ik ben óf heel vrolijk óf heel verdrietig. Niet erg stabiel zogezegd. Börge is dat wel, hij zorgt ervoor dat ik niet te zeer in uitersten verval. Toch Börge?’ Hellström glimlacht. ‘Inmiddels kan ik dat inderdaad. Maar bij mijn vorige baan, als groepstherapeut, is er een periode geweest dat ik het allemaal niet meer aankon. De ellende van de kinderen uit mijn groep, de uitzichtloosheid, het liegen en het bedriegen. Ik nam het mee naar huis, kon er niet van slapen. Dat heeft een paar jaar geduurd; ik was compleet burned down. Toen heb ik mezelf aangeleerd om de vreselijke dingen die ik zie en hoor niet meer naar huis te nemen.’

Roslund: ‘Ik geloof niet dat je dit ooit eerder aan mij hebt verteld, Börge. Ik hoor dit voor het eerst.’ Hellström: ‘Kan best. Ach, dat is voorbij. Nu ben ik een thrillerschrijver.’ Roslund: ‘Echt waar?’

Winst

Hellström: ‘Het is de beste baan ter wereld, ondanks dat we in het begin vaak ruzie hadden. Maar altijd over het werk, dat scheelt. Wij kunnen met z’n tweeën meer bereiken dan een politieke partij of een groep activisten of de makers van een tv-programma. Het heeft zin wat we doen; de politiek is in actie gekomen nadat dit boek verscheen. Dát is de winst, niet het geld dat we er mee verdienen.’

‘Welk geld?’ zegt Roslund. ‘We doneren 10% van alles wat we verdienen aan een aantal goede doelen. De overige 90% moet ook nog door tweeën. Je houdt niks over.’ Gelach. De verantwoordelijke mevrouw van de uitgeverij klopt op de deur. De tijd is om, afronden graag. ‘Nu al? Ben ik teveel aan het woord geweest? Heb je al je vragen wel kunnen stellen?’ vraagt Roslund bezorgd. ‘Was ik te veel aan het woord, Börge?’ ‘Neuh’ antwoordt zijn collega. ‘We hebben het trouwens helemaal niet zo veel over ons nieuwe boek gehad. Goed hè?’

 

 

Film / Films

Verstikkende familiebanden

recensie: Nue propriété

Nue propriété (2006) is een Waals familiedrama waarin twee zonen die nog bij hun moeder wonen, niet uit hun ouderlijk huis zijn te branden. De band tussen deze tweeling en hun moeder vertoont licht incestueuze trekjes, die door de subtiele acteerprestaties van de echte broers Jérémie en Yannick Renier en de gereserveerde Isabelle Huppert langzaam naar boven komen. Lafosses film is uiteindelijk echter een even bescheiden als onopvallende studie in complexe familiebanden.

~

Tweelingbroers Thierry en François leven met hun gescheiden moeder Pascale (Isabelle Huppert) op een boerderij in Wallonië. Pascale heeft na de echtscheiding de voogdij gekregen over haar zonen, die nu verwijderd zijn van hun dominante vader en in feite geïsoleerd van de buitenwereld leven.

Hotel Mama

Deze cocon waar ze in zitten wordt door Laffosse getoond door statische shots van de broers die een computerspel spelen of op de bank zitten en vechten om de afstandbediening. In de woning zijn subtiel wat foto’s te zien van de tweeling als kinderen, een conditie waar ze nog in zijn blijven steken.

Het Hotel Mama-idee toont duidelijk de gebondenheid van de tweeling aan hun thuissituatie, maar verontrustender zijn scènes waarin er gehint wordt dat er ook een incestueuze band is tussen de broers en hun moeder. In de eerste scène kijken de broers naar hun moeder die net een sexy topje heeft gekocht en graag hun mening wil weten. De jongens maken geintjes en noemen hun moeder een hoer, waarop Huppert onaangedaan lacht.

Bedreiging

Pascales positie is bijzonder beperkt. Als ze valt op haar Vlaamse buurman en met hem een chambre d’hôte wil beginnen, moeten de broers daar niets van hebben. Huppert maakt plannen om het ouderlijk huis te verkopen, maar de tweeling ziet dit als een bedreiging voor hun beschermende isolatie van de buitenwereld. Er ontstaan breuken binnen het gezin als de ex-echtgenoot zich ook mengt in Pascales keuze om het huis te verkopen. De band tussen de tweelingbroers, die beide een ander karakter hebben, wordt hierdoor op de proef gesteld.

~

Lafosse werkt met statische shots die de routine en de stilstand van de tweeling toont. De verstikkende enscenering in de kamers van de boerderij werkt als een ideaal decor voor het familiedrama dat zich langzaam ontspint. De personages kom erachter dat ze niet met en niet zonder elkaar kunnen leven. Huppert acteert onder de oppervlakte een vrouw wier leven door anderen bepaald wordt, waardoor haar alle vrijheid is ontnomen. De andere acteerprestaties zijn ook sterk.

De enige manco’s van de film zijn de korte duur en bescheidenheid ervan. Nue propriété is goed gemaakt, maar levert weinig verrassends op. Je krijgt het idee dat je al eerder soortgelijke thema’s in een vergelijkbare arthousestijl (vervreemdende shots) eerder hebt gezien; recent werd het gegeven in de Duitse film Der Architekt (2008) ook behandeld. Lafosses film is een goed opgebouwd drama, maar wat families en hun eigen vorm van ongelukkigheid betreft is er weinig nieuws onder de zon.

Muziek / Voorstelling

Frisse Falstaff in de Fifties

recensie: Opera Zuid - Falstaff (Giuseppe Verdi)

Wie nog steeds gelooft in het stoffige imago van opera, in Drama met een hoofdletter D, en dikke sopranen met vikinghelmen of andere exotische klederdracht, wordt door Falstaff van Opera Zuid voorgoed uit die droom geholpen. De voorstelling, onder regie van Nicola Glück, die zich afspeelt in de jaren ’50 van de vorige eeuw, met haar lichte decor en slapstickachtige humor waait als een luchtig briesje door het theater in Tilburg. Jammer dat het briesje niet af en toe een windhoos wordt en wat lang doorwaait.

~

Falstaff, een opera van Giuseppe Verdi, is gebaseerd op het Falstaff-personage van Shakespeare en wordt door Opera Zuid nu in een fluwelen jaren ’50-jasje gestoken. Dat bewijst wel dat het verhaal tijdloos is. Falstaff zit in geldnood en probeert daarom twee rijke, getrouwde vrouwen, Alice Ford en Meg Page, te verleiden met identieke liefdesbrieven. Daar komen zij gauw genoeg achter en ze besluiten Falstaff in de maling te nemen. Ook heer Ford, de man van Alice, is op wraak uit. Zelfs na een ongewenste duik in de Theems laat Falstaff zich niet uit het veld slaan. Dit leidt tot een ware maskerade en in de consternatie verzint ook Nanette, de dochter van Ford, een list om tegen de wil van haar vader met haar geliefde Fenton te trouwen.

Universele taal

~

Eén van de redenen waarom opera soms wat ontoegankelijk lijkt, is de taal. Ook Falstaff wordt helemaal in de originele taal, het Italiaans, gezongen. Het theater beschikt voor deze voorstelling over boventiteling en dat helpt zeker de actie op het toneel beter te volgen. Van de andere kant is het ook een afleiding, helemaal omdat de tekst erg hoog hangt en het onmogelijk is je oog zowel op de actie als op de vertaling te houden. Toch spreekt wederom de non-verbale taal, die van de muziek, enscenering en lichaamstaal, zeker zo luid en is het verhaal goed te volgen. Er wordt werkelijk prima geacteerd en ook de personages zijn perfect gecast. Noé Colín (Falstaff), een zwaarlijvige Danny DeVito lookalike met zwart hoornen bril en een roodfluwelen jasje, vormt het humoristische middelpunt van de voorstelling, maar ook de vrouwen acteren met speels enthousiasme terwijl de heren strak en statig over het toneel paraderen. Opvallend is ook Mark Omvlee in de rol van Bardolfo, een van Falstaffs dienaren. Zijn timing van grappen en acties is feilloos en hij weet zowel met een subtiel gebaar als met zijn hele fysiek de tekst van zichzelf en anderen te ondersteunen.

3 x lachen

~

Deze ‘opera buffa’, een komische opera waarin één of meer liefdeskoppels centraal staan, behaalt haar lachsalvo’s op drie manieren. Veel van de humor komt direct uit de tekst. Uiteraard is het voor het publiek moeilijk de nuances hiervan op te pikken, maar de boventiteling, ondersteund door sterk acteerwerk, zorgen er voor dat veel grappen toch aankomen. Soms heb je echter het idee dat je naar een moderne versie van Laurel & Hardy-sketches zit te kijken, alleen dan mét geluid. Met name de acties van de twee bedienden hebben daar erg veel van weg, bijvoorbeeld wanneer zij keer op keer samen door een deuropening proberen te lopen en vast komen te zitten, met bezems vechten of elkaars bolhoeden, perfect getimed, overgooien. Ten slotte is er ook subtielere humor. Een bepaalde blik of een terloops gebaar kan, hoe klein dan ook, waarachtig op de lachspieren werken. Een zanger uit het ensemble verschijnt bijvoorbeeld iedere keer al krantlezend in de scène en valt amper op. Het is de vraag hoeveel toeschouwers het is opgevallen dat hij in de laatste scène, waarin iedereen in sprookjesachtige kleding is uitgedost, verschijnt in pak en krantenhoed. De humor varieert dus van zeer talig of subtiel tot in your face, maar weet de aandacht wel vast te houden.

Uit de maat

~

Het was fijn geweest als deze variaties van humor, en trouwens ook van decor, weerspiegeld zouden zijn in de zang en muziek. Helaas is de muziekvariatie in Falstaff soms iets té subtiel, waardoor halverwege de tweede acte de aandacht wat verslapt. De afwisseling zit vooral in genre en snelheid. Fabio Trümpy (Fenton) zingt een melodieus liefdeslied in akte 3, scène 2, Falstaffs nummers zijn vooral bombastisch en over the top en de vrouwen zingen vaak wat lichter en sneller. Met name hun harmonieuze scheldkanonnade, wanneer zij erachter komen dat Falstaff hen identieke brieven heeft gestuurd, is memorabel. Echte koorstukken blijven uit tot de allerlaatste scène. Daarbij is de timing wat ongebalanceerd omdat aktes 1 en 2 voor de pauze gezongen worden en akte 3 erna. Ten slotte viel ook de zang van Colín op, en helaas niet positief. Waar hij perfect in zijn rol past qua uiterlijk en acteren, heeft hij een mooie maar wat zachte zangstem, alsof hij zich bewust inhoudt. Dit is jammer omdat een volle, sterke klank beter bij het personage gepast zou hebben.

Toch is Opera Zuid erin geslaagd om het meeste te halen uit dit klassieke stuk. De regie van Glück was levendig en verrassend, evenals het decor en de kostuums van Pia Oertel. Geen stormachtige windvlagen dus, maar soms is een fris briesje precies waar je behoefte aan hebt.

Falstaff is nog te zien t/m 6 juli in Venlo, Rotterdam, Maastricht, Utrecht en Amsterdam. Klik hier voor de speellijst.