Muziek / Album

Een fijne aanvulling

recensie: Zola Jesus - Versions

Zola Jesus steekt op Versions, met behulp van Jim Thirlwell, oude nummers in nieuwe jasjes die als gegoten zitten.

Nika Danilova, de pas 24-jarige Russisch Amerikaanse die achter de naam Zola Jesus schuilgaat, wist al met haar albums Stridulum II (2010) en Conatus (2011) te imponeren. De lijst van vrouwelijke singer-songwriters die met minimale middelen onheilspellende muziek maken wordt alsmaar langer, maar Danilova wordt door velen toch als de aanvoerster van deze club gezien.

Het Guggenheim
Een bewijs van deze stelling werd vorig jaar gegeven, toen Danilova de uitnodiging kreeg om op te treden in het prestigieuze Guggenheim Museum in New York. Danilova wilde echter wat anders doen dan ze voorheen gedaan had en schakelde voor de muzikale omlijsting Jim Thirlwell (de man achter onder andere Steroid Maximus en Foetus) in.

Thirlwell schuwde in het verleden het experiment en de controverse niet, maar voelt zich de laatste jaren ook thuis als componist van klassieke muziek. De samenwerking tussen de twee voor het optreden in het Guggenheim was blijkbaar een succes, want op Versions zijn de studioversies van het project te horen.

Toegankelijke kamermuziek
De drumcomputer heeft (op sommige nummers) stand weten te houden, maar de synthesizer is vervangen door het Mivos Quartet. Op Versions horen we dan ook niet de bekende minimale electropop met een industrieel randje, maar toegankelijke kamermuziek. De wat kille, deprimerende afstandelijkheid die Danilova’s muziek zo bijzonder maakte, heeft plaatsgemaakt voor een meer organisch en intiemer geheel.

Deze intieme setting zorgt er ook voor dat Danilova haar stem op een andere manier is gaan gebruiken. Ondersteunde ze op Stridulum II en Conatus de muziek door soms haar stem wat extra aan te zetten om het geheel nog wat dramatischer te maken, op Versions is ze genoodzaakt het wat subtieler aan te pakken zodat ze de muziek niet overschreeuwt.

Verknocht
Voor liefhebbers van de ‘oude’ Zola Jesus zijn deze veranderingen even wennen. Toch is de luisteraar na enkele luisterbeurten verknocht aan deze nieuwe versies van oude nummers. Zo doet de orkestrale versie van ‘Night’ niet onder voor het schitterende origineel.  Ook de bewerkingen van ‘Hikkomori’ en ‘Sea Talk’ zijn minstens zo mooi als eerdere uitvoeringen.

Het nieuwe, subtiele ‘Collapse’ is zelfs beter dan de wat geforceerde versie van Zola Jesus zelf. Het is de enige keer overigens dat het Thirlwell en Danilova lukt het origineel te overtreffen. Maar uiteindelijk doet dat er ook niet zoveel toe. Het belangrijkste is dat Versions is een heel fijne aanvulling is op het (tot nu toe) kleine, maar indrukwekkende oeuvre van Zola Jesus.

Film / Achtergrond
special: Mad Max trilogie (Blu-ray)

Maximale adrenaline

.

De meeste grote filmsterren hebben een ding gemeen: hun doorbraak hebben ze te danken aan één film. Dit geldt ook voor Mel Gibson, al is het eigenlijk een trilogie. De saga van de road warrior is het verhaal van een man met een missie die zich nergens door laat afstoppen.  

Onder Gibsons vroege successen vallen ook films als Gallipoli en The Year of Living Dangerously, maar het zijn toch vooral de Mad-Maxfilms die zijn naam hebben gevestigd. De zwijgzame strijder die zonder veel omhaal of machtsvertoon zaken recht zet in een wereld waaruit alle leven verdwenen lijkt. Het post-apocalyptische genre is in fictie al sinds de negentiende eeuw aanwezig met onder andere werk van Mary Shelley, Edgar Allan Poe en H. G. Wells. In de twintigste eeuw ging dat door met een explosieve stijging van romans en films die zich afspelen in een wereld waarin zich een ramp heeft voltrokken en waarin de weinige overlevenden zich moeten zien te redden. Het is een vrij breed geaccepteerd standpunt dat in een dergelijke wereld eeuwen van beschaving overboord gegooid worden om plaats te maken voor barbarisme en het recht van de sterkste. Auteurs als J. G. Ballard, Richard Matheson en Stephen King wierpen zich op het genre. Regisseurs maakten bewerkingen van deze SF-romans (denk aan de verfilmingen van Matheson’s I Am Legend en King’s The Stand, maar ook Pierre Boule’s Planet of the Apes), maar het leverde ook originele visies op als Escape from New York en The Terminator.

Mad Max (1979)

~

Maar in 1979 verscheen er een film die dit genre een ongekende boost gaf en als vlaggendrager te zien is van genrefilms die de Australische cultuur centraal stelden in de jaren zeventig en tachtig: de Ozploitation. Regisseur George Miller ontmoette de jonge producent Byron Kennedy toen hij nog werkte als arts op de Eerste hulp. Het verhaal gaat dat Miller daar zoveel Australische tieners voorbij zag komen die gewond waren geraakt in auto-ongelukken dat hij er het idee kreeg voor een film. Hij concludeerde dat de mens er vrijwel alles voor over heeft om mobiel te blijven. De oliecrisis van 1973 zette die afhankelijkheid van olie zwaar onder druk en Miller zag dat de gemoederen in de lange rijen voor de pomp flink verhit raakten. Escalatie van die situatie lag altijd op de loer en voor Miller was het slechts een kleine stap naar een verhaal waarin er op leven en dood gevochten werd om de laatste resten olie op aarde. Om de geloofwaardigheid te verhogen werd besloten deze strijd te situeren in een dystopische wereld. Miller en Byron hebben goed gekeken naar de lowbudgetgeweldsfilms van Roger Corman (vooral Death Race 2000) en de effectieve horror van Wes Craven (denk Last House on the Left) maar door de injectie van een flinke dosis Australisch machismo en seksuele repressie – er is nauwelijks een vrouw te bekennen in deze door staal, benzine en leer beheerste wereld – weten de makers een unieke wereld neer te zetten.

Gibson is Max Rockatansky, een verkeersagent bij de Main Force Patrol (MFP). Max is een ster in het opjagen en oppakken van criminelen maar zijn prioriteiten liggen thuis, bij vrouw Jessie (Joanne Samuel) en hun zoontje. Maar als de ontsnapte crimineel The Nightrider in een autoduel met Max om het leven komt zweert een lokale motorbende onder leiding van Toecutter (Hugh Keays-Byrne) wraak, eerst op Max’ partner en dan op zijn gezin. De plot van Mad Max is simpel en wijkt zelden af van de rechte wraaklijn, maar het belang zit ‘m vooral in wat Miller en Kennedy ermee doen. Met een minimum aan budget en dialogen en een maximum aan actie en atmosfeer ontstond een film die je als blauwdruk kan zien voor vele actiefilms die zouden volgen. Hoewel het duidelijk is dat het werk van de makers zich vooral concentreerde op de stunts en auto-achtervolgingen is het belangrijk te realiseren dat de opgeroepen spanning precies daaruit voortkomt. Als kijker vergeet je die plot al snel als je ondergedompeld wordt in de actie door de camera’s die op motorkappen zijn gemonteerd en door de uiterst effectieve montage die werkelijk alles uit de botsingen weet te wringen. Voor diegenen die er oog voor hebben valt er in Mad Max overigens prima een subplot naar de homoseksuele zoektocht van Max Rockatansky te ontwaren. Door de transformatie die Max ondergaat, van Man der Wet tot Engel der Wrake, posteert Mad Max zich naast die andere zwijgzame en immer populaire held uit de Hollywoodfilm: de revolverheld die op zijn paard het verhaal uitrijdt, de zonsondergang tegemoet. Al is Gibson duidelijk meer een Eastwood dan een Wayne.

The Road Warrior (1981)

~

Na het succes van de eerste film kreeg Miller de kans om, met een groter budget, een vervolg te maken op Mad Max dat de eerste film zou overtreffen zonder in herhaling te vallen. Hij slaagde wonderwel in die opzet. The Road Warrior (1981) weet het vuur van zijn voorganger vast te houden en tegelijkertijd de daarin centraal staande wereld uit te bouwen. De sobere dystopische samenleving uit de eerste film is hier doorgewoekerd tot een barbaars post-apocalytisch landschap waarin, in de jacht naar olie, alles geoorloofd is. De actiescènes zijn werkelijk spectaculair, met voorop de jacht op Max’ truck die maar voortjaagt en van alle kanten belaagd en beschermd wordt. 

The Road Warrior is een schoolvoorbeeld van een actiefilm die geen tijd verdoet met dialogen of een complex plot maar voortdendert als een stoomwals en het landschap en de mensen daarin meesleurt naar een onbekende toekomst. Met als kapitein een zwijgzame maar vastberaden held in zwart leer. Gibson was pas 26 tijdens het maken maar zet een iconische performance neer die, net als de film zelf, na ruim 30 jaar nog steeds even sterk is. 

Mad Max: Beyond Thunderdome (1985)

~

De derde film is nog groter qua ambities maar neemt gas terug als het om puur geweld gaat. De desolate grottenwereld van de weeskinderen en de nederzetting Bartertown vormen opnieuw een verrijking van het Mad Max thema. De kinderen zien Max als een langverwachte redder waarmee de vergelijking met Jezus zo getrokken is. Hun bewondering en roep om aandacht en bescherming brengen een vaderlijke kant naar boven in Max, die weinig zin meer heeft terug te keren naar het gevaar dat er buiten deze gemeenschap wacht. De schijnbare breuk met de voorgangers werd Miller niet in dank afgenomen maar Beyond Thunderdome is op meerdere vlakken juist een consequente uitbouw van de eerdere delen. De gemeenschap die zich in de woestijn heeft teruggetrokken en volledig autarkisch is, vormt een logisch eindpunt. Miller gooit alle creatieve remmen los in het typeren van de personages en de ruimtes waarin ze leven. Ook op stuntgebied toont hij zich virtuoos met als climax een achtervolgingsscène die een gooi doet naar de spectaculairste van de trilogie. Ook de scepsis waarmee de rol van Tina Turner werd begroet bleek onterecht. Ze zwiept haar charmes en maniakale persoonlijkheid met zichtbaar genoegen in het rond als leider van Bartertown. Het grootste verschil is dat Beyond Thunderdome veel meer plotgedreven is met wisselende locaties en ook wisselende allianties. Max zoekt naar zijn plek en uiteindelijk vooral naar rust in deze nieuwe wereld.

De Mad Max trilogie is pure adrenaline. De basisformule is eenvoudig en omvat vooral veel gevechten en achtervolgingen met auto’s (of iets wat maar kan rijden). De aantrekkingskracht is in essentie sensorisch: je kunt je hogere breinfuncties het beste uitschakelen tijdens het kijken. Maar die zintuigen worden dan wel maximaal aangesproken en daarbij is het opvallend dat de films, ondanks een zekere mate van repetitie, nooit routinematig aan doen. Elke actiescène straalt spontaniteit uit en de afloop is altijd onvoorspelbaar. Die spontaniteit en de inventiviteit waarmee dit alles is verfilmd maakt de trilogie tot een klassieker die je als schoolvoorbeeld van geslaagde actiefilms keer op keer kunt bekijken. 

Gibson en Eastwood

Om nog even terug te komen op de vergelijking met Clint Eastwood. In de man der wet die gevaarlijk op de rand van de wet balanceert is een duidelijke parallel te trekken met Harry Callahan. Net als Dirty Harry is Max Rockatansky een getergd man die worstelt om de criminelen achter slot en grendel te krijgen zonder over de grens te gaan. Net als in The Outlaw Josey Wales maakt de zoektocht op de moordenaars van zijn gezin ongekende krachten los in een man die in principe aan de goede kant van de wet wil staan. En net als in Unforgiven gaat een man der wet grenzen over om het recht te laten zegevieren. Maar waar de oude Clint, wijzer geworden na jaren van jagen op criminelen, zich hardop afvraagt wat dat recht precies inhoudt, daar doet Mel er het zwijgen toe. Ook In The Road Warrior is de vergelijking sterk. Waar Mel Gibson door bedreigde burgers te hulp wordt geroepen om de slechterikken te bestrijden is die baan een vrijwel vaste voor Clint. Denk High Plains Drifter en Pale Rider, maar in vrijwel al zijn westerns is Clint de held die zijn acties sterker laat spreken dan zijn woorden. Wellicht is dat de grootste overeenkomst. Gibson snapt, ongetwijfeld geholpen door regisseur George Miller, dat de zwijgzame held die zijn acties niet van commentaar voorziet en een enigma blijft voor de kijker, een zeer krachtig personage is.  

Universal brengt de drie films voor het eerst op Blu-ray in een origineel vormgegeven benzineblik maar zonder, op een interessant audiocommentaar bij The Road Warrior na, extra’s. 

Boeken / Fictie

Het probleem van het schertsen

recensie: Kazuo Ishiguro (vert. Bartho Kriek) - De rest van de dag

.

De rest van de dag (The remains of the day) valt binnen het kader van culturele representaties van de teloorgang van de Engelse aristocratie na de Tweede Wereldoorlog. Die wordt ook, hoewel veel later, in hitseries als Downton Abbey en Parade’s End geïllustreerd. Kazuo Ishiguro (Nagasaki, 1954) publiceerde de ‘butlermonoloog’ in 1989 en won hiermee de Booker Prize. De Nederlandse vertaling werd eveneens in 1989 gepubliceerd. Omdat het boek inmiddels de status als everseller heeft bereikt – overigens lang niet de enige titel met die status uit Ishiguro’s pen, denk aan de aan horror grenzende kloonroman Never let me go (2005) – gaf Atlas het in juni 2013 opnieuw uit.

On the road
Stevens, een ‘echte ouderwetse Engelse butler’, krijgt van zijn werkgever de heer Farraday toestemming naar Cornwall af te reizen. Daar woont de voormalige huishoudster van Darlington Hall, juffrouw Kenton. Het is twintig jaar geleden dat Stevens haar voor het laatst zag en tijdens zijn reis blikt hij terug op hun samenwerking en groeiende vriendschap.

Hun verstandhouding lijkt bij aanvang van zuiver professionele, maar afstandelijke aard. Tussen de regels door sluimert er echter iets anders, een gevoel dat vooral van juffrouw Kenton lijkt uit te gaan, ook al is het Stevens die haar bijna analytisch oproept en niets van dit alles suggereert. Stevens lijkt ongevoelig te zijn voor juffrouw Kenton: plichtsbesef en loyaliteit weerhouden hem van het ontdekken van wat er eventueel tussen hen zou kunnen zijn. Uiteindelijk trouwt juffrouw Kenton met de heer Benn, om vervolgens Darlington Hall te verlaten. Het weerzien tussen Stevens en juffrouw Kenton zal het prachtige slot van het boek vormen.

Naast zijn mijmeringen stelt de eenzame, ouder wordende butler vragen van gewichtige aard: wat is Grootsheid, wat is Waardigheid, wat is Engeland? En: wat maakt een goede butler? In zijn analytische verteltrant onderzoekt Stevens deze laatste vraag door te kijken naar zijn 35 dienstjaren bij zijn vorige werkgever, Lord Darlington. Volgens Stevens is hij een echte gentleman met een duidelijke erecode, wiens goedaardige inborst is misbruikt in de officieuze besprekingen over een Engels-Duitse samenwerking voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Stevens verdedigt de morele onschuld van zijn veelbeschuldigde voormalige werkgever en daarmee ook zijn eigen indirecte invloed op het verloop van de politiek beladen avonden op Darlington Hall.

Stiff upper lip
Terug in het heden vraagt Stevens zich af hoe hij aan de verwachtingen van zijn huidige werkgever meneer Farraday – een vrijmoedige Amerikaan – tegemoet kan komen. Het schertsen, bijvoorbeeld, is een karaktereigenschap die Stevens bij Lord Darlington nooit hoefde te ontwikkelen. Farraday heeft echter af en toe behoefte aan een grapje.

Met Farradays scherts symboliseert Ishiguro de bedreiging van de Engelse waarden, waarvan het summum natuurlijk de butlercultuur is. Stevens, die precies zijn plek in de wereld kent, definieert zijn gehele identiteit door middel van zijn functie. Dit zware klassenbewustzijn is door het hele boek heen voelbaar. De ‘Amerikaanse’ scherts, die juist licht en relativerend is, dreigt Stevens’ Engelse stiff upper lip te fnuiken. Die tast zowel de Engelse waarden als Stevens’ zelfbeeld aan, en zal beide onvermijdelijk tot verandering nopen.

Taal en vertaling
Het moet een genot zijn geweest het boek te vertalen. Vertaler Bartho Kriek, die op zijn weblog een grote liefde voor het boek uitspreekt (‘Dat bijzondere boek (…) was me op het lijf geschreven. Het kon wel eens mijn mooiste vertaling worden’), lijkt dicht bij de brontekst te zijn gebleven, wat blijkt uit het statige Nederlands. De taal past naadloos op de hoofdpersoon, zijn verhaal, tijd en context. Beleefdheidstermen of zinnen die consequent met ‘meneer Stevens’ of ‘juffrouw Kenton’ beginnen of eindigen, vliegen je om de ogen. Het vormt een welkome afwisseling met het hedendaagse, vaak zo banale gebruik van onze taal.

De rest van de dag is een krachtig gecomponeerd, edel boek. Het vertelt over herinnering, moraal en integriteit, alsook over de rol die een mens speelt in de geschiedenis middels plichtsbesef en opoffering. Het zal een genoegen vormen voor lezers die in staat zijn een heimwee te voelen naar een tijd die ze nooit hebben gekend.

Theater

De zoektocht van een adoptiekind

recensie: Der Ring des Nibelungen. Zweiter Tag: Siegfried

Bestaat er een volmaakte uitvoering van Wagners opera Siegfried? Ja, die bestaat en is momenteel te zien in het Amsterdamse Muziektheater. Siegfried is hier geen Arische held of macho dommekracht, maar een kwetsbare, opgroeiende jongen op zoek naar zijn identiteit. Zijn ontwikkeling is van begin tot eind  te horen in het weefsel  van orkestrale details dat onder leiding van Hartmut Haenchen direct van het podium het hart van de toeschouwer in stroomt.

Een recap: aan het eind van de Walküre is Brünnhilde door oppergod Wotan in een ring van vuur te slapen gelegd. Het is de straf voor haar ongehoorzaamheid, ze heeft de zwangere Sieglinde gered. Ze is haar goddelijke status kwijt en zal ooit door een man gewekt worden. Ondertussen heeft de Nibelungendwerg Mime het kind van Sieglinde grootgebracht. Siegfried moet hem de Nibelungenschat, en vooral de Ring die de drager almacht bezorgt, verschaffen.

Ontspoorde discussie
In de regie van Pierre Audi is een hoofdrol weggelegd voor de muziek en de ruimte. Het orkest dat tegen de wijzers van de klok in de vier avonden op het podium draait, zit nu links. De zangers bewegen zich met een maximum aan theatrale zeggingskracht om die kern heen. Decor en licht weerspiegelen de leidmotieven in Wagners partituur: thema’s als goed en kwaad, haat en liefde, maar ook vuur, licht, de ruisende natuur en de strevingen van de personages.

Siegfried, warm en ingetogen gezongen door Stephen Gould, wordt ver van de buitenwereld gehouden. Hij haat Mime die hem zeurderig en quasi opofferend voortdurend dankbaarheid wil afdwingen. Door zijn natuurobservaties voelt hij dat er iets niet klopt. Dieren paren en de jongen lijken op de ouders. De discussie over zijn afkomst ontspoort. En toch kan hij zich niet losmaken. Pas als Mime bekent dat hij niet zijn vader is en dat zijn moeder de bevalling niet heeft overleefd wordt Siegfried zich pijnlijk bewust van zijn eigen kern.

Oplaaiende vlammen
‘So starb meine Mutter an mir?’ Dirigent Haenchen en het voortreffelijk spelende Nederlands Philharmonisch Orkest zetten even de tijd stil voor Siegfrieds bodemloze verdriet. Maar dan breekt de energie ook los uit het zoekende adoptiekind. In een woeste confrontatie laaien de vlammen hoog op  – het publiek op de adventure seats boven het podium moet uitkijken voor verschroeide haren en wenkbrauwen. Terwijl Mime (een hilarische rol van meesterlijk acterende Wolfgang Ablinger-Sperrhacke) het smerigste soepje ooit brouwt smeedt Siegfried het zwaard Nothung. Erfstuk van zijn door Wotan gedode vader. Hiermee gaat hij de draak Fafner doden. Geleid door goede raad kwinkelerend woudvogeltje, de jongenssopraan Jules Serger, vindt hij zijn weg. Eerst naar het drakenhol, dan naar de rots waar hij de slapende Brünnhilde wekt uit haar slaap. Dit witgekuifde wezentje, dat om hem heen fladdert en hem de werkelijke bedoelingen van Mime duidelijk maakt, lijkt symbool te staan voor zijn eigen groei. De vogeltaal verstaan: natuurkennis en zelfkennis blijken identiek. Hier sluit Wagner aan bij de romantische traditie.

De jongen die het vrezen wilde leren
Hoewel het hem heerlijk lijkt om eens echt te griezelen, kent Siegfried geen angst. Een groot voordeel, maar angst vormt wel de laatste schakel in zijn ‘menswording’. Op het moment dat hij (na een ongeëvenaard goed gespeelde inleiding van de strijkersgroep) ontdekt dat de slapende geen man is, overvalt de angst hem in een schitterend akkoord. Een vrouw! Is dat even schrikken!

Brünnhilde is net zo bang. Ook zij moet mens worden nadat ze in Die Walküre de eerste stappen had gezet door haar compassie. Wagner heeft de tijd genomen voor de laatste scène. De sopraan Catherina Naglestad zingt Brünnhildes beweging van verwondering, via ontzetting en afweer naar overgave in één vloeiende lijn. Nergens, ook niet in de aan Tristan und Isoldes liefdesduet herinnerende extase, wordt dit moeilijke slot hysterisch of ongeloofwaardig.

Ondergang van de oppergod
Een speciale rol is in dit deel van de Ring weggelegd voor Wotan (Thomas Johannes Meyer). Hij heeft geaccepteerd dat zijn heerschappij voorbij is. Hij is een dolende toeschouwer  – Wanderer –  van zijn eigen ondergang. Geen van zijn plannen of constructies heeft de vloek van de Ring kunnen tegenhouden, omdat ze allemaal gebaseerd waren op macht. Meyer kan dit met zijn rustige, beschouwende interpretatie goed overbrengen. Ook zijn aanzetten tot goddelijke woede blijven steken in hopeloosheid.  Alleen liefde kan de wereld nog redden en alle ogen zijn gevestigd op het jonge paar. Of dat gaat lukken? Net vóór het slotakkoord gaan ze bovenop elkaar liggen: een echte cliffhanger.

Wordt vervolgd in november, met Götterdämmerung. Van Siegfried zijn nog twee voorstellingen te zien, op 17 en 21 september.

Boeken / Fictie

Je verdwijnt

recensie: Christian Jungersen (vert. Femke Blekkingh-Muller) - Ik heb je zien verdwijnen

In zijn derde in Nederland verschenen roman doet Christian Jungersen verslag van een ziektegeschiedenis. Door een hersentumor verandert Frederik in een onherkenbare man. De communicatie met zijn vrouw Mia gaat verloren in het neurologisch discours, waar beiden ten slotte in verdrinken. Zijn wij ons brein? Jungersen geeft een verrassend filosofisch antwoord.

Een heel gewoon gezin op een heel gewone vakantie. Plotseling stort de man zich in halsbrekende automobilistentoeren en veroorzaakt bijna een dodelijk ongeluk. Wanneer na een medisch onderzoek ter plekke de diagnose ‘hersentumor’ wordt gesteld verandert het leven van Frederik, Mia en hun zoon Niklas in een nachtmerrie. Frederik is ontoerekeningsvatbaar. Hij praat anders, hij beweegt zich anders, hij ruikt anders. In afwachting van een operatie leeft hij min af meer afgesloten van de buitenwereld. Terwijl zijn vrouw Mia informatie verslindt over neurologische ziektebeelden en steun zoekt in een partnergroep, dient zich een nieuwe catastrofe aan.

Getrouwd met een ziektebeeld?
Jungersen schildert heel knap de wijze waarop alles in het licht van ‘brain damage’ komt te staan. Mia kauwt en herkauwt hun gezamenlijke verleden. Wanneer is de tumor begonnen te groeien? Tot wanneer had ze nog te maken met de echte Frederik? Vanaf welk tijdstip was ze eigenlijk getrouwd met een ziektebeeld? En nu – praat ze met Frederik of met zijn frontaalkwab? In flashbacks passeert hun gezamenlijke verleden de revue, terwijl ondertussen de communicatie in het hier en nu tot een minimum is teruggebracht. Niklas trekt zich terug in zijn vriendschappen en zijn eerste pogingen op het liefdespad. Mia ontwikkelt zich tot een bijna lachwekkende controlfreak en slaagt er nauwelijks in haar wanhoop te verbergen, zodat haar zoon zich steeds verder van haar afkeert.

Wie verdwijnt hier eigenlijk?
Op de operatie volgt ogenschijnlijk een langzaam herstel, maar is de nieuwe Frederik wel de ware? Hoe betrouwbaar is de informatie die hij afgeeft? En was hij verantwoordelijk voor zijn daden? Koos zijn brein voor hem, had hij wel een vrije wil? Onder deze vraag schuilt de filosofische gedachte dat wij elkaar nooit helemaal ten volle kunnen kennen. De persoonsveranderingen treffen het hele gezin; de neurologische stoornis veroorzaakt zo veel ruis in de communicatie en gedragsveranderingen bij de betrokkenen rondom Frederik dat oorzaak en gevolg een kip-of-ei-kwestie zijn geworden. Wie verliest er eigenlijk wie en wie verdwijnt er ten slotte?

‘Je verdwijnt’ luidt de oorspronkelijke titel van de roman. De onvoltooid tegenwoordige tijd geeft beter dan de omslachtige vertaling ‘Ik heb je zien verdwijne’ aan dat de personages deel zijn van een destructief proces. Door middel van een ingenieuze plot en niet in het minst door een beeldend taalgebruik weet Jungersen de lezer bij dat proces te betrekken. De roman is wel wat lang geworden voor deze ene verhaallijn: met honderd bladzijden minder had het ook gekund. Desondanks is het een geslaagd boek over een actueel thema.

Muziek / Concert

Onnodige ballast

recensie: Filter

Filter, het geesteskind van Richard Patrick, is afkomstig uit de stal van Trent Reznor en al jaren een grote naam binnen het genre. Op het nieuwe album gaat de band terug naar zijn oorspronkelijk geluid; een stap die ze op het podium doorzetten.

Filter neemt zijn eigen voorprogramma mee naar de Melkweg. De Duitse formatie Blackmail opent de avond met zijn eigen versie van stevige rock. Door het gebruik van een drumcomputer kun je bijna spreken van industrial, maar het blijft bij “bijna”: het zijn uiteindelijk twee of drie effectgeluidjes in een set die verdrinkt in splashes, cymbalen en gitaarsolo’s. De leadgitarist beheerst zijn vak en laat geen moment onbenut om het te tonen. Dat wordt al vrij snel saai en opschepperig, zeker als er weer een vierde of vijfde solo in een nummer wordt gepropt die daar niets te zoeken heeft. Ook de rest van de muziek is niet best zodat de hele set van Blackmail tegenvalt.

Ontvoerd

~

Is het een slechte avond van Blackmail of tactiek van Richard Patrick en de zijnen? Door het voorprogramma kan Filter alleen maar beter zijn: het schept geen hoge verwachtingen, maar slechts opluchting omdat de headliner eindelijk begint. Maar zo’n truc heeft Filter niet nodig en het optreden bewijst dat ook. Richard Patrick verontschuldigt zich een paar keer voor het feit dat hij verkouden is, wat te horen is in zijn zang. Bassist Phil Buckman is afwezig in de Melkweg omdat zijn moeder ontvoerd is door aliens of Mexicanen, dat weet Patrick niet precies.

Patrick, ooit begonnen als gitarist bij Nine Inch Nails, startte in 1994, samen met Brian Liesegang, Filter. De eerste single, ‘Hey Man, Nice Shot’, werd zowaar een succes. Nu, twintig jaar later en zonder Liesegang, doet dat nummer het nog steeds goed. Patrick bedankt het publiek als het onverwacht zijn zangpartij overneemt in het refrein. Maar ook de andere nummers worden enthousiast ontvangen, niet in het minst vanwege de uitleg die Patrick er steeds bij geeft. ‘Soldier of Misfortune’ krijgt een extra laag door het verhaal over de jongen die in 1995 de eerste Filter-fanpagina online zette en, vlak voordat hij afstudeerde, omkwam in Irak.

Beste beentje  
Alles bij elkaar wordt het toch een gezellige avond, met name door het babbelen van Richard Patrick en de losse sfeer op het podium. Ondanks de verkoudheid zet Filter zijn beste beentje voor, onder het motto: ‘That’s what we do’. Dat de bassist normaal niet bij Filter op het podium staat, hoor je er niet aan af: hij staat er net zo relaxed bij als de andere bandleden. Al met levert Filter een overtuigende en strakke set, ondanks de kleine oneffenheden.

Boeken / Fictie

Lamp is taal

recensie: Astrid Lampe - Rouw met diertjes

Rouw met diertjes is op te vatten als een rouwbundel. Astrid Lampes poëzie springt, maar is iets ingetogener dan eerder werk.

De aanleiding voor de bundel is de dood van een hartsvriend. Het werk staat echter op zichzelf; je hoeft die aanleiding niet te weten als je de bundel leest.

Met een eenheid van meccano
Aanleidingen (of het leven) gaan altijd vooraf aan een kunstzinnig werk, dat je als eenheid in zichzelf kan beschouwen. Ook Rouw met diertjes is een eenheid en bovendien ontbreken verwijzingen naar concrete geschiedenissen. Om Lampes eenheid zit overigens geen harde schil. Eerder is het een bal van meccano: een van verbindingen vergeven associatieve eenheid met veel ruimte tot interpretatie ertussen.

Dat beeld geldt vooral voor de laatste twee afdelingen van de bundel, getiteld: ‘Dronken jol / een requiem van stills’ en ‘Maar geen kunstje gaat zo ver / stills’. Beide zijn ‘gesampelde bloemlezingen’ en zijn respectievelijk ontstaan uit Geboorten van het vers (1994) in de reeks Franse poëzie en Iets dat te groot is om te zien: Moderne Amerikaanse dichters (1991).

Sample
Onduidelijk is wat Lampe precies bedoelt met ‘gesampeld’. Heeft ze stukken tekst uit die werken gesampeld, vergelijkbaar met hoe een dj te werk gaat?  Is het flarf, een procedurele manier van dichten op basis van zoekcriteria? Is dit een nieuwe methode van schrijven van Lampe? De vergelijking met muziek is  niet vergezocht: samples zijn bestaande stukken muziek die op in een nieuwe samenstelling worden gecombineerd, en als je kijkt naar de opbouw van Lampes gedichten keren woorden en thema’s terug, ook uit haar eerdere bundels.

Heeft Lampe daarmee een van haar vorige bundels afwijkende bundel schreven? Of de ‘methode’ nu verschilt of niet, het werk is kalmer, ingetogener dan eerder werk. Hoewel nog steeds speels, maar wel minder, is het ook minder onnavolgbaar. Om een wat rustiger gedicht van Lampe uit Rouw met diertjes ten gehore te brengen:

De lamp is taal
En heldere waanzin.
de bloemen, ook in het donker
Komen de dingen naar voren
fluisteren

            De afstanden
Een dromerige streling of een mij onbekend wiegelied.
Je zou er nog je hoofd op kunnen laten rusten

Het kwartje dat wel moest
De hierboven vertoonde ‘still’ komt uit de afdeling ‘Dronken Jol (…)’. Het is een van de minder hermetische gedichten uit de bundel, al blijft het associatieve karakter van haar werk (ook zichtbaar in het gebruik van hoofdletters en abrupte enjambementen) erin behouden. Lees je er een zelfportretje in, dan ziet Lampe (lamp) zich als een wezen van taal en heldere waanzin, waarin ze de wijze waarop de taal tot haar komt beschrijft.

Als ‘lamp’ een talig wezen is, dan moet de ook rouw worden verwoord. In de eerste afdeling, die dezelfde titel draagt als de bundel, begint het afscheid nemen, en daarmee het rouwen, al voor de dood. Je staat in het ziekenhuis als het slechte nieuws wordt bezorgd en je blijft met verlies achter. De diertjes uit de titel overigens, komen met grote regelmaat voor in de afdeling, ze lijken de dood te contrasteren. De meeste van de op anachronistische wijze geordende gedichten zijn kort, fragmenten bijna, en strijden tegen de nietszeggende gemeenplaatsen.

Neem het onderstaande, treffende gedicht waarin de vertwijfeling haast tastbaar is. De handeling lijkt vlak na het overlijden plaats te vinden, mogelijk in een gang of wachtruimte van de zorginstantie. Geen dier hierin te bekennen, alleen dood en om uiteenlopende redenen overrompelde achterblijvers.

kan het verpozen in strakke architectonische restruimten
een nieuw licht werpen op de zaak

‘Het hakt er wel in!’

zoals het door elkaar geschud worden
in de open laadbak van Jose’s pick-up
dit nevelwoud ooit had doen opschrikken
ik bedoel zo dat het kwartje wel moest

Muziek / Album

Bezwerende dodenmis

recensie: Anna von Hausswolff - Ceremony

.

Na het beluisteren van haar debuut Singing from the Grave wekt Anna von Hausswolff met Ceremony de indruk haar draai te hebben gevonden. Waar haar debuut beduidend luchtiger klinkt en nog allerlei zijpaden bewandelt, is Ceremony plechtig en duister. Haar tweede album klinkt ook standvastiger en Anna toont zich hier, meer dan op haar debuut, een indrukwekkende zangeres en eigenzinnig componist. De prachtige hoes wordt gesierd door details van de orgelpijpen van het kerkorgel van de ontzagwekkende Annedalskyrkan te Göteborg. Ditzelfde orgel vormt de rode draad op een album dat zich moeilijk laat vastpinnen. Groots, dramatisch en indrukwekkend: Ceremony is een plaat met allure.

Zwarte parel
Opener ‘Epitaph of Theodor’ vangt aan met sacrale orgelklanken die je de volle lengte van het nummer niet meer loslaten. Het diep resonerende geluid van het kerkorgel is niet slechts ingezet om deze sinistere introductie te dienen: de dreunende klanken spelen op negen van de dertien nummers een bepalende rol. Pas na ruim vier minuten in ‘Deathbed’ duikt de zang van Anna von Hausswolff op: bezwerend, krachtig en bij tijd en wijle somber en onheilspellend. Soms doet haar stem en manier van zingen ontegenzeglijk aan Kate Bush denken. Op haar debuut is deze invloed echter veel nadrukkelijker aanwezig. Op Ceremony toont Anna pas echt de imponerende reikwijdte van haar stem. Meer dan eens doet de vibe van het album denken aan de eerste platen van Dead Can Dance en This Mortal Coil; voor liefhebbers van deze sfeervolle parels uit de gloriedagen van het platenlabel 4AD is Ceremony niet te versmaden. 

~

Het instrumentale ‘Epitaph of Daniel’ lijkt te refereren aan de soundtrack van Twin Peaks. Deze ‘hint’ is na meerdere luisterbeurten moeilijk uit het hoofd te krijgen – wat niet erg is overigens. Dezelfde duisternis die huist in de bossen van Twin Peaks heeft blijkbaar ook een plekje gevonden in de Zweedse wouden. Het daaropvolgende ‘No Body’ lijkt een ode aan de soundscapes van Anna’s vader Carl Michael Von Hausswolff (een bekend artiest in de wereld van avant-gardistische geluidssculpturen). Het nummer brengt een onheilspellende drone en verder niets.

Licht in de duisternis
Na deze interludes slaat de sfeer om. De nummers gaan meer naar folk neigen en de melodieën worden warmer en sierlijker. Na alle donkere bombast van de eerdere nummers wellicht een verademing, maar het is verleidelijk om de bezwering van de eerst nummers nogmaals te ondergaan. 

Alhoewel er geen hakkende gitaren voorkomen zit er wel degelijk een metal-tik in Ceremony. De algehele grootse sfeer, de melancholische orgeltonen en de spaarzame gitaarpartijen doen in de verte denken aan ijzige black metal – op een recente, controversiële, persfoto staat Anna met een t-shirt van de beruchte eenmansband Burzum. Er duiken de laatste tijd meer bands en singer-songwriters op die een verbintenis aangaan met (black) metal, zoals Chelsea Wolfe, Barn Owl, Grouper en Mt. Eerie. Anna von Hausswolff geeft op geheel eigen wijze gestalte aan deze onheilige alliantie.

Live in Nederland:
22 september Rotown, Rotterdam
23 september Merleyn, Nijmegen

Muziek / Album

Terug naar de bron

recensie: Mark Lanegan - Imitations

Veel artiesten besluiten op enig moment in hun carrière om een album te maken waarmee ze hun grote inspiratiebronnen eren. Mark Lanegans Imitations is ook zo’n album, met een breed scala aan artiesten die geëerd worden door ‘Dark Mark’.

Het is niet vreemd dat Mark Lanegan nummers van anderen ten gehore brengt. Hoewel hij ooit begon als drummer van de Screaming Trees is hij toch eerst en vooral een zanger. Meest recent nog op het album Black Pudding, samen met Duke Garwood, vlak daarvoor met zijn eigen band op Blues Funeral. Eerder al ondersteunde hij Belle & Sebastians Isobell Campbel, nam de vocalen voor zijn rekening op twee Soulsavers albums en maakte hij deel uit van de Queens of the Stone Age en The Gutter Twins. En dan is nog lang niet alles genoemd. Het mag duidelijk zijn dat Lanegan een brede muzikale interesse heeft en een graag geziene gast is.

De gevarieerdheid van de projecten waar Lanegan aan verbonden is, is terug te horen op Imitations. Onder anderen Frank Sinatra, Nick Cave, Hall & Oates en Weil & Brecht komen langs. Het meest opvallende nummer is Gérard Manset’s ‘Elégie Funèbre’. De tongval van Lanegan is overduidelijk niet Frans, maar desalniettemin zingt hij het nummer onvertaald.

Terug naar de kern
Op Imitations, zijn achtste solo-album, is Lanegan teruggegaan naar de kern van zijn muzikale wereld: nummers die hem inspireren en die hij in zijn jeugd heeft leren kennen, of in de loop van zijn dertigjarige carrière. Zonder uitzondering zijn het ‘songs that sounded sad whether they were or not’, zoals hij de liedjes van Perry Como, Frank Sinatra en Dean Martin vroeger vond klinken. Maar Lanegan is niet alleen teruggegaan naar de eerste muziek die hij leerde kennen en de bijbehorende sfeer. Hij heeft het instrumentarium ook beperkt. De donkere, van rook en whisky doortrokken stem van Lanegan wordt meestal minimaal begeleid. Een getokkelde gitaar, drums, een simpel baslijntje. De stem van Lanegan draagt de nummers. Zo ontstaat een behoorlijk afwijkende versie van ‘Mack the Knife’, zonder het pianoriedeltje dat Weil & Brecht typeert. Of een kampvuur-uitvoering van Hall & Oates’ ‘She’s Gone’.

Maar ook de meer recente nummers, zoals ‘Brompton Oratory’ (Nick Cave) en ‘Deepest Shade’ (Twilight Singers) worden in dezelfde stijl gebracht. Lanegan probeert niet zozeer een cover van de nummers te brengen, maar een interpretatie te geven. Daardoor is het album meer een geheel dan vaak het geval is bij dit soort verzamelingen. Het springt niet van stijl naar stijl of van genre naar genre, maar vloeit van het ene naar het andere nummer. Lanegan covert de nummers niet, maar maakt ze zich eigen.

De liefde voor de liedjes is overduidelijk aanwezig. Af en toe klinkt Lanegan hartverscheurend, soms wanhopig of vol vertrouwen. Op geen enkel moment stelt Imitations teleur. Ook als de originele versies onbekend zijn bij de luisteraar heeft Imitations ruimschoots genoeg te bieden.

Muziek / Album

Het bereik van een stem

recensie: Jimmy Webb - Still Within the Sound of My Voice

Zijn muziek werd gecoverd door grootheden als Frank Sinatra en Johnny Cash, maar singer-songwriter Jimmy Webb (1946-) is zelf nog altijd een grote onbekende. Zijn nieuwe album, Still Within the Sound of My Voice, moet daar verandering in brengen.

Hoewel Webb in de jaren zestig zijn eerste successen boekte, is hij niet de Dylaneske songwriter die zojuist op zolder een gitaar vond en zijn eerste liedje schreef. Met zijn theatrale arrangementen, uitstekende pianospel en onconventionele stem is hij beter te vergelijken met een artiest als Randy Newman. Net als Newman begon Webb zijn loopbaan als componist voor andere artiesten; Webbs eigen albums werden nooit zo succesvol als opnames van ‘MacArthur Park’, ‘Galveston’, ‘Wichita Lineman’ en ‘The Moon’s a Harsh Mistress’ door artiesten van Sammy Davis Jr. en Solomon Burke tot Linda Ronstadt, Joan Baez en Joe Cocker.

Een taart in de regen
Op Still Within the Sound of My Voice is Webb zelf weer aan het woord: de inmiddels 67-jarige muzikant heeft veertien nummers uit zijn rijke oeuvre opnieuw gearrangeerd en gezongen. Het is veelzeggend dat het album opent met een ratelende banjo-intro: de uitwaaierende orkestraties van veel van de oorspronkelijke opnamen zijn vervangen door een eenvoudiger countrygeluid, met prominente akoestische gitaren, banjo’s, mandolines en fiddles. 

~

Gelukkig staat Webb er niet alleen voor. Ieder nummer is een duet met een andere bekende uit de muziekindustrie, en met namen als Art Garfunkel, Brian Wilson en Joe Cocker weet hij zich in goed gezelschap. Het titelnummer is een schitterende samenzang met de dertig  jaar jongere Rumer. En ook de nieuwe versie van ‘MacArthur Park’, met achtergrondzang door Brian Wilson, maakt indruk. De tekst is sentimenteel en tamelijk bizar, met als beeld voor verloren liefde een taart die buiten in de regen is blijven staan, waardoor het glazuur uitloopt (‘oh no!’) – maar in deze uitgeklede versie komt de schoonheid van de muziek eindelijk tot zijn recht.

Passend eerbetoon
Still Within the Sound of My Voice biedt een uitstekende inleiding tot het werk van een componist en zanger die meer aandacht verdient. Je moet enige mate van sentiment en drama aankunnen, maar dan heb  je ook wat: een veertiental rake composities, in doordachte arrangementen en gezongen met zangers die hun strepen in de muziekindustrie ruimschoots verdiend hebben. Van zijn muzikale collega’s krijgt Jimmy Webb inmiddels het respect dat hem past – nu het grote publiek nog.