Boeken / Non-fictie

Op zoek naar individueel en collectief erfgoed

recensie: Wim de Wagt - De kunst van het herinneren

In De kunst van het herinneren gaat kunsthistoricus en schrijver Wim de Wagt op zoek naar ons collectieve geheugen. Aan de hand van vier verhalen illustreert hij de verbanden tussen historische gebeurtenissen en persoonlijke verhalen.

De Wagt heeft een brede interesse in onze omgang met het verleden. Zo bestudeerde hij de aantrekkingskracht van Cape Cod, een schiereiland dat een belangrijke rol speelde in de levens van onder anderen Edward Hopper en Robert Kennedy. Ook bekeek hij hoe de Amerikanen de gebeurtenissen van 11 september verwerkten. De rol van kunst en architectuur bij herinneringen vormen een rode draad in De Wagts werk.

Herdenking van de Shoah
Het krachtigst weet De Wagt het verhaal van de Joodse familie Emmering weer te geven. Per toeval krijgt hij een bundel brieven en foto’s in handen die jarenlang op een Amsterdamse zolder hebben gelegen. Met deze geringe handvatten start hij een zoektocht naar het verleden van de familie. Gaandeweg raakt De Wagt merkbaar meer begaan met hun afschuwelijke lot, of zoals hij het zelf omschrijft: ‘Van een buitenstaander die bij toeval met de nalatenschap van deze familie in aanraking kwam en er alleen maar het thema van zijn boek mee wilde illustreren, ben ik een betrokken biograaf geworden.’

Niet alleen De Wagt houdt zich bezig met de verloren geschiedenissen van Joodse families. Kunstenaar Gunter Demping ontwikkelde het Stolpersteine-project, een concept dat uiteindelijk uitgroeide tot het meest omvangrijke Holocaustmonument ter wereld. Demping plaatst gouden tegeltjes met daarop de naam, sterfdatum en plaats van de voormalige Joodse bewoners bij diverse panden in heel Europa. Als passende afronding van zijn zoektocht woont De Wagt de plaatsing van de Stolpersteine voor de familie Emmering in Lübeck bij.

Herinneringsplaatsen
De Wagt laat zien dat de manier waarop we herinneren nauw samenhangt met de manier waarop geschiedenis gerepresenteerd wordt. Met name bij gebeurtenissen die we zelf niet hebben meegemaakt, zijn we afhankelijk van de beeldvorming hiervan. Monumenten en herdenkplaatsen zijn hiervan een goed voorbeeld.

Ook de Franse historicus Pierre Nora is zich ten volle bewust van de grote rol die fysieke plaatsen kunnen spelen bij herinneringen. Met zijn begrip Lieux de Mémoire – herinneringsplaatsen – maakt hij duidelijk hoe mensen in verbinding staan met het verleden. Omdat datgene wat we herinneren niet meer bestaat, zoeken mensen naar vormen om de herinnering levende te houden of weer tot leven te brengen.

De kunst van het herinneren sluit nauw aan op Nora’s opvattingen. Met name in zijn hoofdstuk over de gedenkplaats van 11 september weet De Wagt duidelijk te treffen welke invloed ruimtelijke indeling kan hebben op het collectieve geheugen. Het fanatisme waarmee De Wagt in zijn onderwerpen duikt werkt aanstekelijk. Hoewel zijn verhalen weinig onderlinge samenhang vertonen, weet hij de lezer toch iedere keer weer opnieuw te boeien. Een mooi eerbetoon aan schoonheid en verdriet.

Film / Achtergrond
special: 33e Nederlands Film Festival gestart

NFF

.

Het Nederlands Film Festival

De Gouden Kalveren zijn overal in de stad te vinden, Het Neude is omgetoverd tot festivalpaviljoen en tot en met 3 oktober zullen overal Nederlandse films te zien zijn in de Utrechtse bioscopen. Er is een thema (Naakt), een eregast (Paula van der Oest) en een ode aan Sylvia Kristel middels een aantal vertoningen. En natuurlijk een scheepslading aan nieuwe en oudere films van eigen bodem.

~

Het Nederlands Film Festival trapte af met Hoe Duur was de Suiker. Deze film van Jean van de Velde (All Stars, Lek) gaat over de bijzondere band tussen een blanke, rijke vrouw en haar zwarte slavin in het 18e-eeuwse Suriname. De film, die op 26 september landelijk in première gaat, opende in zeven uitverkochte zalen. Een goed begin van een hopelijk mooi en succesvol festival.

8WEEKLY zal dagelijks recensies verzorgen en verslag doen van het Nederlands Film Festival.

Boeken / Fictie

Het leven aan gene zijde van het bureau

recensie: Michael Kumpfmüller (vert. Hans Driessen en Marion Hardoar) - De heerlijkheid van het leven

Dan toch, in zijn laatste levensjaar, vindt Franz Kafka iets als geluk. Over de liefde tussen hem en Dora Diamant heeft Michael Kumpfmüller een roman geschreven.

Fictionaliseer je het leven van een schrijver zo groot en alom bewonderd als Franz Kafka? Zorg er dan voor dat het goed is, echt goed. Wat hier betekent: integer, en voorzien van precies die juiste toon. Want anders verdient de schrijver het (al op de loer liggende) dubbelverwijt van parasitisme en misrepresentatie; dan lift hij mee op een naam én besmeurt hij deze. Michael Kumpfmüller (1961), in Duitsland een bekend schrijver, heeft zich dit natuurlijk gerealiseerd. Voor De heerlijkheid van het leven put hij uit oudere dagboeken (de in het Nederlands wat kitscherig klinkende titel is een daaruit afkomstig citaat), enkele aantekeningen van zowel Kafka als Dora, en tevens heeft hij verschillende Kafkakenners geraadpleegd. Vervolgens is het veelbepalend hoe de lezer, beschikkend over meer of minder kennis over Kafka, vermoedt dat Kafka klinkt. Om er maar gelijk mee voor de dag te komen: ja, Kumpfmüllers toon treft, hij past op de teneur die in ieder geval ikzelf bij Kafka in mijn hoofd had.

Kafka op het strand
Deze ‘gepastheid’ verwezenlijkt Kumpfmüller bijvoorbeeld door Kafka consequent niet met zijn naam, maar met het afstand scheppende ‘doctor’ aan te duiden. Daarnaast gebruikt hij geen aanhalingstekens. Dit mag klinken als iets kleins, maar samen met de getroffen toon versterkt dit het droomachtige effect, dat al optreedt doordat het boek over de verbluffende mens en schrijver Franz Kafka gaat. Zo weet de lezer soms niet of iets daadwerkelijk gezegd wordt, of dat de verliefden Kafka en Dora, zoals verliefden dat kunnen, elkaar woordeloos begrijpen, vanuit een gedeeld ritme:

En nu praten ze en vergeten dat ze praten, want zodra de een iets heeft gezegd, is het alweer weg, ze zitten daar aan het strand als onder een stolp die elk geluid onmiddellijk opslokt. De doctor stelt duizend vragen (…) fluistert iets over haar, haar figuur, wat hij gezien heeft, wat hij ziet, alles zonder een enkel woord.

Vlak voordat Kafka en Dora elkaar op daar op het strand ontmoeten, bij Müritz aan de Oostzee, is hij 40 jaar oud, wegens ziekte al gepensioneerd en gespeend van de luttele moed die hij ooit bezat. Tót Dora: ‘Je bent mijn redding, zegt hij. Hoewel ik niet meer in redding geloofde.’ Zij is 25, een oost-joodse – wat hem aantrekt, hij leert op dat moment Hebreeuws – en kokkin bij een opvanghuis voor joodse kinderen. Kumpfmüller wisselt telkens van perspectief tussen Dora en de doctor/Kafka. Dora tot hem:

Alles heeft liggen sluimeren, alles was voor jou, maar ik kende je niet. Of beter: ik kende je, maar ik wist helaas nooit waar ik je kon vinden, en toen vond ik je op het strand.

Berlijn! Berlijn!
Dromerig schrijdt het verhaal zo voort, van de ene naar de andere intense zin. Vrijwel direct besluiten Kafka en Dora te gaan samenwonen in Berlijn. Tussen Müritz en Berlijn volgt nog wel een intermezzo waarin ze elkaar niet zien. Daarin neemt de twijfel toe: gaat het ze wel lukken alles te regelen? Prangender nog: zal Kafka bij zijn besluit blijven? Nooit had hij definitief zijn ouderlijk huis kunnen (of ook willen?) verlaten, en vaak genoeg had hij hardop gevreesd dat het samenwonen zijn schrijverschap teniet zou doen. Niettemin: het lukt het hem, en ze huren een kamer in het Berlijnse Friedenau. In Berlijn, waarbinnen ze nog twee keer verhuizen, wordt hun liefde bekrachtigd. Kumpfmüller maakt dit snel aan de lezer duidelijk. Waar ze in Müritz altijd fluisterden, in welke situatie dan ook, schrijft hij vanuit Dora, gelijk bij het betreden van hun nieuwe woning: ‘Ze was bijna vergeten hoe het moest, maar nu fluisteren ze.’ En fluisteren zullen ze blijven doen.

Het puzzelende is dat Kafka, door samen met Dora in Berlijn te leven, voor het eerst, op zijn veertigste, werkelijk ‘uit huis is’. Hij lijkt iets gemakkelijker te leven – ‘alsof de schrik een overwonnen bijgeloof is’ – en zich minder aan te trekken van de zelfbenoemde tegenstelling tussen schrijven en leven. Maar waarom juist dan, en met Dora? En dat aanvankelijk zelfs in één kamer, en dat ook nog eens in het door hyperinflatie en politieke onrust geteisterde Berlijn van 1923.

Schrijven vs leven
Kumpfmüller waagt zich niet aan antwoorden, maar wel beschrijft hij de twee kanten van deze ‘verpoefte’ tegenstelling. Kafka zegt: ‘Als ik schrijf ben ik onuitstaanbaar.’ En een paar bladzijden verder, over Dora: ‘Ze staat aan de andere kant van het bureau te stralen, waar ze wel vaker staat, tegen de zijkant geleund, blakend van leven.’ Daar heb je haar, de tegenstelling: het schrijven aan de ene, het leven aan de andere zijde van het bureau. Maar Kafka houdt het simpel – en dat is nu het wonder, want het simpel houden deed hij nooit – en pendelt gewoonweg heen en weer. Dit maakt het mogelijk dat Dora en Kafka in Berlijn volmaakte momenten kennen. Wat weer niet wegneemt dat voor de observerende Dora, staande aan die andere bureaukant, de schrijver Kafka soms onbereikbaar is:

Het leek zwaar werk (…) maar op die avond schreef en schreef hij, echt met hamer en beitel, had ze het gevoel, alsof het papier van steen was, iets wat zich niet graag voegt, maar dat uiteindelijk toch doet, en toen zag het er bijna makkelijk uit, niet meer alleen als een kwelling, alsof hij aan het zwemmen was, ver buiten de kust, dacht ze, en steeds verder de open zee in.

Enkele keren scheert Kumpfmüller af langs clichés als deze ‘open zee’, maar nooit raakt hij ze; zijn verhaal blijft puur. Vanaf Kerstmis 1923 zet Kafka’s TBC door en moet hij weg uit Berlijn, naar achtereenvolgens drie sanatoria. Hij zal in juni 1924 sterven, met Dora en zijn vriend Robert Klopstock bij hem. Voor Dora zijn deze laatste vijf maanden in feite een langgerekt afscheid.

En, in Kafka’s geest gesteld, een oordeel? Als ik iets van of over Franz Kafka lees, aanschouw ik zijn werk en bestaan verbluft: dat iemand dit heeft kunnen schrijven, zo heeft kunnen zijn. Maar daarvoor dien je dus simpelweg zijn werk te lezen, of een van de verschillende sterke biografieën. Kumpfmüller pretendeert over Kafka zelf niets nieuws te beweren. Hij lijkt zich ook meer vrijheden te permitteren met Dora’s woorden en gedachten dan met die van Kafka. Daarentegen heeft Kumpfmüller elegant en zuiver een liefdesgeschiedenis geschreven. Over een liefde zo universeel als een liefde kan zijn, en tegelijkertijd zo bijzonder omdat het Kafka betreft én iemand die verliefd werd op juist Kafka.

Muziek / Album

Muziek die sporen achterlaat

recensie: Songbelt - Unanswered

Songbelt presenteert zich als trio, maar het is Wil Opstals die tekent voor alle liedjes op dit folkdebuut. Unanswered graaft diep in de oude, emotionele wonden van de vertolker.

Unanswered graaft diep in de oude, emotionele wonden van de vertolker.

~

Opstals speelde eerder in o.a. The Daltons en Wilburg en participeert momenteel nog steeds in Sleepwater. De muzikant is gezegend met een diepe, donkere stem die net een octaaf hoger uitvalt dan die van Nick Cave. Zijn nummers zijn voornamelijk donker van signatuur. En wat zijn de liedjes van de schaduwkant van Opstals’ leven mooi. Ze zijn verpakt in een folkbenadering met akoestische gitaar, bas, toetsen, dwarsfluit en mondharmonica, soms aangevuld met pedal steel-gitaar of een fijne vrouwenstem. Opstals schildert zo prachtige plaatjes die in alle jaargetijden passen. Zijn teksten zijn soms mystiek en vaak kraakhelder, maar voor meerderlei uitleg vatbaar zoals het gedichten betaamt.

Liedjes met zeggingskracht
Unanswered opent met ‘Desperate Land’, dat in vele luisterbeurten uitgroeit tot het hoogtepunt van het album. Een liedje vol beeldspraak van een geliefde die voetstappen achterlaat in het zand, geel gekleurd gras en een verlaten puinhoop. Het is een van de dertien nummers waarin Songbelt niet de meest vrolijke onderwerpen bezingt.

Droefheid, triestheid, terneergeslagenheid, verlatenheid, bedrog, eenzaamheid en teleurstelling zijn woorden die passen bij de liedjes op dit album. Zoals zo vaak leveren de duistere momenten in het leven prachtige teksten op, waarbij de nummers daadwerkelijk een emotie overbrengen. Blijkbaar is het veel moeilijker om songteksten met inhoud te schrijven die bruisen van de vrolijkheid, want dan wordt het al snel hol en leeg. Veel liedjesschrijvers beamen dat laatste ook zelf.

~

Wars van modieuze opsmuk

Met medewerking van Theo Liebregts, die onder andere verantwoordelijk is voor de opnametechniek en ook hier en daar wat instrumenten bespeelt, en Ruurd van der Vegt, die mondharmonica en vooral dwarsfluit toevoegt, is Unanswered vooral de stem van Opstals en zijn akoestische gitaar. Zijn stem is soms in laagjes opgenomen, waardoor er live minimaal één extra zanger nodig zal zijn voor een optimale vertolking. Het moment waarop Songbelt live te beluisteren is met Unanswered, waarschijnlijk aangevuld met songs uit het rijke muzikaal verleden van Opstals, is iets waar zonder meer naar uitgekeken kan worden.

Dit album prijkt voorlopig als een hoogtepunt op de carrièrelijst van Wil Opstals. Waarschijnlijk omdat met deze folkbenadering de ware muzikant en de ware liefde voor deze muzieksoort open en bloot wordt geëtaleerd, wars van alle modieuze opsmuk als technische effecten of opzwepende ritmes. Niet vergeten om de hoesfoto te bewonderen, die door de zanger zelf is genomen in de Loonse en Drunense duinen die grenzen aan zijn geboortegrond.

Muziek / Album

Een verslavend stemgeluid

recensie: Gregory Porter - Liquid Spirit

Liquid Spirit is alweer de derde cd van Gregory Porter en de nieuwe aanwinst van het legendarische Blue Note label. Zijn stemgeluid werkt verslavend en klinkt iedere luisterbeurt weer beter. Een groot compliment verdient ook de band, met name pianist Chip Crawford en de saxofonisten Yosuke Sato en Tivon Pennicott.

De lijn die is ingezet op Water en Be Good wordt op dit album doorgetrokken. Ondersteund door dezelfde producers en muzikanten en inmiddels bekend bij een breed publiek, levert Porter op Liquid Spirit veertien prachtige nieuwe nummers af. Moeiteloos schakelt Porters stem tussen verschillende genres als jazz, R&B, soul en gospel, met een souplesse die elk nummer een eigen karakter geeft. Porter zelf noemt het ontstaan van Liquid Spirit heel organisch. ‘I didn’t say, OK, this is a Blue Note record, let me get a Freddie Hubbard sound,’ vertelt Porter op zijn website. ‘I didn’t have any agenda with this record.’

Begenadigd tekstschrijver


Porter is een begenadigd tekstschrijver, die prachtige melodieën combineert met ontroerende teksten. De lyrics vertellen verhalen gebaseerd op persoonlijke ervaringen van de muzikant en drukken gevoelens uit die direct uit zijn hart lijken te komen. Hierdoor beklijft zijn muziek onmiddellijk.

Voortbordurend op de wateranalogie die zijn debuutalbum karakteriseerde, zet Porter Liquid Spirit neer als een logische stap in zijn ontluikende discografie: ook hier worden een aantal van dezelfde onderwerpen die hem raken aangestipt, in het bijzonder hoogte- en dieptepunten in relaties, zijn jeugd en sociaal-politieke observaties.

Oprechte songs


Op Liquid Spirit spelen dezelfde vijf muzikanten mee als op zijn vorige cd. De saxofoons van Yosuke Sato en Tivon Pennicott hebben een geweldige samenhang in de gospelachtige titelsong, het gevoelvolle ‘Movin’ en het opgewekte ‘Wind Song’. De nummers klinken echter het mooist wanneer de instrumentale begeleiding is teruggebracht tot de piano van Chip Crawford, de bass van Aaron James en de drums van Emanuel Harrold.

Het trieste maar prachtige ‘Water Under Bridges’ is van grote eenvoud en bevat alleen de stem van Porter en de piano van Crawford. Dit leidt tot een mooie, oprechte bluesy song. Porters vertolking van de soulklassieker ‘The ‘In’ Crowd’ van Ramsey Lewis en Dobie Gray swingt, waarbij de basis gelegd wordt door Harrold en James, met een geraffineerde pianosolo van Crawford. Porters sociaal-politieke opvattingen komen tot uiting in de verrassende ballad ‘When Love Was King’, een eerbetoon aan Martin Luther King, en in het jazz-funk nummer ‘Free’, dat op zijn eigen jeugd lijkt terug te gaan.

Klassiekers


Het album bevat naast ‘The ‘In’ Crowd’ nog twee klassiekers: ‘Lonesome Lover’ van Abbey Lincoln en Max Roach en ‘I Fall In Love Too Easily’ van Sammy Cahn en Julie Styne. Porter zegt hierover op zijn website: ‘On each record, I try to pull something from the people who deeply influenced me.’ Met name het laatste nummer raakt hem persoonlijk enorm. ‘I can live in that song. It’s a hard song to sing but given my personality, I’m cool being vulnerable.’ Met het uitbrengen van Liquid Spirit zal Porters reeds veelbelovende carrière zich ongetwijfeld nog verder ontwikkelen.

Boeken / Fictie

Een fantastisch avontuur

recensie: Ned Beauman (vert. Gerda Baardman & Wim Scherpenisse) - De jacht op Adele

.

Hipsters, wie kent ze niet. Het soort mensen dat niet kan ophouden over hoe geweldig hun leven is, omdat ze ieder weekend in hun vintage outfits van god los gaan op illegale feestjes. Ze staan centraal in De jacht op Adele, en worden door Beauman gesitueerd in het Berlijn van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Het levert hilarische scènes op, omdat de meesten de ernst niet inzien van de politieke ontwikkelingen die zich op dat moment voltrekken.

Zo ontvangt hoofdpersonage Egon Loeser, in het dagelijks leven decorbouwer, een brief van zijn vriend Achleitner, die door een ‘nazi-aristocraat’ uitgenodigd is deel te nemen aan een ‘nimmer eindigend homofeest’. Op de vraag van Loeser of het niet gaat vervelen om de hele tijd tussen mensen te zitten die het over politiek hebben, antwoordt Achleitner:

Ik hoor veel over diëten, gymnastiek en zonnebaden, over de verloren heilige stad Agartha en hele ritsen stokoude Jodengrappen, maar godzijdank niets over Versailles of de werkloosheid of de hervorming van het verkiezingsstelsel.

Adele Hitler
Terwijl Achleitner zijn ding doet op de ‘sperma-Olympus’, staat het leven van Loeser in het teken van het ontrafelen van het raadsel omtrent de ramp die collega-decorbouwer Lavicini in de zeventiende eeuw met zijn teleportatiemachine veroorzaakte. En het staat niet minder in het teken van zijn jacht op de mooie, promiscue Adele Hitler (geen familie van). Loeser is ervan overtuigd dat zijn leven geslaagd zal zijn als hij één keer seks kan hebben met Adele en volgt haar via Parijs naar Los Angeles.

Totdat Loeser in Los Angeles aankomt, lijkt de roman vooral op humoristische wijze af te rekenen met een generatie die te veel belang hecht aan nutteloze zaken. Eenmaal in Los Angeles raakt deze rechttoe rechtaan maatschappijkritiek op de achtergrond en krijgen mysterie, spanning en vreemde taferelen de overhand. Op de universiteit waar Adele werkt voor een onderzoeker die een teleportatiemachine bouwt, worden in korte tijd meerdere moorden gepleegd, een geest laat vrouwelijke attributen achter in Loesers appartement en Loeser wordt zonder het door te hebben de spil in een politiek spel.

Dames! And how to lay them
Terwijl Loeser zich met deze probleempjes bezighoudt, probeert hij nog steeds Adele te verleiden, intussen met behulp van de lessen uit het zelfhulpboek Dames! And how to lay them. Bovendien is hij een zoektocht naar een exemplaar van Minuit à l’école des infirmières begonnen, een pornografisch boekje dat hij op reis verloren is. De politieke situatie in Loesers thuisland gaat door al zijn drukke bezigheden nog steeds volledig aan hem voorbij. Dat wordt duidelijk wanneer hij in gesprek raakt met de echtgenote van de beroemde schrijver Stent Mutton:

‘Mijn man en ik weten nauwelijks iets van de situatie in Duitsland, Mr. Loeser, maar we weten wel dat die heel moeilijk is.’ Waar doelde ze op? Dat het moeilijk was om iemand in bed te krijgen tenzij je [Bertold] Brecht heette? Stond ze op het punt hem uit te nodigen om haar stilletjes in de struiken te nemen?

Een groot plezier
Het moge duidelijk zijn: Loeser heeft in de tweede helft van de roman meer dan genoeg aan zijn hoofd. Hetzelfde geldt overigens voor de lezer. Beauman verweeft vernuftig zowel Loesers avonturen als verleden, heden en toekomst tot een ingewikkeld geheel. Niet zelden rijst de vraag wat je als lezer aan moet met dit van de pot gerukte verhaal. Een eenduidige interpretatie van de bizarre gebeurtenissen en hun onderlinge samenhang lijkt vrijwel onmogelijk.

Veel schrijvers komen niet weg met het experiment waar Beauman de lezer aan blootstelt. Het lezen van De jacht op Adele is echter een fantastisch avontuur. De opeenstapeling van bizarre en hilarische situaties is zo’n groot plezier om te lezen dat het maar goed is dat niet alles even begrijpelijk is. Een grotere uitnodiging tot herlezen is nagenoeg onmogelijk.    

Muziek / Album

Toegankelijker en intenser dan ooit

recensie: Touché Amoré - Is Survived By

.

Ten tijde van de albums …To The Beat Of A Dead Horse (2010) en Parting The Sea Between Brightness And Me (2011) was zanger Jeremy Bolm geen vrolijke jongen. Frustraties over zichzelf en de wereld om hem heen vormden de stuwende kracht achter de opgefokte hardcore van Touché Amoré. 

Bolm schreeuwt op Is Survived By nog steeds de longen uit zijn lijf, maar het hopeloze pessimisme heeft plaatsgemaakt voor strijdvaardigheid. De thema’s die Bolm aansnijdt, zijn onder andere het overwinnen van de eigen demonen, verantwoordelijkheid nemen en omgaan met het verleden. Zo klinkt op het nummer ‘DNA’ de tekst ‘I have a past and a poison, that I can admit / But this is what I need to bury the years of debris to break the circle of the cycles and stop living vicariously and start living for me’.

Postrockinvloeden
Deze ommekeer lijkt ook van invloed te zijn geweest op de muziek. Touché Amoré is nooit vies geweest van melodie, maar ze was nog niet eerder zo aanwezig. Niet zelden slaat rustig gitaarwerk om in bruut drum- en gitaargeweld. Evenmin zijn rustpunten tussen hevige explosies van geluid een uitzondering. De manier waarop de nummers opgebouwd zijn en het spelen met contrasten tussen zacht en luid en langzaam en snel doen invloeden vanuit de postrock vermoeden.

Het zijn vooral de langere nummers als ‘Non Fiction’, ‘Harbor’ en het titelnummer ‘Is Survived By’ waarbij de vergelijking met postrock zich opdringt. Degenen die nu nieuwsgierig zijn geworden, moeten zich overigens niet blindstaren op deze vergelijking. Het is en blijft hardcore en de ‘langere nummers’ van Touché Amoré duren zo’n drie minuten. In nog geen half uur razen de twaalf nieuwe nummers van het album voorbij.

Ontstijgen
De veranderingen op muzikaal en tekstueel gebied maken Is Survived By tot een (voor hardcorebegrippen) toegankelijk, maar intens album. Touché Amoré laat zien dat je niet enkel gal hoeft te spuwen en zo hard mogelijk op een gitaar hoeft te raggen om te overtuigen. Sterker nog, de band weet door een subtielere aanpak  niet alleen de eerste twee albums, maar ook het gros van de hardcorebands te ontstijgen als het gaat om passie en intensiteit.

Hardcore is niet voor iedereen, maar voor wie zich er eens aan wil wagen, is Is Survived By het perfecte beginpunt. Niet alleen omdat het toegankelijker is dan andere albums, maar vooral omdat het het beste is wat het genre de afgelopen paar jaar heeft voortgebracht.

Boeken / Fictie

Een virtuele matroos in het internettijdperk

recensie: Thomas Pynchon - Bleeding Edge

Studentikoze blik, matrozenpet en hazentanden: met dat beeld van Thomas Pynchon (1938-), een zwart-wit foto uit de jaren vijftig, moeten we het al bijna een halve eeuw doen. Gelukkig heeft zijn romanproductie niet te lijden onder zijn zelfverkozen kluizenaarschap.

De tijd dat fans decennia moesten wachten op Pynchons volgende pennenvrucht is voorbij. In 2006 verscheen het kolossale Against the Day en in 2009 de psychedelische detective Inherent Vice. Terwijl we wachten op de filmversie van laatstgenoemde roman, onder regie van Paul Thomas Anderson, ligt het volgende Pynchon-boek alweer in de schappen.

De schaduw van 9/11


~

Als we Bleeding Edge openslaan is het lente 2001 in New York, waar privédetective Maxine Tarnow haar twee zoontjes naar school brengt. In de nasleep van de dotcom-crash van 2000 onderzoekt ze de frauduleuze praktijken van internetondernemingen, waaronder het mysterieuze Hashslingrz. Al gauw raakt ze verstrikt in een web van intrige en machtsmisbruik, samenzweringen en (niet zelden erotische) ontmoetingen met geheim agenten. Intussen wordt de schaduw van 9/11 almaar dreigender, zeker wanneer we ontdekken dat Maxine’s ex-partner in het WTC werkt.

In de zomer die volgt, duiken we onder in de schimmige steegjes van Silicon Alley, de New Yorkse tegenhanger van het IT-paradijs in Californië. Via de opwinding van hackers en de hebzucht van ondernemers leren we deze turbulente periode van de internetgeschiedenis van binnenuit kennen. Daarbij strooit Pynchon met het gemak van een twintiger met verwijzingen naar (virtuele) ijkpunten van de jaren negentig: games als Doom, Metal Gear Solid en Final Fantasy X, de furby, Pokémon en zelfs SpongeBob SquarePants.

Handboeien van de toekomst

In de begin van Bleeding Edge is de toon optimistisch. De jonge, idealistische programmeurs die aan het woord komen, zien het internet als een middel om het volk te verlossen van onwetendheid en meer macht te geven. Maar al gauw wordt de toon donkerder. Zo herleidt Maxine’s vader het internet tot zijn oorsprong in angstwekkende Koude Oorlog-politiek: ‘The internet was conceived in sin, the worst possible. As it kept growing, it never stopped carrying in its heart a bitter-cold death wish for the planet.’ Smartphones beschrijft hij als ‘handcuffs of the future’.

Bleeding Edge werpt nadrukkelijk de vragen op die de opkomst van het internet met zich meebrengt. Opent de beschikbaarheid van informatie en communicatiemiddelen een weg naar democratisering? Is het internet een machtig wapen voor geldbeluste bedrijven en machtsbeluste overheden? Of is het een nieuwe verslaving – opium voor het volk – die ons en masse eenzaam en onverschillig maakt? Kant-en-klare antwoorden geeft Pynchon niet, maar de urgentie waarmee hij de vragen stelt, doet vermoeden dat hij de toekomst minder rooskleurig inziet dan de bazen van Google en Microsoft.

Borderline-humor


Gelukkig is Pynchon geen zwaarmoedige doemprofeet. De serieuze onderwerpen doen niets af aan zijn karakteristieke lichtvoetige stijl en absurdisme. Zo gaat Maxine in het begin van de roman uit eten met een investeerder van Italiaanse afkomst, Rocky Slagiatt, wiens achternaam een afkorting is van seemed like a good idea at the time. De lunchdate ontspoort danig wanneer Rocky met de ober in een discussie verwikkeld raakt over de juiste uitspraak van pasta e fagioli. Wat volgt is een tamelijk bizarre woordenwisseling die al gauw een maffiose ondertoon krijgt, vol verwijzingen naar The Soprano’s, Italiaanse opera en Dean Martins lied ‘That’s Amore’.

Of wat te denken van de Russisch oorlogsveteraan Igor die later op Maxine’s pad komt? In geuren en kleuren vertelt deze Igor hoe zijn leven tijdens een gevaarlijke parachutesprong in de Kaukasus een onverwachte wending kreeg. Alleen is de uiteindelijke ‘openbaring’ niet bepaald de sentimentele, EO-waardige ontdekking die we van dit soort verhalen gewend zijn:

Falling through night sky, over mountains, freezing my ass off, I begin to meditate – what is it I really want out of life? Kill more Chechens? Find true love and raise family, someplace warm, like Goa maybe? Almost forgot to deploy my parachute. Down on ground again, everything is clear. Totally. Make lots of money.

Door de frequentie van dergelijke interrupties is Bleeding Edge ook te lezen als een komedie, een absurdistisch tijdsbeeld zonder diepere bodem. Daarmee doen we Pynchons kritische voetnoten over het internettijdperk misschien geen recht, maar zijn aspiraties als literaire komiek des te meer.

Mythische matroos


Met Bleeding Edge bewijst de publiciteitsschuwe Pynchon eens te meer dat hij met een speelse, ironische stijl een even hilarisch als zorgwekkend tijdsbeeld kan schetsen. Volgens criticus Harold Bloom is Pynchon de belangrijkste nog levende schrijver, en met het vorderen van de jaren lijkt die stelling steeds minder vergezocht. We kunnen enkel hopen dat het volgende bericht omtrent zijn privéleven – dat zal ongetwijfeld een overlijdensbericht zijn – nog vele jaren en romans op zich laat wachten. Vaststaat dat de enigmatische matroos-met-hazentanden daarna zijn verdiende plek tussen de mythische helden van de Amerikaanse literatuur zal innemen.

Muziek / Achtergrond
special: Emiliana Torrini - Tookah

Vertrouwd vernieuwd

Vijf jaar na het album Me and Armini met daarop het hitje ‘Jungle Drum’ keert Emiliana Torrini terug met een nieuw album: Tookah.

Het gelijknamige openingsnummer lijkt de overgang te markeren tussen het vorige album en deze nieuwe muzikale stap in het oeuvre van Torrini. ‘Tookah’ komt van alle nummers op het album nog het dichtst bij het geluid van het uptempo ‘Jungle Drum’. Daarna verandert de sfeer van het album geleidelijk. 

Nieuwe, donkere geluiden
Via de voor Torrini gebruikelijk folknummers komen we langzaam in een duisterder landschap terecht. Er worden ons allerlei synthpopelementen voorgeschoteld. Met als hoogtepunt ‘Speed of Dark’, een nummer dat heel erg jaren tachtig klinkt. Maar die toevoeging van vorige-eeuwse synthesizers is nog niet genoeg. Torrini sluit het album af met het zevenenhalve minuut durende ‘When Fever Breaks’. De helft van dit nummer bestaat uit intro en opbouw. Hierin horen we misschien wel de meest duistere kant van Torrini terug.

En zo zijn we van het opgewekte ‘Jungle Drum’ op Tookah langzaam meegenomen naar The Dark Side. En eerlijk gezegd bevalt die kant van het Torrini-universum ook prima.

Muziek / Album

Vierde hoofdstuk

recensie: Blackfield - IV

De hardstwerkende man in progrock is zonder twijfel Steven Wilson. Samen met Aviv Geffen startte hij jaren geleden Blackfield. Dit vierde album van het project heeft slechts een marginale inbreng van Wilson, maar de kwaliteit lijdt er niet onder.

Voor de liefhebbers van progrock is een nieuw product van Steven Wilson, in welke vorm dan ook, een lekkernij om reikhalzend naar uit te kijken. Dit vierde studio-album van Blackfield volgt twee jaar na Welcome to my DNA.

Twee drukke muzikanten
De minimale inbreng van Steven Wilson wordt ruimschoots gecompenseerd door bekende stemmen. Zo laten Suede-zanger Brett Anderson, Mercury Rev ’s Jonathan Donahue en Anathema collega Vincent Cavanagh zich vocaal horen op het album. In elf composities schittert de band opnieuw en bewijst een plaats in de harten van progrock-liefhebbers te hebben veroverd.

Zowel Wilson als Geffen zitten niet stil. Geffen werkte inmiddels met producers als Tony Visconti en Trevor Horn. Hij speelde tijdens liveshows met U2 en Placebo. In zijn thuisland Israël is Aviv Geffen tevens op tv te zien als jurylid van het programma The Voice. Wilson is vooral met vele muzikale projecten bezig naast zijn solowerk. Maar het progrock-hart klopt nog altijd en de liefde voor het project Blackfield is groot genoeg om de liefhebbers wederom te voorzien van een smakelijk nieuw hoofdstuk.

Mager maar smakelijk
Laten we meteen even het misverstand uit de weg ruimen dat IV geen herkenbaar Blackfield-album zou zijn als er geen gastzangers waren toegevoegd. De stem van Aviv Geffen heeft voldoende eigenheid om ook zonder bijdragen van maatje Steven Wilson overeind te blijven. Geffen tekent daarnaast voor alle elf composities. Het door Suede-zanger Brett Anderson gezongen ‘Firefly’ is mede door de gastvocalen al snel een favoriet. Anderson heeft een uit duizenden herkenbare stem in alternatieve popmuziek die ook met een progrock-compositie gedijt.

Label-genoot Anathema is geen verrassing te noemen. Beide bands spelen dezelfde kwaliteitsmuziek en Vincent Cavanagh zingt met ‘X-Ray’ een makkelijke doch smakelijke thuiswedstrijd. Dat Geffen in acht composities zelf het voortouw neemt is niet meer dan terecht. Als er één ding is aan te merken op dit vierde album, dan is het de geringe lengte. Een magere oogst van twee jaar wachten, maar wel een erg lekkere.