Film / Achtergrond
special: Kanttekeningen en hoogtepunten

IFFR 2014

Enkele kanttekeningen bij de programmering en uitvoering van het 43e International Film Festival Rotterdam — en enkele hoogtepunten.

Scène uit <em>Mysterious Object at Noon</em>

Scène uit Mysterious Object at Noon

De festivalganger werd dit jaar op ontluisterende wijze geconfronteerd met veranderingen in de wereld van de film. Medewerkers vertelden trots over de voordelen van de digitale cinema, en het moet gezegd dat projectieproblemen beperkt bleven tot ontbrekende of achterlopende ondertitels. Maar wie had een paar jaar geleden geloofd dat Pathé niet meer in staat zou zijn om een vers gerestaureerde 35mm-kopie van een slechts veertien jaar oude film adequaat te projecteren? De vertoning van Apichatpong Weeresathakuls debuutfilm Mysterious Object at Noon (gekozen ter ere van het vijfentwintigjarige bestaan van het Hubert Bals Fonds) had een festivalfeest moeten zijn, maar werd een fiasco: dat om het kwartier een spoel moest worden verwisseld was tot daar aan toe, maar dat de geluidsband van begin tot eind seconden achterliep op het beeld was onverteerbaar. Apichatpong, die er een vermakelijke videoboodschap voor had opgenomen, zou zich schamen, en Huub Bals zou zich in zijn graf omdraaien.

Nuance

Andere kritiek kreeg het festival direct al op papier te verduren, in het meest zure geval van Ab Zagt, die in het AD klaagde dat het IFFR weinig status meer heeft in het internationale circuit, en dat de Tiger Award weinig betekenis heeft. Dat eerste is misschien waar, het tweede moet worden genuanceerd. De uitstekende Tiger-winnaar Anatomy of a Paperclip bijvoorbeeld is commercieel kansloos en zou nooit een prijs winnen op de concurrerende Europese festivals, dus de Rotterdamse bekroning is toch echt een waardevolle erkenning voor de makers. Bovendien voerde Zagt als argument aan dat het grote publiek de competitiefilms niet waardeert. Is de implicatie is dat de selectie beter moet aansluiten op de wensen van de massa? Dan is het einde zoek: kijk naar de publieksprijs voor Alexander Payne, die 10.000 euro kreeg voor een film die al vele miljoenen heeft opgeleverd.

Het werkelijke probleem van het IFFR ligt ergens anders: er draaien te weinig goede en te veel slechte films. Al twintig jaar geleden werd in de pers (voor de goede orde: Skrien, februari 1994) voorzichtig geklaagd dat het festival te groot aan het worden was. Ook al draaide er toen ook de nodige rommel, de klacht werd nog niet gekoppeld aan het niveau van de films. Tegenwoordig draaien er zo’n 220 speelfilms (aangevuld met honderden korte films), een programma dat voor een veel te groot deel bestaat uit inhoudsloze, inspiratieloze cinema: waardeloze tot middelmatige films die in geen enkel opzicht vernieuwend, geslaagd, verrassend of persoonlijk zijn en die dus vroeger door Bals nooit in overweging zouden worden genomen. We hebben er in het lopende verslag al een paar genoemd, en iedereen die meer dan een dag aanwezig was, is zo’n film tegengekomen. Regisseurs werden van Denemarken tot Spanje ingevlogen om ze te presenteren, en in de catalogus, programmagids en dagkrant werden ze maar al te vaak aangeprezen met misleidende, onware en/of hyperbolische teksten.

Kritiek op regimes

Dat laatste is een algemeen probleem: wat moet de argeloze bezoeker bijvoorbeeld met uitspraken als ‘een Deense mix van The Fast and the Furious en Schuld en boete‘ (On the Edge), ‘de tweede film van Chen Kaige’ (Life on a String, zijn vierde) en ‘een van de beste films van de moderne cinema’ (Sorrow and Joy)? Die eerste bewering blijkt na het zien van de film lachwekkend, de tweede doet vermoeden dat niet iedereen meer weet dat Chen met zijn eerste drie films in de jaren tachtig een belangrijke rol speelde op het IFFR (en dat Rotterdam een internationaal belangrijke rol speelde door de films te vertonen) en de derde is absurd. Niet dat Nils Malmros’ nieuwste film niet goed is—integendeel—maar zijn eerdere werk, zo bewees een fraai retrospectief, was relevanter ten opzichte van contemporaine films, beter afgerond en een stuk minder zelfingenomen.

Scène uit <em>Trap Street</em>

Scène uit Trap Street

Er draaiden stiekem wel degelijk films die grote woorden waard zijn. Twee daarvan bevatten oprechte kritiek op hedendaagse regimes. Vivian Qu’s ingenieuze Trap Street gaat over een jongeman die verliefd wordt op een vrouw die hij voor het eerst ziet bij het uitvoeren van een klus als landmeter. Als later blijkt dat de straat waar hij metingen uitvoerde, om duistere redenen niet in kaart kan of mag worden gebracht, ontvouwt zich een beklemmend—en ongetwijfeld realistisch—paranoiadrama waar bepaalde Hollywoodregisseurs uit de jaren 1970 jaloers op zouden zijn.

Mohammad Rasoulofs aanklacht Manuscripts Don’t Burn is even realistisch, maar vormt een verzetsdaad van een hele andere orde: de film is een huiveringwekkend gedetailleerde registratie van hoe het Iraanse regime, naar aanleiding van het schrijven van een paar vellen papier, dissidenten onschadelijk maakt. Films die beginnen met de boodschap ‘gebaseerd op ware gebeurtenissen’ verdienen niet altijd de extra overweging waar die claim om vraagt, maar de wetenschap dat Rasoulof de film, in overtreding van een beroepsverbod, in het geheim heeft opgenomen met cast die geheel anoniem blijft, maakt hem wel degelijk nog aangrijpender. Amat Escalantes Heli mag dan, met de climax van een marteling, in één ononderbroken take de meest weerzinwekkende beelden van het festival hebben geleverd, Manuscripts Don’t Burn (binnenkort in de bioscoop) is moediger en choqueert veel oprechter.

Duizelingwekkende take

À propos ononderbroken takes: Masoulofs landgenoot Shahram Mokri gaf toe dat het idee van een ultralange opname (131 minuten) eerder kwam dan het verhaal, maar zijn film Fish and Cat is zo ingenieus dat hij de fundamentele gimmick met gemak overstijgt. Op basis van een enkel krantenbericht smeedt Mokri verschillende perspectieven samen tot een duizelingwekkende vertelling, waarbij hij voortdurend de verwachtingen van de kijker verandert en uiteindelijk overtreft — des te meer omdat hij de logische chronologie verstoort door soms gebeurtenissen die eerder in de opname al zijn gezien, opnieuw, vanuit een nieuw gezichtspunt, te filmen. Noem het een tour de force, noem het een cinematografisch equivalent van een Escher-gravure, het was in elk geval mijlenver verwijderd voor wat verder op het festival voor originele cinema doorgaat.

Scène uit <em>Lake August</em>

Scène uit Lake August

Ook formeel ambitieus (en met een nog kleinere kans om ooit nog in de bioscoop te verschijnen) was Yang Hengs Lake August, de derde in een reeks films waarin de regisseur met ellenlange, meestal onbewogen opnames het leven onderzoekt van mensen in de Chinese provincie Hunan die weinig tot niets te doen hebben. Psychologie, onderlinge relaties en ontwikkelingen en verdere implicaties moet de kijker zelf destilleren uit spaarzame dialogen, lichaamstaal, en de composities en het verloop van de takes. Deze film wekte bij sommigen irritatie op (en eindigde onder aan de publiekspeiling), maar bood anderen een aantal van de meest sublieme beelden van het festival.

Het is zeer prijzenswaardig van het IFFR dat het niet alleen deze ogenschijnlijk ‘moeilijke’ film een wereldpremière bezorgde, maar ook Yangs vorige film Sun Spots van de ondergang redde door hem op YouTube te zetten (hier, zolang hij niet wordt verwijderd). Yangs beeldtaal heeft echter weinig baat bij weergave op een tablet: die schreeuwt bijna om een groot doek. Wat meteen bewijst dat het IFFR, ondanks de talloze missers, nog altijd een plek bij uitstek is om opmerkelijke films te zien zoals ze bedoeld zijn—internationale prestige of niet.

Boeken / Non-fictie

Sappig, kort en krachtig

recensie: Kutgitaar

.

Op hun zelfgebouwde wordpress-website staat dat Kutgitaar een literair zine is ‘zonder pretenties, onder redactie van Oscar Wyers en Dennis Gaens. Het wordt met de hand gebonden door die jongens en verschijnt onregelmatig. Het kost altijd tussen drie en vier euro.’

Het V-teken

Dat pretentieloze weet de redactie op het eerste gezicht wel over te brengen. Een kwart A4 groot, met een kleurrijke omslag en een zwart-wit gekopieerde inhoud: het doet aan als een schoolkrantje – met als eerste opvallende verschil dat de doorgaans achteloos op het kopieerapparaat geselecteerde nietjes vervangen zijn door een zorgvuldige bindwijze met blauw wollen garen. Op het voorplat zie je een hand die het V-teken maakt: vrede, victory, etc.. Hoewel, de hand zie je op de rug. Wordt de lezer op zijn Brits geschoffeerd?

Het boekje is bescheiden in omvang, een kleinood. Nu ja, niet alle opgenomen kopij is puntgaaf:  ergens is een wit tabje over het hoofd gezien, ergens anders een taalfout. Sommige opgenomen teksten hebben een hoog ‘yolo’-gehalte. Wout Waanders ‘Hard Bossa’ bijvoorbeeld, waarin een ik voorkomt die typografische experimentjes uitvoert en door ene Saskia ge’smst wordt of hij seks wil die avond. Andere teksten doen denken aan de zwartomrande alto’s op de schoolpleinen: ‘Mijn zwarte stoflongen hoesten / het geluid van kanker’, schrijft Marc Robbemond in een van de drie opgenomen gedichten. Daar staat tegenover dat hij je wel de waarheid zegt. ‘Dit front bestaat al lang’ schrijft hij in het gedicht ‘Front’, ‘Krijg je mijn brieven? / Nee, ik schrijf ze niet’; zinnen als vuistslagen.

Sappige anekdote

Ondanks de ruwe randjes valt er veel te genieten. Zoals het steengoede korte verhaal van Gerjon Gijsbers over de verstoorde relatie tussen een dochter en haar ouders en de gedichten van de hilarische, binnenkort debuterende cynicus Daniël Vis, winnaar van het NK Poetry Slam 2014. Ook is het een geweldig literair tijdschriftje vanwege het verhaal Waarom in huize Tromp-Hormone het (tot voor kort nog onschuldige) spel Who’s Your Daddy? niet meer wordt gespeeld van Jerry Hormone, met daarin een sappige opgediste anekdote over hemzelf, Elfie Tromp (die zelf overigens het mooie literaire tijdschrift Strak aanvoert) en haar vader.

Van Argibald is nu eens geen tekening maar een in een lijstje gefotografeerd gedicht opgenomen, waar de lulligheid (op een goede manier) van afdruipt; de pentekeningen van Olivier Heiligers (negen rechthoekige veldjes met erin afbeeldingen van onder meer een pilotenbril, een Hawaii-bloesje, een tropenpet en een fles Chivas Regal) met de titel ‘Schrijfmaterialen’ roept probleemloos de associatie op met de reportages en de film naar Hunter Thompsons Fear and Loathing in Las Vegas. Kortom: de Kutgitaar is inderdaad een kleinood. Victory dus, niets schoffering. Lang leven de literatuur, lang leve Kutgitaar!

Muziek / Album

Experimentele verrassing

recensie: James Vincent McMorrow - Post Tropical

Drie jaar geleden meldde zich een nieuwe bebaarde zanger in singer-songwriterland: de Ierse James Vincent McMorrow. Met zijn debuutplaat Early in the Morning maakte hij veel tongen los, maar bleef hij nog hangen in de toegankelijke folk-hoek.

James Vincent McMorrow wordt vergeleken met Ray LaMontagne, Bon Iver en Mumford and Sons. Met Post Tropical bewijst hij dat hij meer in zich heeft. Hoewel Post Tropical misschien niet de verwachte opvolger is van Early in the Morning, is dit wel een interessante release. Dit wordt al duidelijk door de vormgeving van de albumhoes: die laat alle donkere facetten van de voorganger achter zich.

Verrassende tunes
Vincent McMorrow verrast de luisteraar op zijn tweede album met een elektronische vibe. Hij beschikt, behalve over die aparte stem, over wat drumskills waarmee hij met liefde experimenteert. Opener ‘Cavalier’ zet de toon voor de rest van de plaat: dromerig door de synths, een tikkeltje doordrenkt met soul door McMorrow’s prachtige falsetstem en opzwepend door de minimale beat en de toegevoegde elektronische sound.

‘Cavalier’ mag gerust een sexy nummer worden genoemd. Het fijne ‘Gold’ vertaalt de kleurrijke albumhoes naar een magische song met -wederom- hele goede synths en dromerige vocals. Het is duidelijk dat McMorrow meer uit de muzikale kast heeft getrokken, maar toch weet hij het minimaal te houden. Geen bombastische uitspattingen, maar subtiele synths en melancholische beats.

Zijn excentrieke (kop)stem heeft, in combinatie met zijn muzikale vernieuwing, wat van Antony Hegarty (Antony and the Johnsons); vooral in het verrassende ‘Red Dust’ (inclusief loepzuivere uithaal), het breekbare ‘Look Out’ en het pareltje ‘Glacier’. Het titelnummer, waarin McMorrow zijn hoge stem inruilt voor een ietwat ruige sound, is duisterder dan de andere tracks: ‘Post Tropical’ knalt van de plaat, maar is nog net niet bombastisch.

Ontwikkeling
McMorrow heeft zijn folky invloeden niet compleet achter zich gelaten, maar heeft zichzelf knap weten te ontwikkelen. Waarschijnlijk is deze nieuwe sound voor de liefhebbers van Early in the Morning even wennen en dat kan betekenen dat McMorrow een deel van zijn oorspronkelijke luisteraars zou kunnen verliezen. Maar met dit meer gedurfde, experimentele album kan hij ook een nieuw publiek aanspreken.

Post Tropical heeft wel een paar luisterbeurten nodig om er echt goed in te kunnen zitten. De magische sound is even wennen, maar dan laat het je ook niet meer los. Uitschieters zijn ‘Cavalier’, ‘Red Dust’, ‘Post Tropical’ en ‘Glacier’.

Met prachtige nummers, een totale sound en verrassend veel subtiel gebruik van synths en drumcomputers is McMorrow met zijn tweede plaat een totaal andere weg ingeslagen. Post Tropical is één van de eerste sterke releases van 2014.

Muziek / Album

Moderne mix van old school blues met soul, funk en rock ‘n’ roll

recensie: Sugar Boy and the Sinners - All You Can Eat

.

In 2012 wonnen zij de Dutch Blues Challenge en in 2013 speelden ze de sterren van de hemel tijdens de International Blues Challenge in Memphis, USA. Uiteindelijk bereikten Sugar Boy and The Sinners de halve finale. Nu presenteren ze hun eerste album All You Can Eat.

De band brengt een ouder genre, de blues, weer naar de massa toe. De energieke live-shows maken hen geliefd onder zowel ervaren bluesfans als het jonge festivalpubliek. De stijl is een moderne mix van old school blues met soul, funk en rock ‘n’ roll. Dit alles heeft de band al optredens opgeleverd naast Robert Cray, The Fabulous Thunderbirds en Walter Trout.

Autodidact
Behalve dat drummer Frank Duindam, die het conservatorium met succes heeft afgerond, noten kan lezen en een drumschool bestiert, zijn al deze twintigers autodidact. Sugar Boy Vielvoye kreeg de mondharp met de paplepel ingegoten, want zijn vader speelde ruim 30 jaar mondharp in bluesbandjes en thuis werden alle groten gedraaid, zoals Muddy Waters en Little Walter. Na vijf lessen van pa zocht hij het verder zelf uit.

De broers Ronnie en Vinny Guerin groeiden op met de muziek van pa. Dat wil zeggen: Tielman Brothers en andere Indorockers. Op een gitaar van moeder leerde Ronnie zichzelf spelen en liet hij Vinny een keer invallen in zijn bandje, waarbij hij zijn broertje een bas in de handen drukte met de woorden “spelen maar”.

Nominaties
Samen met producer Mischa den Haring hebben ze in vier dagen dertien tracks opgenomen in een mix van stijlen die zo kenmerkend zijn voor de band. Een mooie afwisseling van blues, rock, swing en boogie. Kortom alle elementen die ook hun live-optredens zo spannend maken. In ieder nummer is veel ruimte voor solo’s van gitaar en mondharp, ondersteund door het strakke ritme van drum en bas. Niet voor niets is de hele band, en drum en bas in het bijzonder, genomineerd voor drie Dutch Blues Awards.

All You Can Eat is een prima debuutalbum van een jonge, enthousiaste en professionele bluesband. Hoogtepunten zijn de Texas rock ‘n’ roll in ‘It Won’t Be Long’, de West Coast swing in ‘Stop The Fussin’ en ‘Split Second’ en de blues ‘If I Had Money’.

Boeken / Non-fictie

De vrije wil is even echt als kleuren

recensie: Daniel C. Dennett - Gereedschapskist voor het denken

De Gereedschapskist voor het Denken leest als een samenvatting van al het eerdere werk van de Amerikaanse filosoof Daniel C. Dennett. Hoewel dit boek een brede doelgroep beoogt, namelijk mensen zonder een universitaire achtergrond in de filosofie, vragen de afzonderlijke hoofdstukken toch de nodige voorkennis.

Het boek is opgebouwd uit elf hoofdstukken, die thema’s als evolutie, vrije wil, bewustzijn en kunstmatige intelligentie aansnijden. De belangrijkste boodschap van dit boek is dat je je intuïtie moet gebruiken wanneer iemand je iets wil aanleren (of aansmeren). Dennett weet de lezer met prachtige, humoristische vondsten en metaforen na te laten denken over zaken die gelovigen of zogenaamde ‘onwetenden’ voor waar hebben aangenomen. Wanneer er bijvoorbeeld wordt teruggeblikt op de oorsprong van het zoogdier, komt Dennett met het oerzoogdier, om vervolgens uit te komen bij de uitgestorven therapsida, dat een overgangsdier was.

Fouten

De essentie van dit boek is de lezer te wijzen op de fouten van anderen. Die anderen, dat zijn bij Dennett veelal filosofen, maar ook neurowetenschappers, psychologen, biologen, evolutionisten en natuurlijk creationisten moeten er aan geloven. Dennett gaat echter niet te werk vóórdat hij nadrukkelijk benoemt dat ook hij een ervaren foutenmaker is. Hiervan staan enkele voorbeelden in dit boek, waarvan sommigen hilarisch, zoals een 1 aprilgrap waar Dennett ooit met open ogen in trapte. Volgens Dennett kun je dan ook maar beter goede fouten maken. Want goede fouten maken de weg vrij voor anderen.

Een eveneens interessant hoofdstuk handelt over de Chinese Kamer. In de filosofie is dit een bekend gedachte-experiment van de taalfilosoof John Searle. Het is een experiment in de categorie van de goede fout, dat Dennett met veel enthousiasme en plezier onderuit haalt. Hij doet dit overtuigend door gebruik te maken van een aantal humoristische reconstructies van Chinese karakters.

Mens en machine

In een recent interview in Trouw kwam de discussie over bewustzijn naar aanleiding van Dennett vanuit meerdere invalshoeken aan de orde. Kritiek op zijn visie, daar wordt Dennett alleen maar zekerder van. Dit werkt in zijn boek goed. Het is prettig om een zelfverzekerde docent voor je te hebben, die je helpt de wereld om je heen te begrijpen. De keerzijde van deze zelfverzekerdheid is het gevaar dat er slechts één waarheid overblijft: de materialistische waarheid, waar Dennett een exponent van is.

Wanneer het thema over de vrije wil of ons bewustzijn aan bod komt, weet Dennett overtuigend uit te leggen dat er niet zoveel verschil is tussen mens en machine. Hij gebruikt hiervoor enkele gedachte-experimenten over de uitvinding van de diepe hersenstimulatie. Met diepe hersenstimulatie kan men mensen programmeren tot goede of slechte mensen. Dennett werpt dan de volgende ethische vraag op: hoe kun je weten of je wel of niet geprogrammeerd bent? Het antwoord laat zich in zijn boek lezen.

De vraag is uiteindelijk of dit boek, dat voor een breed publiek is bedoeld, wel toegankelijk genoeg is voor dit publiek. Ook voor een ingewijde leek, iemand zonder universitaire achtergrond in de filosofie, is dit boek her en der lastig te volgen. Enerzijds zit er veel vaart in dit boek, anderzijds verwacht de schrijver voorkennis van de materie. Hierin schiet dit boek zijn doel voorbij. Desondanks is De Gereedschapskist voor het Denken een stevige inleiding in het materialisme, een filosofische stroming die alles tot materie herleidt. Het is een materialisme waarin de discussie over de vrije wil creatief geformuleerd wordt in de gevleugelde uitspraak: ‘de vrije wil is even echt als kleuren’.

Muziek / Achtergrond
special: I Break Horses - Chiaroscuro

.

De Zweedse Maria Lindén maakt onder de naam I Break Horses electropop die op sommige
momenten zeer verslavend is, maar vaak ook te eenvormig is om interessant te wezen.

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: ‘Faith’ is een enorme klapper – een popsong pur sang die je bij de kladden grijpt en niet meer loslaat. Op Chiaroscuro staan voornamelijk rustige nummers, maar ‘Faith’ is als I Break Horses on steroids. De drive van dit nummer en het eighties-sausje dat Lindén overal overheen giet, maken een gouden combinatie. ‘Denial’ en ‘Weigh True Words’ zijn andere nummers die boven het maaiveld uitsteken, maar dan heb je het ook wel gehad met de uitschieters. Op ‘Ascension’ en de meer dan zeven minuten durende songs ‘Medicine Brush’ en ‘Heart to Know’ gebeurt te weinig om de luisteraar in de greep te houden. Ze doen helaas de eerder genoemde hoogtepunten verbleken. Toch verdient Chiaroscuro vanwege die paar leuke nummers het voordeel van de twijfel. Hoewel Lindén op het merendeel van het album zichzelf niet weet te onderscheiden van andere electropopacts, laat ze wel horen dat ze wat in haar mars heeft. ‘Faith’ kan in ieder geval zomaar een van de fijnste popnummertjes van 2014 worden.

Film / Films

De weg naar de hel

recensie: American Hustle

Some of this actually happened’, laat American Hustle weten bij de aftrap van de film. Dat zet de sfeer voor deze klucht die zijn naam (vertaald: Amerikaans gedoe) eer aan doet.

eer aan doet.

Hoofdrolspeler Christian Bale, die samen met Jared Leto strijdt om de titel ‘favoriete jojo-er van Hollywood’, kwam twintig kilo aan voor zijn rol. Elke kilo daarvan lijkt zich te hebben genesteld in zijn majestueuze buik, door de camera frequent en nadrukkelijk in beeld gebracht. Het is de grootste, maar zeker niet de enige transformatie in American Hustle.

Zwendelarij alom


~

Van het plot hoeft de film het niet te hebben. Oplichter Irving Rosenfeld (Christian Bale), die onder de dekmantel van zijn kledingstomerijen allerhande louche operaties uitvoert, begint een stomende liefdesrelatie met Sydney Prosser (Amy Adams). Zij gebruikte haar zwoele blik om weg te rennen van haar uitzichtloze leven. Het gaat hen voor de wind wanneer ze valse leningen beginnen te verkopen, tot de overambitieuze FBI-agent Richie DiMaso (Bradley Cooper (met een poedelpermanentje)) hun zaakje oprolt. Hij belooft dat het duo niet naar de gevangenis hoeft, wanneer zij hem helpen een veel grotere prooi te vangen: corrupte politici. Irving durft het risico niet aan, maar er zit weinig anders op. Ondertussen richt Sydney haar avances al snel op Richie.

Kneuterige seventies


~

Het verhaal is losjes gebaseerd op de FBI-operatie ‘Abscam’, eind jaren zeventig, waarbij de FBI zeventig congresleden probeerde te verleiden tot omkoping. Die jaren zeventig sfeer weet American Hustle haarscherp vast te leggen in de overmaatse roze bril die Irving steeds weer stevig op zijn neus moet duwen en het torenhoge geblondeerde kapsel van Jennifer Lawrence, zijn wettige echtgenote. Lawrence, op en top viswijf, haalde de inspiratie voor haar prachtige rol uit The real housewives of New Jersey en zorgt met haar dik aangezette accent en weinig inhoudsvolle hersenpan voor een komische noot. Het blik topacteurs wordt gecompleteerd door Robert DeNiro als maffiabaas en Jeremy Renner als burgemeester Carmine Polito, die zijn stad oprecht beter wil maken voor zijn burgers en daarbij niet bang is voor vieze handen.

Gij zult sporten


Met zoveel samengebald acteertalent kan het plot ook niet anders dan ondergeschikt zijn. Het ensemble dat de hoofdrollen vertolkt is stuk voor stuk gewend alleen in de spotlights te staan, waardoor American Hustle af en toe over de top gaat. De acteurs ondersteunen elkaar te weinig. Is dat erg? Niet per se, want de film blijft een vermakelijk spektakel, waarin de weg naar de hel bepaald niet met goede bedoelingen is geplaveid en alle personages zichzelf steeds dieper in de problemen werken. Inderdaad een American hustle.

Om nog maar eens te benadrukken dat overgewicht ongezond is: zijn gewichtstoename in combinatie met de ineengezakte houding die Christian Bale adopteerde om Irving te spelen leverde hem naar verluidt een hernia op. Tijd voor een enkeltje sportschool.

Film / Films

Bloeddorstige arthouse

recensie: Only Lovers Left Alive

Het eeuwige leven was ooit voorbehouden aan de eerste mensen, tot een appel roet in het eten gooide. Sterfelijkheid was het gevolg, maar niet voor de geliefden uit Only Lovers Left Alive.

~

De gordijnen zijn gesloten en de camera cirkelt boven Tilda Swinton die breeduit op een Perzisch tapijt ligt, haar hoofd rustend tegen een kingsize ledikant. Omringd door stapels boeken wordt Swinton langzaam wakker terwijl de zon onder gaat. Swinton speelt Eve, een eeuwen oude vampier die overdag rust en ’s avonds het nachtleven van Tangier verkent. Ze heeft een afspraak met Marlowe (John Hurt), haar hofleverancier van bloed. Na de kostbare substantie te hebben afgenomen belt ze Adam op. Met haar iPhone. Ja, de vampiers in Only Lovers Left Alive gaan met de tijd mee.

Adam is aanzienlijk conservatiever en ouderwetser. Hij facetimet met Eve via een laptop, een hoop draden en een oude TV. Tom ‘Loki‘ Hiddleston speelt Adam, een depressieve vampier in Detroit die de mensheid langzaam heeft zien aftakelen. Hij is musicus, verantwoordelijk voor een stuk van Schumann (‘only the adagio‘) en heeft portretten van zijn muzikale helden aan de muur hangen. Hij componeert nog altijd muziek. Zijn nummers circuleren in de underground scene van Detroit. Hongerige hipsters willen hem ontmoeten, maar de enige ‘zombie’ – Adams koosnaampje voor de mens – die hij toelaat in zijn leven is Ian (Anton Yelchin). Ian regelt oude gitaren voor Adam. En een hardhouten kogel.

Suïcidale vampier
Het verval van de mensheid, de verloedering van de samenleving en de teloorgang van kunst heeft van Adam, ironisch genoeg, een suïcidale vampier gemaakt. Regisseur Jim Jarmusch (Ghost Dog: The Way of the Samurai) projecteert zijn visie op de mensheid middels een vampier. En laten we eerlijk zijn, vampiers zijn toch beter in staat dit soort dingen te beoordelen dan historici. Ze waren er immers zelf bij. De moderne mens is inferieur, dom en naïef en wordt op de laatste scène na zo afgeschilderd. Desondanks gaat Adam er eens in de zoveel nachten op uit als Dr. Faust om bloed te regelen in het lokale ziekenhuis. Mensen leegzuigen doen Adam en Eve niet meer. ‘So fucking 15th century.

Naast de twee geliefden is er een bijrol weggelegd voor Mia Wasikowska, die Ava vertolkt. Ava komt onuitgenodigd het huis van Adam binnenstormen. Not done natuurlijk, volgens traditionele vampiergebruiken – het zou ongeluk brengen. Adam zit niet op de kleine, rebelse Ava te wachten. In het verleden waren haar bezoeken ook geen succes. Eve relativeert de situatie: ‘That was 87 years ago.‘ 

Betoverende muziek


~

Regels en gebruiken omtrent vampirisme verschillen per film, maar één ding is altijd essentieel: bloed. Zo ook in Only Lovers Left Alive, waarin de hoofdpersonen significant zwakker worden bij gebrek aan het goedje. De bloeddorst is het enige aspect dat de film wat vaart verschaft. Het overgrote deel is een sfeerimpressie van eeuwenoude personages die voort ploeteren in hun vrijwel eindeloze bestaan.

Het tempo van Only Lovers Left Alive mag dan laag liggen, het past wel weer bij het vampierbestaan. Ze hebben immers de tijd. Jarmusch blijft de kijker bovendien prikkelen met een geestig script, prachtige shots en de betoverende muziek van componist Jozef van Wissem. Na Let The Right One In (2009) en Byzantium (2012) lijken vampiers hun plek binnen de arthousetraditie definitief veroverd te hebben. 

Boeken / Fictie

An Englishgirl in New York

recensie: Deborah Meyler - De boekwinkel

 ‘I’m an alien, I’m a legal alien, I’m an Englishman in New York’ – Sting. Deze boodschap gonst door De boekwinkel, waarin Esmee Garland zich door New York beweegt. 23 jaar, ontheemd, eenzaam én zwanger. Godzijdank is daar De Uil, een stoffige, verscholen boekwinkel in de Upper West Side.

Deze boodschap gonst door De boekwinkel, waarin Esmee Garland zich door New York beweegt. 23 jaar, ontheemd, eenzaam én zwanger. Godzijdank is daar De Uil, een stoffige, verscholen boekwinkel in de Upper West Side.

Esmee promoveert op de werken van Wayne Thiebaud, de Amerikaanse schilder van kauwgomballenautomaten, taartjes, cakes, lippenstiften, milkshakes. Haar promotie is een zoektocht naar het Amerika van weleer, het Amerika van voor de zondeval. Het zegt een hoop over Esmee, die vroeg in het boek ontdekt dat zij zwanger is: de teerling is geworpen.

Wel-niet-wel-niet

Het is even worstelen door de pagina’s waarin Esmee eraan twijfelt of zij de baby zal houden. De zwangerschap is het werk van de weinig empathie tonende gladjakker Mitchell van Leuven (jawel, Oud-Nederlandse adel), die zo onuitstaanbaar en dom met Esmee omgaat dat het moeilijk voor te stellen is dat deze in Cambridge afgestudeerde, pientere dame van hem houdt. Esmee besluit – op een sterk moment – Mitchell niet over de zwangerschap te vertellen. Als ze hem op een dag tegenkomt, komt hij er toch achter. Getouwtrek met de jongen begint: hij wil een abortus, zij niet, zij wil samen zijn, hij niet, dan weer wel, dan wel of niet trouwen? Deze verhaallijn vlecht Meyler samen met Esmee’s baantje in De Uil, waar zij altijd thuiskomt en kan reflecteren op wat haar overkomt.

Het zijn de passages in de boekhandel, met de bonte werknemers en klanten, die het interessantst zijn. Verwijzingen naar boektitels en andere kunsten zorgen voor de culturele onderbouwing en uitbouw die het boek nodig heeft, anders zou het onherroepelijk tot een eenzijdige, doorsnee verhaal verworden.

Gecultiveerde chicklit

‘Een ode aan boekverkopers’, staat op de flaptekst. Een ode is het zeker als het gaat om het je geborgen voelen in een wereld die werkelijk de jouwe is, met de mensen waarbij je je prettig voelt. Men kan een boekwinkel beschuldigen van een overdaad aan romantiek, weinig realiteitszin, pretentieus gewauwel; het zij zo. Het is tegelijkertijd een thuis voor velen, ook die van Esmee.

Dit gevoel, dat is wat de Britse schrijfster Deborah Meyler, debuterend Goodreads-auteur, vermoedelijk met haar boek wil uitdragen. De boekwinkel als rustpunt, een heilig relikwie in de waanzin van alledag in een stad als New York. En het lukt haar ook redelijk de boekwinkel te schetsen als een toevluchtsoord met warme tinten en sferen, met goedhartige en mooie mensen, maar ook als een oord dat al lang vervlogen is, waar boekwinkels – denk aan het actuele Polare – een tragisch verval tegemoet zullen gaan.

Het beste wat er uiteindelijk over De boekwinkel gezegd kan worden, is dat het – in haar eigen soort – een aardig, luchtig boek is met een vrouwelijke boventoon. Daarnaast verwijst Meyler af en toe op overtuigende wijze naar de kunsten en letteren. Haal daar dus je plezier uit, want de rest is de moeite van het lezen niet waard: De boekwinkel is niets meer dan gecultiveerde chicklit.

Film / Films

Cruisen langs de afgrond

recensie: L'inconnu du lac

L’inconnu du lac werd al goed ontvangen in Cannes en door de internationale filmpers. Toch is de film, afgezien van de mooie sfeershots die contrasteren met zeer vleselijke gefilmde gay-seks, niet zo bijzonder als de hype doet vermoeden.

De eerste shots van L’inconnu du lac geven een mooi beeld van de luie ambiance van een Franse zomer waar de wind gemoedelijk door de bomen waait en je uitkijkt over een idyllisch meer. We zien de hoofdpersoon Franck door dit landschap lopen, terwijl hij op zoek is naar seks. Het meer en de bossen zijn namelijk een ontmoetingsplek voor homoseksuele mannen.

~

De film schroomt niet om dit expliciet te tonen. Verschrompelde penissen en hangende balzakken pronken in de zon en worden door andere mannen bekeken en opgemeten. Vervolgens zuigen mannen elkaar af terwijl anderen opgewonden toekijken en zich aftrekken. In de schaduw van bomen wordt een ejaculatie getoond, terwijl naast gekreun ook het ritselen van blaadjes is te horen.

Opwindende dreiging
Toch is dit geen seksueel paradijs. In bepaalde shots toont Alain Guiraidie het afval van het morsige sekstoerisme zoals gebruikte condooms tussen de struiken. Ook zijn de relaties tussen de mannen niet altijd makkelijk. Franck praat tussen zijn escapades met een oudere man die steeds voor het meer zit en zich niet bezighoudt met seks omdat hij zichzelf niet aantrekkelijk vindt. Die gesprekken vormen een tegenwicht met het seksuele hedonisme van Franck.

~

Dreigender wordt het als Franck de knappe Michel ziet en gelijk op hem valt. Als Franck getuige is van een moord die Michel pleegt, ontstaat er twijfel. Franck heeft toch seks met Michel en vertelt bepaalde details niet door aan een rechercheur die de moord onderzoekt.

Het is dit thrillerelement dat nog het minst bevredigend werkt in de film. Er zijn vergelijkingen gemaakt met het werk van Hitchcock, maar de personages in de film zijn niet goed uitgewerkt. Ook is al snel duidelijk dat Michel niet te vertrouwen is, waardoor de suspense niet echt blijft hangen. Dat Franck twijfelt wordt verder niet goed uitgediept en maakt van hem een bijzonder flat character.

De film moet het uiteindelijk van de sfeer hebben waar seks en landschap bij elkaar worden gebracht in mooie, maar ook vervreemdende shots. Qua verhaal en karakterontwikkeling scoort L’inconnu du lac slecht en het wat stereotiepe gegeven van een verleidelijke, maar gevaarlijke vreemdeling wordt verder niet verrassend uitgewerkt.