Kunst / Expo binnenland

De wreedheid van het scheppen

recensie: Thomas Houseago

.

Walking Boy V, 2013, Privé-collectie, België - courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Walking Boy V, 2013, Privé-collectie, België – courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Thomas Houseago (1972, Leeds) studeerde van 1994 tot 1996 aan de Ateliers in Amsterdam. Deze periode heeft zijn weerslag gevonden in de tentoonstelling in het Gemeentemuseum. In zijn werk staat de mensfiguur centraal. Het maakproces komt er duidelijk in naar voren. De frames die gebruikt zijn om de klei en het gips op aan te brengen, steken overal uit. De houten sokkels waarop de werken gepresenteerd worden, indien de sculpturen niet tegen de muur gezet zijn, zitten vol met spetters. Het is alsof de werken rechtstreeks uit het atelier komen en de materialen nog in bewerking zijn.

Vervormde wezens
In de meeste sculpturen van Houseago is duidelijk een mens te herkennen. Walking Boy V (2013), dat in eenzelfde houding als de beroemde futuristische sculptuur Forme uniche della continuità nello spazio (1913) van Umberto Boccioni staat, en (study for) Rockefeller Giant (2013) zijn de enige twee sculpturen met een lichaam. Andere sculpturen in de zaal bestaan uit enkel een hoofd. Ze zijn niet compleet. In de verschillende hoofden zijn gaten te ontdekken. Aantekeningen met potlood en ontblote frames in de beelden onthullen hoe Houseago alleen belang hecht aan de grote vorm. Hij gaat schijnbaar achteloos om met de verschillende materialen waaruit de beelden zijn opgebouwd. De fijne afwerking van de beelden is niet meer relevant.

(Study for) Rockefeller Giant, 2013, België - courtesy Xavier Hufkens, Brussel

(Study for) Rockefeller Giant, 2013, België – courtesy Xavier Hufkens, Brussel

De beelden zijn menselijk, maar vertonen nauwelijks menselijk gedrag. Ze rusten statisch in de zaal. Uit de angstige ogen wordt duidelijk dat deze wezens bang en beschaamd zijn. Tussen de ruige randen en klodders klei zit een ziel die genoegen dient te nemen met een onvoltooid lichaam. Iedereen die langs loopt kan het metaal uit de lichamen zien steken, maar zelf kunnen de beelden niet wegrennen. Ze kunnen enkel staan en lijden.

De wrede kunstenaar
Houseago heeft deze wezens geschapen. Het scheppend vermogen is van oudsher de belangrijkste vaardigheid van elke kunstenaar. Hij heeft het leven echter niet geschonken, maar opgelegd. De gezichten van de sculpturen zitten vol onwetende angst. Deze emotie kunnen ze alleen niet uitdrukken met de vervormde gaten die ze als in hun huidige staat als ogen hebben. Het zijn statische objecten gemaakt van klei of gips.

Poured-Head / Portrait Study, 2008. België - courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Poured-Head / Portrait Study, 2008. België – courtesy Xavier Hufkens, Brussel

Het oudste werk van de tentoonstelling Head of a Golem (1998) is gebaseerd op een Joodse mythe van een rabbi die een monster van klei tot leven wekte. In deze tentoonstelling laat Houseago ons zien dat schepping ook negatief kan zijn. Wie heeft het recht om leven te schenken, als het onmogelijk is dit weer weg te nemen? Deze kunstwerken zullen altijd blijven bestaan. In musea, catalogi en op het internet zijn deze beelden onsterfelijk.

Hoewel de tentoonstelling bestaat uit slechts een klein aantal werken is er veel te zien. De werken vormen een reflectie en kritiek op de scheppende traditie van de beeldende kunst. Deze kritiek is uiterst effectief verbeeld. De nonchalante vaardigheid waarmee de beelden gemaakt lijken te zijn, voorkomt dat de voorstelling clichématig meelijwekkend overkomt. Er is echter niets wat wij voor deze wezens kunnen doen.

Muziek / Album

Nergens doet het echt pijn

recensie: Liz Green - Haul Away!

.

Haul Away!, zo heet het tweede album van de Britse singer-songerwriter Liz Green, die in 2007 de talentencompetitie van Glastonbury won. Op het album staat veel om van te genieten, maar nergens is er ware euforie.

Toen Liz Green de talentencompetitie van Glastonbury won, schreef BBC dat ze klonk als ‘een verlegen Nina Simone’. Volgens The Guardian had zich hier een ‘excentrieke en bijzonder magische artieste’ aangediend. Greens debuutalbum, O, Devotion! (2011), kreeg overwegend positieve kritiek, en haar liedjes werden getypeerd als ‘een klein beetje chanson, een klein beetje blues, een klein beetje jazz, en een klein beetje cabaret’.

Echte kwaliteit is zeldzaam
Miss Green uit Manchester wordt in haar thuisland dus gezien als een toekomstig grote madame. Ongeveer een jaar werkte ze aan een opvolger van O, Devotion!, en het resultaat is een nieuwe verzameling liedjes getiteld Haul Away!. Maakt Green die lovende woorden waar met haar nieuwe album? De liedjes steken stuk voor stuk knap in elkaar, met rijke instrumentatie en geheimzinnige, intelligente teksten. Echte kwaliteit is echter zeldzaam; voor dat predicaat schiet Haul Away! dus tekort.

De songteksten zijn een van de sterke elementen van Greens muziek. Er wordt verhaald over kraaien, wolven, het bos, de nacht… Steeds om een mystieke, haast ongemakkelijke sfeer te creëren. Maar vooral de verwijzingen naar water vallen op. Green zingt over de zee, over rivieren, over eilanden. Ze gebruikt water als metafoor voor verdolen, verbinding, of isolatie. ‘Waar het waterig is, is het een beetje treurig’, zegt Green erover in een interview. Haar teksten en ideeën komen voort uit bijvoorbeeld de korte verhalen van Etgar Keret, en uit Dante’s Inferno.

Geen gemakkelijke luistermuziek


De diepe, licht nasale stem van Green is een ander sterk punt. Ze zingt voortdurend onvast en een beetje nerveus, alsof ze de mystieke vertellingen in haar liedjes op dat ogenblik meemaakt. Veel van de liedjes zijn in één take opgenomen. Als je de vele tempowisselingen en de rijke instrumentatie in ogenschouw neemt, is dat verbazingwekkend. Vaak lijkt het alsof alle partijen keurig op elkaar zijn afgestemd.

De betere nummers op het album zijn de meer uptempo nummers als titelnummer ‘Haul Away’, alsook ‘Rybka’, ‘Empty Handed Blues’, en ‘Where The River Don’t Flow’. Maar in elk liedje wordt getemporiseerd; na een snel, melodisch stukje volgt een pas op de plaats. Dat zorgt ervoor dat je aandacht steeds wordt vastgehouden. Nee, Liz Green schotelt ons geen gemakkelijk luisterplaatje voor.

Intelligent en zwaar
Twee andere hoogtepunten zijn ‘Into My Arms’ en het instrumentale ‘Little I’. ‘Into My Arms’ is een mooie ballade met een onnodig vrolijk Doris Day-introotje. Onwillekeurig roept dit nummer associaties op met het gelijknamige nummer van Nick Cave. ‘Little I’ is een pianoliedje met een prachtige cellopartij erin. Je verwacht het niet op dit album, en het is de vraag of het wel zo goed past. Laten we het erop houden dat het een alleraardigst intermezzo is.

Na dik 35 minuten ‘Liz Green’ blijft een aantal gedachten hangen. Dat je een boel moois hebt gehoord. Dat je bent meegesleurd in een geheimzinnig wereldje. Dat Green veel talent heeft. Maar ook dat alles een beetje panache mist. Dit is muziek die zwaar leunt op blues- en jazztradities. Dan hoop je toch dat je uitersten van het spectrum gaat meemaken. Haul Away! is intelligent en zwaar, maar ook bedaard. Nergens is er ware euforie. En nergens doet het echt pijn.

Theater / Voorstelling

Een kluchtige hand in eigen boezem

recensie: Botox Angels

.

De tekst van Rob de Graaf is eerder een satire dan een ode aan dit feministische gedachtegoed en de implicaties hiervan op het persoonlijke leven. De ideologie die de vrouw zou moeten bevrijden van haar fallocratische evenknie leidt tot een nieuw totalitair regime, waarin behoeftes aan liefde en genegenheid worden weggezet als overblijfselen van een conservatief en achterhaald denken. De Graaf is weinig subtiel: voornamelijk Cocky is sterk gestereotypeerd als onuitstaanbare alfa-vrouw, net zo dominant en zwijnachtig als de mannen die ze placht te bestrijden. Ook het spel met valse pretenties en de tegenstelling van quasi-intellectueel gewauwel tegenover echte emoties ligt er soms iets te dik bovenop.

Onder deze schreeuwerige klucht schuilt echter een subtielere, zelfreflectieve laag. In hun poging de oude hiërarchie van het theater uit te bannen door voorstellingen te maken zonder regisseur, met gelijke inbreng voor alle leden, is Dood Paard niet veel anders dan de leefgemeenschap van de titelheldinnen. Hoe emanciperend is een collectief?

~

De geschiedenis van feministische performance art in vogelvlucht


Tussen de bedrijven door tonen de drie dames een bloemlezing uit de geschiedenis van de feministische performance art. Zo worden in het begin vele variaties op de klassieke leus ‘een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets’ geprojecteerd en brengt Manja Topper de performance Semiotics of the Kitchen van Martha Rosler uit 1975, een agressief ABC-tje van keukenapparatuur. Janneke Remmers voert met een gebreid masker Marina Abramovic’ vroege werk Art Must Be Beautiful op, waarin ze onder het reciteren van de mantra ‘art must be beautiful/artist must be beautiful’ op ruwe wijze de haren van haar hoofd borstelt.

De performances die met wisselend succes als intermezzo’s tussen het drama zijn geplaatst en het uitgangspunt van de vrouwencommune voelen aan als anachronismen: politieke happenings die zowel tergend in zijn pretenties als aandoenlijk in zijn naïviteit zijn. Nu we echter enkel met meewarige nostalgie terug kunnen kijken op dergelijke politieke kunst, moeten we ons ook als publiek de nodige vragen gaan stellen. Hoe komt het dat wij te cynisch zijn geworden om deze kunstvormen nog serieus te nemen? Nog belangrijker: hoe kunnen we dan nog wél uitspraken doen over man en vrouw, over lichamelijke integriteit, over samenleven? Botox Angels rekent op speelse, luidruchtige wijze af met het verleden, maar toont tevens de leegte die overblijft. De schoonmoedervriendelijke slotperformance kan deze, hoe lief ook, niet opvullen.

Theater / Voorstelling

Redonda is ode aan samen spelen

recensie: Circuswerkplaats Boost - Redonda

Op het podium staat een grote houten kubus met overal gaten en hoeken waar twee mannen en een vrouw in verdwijnen en uit tevoorschijn komen. Zich verstoppen, elkaar achterna zitten, metershoog springen en elkaar opvangen. Redonda vertelt geen verhaal van A tot Z, maar is een ode aan het samen spelen.

CW Boost is een circuswerkplaats uit Amsterdam Oost die (jeugd-)voorstellingen maakt op het snijvlak van circus, bewegingstheater en dans. De zoektocht naar wanneer circus (podium-)kunst wordt, staat daarbij centraal. In de voorstelling Redonda wordt daar nog een discipline aan toegevoegd: beeldende kunst. Het decor bestaat uit een groot houten blok dat steeds nieuwe vormen en perspectieven kan aannemen. De drie spelers zijn met hun ronde vormen een bijzondere aanvulling op het hoekige decor. Met het zorgvuldige lichtplan van Maarten Verheggen zorgt dat voor prachtige beelden en Escheriaanse doorkijkjes.

Technische hoogstandjesIn het decor bewegen zich in eerste instantie twee mannen, alleen. Ze komen elkaar soms tegen, soms niet. Dan verschijnt een vrouw ten tonele die de boel op scherp zet. Voor het eerst zien de drie personages elkaar en moeten ze op zoek naar een nieuw evenwicht. Samen blijken ze meer te kunnen, letterlijk op elkaar te kunnen bouwen. Dat uit zich in technisch steeds grotere hoogstandjes. De drie circusacteurs – waaronder een zeer innemende Marianna Boldini – beschikken over een perfecte beheersing van hun lichaam. De hele technische circustruckendoos wordt uit de kast gehaald, van salto’s tot metershoge sprongen, en torens van drie man hoog: het roept bewonderende ohs en ahs op uit het publiek. En terecht.

Abstracte vertelling
De voorstelling is gemaakt voor kinderen vanaf zeven jaar. Het hoge abstractieniveau van de voorstelling laat veel ruimte voor de fantasie van de kinderen. Na afloop bleken sommige kinderen er – een voor hen volkomen heldere – ontwikkeling in te hebben gezien. Maar of de makers dat ook zo hebben bedacht? Je vraagt je af of iets meer duiding en invulling van de personages niet net zoveel ruimte had gelaten voor de verbeelding. Had het de beeldende kracht van de voorstelling niet juist kunnen versterken? Nu blijven vooral het schitterende toneelbeeld, de fantastische acrobatische toeren en de hoge mate van spelplezier het publiek bij; met wat meer invulling is Redonda een pareltje in wording.

Boeken / Non-fictie

Duitsland door Engelse ogen

recensie: Simon Winder (vert. Margreet de Boer en Ronald Kuil) - Germania

Het klinkt als begin van een goeie mop: loopt een Engelsman in Duitsland, hij kijkt vol verbazing om zich heen en vertelt vervolgens de Duitse geschiedenis aan de hand van zijn persoonlijke indrukken. De clou is een verrassend soepel geschiedenisboek.

De Britse auteur Simon Winder is verknocht aan Duitsland. Aan het historische Duitsland, dat wil zeggen het Duitstalige gebied in Midden-Europa dat vanaf de Romeinse tijd tot ruwweg 1933 heeft bestaan uit tientallen kleine vorstendommen. Al dan niet samengebald in een geforceerd keizerrijk – het Heilige Roomse Rijk (800-1806) en Duitse keizerrijk (1871-1918) – heeft deze langdurige en zwaarbevochten autonomie het land gemaakt tot de lappendeken van culturen die tot op de dag van vandaag nog zichtbaar is. Dat gefragmenteerde Duitsland, vol schermutselingen, verstandshuwelijken en nalatenschappen en met steeds weer veranderende grenzen en grensgebieden, dat is het Duitsland waar de schrijver warm voor loopt.

Geen Führer
Om meteen maar het grote pijnpunt aan te snijden: Winder kiest ervoor Germania – met als ondertitel Een persoonlijke geschiedenis van het oude en het huidige Duitsland – abrupt te laten eindigen in het jaar 1933 als Adolf Hitler aan de macht komt. Hij wil ‘de Führer buiten de deur houden’ omdat vanaf dat moment ‘alle Duitsers die hun land de moeite waard maakten, hun boeltje pakten’. Een opzienbarende opinie waarmee de schrijver zich tot het kamp van de weinige historici lijkt te rekenen die vinden dat nazi-Duitsland geen enkele verbinding heeft met de Duitse geschiedenis van vóór de grote wereldbrand. Alsof het militairistische Pruisen en het defaitistische Beieren niet mede aan de wortel van het exploderende kwaad hebben gestaan.

Opvallend genoeg weet Winder in vrijwel ieder hoofdstuk juist een link te leggen met de periode 1933-1945. Bijvoorbeeld als het gaat over de mijnbouw in het Harzgebergte waar het negentiende-eeuwse verhaal direct verbonden wordt met de ondergrondse ontwikkeling van V2 raketten in de Tweede Wereldoorlog door de inzet van honderduizenden dwangarbeiders. Dit tweesporenbeleid zorgt dat Germania een wat zwalkende indruk maakt maar het brengt aan de dynamische kwaliteit geen schade toe.

Gladiator
Het enthousiasme en de gedrevenheid waarmee Winder door de Duitse historie wandelt is aanstekelijk te noemen. Hij houdt een losse chronologie aan – van de vroeg-Germaanse tijd via de Middeleeuwen en de revolutionaire jaren naar het laatste keizerrijk – en beschrijft de verschillende perioden aan de hand van hoofdstukken die doorspekt zijn met spontane invallen en eigen indrukken. Dat ‘verlevendigen’ doet hij bijvoorbeeld door de oer-Germanen uit te beelden met een verwijzing naar de schitterende openingsscène van de film Gladiator (2000) van Ridley Scott waarin de uitstekend georganiseerde Romeinen in een donker woud de wilde horden in de pan hakken. Om dan meteen de vraag op te werpen of die eerste Duitsers werkelijk zo’n beestachtig zootje waren.

Ook de behandeling van de Hanzetijd loopt uit op een aardige popularisering van de geschiedschrijving. De sobere uitstraling van steenrijke handelssteden als Lübeck werd vooral benadrukt door de donkere, kale gevels van de vele pakhuizen.

Een wereld die het ontbrak aan natuurlijke bouwstenen maar die zich in plaats daarvan toelegde op de productie van miljoenen bakstenen, moest op enig moment wel met Lego komen aanzetten, en een groot deel van Lübeck is alsof je opgesloten zit in Legoland zelf.

Duits eten
Winder neemt als Engelsman een duidelijk andere positie in ten opzichte van Duitsland dan wij Nederlanders inmiddels doen. Dat toont hij vooral in een aantal clichés die hier al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw niet meer gelden, zoals de vaststelling dat Duitsland ’tegenwoordig een soort dode zone is die om zeer goede redenen gemeden wordt’. Om een aantal pagina’s verderop nog een oudbakken kwestie aan te halen ‘waar zo ongeveer iedereen het hartgrondig over eens is: het afschuwelijke Duitse eten’.

Het zij hem vergeven, net zoals het voortijdige einde van de Duitse geschiedenis. In zijn nogal wispelturige stijl is Germania vooral een fijn boek geworden waarin de begeesterde schrijver in een afgelegen oord uit de trein stapt, een kasteel op een berghelling ziet en weer losbarst met een nieuw verhaal uit zijn onuitputtelijke kennis van Duitsland. 

Theater / Voorstelling

Ambitieus en met vlagen fantastisch

recensie: Matzer Theaterproducties - Gejaagd door de wind

Een moderne adaptatie van de klassieker Gone with the Wind, een stuk over de haat tegen Afro-Amerikanen, een stuk over liefde en verlies, en een stuk over helden en lafaards. Het boek van Margaret Mitchell dateert uit 1936, maar haalde bij regisseur Madeleine Matzer genoeg associaties naar boven om een moderne adaptatie op de planken te zetten.

Het podium in de Stadschouwburg Groningen is gehuld in een waas van blauw licht. Drie prachtige jurken bungelen in de lucht, er zijn balen katoen verspreid over het toneel en middenachter staan muziekinstrumenten. Deze instrumenten worden met zichtbaar plezier bespeeld door de acteurs. Prachtige “Southern American Blues” wordt ten gehore gebracht terwijl het publiek binnendruppelt.

Universele thema’s
Het stuk begint tijdens het verlovingsfeest van Melanie (Lottie Hellingman) en Ashley (David Lucieer). De mooie, naïeve en gepassioneerde Scarlett O’Hara (Anna Drijver) domineert de scène, voor hen die onwetend het theater binnenstapten is duidelijk dat het verhaal om haar gaat. Het publiek krijgt ook direct een idee van de relaties tussen de karakters die geïntroduceerd worden in deze zelfde scène. Onmiddelijk wordt duidelijk dat de thema’s van het verhaal allesbehalve gedateerd zijn. Scarlett wil zich afzetten tegen de restricties die de maatschappij haar oplegt. Ze wil dansen, eten, nog meer dansen. En ze wil jongens. Ze wil Ashley Wilkes en ze wil Rhett Butler (Nasrdin Dchar), al zou ze dat nooit toegeven. Verhalend leiden de acteurs het publiek door het stuk: langs alle kansen die Scarlett krijgt, alle foute keuzes die ze maakt. Langs slavernij en segregatie, maar ook langs de yankees en de confederatie.

Stralende ambitie versus onbenutte potentie
De ambitie straalt van het podium af. De muziek is prachtig, met name door de fantastische stem van Lottie Hellingman. De kostuums zijn magisch en het stuk is met vlagen komisch en ontroerend. Jip van den Dool , die meerdere rollen vertolkt, waaronder die van Charles en Frank Kennedy, heeft de lachers op zijn hand en lijkt van alle acteurs het levendigst en meest ongedwongen te spelen. Manoushka Zeegelaar Breeveld is een innemende vertelster met een prachtige en ontroerende stijl van verhalen. Helaas voelt de tweede helft van het stuk langdradig en lijken de acteurs ongeconcentreerd. Er zitten grote pauzes in de monologen, iets dat de snelheid uit het spel haalt. De emotionele scènes zijn luchtig en het voelt alsof deze worden geciteerd in plaats van intens beleefd.

Het drie uur durende stuk heeft de essentie van Gone with the Wind op prachtige manier weten te verbeelden. Anna Drijver is een prachtige Scarlett en Nasrdin Dchar was uiterst charmant. Het stuk heeft veel potentie, maar deze werd, zeker in de tweede helft, niet op alle fronten even goed benut. 

Theater / Voorstelling

Een volksvijand à la tg STAN

recensie: tg STAN - JDX - a public enemy

.

In 1993 speelde tg STAN voor het eerst haar succesvolle voorstelling JDX – a public enemy. Nu, in 2014, viert tg STAN haar 25-jarig bestaan door met deze voorstelling in reprise te gaan.  JDX – a public enemy is een bewerking Hendrik Ibsens Een vijand van het volk uit 1882. Zowel het oorspronkelijke stuk als de oorspronkelijke voorstelling van tg STAN lijken dus enigszins gedateerd te zijn, het één misschien wat meer dan het ander. Toch weet tg STAN ons op een geheel nieuwe, frisse wijze te doen kijken naar dit stuk. De energie en het spelplezier spat van het podium en de link met de actualiteit is duidelijk voelbaar.Een vijand van het volk wordt in JDX – a public enemy van alle opsmuk ontdaan: er is een minimaal decor, amper kostumering en acteurs Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo, Frank Vercruyssen en Damiaan De Schrijver vertolken met z’n vieren alle geschreven rollen uit het stuk. Dit betekent dat – afgezien van Frank Vercruyssen die de protagonist Tomas Stockman vertolkt – alle acteurs drie tot vier dubbelrollen spelen. De wissel tussen deze rollen vindt in een rap tempo plaats, soms aangekondigd door de souffleur, die de regie van het stuk hardop voorleest. Door het hoge tempo raken de acteurs zo nu en dan de weg kwijt en weten ze even niet wie ze nu moeten spelen. Zij spreken hun verwarring hardop uit, waarop de souffleur hen weer op weg helpt. Dit doet niets af aan het plezier en de intensiteit waarmee de acteurs hun rollen vertolken. De personages worden volledig opgebouwd uit lichaamstaal en intonatie, afgezien van één sigaar is er geen enkele sprake van rekwisieten die worden ingezet om een dergelijke schakeling aan te duiden.

Dankzij het vrijwel afwezige decor halen de acteurs hun volledige spel uit de interactie met elkaar en de souffleur. Deze heeft een prominente rol op het podium gekregen, aan een tafeltje met het script bij de hand doet zij de regie. Ze schetst ons de ruimtes waarin de acteurs zich bevinden, kondigt de bedrijven aan en corrigeert de acteurs indien nodig. De acteurs op hun beurt reageren actief op wat er wordt gezegd, leveren hier soms speels commentaar op of plaatsen kritische kanttekeningen bij hun tekst. Dit doen zij met evenveel energie en passie als het spelen zelf, waardoor het je als toeschouwer niet uit de voorstelling haalt. De werking hiervan is komisch, maar zet je als publiek ook aan het denken over de tussen neus en lippen door geformuleerde vragen.

Een confronterende volksvergadering
Deze vraagstukken, over moraliteit, de macht van de meerderheid en persoonlijk gewin, worden in de tweede helft van de voorstelling uitgebreid belicht. Wanneer na de pauze de volksvergadering plaatsvindt, richten de acteurs zich rechtstreeks tot het publiek. Hierdoor wordt het publiek ook echt het volk uit de titel; een volk dat de dupe is van beslissingen van hogerhand en dat stilzwijgend toeziet hoe Dokter Stockman de mond wordt gesnoerd. Een confronterend staaltje theater dat weliswaar doet denken aan de hedendaagse politiek, maar wordt gebracht met de luchtigheid van een komedie. Uiteindelijk delft Stockman het onderspit en wordt hij een vijand van het volk. Een droevig einde voor een man die belooft te blijven strijden voor de goede zaak. 

Film / Films

Zee van epiek

recensie: Noah

Het verhaal van Noach is het verhaal van hoe God de mensheid strafte door de aarde onder water te zetten. In deze gigantische filmversie wordt meer aandacht geschonken aan Noach als een man met een zware taak en een moeilijke keuze. Deze nadruk is in elk shot merkbaar, maar wat meer ruimte voor kleinere momentjes had het geheel goed gedaan.

Regisseur Darren Aronofsky (Black Swan; Requiem for a Dream) vertelt het Bijbelverhaal uit Genesis dat hem al van kinds af aan heeft gefascineerd. Noach (Russell Crowe (Gladiator)) wordt in een droom aangesproken door God (in de film steevast ‘de Schepper’ genoemd) in cryptische beelden en belevenissen. Omdat de mens zich tegen de hemelen en de schepping heeft gekeerd moet de aarde gezuiverd worden door een grote overstroming. Aan Noach de taak om de onschuldigen (de dieren) te redden en daarnaast te verzekeren dat de mensheid hierna niet nogmaals zo in de fout gaat.

Episch en overepisch

~

Noah doet recht aan de epische proporties van het verhaal en blaast deze zelfs nog een beetje op. Met name visueel weet Aronofsky de macht van de Schepper in beeld te brengen zonder aan te voelen als religieuze propaganda. Beelden van plots uit de grond opdoemende bossen, groepen mensen die aan het einde der tijden tot wildemannen vervallen,  het scheppingsverhaal, de grote overstroming of natuurlijk de grote massa’s dieren (twee van elke soort) zien er piekfijn uit en brengen effectief de grootsheid aan die het verhaal ambieert. Dit alles wordt begeleid door prachtige muziek die de beelden versterkt. Het zijn deze groots opgezette scènes waarin de film uitblinkt.

Echter, waar Noah in de grote scènes episch is, daar is het in de kleinere en emotionele momenten overepisch. De film behandelt vrijwel alle gebeurtenissen alsof het van groot belang is voor de wereld, zelfs als dat simpelweg niet het geval is. Dit is het meest merkbaar door de overserieuze (maar voor de grotere scènes toch erg effectieve) speelstijl van vrijwel de gehele cast, met Crowe voorop. Wanneer Noach moet kiezen tussen het welzijn van zijn familie en zijn opdracht van de Schepper helpt deze speelstijl om het gewicht van dit dilemma over te brengen, maar als diezelfde stijl wordt gehanteerd wanneer Noach een gesprek heeft over theedrinken of het verzamelen van hout is het minder passend. Als het wordt gehanteerd wanneer Noach rouwt om de dood van mensen of liefde voor zijn gezin uit werkt het zelfs averechts. Een iets meer ingetogen aanpak zou welkom zijn geweest om naast de omvang ook de emotionele inhoud van het personage uit de verf te laten komen. De enige die hier beter in slaagt is Anthony Hopkins (The Silence of the Lambs) als Noachs grootvader Methuselah. Hopkins weet een beetje lichte humor in zijn spel te brengen naast de gravitas waar het verhaal rijk aan is.

Visuele elementen

~

Naast alle epischheid weet Aronofsky nog een aantal nieuwe elementen te introduceren om het verhaal op zijn eigen manier te vertellen. De besten hiervan zijn de machtig mooie time lapses, waarin bijvoorbeeld de verandering van de loop van een rivier of de evolutie van organismen in een surreële fotoreeks wordt neergezet, en de minimalistische vertellingen van andere bijbelverhalen (zoals Adam en Eva, of Kaïn en Abel), vrijwel compleet in zwarte schaduwen weergegeven. Ook interessant zijn de engelen – lelijke wezens van steen en gedroogde modder – die bij de eerste aanblik vreemd aanvoelen, maar zodra zij wat meer aandacht krijgen al snel passend overkomen.

De rest van de cast, met onder ander Emma Watson (Harry Potter-reeks), Jennifer Connelly (Requiem for a Dream) en Ray Winstone (The Departed) als de uiterst standaard, door- en doorslechte koning doen het verder uitstekend, al zijn hun personages wat onevenwichtig over de film verdeeld. Van Noachs drie zonen krijgt bijvoorbeeld één een compleet subplot toebedeeld terwijl de jongste van geluk mag spreken als hij überhaupt in beeld komt. Een beetje terughoudendheid en evenwicht zijn de ontbrekende elementen in een film die verder zijn doel met verve bereikt.

Muziek / Album

Het beest mag los

recensie: The Afghan Wings - Do To the Beast

26 jaar na hun debuut verschijnt het achtste album van The Afghan Whigs. De band die begin jaren 90 opviel door een soul-achtige grunge-variant. Ook op Do To the Beast zoeken Greg Dulli en consorten die kant van de muziek op.

Do To the Beast zoeken Greg Dulli en consorten die kant van de muziek op.

Om The Afghan Wigs onder de noemer ‘grunge’ te plaatsen, doet ze eigenlijk te kort. Ze zijn in hetzelfde tijdvak als Nirvana, Pearl Jam, Soundgarden, en Screaming Trees opgericht, maar hebben muzikaal een andere keuze gemaakt. Het is dan wel een gitaar-georiënteerde band, maar vooral melodisch en in de zang van Dulli zijn verschillen te herkennen met de bands waarmee ze vaak in één adem genoemd worden.

Gentleman-rock


Do To the Beast sluit naadloos aan op de voorgaande albums van de band. Dulli’s uitstapjes naar The Twilight Singers en The Gutter Twins zijn wat dat betreft zonder consequenties gebleven voor The Afghan Wigs. Niet dat die bands nu een heel ander genre aanboorden, maar toch. Op Do To the Beast speelt Afghan Wigs alsof ze nog nooit iets anders hebben gedaan.

De nummers kennen een mooie opbouw en zijn netjes in elkaar gezet. Door het samenspel van de muziek en de stem van Dulli is het onmiskenbaar dat het hier gaat om de band die ook Gentlemen uitbracht in 1993. Dat betekent overigens niet dat de band niet gegroeid zou zijn of gedateerd zou klinken. Het levert een specifiek geluid op, dat wellicht niet voor iedereen is weggelegd.

Het beest in de mens


Doordat de liedjes een trage opbouw hebben en vaak ook lange intro’s, zitten er geen nummers tussen die je bij de keel grijpen. Maar The Afghan Whigs is ook geen band die het daarvan moet hebben. In plaats daarvan nemen ze je mee naar de donkere kant van de mens, naar de zelfkant. In lijn met de soul en blues die duidelijk hoorbaar is in de muziek, zingt Dulli over verloren liefdes, wraakgevoelens, pijn, en ander verdriet.

Voor liefhebbers van The Afghan Whigs is er niets aan te merken op Do To the Beast. Wie ze nog niet kent heeft hiermee een goede instap in hun oeuvre. Met Do To the Beast heeft de band een album afgeleverd dat zowel muzikaal als tekstueel een geheel vormt. Het probeert de luisteraar te verleiden, mee de duisternis in. Wie van schaduwen en misère houdt, doet er zeker goed aan Do To the Beast eens te beluisteren.

Muziek / Album

Onvermoeibaar

recensie: Motorpsycho - Behind the Sun

.

Na vijftien albums (en talloze ep’s en live-platen) in 25 jaar is de Noorse rockband Motorpsycho nog steeds in staat om boeiende en originele nummers te leveren. Het inmiddels vijfde album met de fenomenale drummer Kenneth Kapstad gaat verder waar de vorige stopte.

Opener ‘Cloudwalker’ stemt gunstig. De voor Motorpsycho typerende pompende riffs worden in goede banen geleid door het polyritmische vernuft van drummer Kapstad. Net als op voorganger Still Life With Eggplant levert ook op Behind the Sun gitarist Reine Fiske, van het onnavolgbare Dungen, een significante bijdrage. Fiske’s gitaar geeft het trio een extra boost en zijn inbreng vult het trio uit Trondheim prima aan. Op het kalme tweede nummer ‘Ghost’  hanteert Fiske tevens de mellotron – het elektronische instrument met het wapperende synth-geluid, gepopulariseerd door onder andere King Crimson en The Moody Blues. De zwevende sound van de mellotron geeft het nummer absoluut sfeer mee, maar een hekel punt in ‘Ghost’ is de zang; een beetje sufjes en ongeïnspireerd. Nu is de zang nooit écht de kracht geweest van Motorpsycho, alhoewel er op elk album wel fraaie vocale harmonieën zijn te vinden.

Spons
Gelukkig weet de band zich te hervinden in het ruige ‘On a Plate’; loodzware riffs en veel distortion met een knipoog naar de proto-metal van Blue Cheer. Het instrumentale ‘Kvæstor’ is een waar genot, openend met een spervuur van drumroffels en dubbele bass-drumpartijen. Dit bekoorlijk stukje instrumentale jazzrock doet vermoeden dat er tijdens het componeren flink naar The Mahavishnu Orchestra (en dan met name Birds of Fire) is geluisterd. Als een auditieve spons absorbeert Motorpsycho invloeden uit alle hoeken van het muzikale universum, maar een voorliefde voor de jaren zeventig is nooit ver weg.

Motorpsycho wil wel eens refereren naar hun eigen discografie. Het twaalf minuten durende ‘Hell, Part 4-6: Traitor/The Tapestry/Swiss Cheese Mountain’ is een voortzetting van ‘Hell, Part 1-3’ op Still Life With Eggplant. Het begint spookachtig en omineus (een verdienste van wederom de mellotron), kabbelt vervolgens rustig voort om te culmineren in een moddervette riff. Een ‘zwaar’ hoogtepunt; episch, repeterend en heavy as hell.

Knallende afsluiter
Het poppy ”Entropy’ is optimistischer van aard (al doet de titel anders vermoeden) en lijkt terug te keren naar albums als Timothy’s Monster of Phanerothyme. In de laatste twee nummers belanden we weer in vertrouwd, onstuimig vaarwater. Vooral de afsluiter ‘Hell, Part 7: Victim of Rock’ gaat flink tekeer met de niet aflatende jazzy percussie en dissonante gitaren. Dit infernale nummer lijkt soms bijna uit de bocht te vliegen, maar blijft de volledige tijdspanne ferm overeind. Een tikje over-the-top misschien, maar daar zijn ze nooit vies van geweest. Zolang Motorpsycho excellereert in monsterlijke riffs en uitgesponnen klanktapijten mogen ze nog tientallen albums maken. Hun veelzijdigheid, productiviteit en onbetwistbare live-reputatie blijven verbazen en dwingen respect af.

Live in Nederland:
26 mei Patronaat, Haarlem
27 mei Doornroosje, Nijmegen