Film / Films

De getergde ziel en de verloren zoon

recensie: A Long Story

Weduwnaar Ward krijgt ongewild te maken met Mihai, het Roemeense jongetje wiens vader Doru niet terugkeert na een nachtdienst. Uiteindelijk besluit Ward het jochie terug te brengen naar Roemenië.

Ward (Raymond Thiry) is net terug van een lange reis en woont in een afgelegen dorpje. Zijn boerderij vereist wat werk en Ward huurt de Roemeense arbeider Doru (Andi Vasluianu) in. Doru neemt zijn zoontje Mihai (Victor Copariu) ook mee, maar nadat Doru na een nacht werken niet terugkeert is Mihai aangewezen op Ward.

Onrealistisch en voorspelbaar

~

Het is vreemd dat Doru zijn zoon meeneemt van Roemenië naar Nederland. Doru’s vrouw, Alina (Ioana Flora), woont namelijk in Roemenië met hun andere twee kinderen. Geen reden dus om niet ook Mihai daar achter te laten. Maar Mihai is niet in Roemenië, hij is in Nederland, bij Ward. Ward brengt hem eerst nog naar het politiebureau nadat Doru niet terugkeert, maar Mihai ontsnapt, rent terug naar Ward en klampt zich letterlijk en figuurlijk aan hem vast. Ward beseft dat de enige mogelijkheid van Mihai af te komen is om hem terug te brengen naar zijn moeder.

A Long Story is geen lang verhaal. Het plot is eigenlijk vrij simpel. Erg realistisch is het ook niet. De kleine roadtrip die Ward en Mihai ondernemen is zoeken naar een speld in een Roemeense hooiberg, zeker nadat blijkt dat Alina niet thuis is, maar richting een badplaats is gegaan om daar werk te vinden. Het plot is onrealistisch en voorspelbaar. De kracht van de film zit hem vooral in de prachtige, zwijgzame rol van Raymond Thiry en de chemie tussen Thiry en Copariu.

Geslaagde samenwerking

Grote gedeelten van de film zitten Ward en Mihai met elkaar opgescheept. Er heerst onbegrip over kleine dingen door de taalbarrière. Mihai is te jong om Engels te begrijpen, Ward spreekt uiteraard geen Roemeens. Ook de kijker ondervindt last van de taalbarrière doordat de filmmakers ervoor hebben gekozen het Roemeens niet te ondertitelen. Een slimme zet. Zowel het publiek als Ward probeert daardoor het aandoenlijke en tegelijkertijd irritante jochie te begrijpen.

~

En toch is voor beiden het doel duidelijk. Mihai verlangt naar zijn moeder en Ward verlangt weer naar het buitenland. Het is de enige reden die er te geven valt voor Wards acties – vluchtgedrag voor de confrontatie met de dood van zijn vrouw. Naast het perspectief van Ward en Mihai zien we ook de kant van het Roemeense gezin. Alina heeft zo haar eigen zorgen die verder reiken dan geldzorgen alleen, en besluit in het hoogseizoen met haar vriendin en kinderen naar het strand te gaan, op zoek naar werk.

A Long Story is een samenwerking tussen Nederland en Roemenië. Script en regie zijn in Nederlandse handen, Roemenië levert twee van de drie hoofdrolspelers aan. A Long Story lijkt zo een compromis te zijn tussen twee culturen, met 50% Nederlandse en 50% Roemeense inbreng. Het maakt de film interessant, want Alina kent zorgen die in Nederland met alle sociale stelsels toch zelden voorkomen. Zo brengt de film nog nét iets meer dan slechts een getergde ziel die een verloren zoon terug brengt.

Muziek / Album

Gebrek aan lef

recensie: Olaf Stuut - Equilibre

Terwijl in Engeland en Duitsland het ene na het andere technopareltje geproduceerd wordt, heeft Olaf Stuut de zware taak om de Nederlandse eer hoog te houden. Op zijn debuut Equilibre is de potentie hoorbaar, maar het gebrek aan een eigen geluid breekt hem uiteindelijk op.

Olaf Stuut is ongetwijfeld in staat om een dansvloer tot in de vroege uurtjes te vullen. De elf tracks op Equilibre zijn daar het bewijs van. Wanneer nummers als ‘Luminos’, ‘Huh’, ‘Static Sphere’ en het titelnummer op stoom komen, is het moeilijk om de energie die van deze tracks uit gaat te negeren. Stil zitten is dan geen optie.

Platgetreden paden

~

Maar een goed technoalbum moet niet louter uit dansmateriaal bestaan. Grote namen in de technowereld gaan zo subtiel te werk dat hun albums ook uitstekend dienst kunnen doen op avonden dat mensen het feesten beu zijn en willen bankhangen. Het is op dit punt dat Equilibre hopeloos achterblijft, omdat Stuut teveel platgetreden paden betreedt. De beats klinken te standaard, de opbouw van de nummers is te voorspelbaar en de typische Abletonproducties klinken te klinisch om de luisteraar onder te dompelen in een subtiel en sfeervol klanktapijt.

Gebrek aan visie en persoonlijkheid
Het grote probleem met dit debuut is dan ook het gebrek aan visie en persoonlijkheid. Je hoort dat Stuut snapt waar het om draait in de wereld van de techno, maar hij hangt te veel aan zijn grote voorbeelden en vergeet zo zijn stempel te drukken op zijn eigen producties. Een beetje brutaliteit had Equilibre daarom zeker niet misstaan.

De luisteraar moet zich nu tevreden stellen met een voorzichtig album waarop Stuut nog niet echt laat zien waar hij toe in staat is. Een gemiste kans voor deze jonge producer, die met het overschot aan clichés op Equilibre nog niet weet te overtuigen. Liever iemand die in jeugdige onbezonnenheid een paar keer uit de bocht vliegt, maar op enkele tracks de luisteraar wel weet te grijpen, dan een album dat zich aan de regeltjes van het genre houdt, maar daarbij niet in staat is de luisteraar in vervoering te brengen.

Wie de kans heeft om Stuut live aan het werk te zien, moet zich vooral niet laten ontmoedigen door deze recensie. Dat Stuut een feestje kan bouwen, wordt namelijk wel duidelijk op Equilibre. Als luisteralbum is het wegens zijn voorspelbaarheid echter ongeschikt.  

Boeken / Fictie

Het dak mag eraf

recensie: Vonne van der Meer - Het smalle pad van de liefde

.

.

De titel verwijst wellicht naar de aloude bijbelse vergelijking over ‘de brede en de smalle weg’. Hoe smal is het liefdespad eigenlijk in de nieuwe roman van Vonne van der Meer? De breedte is telkens uitdrukkelijk door de auteur zelf aangegeven. Wanneer de alwetende verteller op een kruispunt staat kan zij haar schepping de ene of de andere wending geven. Expliciet zijn ook andere mogelijkheden opgetekend. Die bespiegelende afstand, dat soevereine uitkijkpunt, kan Van der Meer zich veroorloven. Ze schrijft meesterlijk, in soepele, beeldende zinnen. De proloog, een dodelijk ongeluk na een middagje windsurfen, lijkt in één lange adem geschreven, als een harde windvlaag. Het verhaal ontvouwt zich als een logisch vervolg op dit ongeluk: gestagneerde rouw om hun verongelukte zoontje, een poging tot een nieuwe start in Frankrijk, en een nieuwe vriendschap.

Geen rillerige minnaars
Twee echtparen – Floris en Françoise, Pieter en Mae – vinden elkaar bij een toevallige ontmoeting. Er groeit iets moois uit en dat wordt, na een aantal gezamenlijk doorgebrachte vakanties, een beetje te mooi. De surfer uit de proloog, Floris, en Mae, echtgenote van Pieter, worden verliefd op elkaar. Misschien zal voor Floris het ongeluk dat jaren geleden plaatsvond en de afstandelijkheid van zijn Franse echtgenote Françoise daarbij een rol gespeeld hebben.

Wat Mae’s beweegredenen zijn is onduidelijk. Haar Pieter is een aardige, wat stille man. Eigenlijk lopen die twee huwelijken prima en gaat het met de kinderen, vier in totaal, ook goed. De nieuwe geliefden zijn geenszins behoeftig: ‘Het waren geen rillerige, verwaarloosde minnaars die zich aan elkaar laafden — eerder de vanzelfsprekendheid van liefde maakte hen overmoedig.’

Doe die vlieg eens kwaad!
Ze fantaseren uitbundig over een leven samen. Maar het blijft bij een slippertje. Van der Meer schrijft, als schepper die alle touwtjes in handen heeft, iedereen weer de veilige haven in:

Hier zou dit verhaal opnieuw een andere wending kunnen nemen, een misdaadroman worden over twee geliefden die nog nooit een vlieg kwaad hebben gedaan. Tot een van hen de gedachte toelaat – eerst in stilte, later hardop – hoeveel vrijer ze zouden zijn als hun echtgenoten niet meer in leven waren.

Een misdaadroman? Ja, de rivalen op het liefdespad uit de weg ruimen is een misdaad – maar de schepper zou ze toch kunnen laten verongelukken? Geen schuld, wel schuldgevoel. Of láát ze die vlieg eens kwaad doen. Door haar stilstaan op de kruispunten daagt Van der Meer de lezer onwillekeurig uit om mee te gaan schrijven. Hoe liggen de mogelijkheden als niet Floris en Mae de kanotocht door de Gorges de la Sioule maken, maar Pieter en Françoise? Nu verongelukken de geliefden op een haar na … maar wat als de twee anderen … En hoeveel steile plekken zijn er niet in de Auvergne, waar een heel klein duwtje voldoende is?

Kapel voor het dode broertje
Het buitenechtelijk liefdesspel doet hier en daar denken aan de roman Mélodie d’amour van Margriet de Moor, ook over de liefde. Ook hier de moordfantasie die weliswaar iets praktischer wordt. Maar het geladen pistool in het handtasje van De Moors heldin gaat ook niet af. We zijn hier wel in Nederland. En onze realistische romans kunnen smalle paden bevatten, maar aan weerszijden daarvan ligt toch de polder en beslist geen afgrond.

Dat zou geen probleem zijn als de auteur niet ook een andere verhaallijn had geïntroduceerd, namelijk de rol van het christelijk geloof in de harten van de personages. Die rol neemt een aanvang wanneer de kinderen, min of meer geïnspireerd door de katholieke grootmoeder van Françoise, een kapel bouwen voor hun gestorven broertje. Met altaar, kruis en kaarsen – en zonder gebeden, want die hebben ze nooit geleerd van hun geseculariseerde ouders. Floris gaat op de knieën en Mae neemt dat beeld mee, tezamen met het besef dat ze verlangt naar God, maar niets van hem weet.

Het dak eraf!
Het Nederlandse slippertje is voorbij, alle gezinsleden zijn weer in de schoot van het dagelijks bestaan teruggekeerd en dan komt er een non in beeld. Geen bloemzoet glimlachende bekeerster, maar een echte, doorleefde ex-missiezuster. En wat is het nu toch jammer dat er geen ‘misdaadroman’ voor ons ligt, want het gepieker over liefde, schuld en vergeving, de pijlers van het christelijk geloof, blijft daardoor een beetje flets. De spirituele ontwikkeling van Mae, gevoed door gelovige literatuur, moet het doen met wat spijt over de clandestiene liaison, waar ook zuster Heleen niet veel ophef over maakt, en de ongeoorloofde fantasie over Floris, ver weg in de Auvergne.

Het is lastig te begrijpen waarom zij de vergevende liefde van Christus zo hard nodig heeft. Wel dat het leven soms wat leeg en gewoontjes is na een verliefdheid. Dat is realisme. Maar in een boek kan de touwtjestrekkende verteller wat meer los gaan. In een roman mag het dak eraf! Hup, van het smalle pad af en de diepte in. In dat geval zou de hoofdpersoon een mystieke ervaring krijgen na de mis in de Begijnhofkapel vanwege een gegronde ommekeer in plaats van na het lezen van geruststellende sms’jes.

Film / Achtergrond
special: Paris-Manhattan

Woody Allen als goeroe

.

Men neme het recept: een wat zonderlinge vrouw, alleenstaand, begin dertig en – uiteraard! – op zoek naar een man. Een eenvoudige, maar veelbelovende premisse voor een lekkere vrouwenfilm op vrijdagavond. Probleem: het is al duizend keer gedaan. Wel voornamelijk door Hollywood, en dan mag je van de Fransen misschien wel verwachten dat zij hun kont tegen de krib gooien en het totaal anders doen. Het debuut van de Franse regisseur Sophie Lellouche, Paris-Manhattan, is binnen dit hierboven geschetste format helaas geen geslaagde poging.

~

Dat is meer dan jammer, want de film wekt wel degelijk belangstelling door haar originele introductie en de charmante eigenaardigheden van de hoofdpersoon. Bij aanvang is Alice Ovitz begin twintig. Zij bezit een ruime belangstelling voor boeken en muziek, maar houdt zich echter afzijdig als het om feestjes of kleding gaat. En het belangrijkste: ze slaagt niet in amoureuze pogingen. Tien jaar later is de dus alleenstaande Alice een lieve apotheker geworden, die haar neerslachtige klanten liever geneest met films van Woody Allen dan hen de gewenste antidepressiva te verstrekken.

Het geluk van een zus
Woody Allen, een acteur/filmmaker/schrijver/klarinettist/schuinsmarcheerder. Met zijn veelzijdige naam komt dan ook een interessante laag in de film. Zijn filosofie, rijkelijk in zijn films vertegenwoordigd, omlijnt het denken en handelen van Alice. Hij beantwoordt al haar reflecties op haar ervaringen, terwijl hij haar aanstaart vanaf een poster aan de muur. Met die onmiskenbare, tragikomische blik. Voor elke situatie heeft hij een antwoord dat Alice helpt; onverbloemd existentialistisch, neurotisch en psychoanalytisch, maar ook verfrissend, origineel, grappig en hartverwarmend. Denk bij dat laatste aan de beroemde vraag, afkomstig uit zijn evenredig beroemde film Manhattan (1979): ‘Why is life worth living?

Well…Groucho Marx, to name one thing… and Willie Mays …the second movement of the Jupiter Symphony… and Louis Armstrong´s recording of Potato Head Blues… Swedish movies, naturally… Sentimental Education by Flaubert… Marlon Brando, Frank Sinatra… those incredible Apples and Pears by Cézanne… the crabs at Sam Wo’s… Tracy’s face…

~

Hoezeer Alice haar ongeluk ook voelt, het zijn deze woorden die haar staande houden als zij toeziet hoe haar zus Helène zielsgelukkig trouwt met Pierre, de man die Alice voor het eerst zag.  

Behapbare hokjes
De veilige dialoog tussen Parijs en Manhattan raakt verstoord doordat er twee mannen verschijnen: Vincent en Victor. Elk vertegenwoordigen zij een bepaalde beleving van en visie op de liefde. Het is een welbekend verschijnsel: de mannen worden in hokjes gepresenteerd zodat zij begrijpelijk en behapbaar blijven. Hun gesprekken met Alice hebben in de grond best wel wat potentie, ze raken zaken die verder (willen) gaan dan de favoriete kleur. Maar het blijven gesprekken die in de kiem blijven steken. Dialoog is voor film een grote potentiële krachtfactor. Denk bijvoorbeeld ook aan de films van Woody Allen zelf. En mede daarom is het falen ervan in deze film extra betreurenswaardig, want Lellouche valt wel degelijk in haar bedoeling te begrijpen. Het komt echter niet uit de verf. Het blijft steken, alsof de film ineens in tijdsnood kwam.

Zo kabbelt het voort, met soms zeer leuke (met in dit verband een bijzondere vermelding voor Michel Aumont, in de rol van Alice’s vader) en soms zeer flauwe scènes.  Uiteindelijk moet Alice, precies zoals het format verwacht, tussen de twee mannen een keuze maken. Dit hoeft zij gelukkig niet alleen te doen – en daarin ligt tevens de grote verassing van de film. Paris-Manhattan is een poging waarin de potentie ligt om het afgeragde eenzame-vrouw-zoekt-man-format te gaan verbreden. Dit is haar verdienste, maar dan wel haar enige.   

Muziek / Album

Rotsvast

recensie: Korn - Paradigm Shift

.


~

Een paradigma-verschuiving is een radicale verandering in de manier waarop de wereld bezien wordt. Einstein zorgde voor zo’n verschuiving met zijn relativiteitstheorie, net als Freud toen hij de psychoanalyse introduceerde. Korn wekt nogal wat verwachtingen door de titel van het nieuwe album.

Als altijd
Paradigm Shift mag dan genoemd zijn naar een verandering, het album is onmiskenbaar Korn: door de manier waarop Jonathan Davies zingt, door de typische metalige basklanken en door de zwaar vervormde gitaren van Head. Met Paradigm Shift keert Korn terug naar de basis van ruw en rauw, hard en getroebleerd. Dat Head is teruggekeerd, speelt hier ongetwijfeld een rol bij. Door in de oorspronkelijke line-up te spelen, komt Korn dichter bij hun oorspronkelijke, compromisloze geluid.

Wel is het album vrij eentonig; er is geen opbouw of spanningsboog. Vanaf het eerste nummer gaat de band los en leeft zich uit, agressief, hard en vasthoudend. Het energieniveau daalt niet tot de laatste noot heeft geklonken. Afwisseling is er wel door de zang van Davies, die een uitgebreid repertoire aan technieken laat horen: van geweeklaag tot woedende keelklanken. Davies is in topvorm, net als de rest van de band.

Anders dan de rest
Bij hun debuut in 1994 liet Korn de wereld kennismaken met een nieuwe stijl. Hun versie van metal werd gedoopt tot nu.metal. Maar in tegenstelling tot de andere bands uit dat genre is het Korn wel gelukt om onder de aandacht te blijven. Met Paradigm Shift bewijst de band (opnieuw) dat ze niet genegeerd mogen worden.

Door zichzelf te blijven is Korn geen tijdsgebonden eendagsvlieg, maar een band met eeuwigheidswaarde. Paradigm Shift is niet erg gevarieerd, maar de muziek van Korn is geen trucje. De vernieuwing van inzicht waar de titel op doelt is dan ook vooral dat Korn zich gerealiseerd heeft dat ze zich niets aan moeten trekken van de waan van de dag of verkoopaantallen, maar gewoon hun eigen ding moeten doen.

Muziek / Album

Uitersten naast elkaar

recensie: Pearl Jam - Lightning Bolt

Pearl Jam is één van de oorspronkelijke grungebands, maar dat is aan Lightning Bolt bijna niet meer af te horen.

Backspacer, het vorige album van

~

Pearl Jam, toonde al aan hoe divers de band kan zijn: energieke en vrolijke liedjes en kale, droevige nummers wisselden elkaar af, met een lichte neiging naar country en folk. Ook op Lightning Bolt komt de gevarieerdheid van de band terug. De eerste single, ‘Mind your Manners’, is een punklied zoals ‘Spin the Black Circle’, terwijl ‘Sirens’ een gevoelig nummer is waar distortion is ingeruild voor akoestische gitaar en een melancholiek stemgeluid.

Onverwacht
Grote verschillen in stijl tussen de liedjes op een album zijn niet vreemd voor Pearl Jam; hun grote kracht is dat ze niet vasthouden aan een genre. Zo kunnen op een album punk, country en pop/rock samenkomen. Pearl Jam probeert ieder nummer te brengen in een stijl en vorm die het lied het meest tot zijn recht laat komen, ook als het een nieuwe versie is, zoals ‘Sleeping by Myself’. De uitvoering op Lightning Bolt roept dezelfde sfeer op als het origineel op Eddie Vedders soloalbum Ukulele songs, maar is een totaal ander product. Dat komt niet omdat het niet alleen Vedder is die zichzelf begeleidt op ukelele (die, jammer genoeg, achterwege blijft op Lightning Bolt), maar door de volheid van het arrangement.

Vol vertrouwen
Lightning Bolt laat duidelijk de verschillende kanten van Pearl Jam horen. Ook is het een bewijs voor de kwaliteit van de band, die duidelijk is gegroeid sinds Ten. Het samenspel is vlekkeloos en de nummers klinken stuk voor stuk alsof ze met plezier zijn geschreven, gespeeld en opgenomen. Zo blijft de muziek langer interessant. De nummers zijn prima, maar Lightning Bolt is geen album dat er om schreeuwt meteen nog eens opgezet te worden. Niet omdat het een zwaar of moeilijk album is – dat is het namelijk niet. Hoewel het engagement er nog steeds is, is het geen (politiek) beladen album. En evenmin is het een album vol drama hoewel emoties een duidelijke invloed hebben. Pearl Jam is niet meer op zoek naar het experiment, maar probeert het uiterste uit liedjes te halen. En uit zichzelf.

Boeken / Fictie

West-Vlaamse onderbuik

recensie: Thomas Blondeau - Het West-Vlaams versierhandboek

.

‘De Aander’ en ‘de dode Aander’ doorstromen het niet nader bepaalde geboortedorp van Raf Fauchery, beginnend schrijver en groot lijder aan het leven en de liefde. Om genezing te vinden van zijn zwaarmoedigheid reist Fauchery af naar dit oervlaamse oord en hoopt daar een ‘leuke roman over opgroeien’ te schrijven. Dit is het boek binnen het boek, het eigenlijke ‘Versierhandboek’. Dit boek binnen het boek beslaat echter maar een zesde van Blondeaus werk, de rest beschrijft Rafs belevenissen in het dorp.

Onderbuikgevoelens
Het dorp dat Fauchery aantreft, is net als hij van God en mensen verlaten: het is gekrompen tot enkele tientallen zielen in een naargeestige omgeving. ‘De huizen staan langs de hoofdstraat als moreneheuvels van opgeworpen baksteengruis.’ De meeste dorpelingen blijken zich overgegeven te hebben aan hun afkeer van de Walen, hun hunkering naar het bloeiende verleden en volgen de van vetzucht druipende dorpsleider Goeminne. In een poging het dorp te zuiveren en meer gemeenschapszin te kweken, streeft deze iconische vetklomp, deze vergaarbak van overtrokken Vlaamse onderbuikgevoelens, niet minder dan de volledige zelfvoorzienendheid na. Rond het dorpsmiddelpunt, de kroeg, groeien de gemelijkheden van de simpelen van geest, zoals ratten zich volvreten op de vuilnisbelt.

In dit godverlaten oord stijgt Rafs verlangen naar een buitenissige jonge vrouw. Langzaamaan vervlecht Fauchery in zijn versierhandboek-in-wording dit verlangen met de belevenissen in het dorp, waarna onvermijdelijk de dorpelingen zich keren tegen deze buitenstaanders.

Omarming of beknelling
Dat het zover moest komen, was te voorzien. Thematisch interessanter dan de confrontatie tussen dorpelingen en buitenstaanders echter is de uitwerking van het achterliggende dilemma in het gegeven ‘verlangen’: een idee of een leven willen delen en vasthouden, waarbij het gevaar dreigt dat het begint te knellen, te vervormen. Nieuwe liefdes genezen weliswaar zwaarmoedigheid en verlatenheid, maar blinde verslaafdheid dreigt als verlangen doorslaat in begeerte en bezit.

Dit dilemma blijft zorgvuldig onder de oppervlakte. Blondeau zal het zeker grondiger en beschouwelijker thematiseren in een volgend boek. In dit boek komt het ter sprake in een van de charmante bespiegelingen over Dantes liefdesidee, welke ‘obsessieve idealisering van de geliefde’, de verafgoding op afstand, de aanbidding voor Fauchery niet volstaat: hij wil de verwerkelijking in den vleze. Fauchery heeft dan ook typische mannenfantasieën, waarbij de vrouw dienstbaar is. Hoe Fauchery ‘in het echt’ handelt…

Begeerte
Onwennig of oorspronkelijk of hip mag de opbouw van dit boek heten: het rijgt kleinere en grotere hoofdstukken speels aaneen die in perspectief sterk verschillen, waarbij zelfs de voetnoot geestig meta-commentaar op het hele schrijfproces levert. Een van deze op zich staande gedachten, is hoofdstukje 55, dat het lot van de eenzame schrijver indampt tot een volkomen grimlachje:

Hier in deze kamer ben ik Schrödingers kat. Als ooit iemand de deur opent, zal het zijn om te controleren of ik nog leef. Tot die tijd is alles mogelijk.

Aforistisch en poëtisch is Blondeaus stijl, waarbij de noordeling zich en passant verrijkt met woorden als: kachtelen, bleiten, overklassen, opgefret en bemokkeld. Het Versierhandboek wil aanbevolen zijn in zijn hybride vorm en snelle gedachtewisselingen. Het brengt gepointeerd en welgeformuleerd beeldende bespiegelingen en laat de lezer achter met een vergezicht op wat de man drijft: verlangen en begeerte naar ‘de ander’.

Boeken / Achtergrond
special: Doris Wintgens Hötte (red.) - Utopia 1900-1940. Visies op een nieuwe wereld

Verlang het onmogelijke!

Hachelijk maar prikkelend, in allerlei opzichten, is de utopie als onderwerp van een kunsttentoonstelling- en catalogus. Over kunst en haar duizelingwekkende ambities.

Het is goed discussiëren over wat een utopie is – dus laten we daar mee aanvangen. In haar inleiding in de catalogus van de nieuwe Lakenhal-tentoonstelling ‘Utopia 1900-1940. Visies op een nieuwe wereld’ – te zien tot 5 januari 2014 – bundelt conservator Doris Wintgens Hötte losjes een aantal utopiecriteria: een utopie is maakbaar; wil radicaal breken met het verleden ten einde een volstrekt nieuwe samenleving te creëren. Hiertoe ontwikkelen de betreffende kunstenaars een eigen beeldtaal, die in staat dient te zijn om radicaal nieuwe sociale verhoudingen te scheppen. Nu, dit klinkt aardig. Maar maakt deze definitie het niet veel te makkelijk zomaar iedere kunstenaar tot utopist te bestempelen die leeft in een woelige, imperfecte wereld en die met zijn vernieuwende kunst ‘iets teweeg wil brengen’ bij de toeschouwer? 

Tussen het construct en de grillige lijn


Die vraag is even gemakkelijk als terecht. In de Utopia-voorstelling worden niet alleen de constructivisten (dat is vrij gangbaar) maar ook de expressionisten (dat is juist controversieel) als utopische strevers gekarakteriseerd. Bekende constructivisten als Vladimir Tatlin, Kazimir Malevich, Theo van Doesburg en El Lissitzky ijverden op momenten inderdaad voor een door de techniek en geometrische lijn vormgegeven nieuwe wereld, gekenmerkt door orde, zuiverheid en harmonie.

Daarentegen zagen de expressionisten de doorgeschoten rationaliteit, de techniek en de machine juist als instrumenten van vervreemding en onderdrukking, als een nieuwe fase in de verwijdering van de westerse mens van haar werkelijke natuur. Zie daar al een eerste probleem, want de doorsnee utopie is gebaat bij ten minste enige mate van rationalisme en uniformerend collectivisme. Het is immers de bedoeling een hele samenleving langs nieuw vormgegeven lijnen te construeren –iets dat nu eenmaal duizendmaal eenvoudiger gaat met geometrische constructies, dan met de eigenzinnigheid van afwijkend gekleurde innerlijke expressies.

Bovendien praktiseerden bijvoorbeeld de Die Brücke-expressionisten toch vooral hun individualistische, met naaktheid, dans en vrije seks gevulde kunst- én levensstijl. Uit die levensstijl rijst geprononceerd een middelvinger naar de bourgeois op, zeker, en hun schilderijen zijn prachtig – zie in de tentoonstelling bijvoorbeeld de verscheidene doeken en houtsneden van Ernst Ludwig Kirchner – maar afgezien van wat gratuite vernieuwingsretoriek kan toch niet gezegd worden dat ze over een utopisch programma beschikten. (Koen Kleijn reageerde, in een bijlage van De Groene Amsterdammer, op de stelling dat de kunstenaars van Die Brücke ‘hun utopie leefden’: “Je zou ook kunnen zeggen dat Kirchner deed wat zijn piemel hem ingaf.” – zowel hun idealen als vrijzinnige, communeachtige levensstijl doen ook denken aan (de clichébeelden uit) de jaren zestig). 

~

Redding der mensheid?


En toch doen Wintgens Hötte en expressionismekenner Gregor Langfeld in de catalogusessays hun uiterste best de expressionisten in die utopiemal te persen. Slaan ze de plank dan zó erg mis? Nee, ze hebben ook wel een punt: verschillende varianten neigen naar, of zijn inderdaad, als utopisch te karakteriseren. De stilistisch ontzettend diverse stroming – wat wil je ook met al die individualisten – incorporeert zowel de kunstenaar-revolutionairen als de vroege Bauhaus-kunstenaars van vlak na de alles ontwrichtende Eerste Wereldoorlog (op een moment dus dat maatschappelijke vernieuwing absolute noodzaak was geworden). In de tentoonstelling zijn hiervan respectievelijk rauwe affiches en duizelingwekkend ambitieuze architectuurschetsen en –foto’s opgenomen. Afgezien van deze expressionistische architecten ligt het raakvlak van veel expressionistische kunst – en eveneens van bijvoorbeeld Emil Nolde’s eerdere, heftige Die Tänzerin – met de utopie volgens mij simpelweg in de kracht van haar wezen, dus van de expressie. In een sterke verwoording van beschouwer Hendrik Marsman:

Het expressionisme was revolutionair (…) het was één felle, verwilderde, letterlijk hartverscheurende kreet om de redding der mensheid, der wereld.

De woede en energie bevatten mogelijkerwijs de opmaat tot een utopisch programma. De expressionistische kunstenaars van 1918-1922 stippelden zelf geen pad uit naar een expressionistisch Utopia, maar schilderden en preekten wel voor het socialisme of anarchisme, afgewerkt met een expressionistische toets.

~

Dan nog de laatste expressionismevertakking, zelf ook weer rijk bebladerd: het in 1919 door Walter Gropius opgerichte Bauhaus, in latere jaren hét constructivistische nest, neigde in haar beginjaren sterk naar het expressionisme. Diezelfde Gropius had in deze periode met onder meer Bruno Taut de socialistisch geïnspireerde Arbeitsrat für Kunst opgericht. Bruno Taut zelf was een expressionistisch architect en voortrekker van de plannen voor de (inderdaad utopisch-expressionistische) revolutionaire glasbouw van Die Gläserne Kette. In 1919 – wat nogal een jaar geweest moet zijn – publiceerde Taut tekeningen voor ‘Alpine Architektur’, waarin hij een Alpentop ‘bekroont’ met gigantische glazen gebouwen. Voor de sceptici pende hij onderaan een berispend Goethecitaat neer: “Men verlangt zo zelden het onmogelijke van de mens.”

Doemvolle Heiland


Utopisch of niet, de expressionistische kunstenaars verliezen hun politieke illusies na de Eerste Wereldoorlog – bij sommigen wordt het er uitgeslagen door de Duitse rechtse vrijkorpsen – waarna de interbellaire nieuwe zakelijkheid intreedt. Het constructivisme zal het nog enkele jaren langer volhouden. Maar ook zij wordt bijvoorbeeld in Sovjet-Rusland al snel tot meer conformisme gedwongen. Opvallend wat dat betreft is de keuze van de omslag van zowel de catalogus als de verspreide affiches: daarop prijkt Malevich figuratieve ‘Twee mensen in een landschap’ (1931-32). Hier heeft Malevich – schilder van het iconische ‘Zwarte vierkant’ – inmiddels zijn nieuwe hemelsbestormende suprematisme afgezworen. Bovendien mag de gezichtloosheid van beide figuren opgevat worden als een verwijzing naar de onderdrukking van het individu in de Sovjet-Unie, en dus naar dystopische communistische elementen. Voor een tentoonstelling die de maffe ambitie en visionaire kracht van de utopie wil huldigen – dat neem ik tenminste zo maar aan – is het toch een opmerkelijke keuze om juist met dit impliciet voor utopieën waarschuwende schilderij de boer op te gaan.

Goed, genoeg gewikt. De variëteit van de tentoonstelling prikkelt. Er zijn meubels, melkkannetjes, houtsneden en dodenmaskers, filmstills (de catalogus bevat tevens een essay van Judit Boszan over expressionisme en constructivisme en de film) en verrassende foto’s van zowel ‘Ausdrückstanz’ als van theaterdecors. Er hangt schilderwerk van onder veel anderen Pechstein, Von Jawlensky – zie zijn doemvolle Heilandsgesicht: nemesis II – Wiegers, Meidner, Van der Leck, een sculptuur van Rudolf Belling en tevens een schilderij waarop de dandy een verrassend model is voor de nieuwe mens in de constructivistische utopie. En vermag ze de toeschouwer nog te bewegen? Die potentie heeft ze zeker, deze afwisselend mooie, visionaire, duizelingwekkend ambitieuze, ontwrichtende en grappige kunst.

Muziek / Album

Woestijnthriller

recensie: Grails - Black Tar Prophecies Vol’s 4, 5 & 6

Het Amerikaanse Grails heeft altijd in de schaduw van de allergrootsten binnen de postrock geopereerd. Toch weet de band al meer dan een decennium lang het ene goede album na het andere uit de grond te stampen. Het verzamelalbum Black Tar Prophecies Vol’s 4, 5 & 6 bewijst dat opnieuw.

~

Het album is (weinig verrassend) een bundeling van het vierde, vijfde en zesde deel uit de Black Tar Prophecies reeks. Alleen de drie nummers van het laatste deel verschenen nog niet eerder. Samen met de tracks van de andere delen worden deze door elkaar gehusseld om de gewenste spanningsboog te creëren. Het moet voor liefhebbers van de band reden genoeg zijn om de weg naar de dichtstbijzijnde platenzaak te vinden.

Hypnotiserend en bezwerend
Black Tar Prophecies Vol’s 4, 5 & 6 is geenszins een bij elkaar geraapt zootje, maar een sfeervol geheel. Songtitels als ‘I Want a New Drug’, ‘Self-Hypnosis’ en ‘New Drug II’ doen een hoog psychedelisch gehalte vermoeden en bij beluistering blijkt dit vermoeden juist te zijn. Dat de bandleden zich ook met andere projecten bezighouden die niets met postrock, maar alles met ambient, drone en folk te maken hebben, heeft duidelijk zijn weerslag op de muziek van  Grails. De invloeden uit deze genres zijn duidelijk te horen en geven het album inderdaad een hypnotiserende en bezwerende sfeer.

De kracht van Grails is de ingehouden stijl van spelen. Een stijl die ze onderscheidt van bekende postrockbands van wie de muziek vaak doordrenkt is van apocalyptisch doemdenken of heftige emoties. Grails werkt niet in ellenlange nummers naar oorverdovende klankerupties, maar weet in relatief korte nummers een onderhuidse spanning op te roepen die zijn weerga niet kent.

Griezelig
Het resultaat is een album dat aandoet als een soundtrack ter ondersteuning van een spannende psychologische thriller die zich midden in de woestijn afspeelt. Grails weet in ‘I Want a New Drug’, ‘Invitation to Ruin’ en ‘New Drug II’ met minimale middelen een bijna griezelige toon te creëren. Op nummers als ‘Wake Up Drill II’, ‘Pale Purple Blues’  en ‘Corridors of Power III’ wordt deze griezeligheid wat afgezwakt door een wat voller geluid dat de luisteraar meevoert in een heuse woestijnvibe, een vibe die echter nog steeds aardedonker is.

Het maakt dat de dertien nummers op Black Tar Prophecies Vol’s 4, 5 & 6, die veel van elkaar verschillen, wat betreft spanning toch een kloppend geheel vormen. Grails doet daarmee niets nieuws ten opzichte van hun eerdere werk, maar het zit allemaal zo goed in elkaar dat ook dit verzamelalbum de moeite waard is.  

Boeken / Fictie

‘Alleen nog kleur’

recensie: K. Schippers - Voor jou

Naar aanleiding van Schippers’ reis naar Brussel om daar met studenten workshops te volgen, ontstaat er bij hem een golf van herinneringen. Die lijken op het eerste gezicht niets met elkaar te maken te hebben, maar naarmate de verhalenbundel vordert, vervloeien ze met elkaar.

De inleiding van de bundel Voor jou leest als een dagboek: ‘nee, nog niet beginnen.’ Maar de gedachtestroom is niet te stoppen, en er ontstaan verhalen in verhalen. Tijdens een wandeling in Amsterdam-Zuid verscherpt Schippers zijn blik en zoomt in op kleinigheden, waarop hij verspringt naar de flarden aan verleden die erachter schuilgaan.

Tijdreis


Over de workshop wordt niets duidelijk, des te meer over wat Schippers’ steeds wisselende omgeving bij hem teweegbrengt: van Brussel keert hij in zijn geest terug naar Amsterdam, is dan weer in Barcelona of in een herinnering met zijn vrienden G. Brands en Bernlef. De volgorde van deze herinneringen is associatief; er zit geen chronologie in. Elk verhaal is een gedachte waarop Schippers geen controle lijkt uit te willen oefenen, die hij alleen onder woorden brengt.

Dat kenmerkt ook de stijl; deze is schetsmatig, van de hak op de tak, met observaties die niet voor de hand liggen, maar zeer relevant blijken in de loop van het verhaal. Bij het zien van het werk van Magritte mijmert Schippers over de artiest en zijn geschiedenis. Hij creëert een beeld van de tijdgeest, waar hij zich vervolgens mee identificeert. Zo schept hij verbanden tot in het heden.

Jongensboek


Te midden van het beschrijven van zijn reizen, komt tot Schippers het nieuws dat zijn twee vrienden G. Brands en Bernlef overleden zijn. Dit roept vlagen van vroeger op, de tijd dat ze samen het tijdschrift Barbarber maakten, de loze maar uiterst scherpe humor die ze deelden en waarvan ze de poëzie inzagen. Die lolligheid verhulde een lading die vooral voor hen voelbaar was, en die alleen zij, op hun eigen manier, konden vertalen in niets- en tegelijkertijd veelzeggende termen als ‘algemeen grijs’. Hoe kan een kleur algemeen zijn, en wat zegt dat over onze werkelijkheid?

De terugblikken op die tijd doen denken aan een jongensboek, gehuld in sepia en met om elke hoek een avontuur. Dit past perfect bij de ietwat naïeve maar intelligente stijl die doorsijpelt in elk verhaal. Schippers brengt als het ware een ode aan zijn vrienden en hun vindingrijkheid.

Kleurrijke echo
Het overkoepelende thema van Voor jou is het observeren van het alledaagse, ogenschijnlijk toevallige, en daar verwondering in vinden. Voetstappen kunnen bijvoorbeeld veel verraden, zo blijkt uit het ‘gestommel van verstopvoeten’. Kunst speel een belangrijke rol bij de verwondering, en het lukt Schippers uitstekend visuele kwaliteiten met woorden te verbeelden.

Daarnaast wordt de tekst af en toe met beelden aangevuld: kunstwerken, foto’s van kunstenaars en hun omgeving. Dit versterkt het gevoel dat je een inkijkje krijgt in de beleving van Schippers, die balanceert tussen het talige en het beeldende. In dit boek wordt het grensgebied tussen beide onderzocht, en Schippers doet dit visionair. Hij overbrugt de kloof tussen het lezen en het kijken, wat leidt tot een ervaring waarin zowel de geest als het gevoel geprikkeld wordt. Zoals K. Schippers het beschrijft: ‘Een echo is een afdruk in zwart-wit van een geluid in kleur.’