Kunst / Achtergrond
special: Robert Zandvliet - Stones & Sketches, tekeningen en schilderijen

Een stapje hoger op de meta-ladder

Zeven schone kunsten. Zeven zonden. Zeven sacramenten. Zeven wereldwonderen. Of in het geval van Zandvliet, zeven stenen. Zeven momenten van samengebalde energie en concentratie. Seven Stones, zoals zijn nieuwe serie schilderijen heet, is het stralende middelpunt van Zandvliets tentoonstelling Stones & Sketches in De Pont.

Zaaloverzicht Robert Zandvliet, Seven Stones, courtesy Galerie Onrust Amsterdam, fotografie Peter Cox

Zaaloverzicht Robert Zandvliet, Seven Stones, courtesy Galerie Onrust Amsterdam, fotografie Peter Cox

Rode draad in het oeuvre van Robert Zandvliet (1970) is niet het afbeelden van een specifiek object, maar de zoektocht naar datgene wat onder de steeds veranderende verschijningsvorm van de dingen ligt, door hemzelf het archetype genoemd. Doordat Zandvliets schilderijen in verf gestolde zoektochten naar het archetype zijn, bevragen ze je als toeschouwer in hoe je kijkt, ziet en waarneemt, gelijk aan hoe de kunstenaar zichzelf bevraagt in het maakproces. In de serie Seven Stones (2013 – 2014) wordt deze archetypische zoektocht naar een nieuw niveau getild: niet langer lijkt de vraag te zijn wat de essentie van het ding is, maar wat de essentie is van het ding in het doek en van ding, doek en schilderij in relatie tot elkaar. Zandvliet klimt iets verder op de spreekwoordelijke ladder, het metaniveau wordt hoger: op zoek naar een energetisch samenvallen, een eeuwige vanzelfsprekendheid.

Robert Zandvliet, One Hundred Views, 2014, courtesy Galerie Onrust Amsterdam, fotografie Peter Cox

Robert Zandvliet, One Hundred Views, 2014, courtesy Galerie Onrust Amsterdam, fotografie Peter Cox

Referentiekaders
In de huidige museale context kun je haast niet om de informatie heen, tekstbordjes en hand-outs leiden ons een weg naar de motieven van de kunstenaar of de tijdgeest waarin deze werkzaam is. Zo weten we wat er aan Zandvliets Seven Stones ten grondslag ligt omdat het genoemd wordt in het persbericht en de kwartaalfolder van De Pont. Natuurlijk is het goed duiding te geven aan tentoonstellingen en werken. Maar het roept wel de vraag op of we zien wat we kennen en weten – een beamen dus – of dat we ook in staat zijn buiten dat kennen en weten te ervaren. Met betrekking tot het oeuvre van Zandvliet toepasselijke vragen: wat is perceptie, hoe neem je de dingen waar en hoe kun je de dingen waarnemen?

De tentoonstelling in De Pont geeft genoeg handvatten om met die vragen aan de slag te gaan. Want naast Seven Stones bestaat Stones & Sketches uit de 24 meter lange muurschildering One Hundred Views (2014) en wordt er, de titel van de tentoonstelling verwijst er al naar, voor het eerst Zandvliets werk op papier getoond. Zowel in de tekeningen als in de muurschildering zien we Zandvliets referentiekaders, archetypes en motieven terug. Het is alsof we delen van citaten teruglezen, waardoor je je als toeschouwer goed kunt verhouden tot de werken maar toch ook steeds met iets nieuws kennismaakt. Zo dienen de referentiekaders (of motieven, zo je wilt) van de schilder nu als referentiekaders voor de museumbezoeker. Ze vormen een manier van navigeren door de tentoonstelling.

Robert Zandvliet, Rhytmische Landschaft am Genfersee, 2011, grafiet en oliepastel op papier, 21 x 29,7 cm, fotografie Peter Cox, Eindhoven; courtesy Galerie Onrust, Amsterdam

Robert Zandvliet, Rhytmische Landschaft am Genfersee, 2011, grafiet en oliepastel op papier, 21 x 29,7 cm, fotografie Peter Cox, Eindhoven; courtesy Galerie Onrust, Amsterdam

Voorbeelden van motieven die je kunt ervaren zijn de cipressen in de muurschildering die je ook tegenkomt in de, op een aquarel van Turner uit 1841 geïnspireerde, schets Funeral at Lausanne. Evenals de achteruitkijkspiegel, veelvuldig motief in Zandvliets vroegere werk, die zowel in de schetsen als in de muurschildering terug te vinden is. Daarnaast zijn er in de tekeningen motieven te ontwaren die onder de noemer ‘zien wat je kent’ vallen. Dit zijn voornamelijk motieven die verwijzen naar oude meesters in de kunst. Zo zijn er meerdere studies van schedels, verwijzend naar Cézanne’s Pyramide de Crânes (1901). Een ander voorbeeld is de schets Am Genfersee die Zandvliet maakte als onderzoek naar het schilderij van de Zwitserse schilder Ferdinand Hodler uit 1909. Overigens blijven deze motieven overeind als de kunstgeschiedenis-component je ontgaat, dan verwijzen de motieven onderling naar elkaar: schedels naar schedels in andere schetsen. Idem dito voor het landschap.

Waar in de tekeningen en in One Hundred Views meerdere motieven bij elkaar komen, kenmerkt de serie Seven Stones zich juist door het isoleren van één motief: de steen. Zeven maal onderzoekt Zandvliet in acryl op linnen de energie die de steen met zich meebrengt. Of nu het komt door het heilige getal, het grote formaat van de doeken of de tactiele sensatie van de verf die bijna fluwelig aandoet: Seven Stones straalt zowel berusting als energie uit. Krachtig samengebracht op schilderslinnen.

Robert Zandvliet, Zonder titel, jaar onbekend, grafiet en oliepastel op papier, 29.7 x 21 cm, fotografie Peter Cox, Eindhoven; courtesy Galerie Onrust, Amsterdam

Robert Zandvliet, Zonder titel, jaar onbekend, grafiet en oliepastel op papier, 29.7 x 21 cm, fotografie Peter Cox, Eindhoven; courtesy Galerie Onrust, Amsterdam

Flirten met het kader
Het exposeren van tekeningen en schetsen brengt doorgaans nogal een risico met zich mee, namelijk dat de museumbezoeker het idee krijgt dat de tekeningen het uiteindelijke werk (en vice versa!) moeten legitimeren. De studie is dan interessant bij de gratie van het eindproduct of het eindproduct rekent teveel op bijval van de studies. Maar bij Stones & Sketches is dat geenszins het geval.

Dat komt doordat de tekeningen als series geordend zijn. Hierdoor staan ze, weliswaar gebroederlijk, op eigen benen. Voor het samenstellen van de series was soms een titel, dan weer een bepaalde vorm aanleiding. Deze associatieve manier van selecteren maakt dat er naast de kennismaking met de werkwijze van Zandvliet aangaande de toekomstige doeken nog iets te ontdekken valt, namelijk het samenspel van vorm, kleur, licht en taal.

Dit laatste heeft ook betrekking op One Hundred Views. In warm grijs worden, met de voor Zandvliet zo kenmerkende brede kwaststreken, oude motieven weer tot leven gewekt. In het midden hangt een doek in blauw eitempera met daarop een achteruitkijkspiegel. Het feit dat het grootste gedeelte van dit werk direct op de wand is aangebracht werkt vervreemdend doordat het speelt met een ander soort concentratie en spanning dan dat we van Zandvliet gewend zijn. Immers, er is niet langer sprake van een kader van papier of doek waarbinnen het werk haar wortels heeft. One Hundred Views mondt uit in de museale ruimte. Wat een samenvatting of inleiding lijkt is veeleer een momentum, een kantelpunt waarin het heden en verleden een schilderkunstige context geven aan het doek met de achteruitkijkspiegel. Het lijkt te zeggen: kijken is verbindingen maken.

De tentoonstelling Stones & Sketches en het werk van Zandvliet in het bijzonder valt het best uit te leggen aan de hand van het motief van de achteruitkijkspiegel (Rückblick zoals er onder een van deze schetsen staat). Wat doet een achteruitkijkspiegel? Zij verbindt twee zaken met elkaar, overbrugt en fungeert dus als een metafoor. Ze brengt dat wat achter je ligt samen met dat wat voor je ligt en dat doet ze in het nu. En dat is precies de kracht van de tentoonstelling en de reden waardoor geen van de werken slechts gelegitimeerd wordt door de context die ze bieden. Elke serie is een metaforische achteruitkijkspiegel en al het werk bij elkaar intrigerend als een eindeloos spiegelparadijs.

 

Muziek / Album

Om heel lang en veel van te houden

recensie: Sean Rowe - Madman

Het machtigste instrument dat Rowe bezit is zijn stem. De bariton van Rowe weet hij zo te gebruiken in zijn zelfgeschreven liedjes dat alles daar om draait. Natuurlijk kan dat niet zonder zijn fraaie melodieën en dito teksten.

Rowe stond in september vorig jaar op een aantal Nederlandse podia. Zo ook bij Roepaen en hij trakteerde daar de aanwezige luisteraars op een ietwat heftigere en pittigere uitvoering van de liedjes van zijn – op dat moment – actueelste album The Salesman and the Shark. Op Madman is Rowe meestal aan de ingetogen kant.

Embargo
Het is enorm lastig om de mond te houden over een album dat wordt toevertrouwd onder embargo en er niet over te schrijven totdat de releasedatum nadert, wanneer het een heel goed album betreft. Madman is zo’n album waarover van de daken geschreeuwd mag worden als het gaat om de kwaliteit. Al bij de eerste draaibeurt is duidelijk dat Sean Rowe zichzelf heeft overtroffen en hij een mix heeft gemaakt van zijn studio-leven en zijn muzikale leven op het podium. Het is een album vol met invloeden en stijlen die op papier niet bij elkaar lijken te passen, maar in werkelijkheid als een warme lappendeken om de luisteraar heengeslagen worden.

Rowe gaat er stevig tegenaan in ‘Done Calling You’, maar in de overtreffende trap in ‘The Real Thing’ zoals hij ook live eens heeft geëxcelleerd. Met zijn door hemzelf aangepaste akoestische gitaar creëert hij een distortion-gitaargeluid dat kenmerkend is voor zijn live-optredens.

Jaarlijstjes-plaat
Sean Rowe in één hokje stoppen lukt niet. Zijn rootsmuziek heeft zoveel invloeden van rock, blues, soul en gospel met een eigen draai dat het niet lukt om Rowe één sticker op het voorhoofd te plakken. Dat is natuurlijk ook de kracht van de muziek van deze artiest. Zo volgt op zijn album na het titelnummer de compositie ‘Shine My Diamond Ring’ en het nummer komt op ritme op een manier die alleen maar doet denken aan JJ Cale. Maar in het daaropvolgende ‘Desiree’ brengt Rowe een machtig mooie soul-benadering ten gehore die zelfs aanzet om uit de stoel te komen om te gaan dansen. Bij ‘The Drive’ schotelt hij de luisteraar weer een erg mooie ballad voor met dameszang.

In ‘Spiritual Leather’ schuilt een gospelnummer in een akoestische setting die in de pianoballade ‘My Little Man’ nog verder uitgekleed wordt. Rowe is op Madman van alle markten thuis. Toch smeedt hij alles met zijn kenmerkende stemgeluid en benadering tot een innig geheel. Een album voor de jaarlijstjes en om heel lang en veel van te houden.

Boeken / Fictie

Zo kan zijn leven niet verder, zo is het onaf

recensie: Bregje Hofstede - De hemel boven Parijs

Vorig jaar ontving ze een aanmoedigingsbeurs van literair tijdschrift Hollands Maandblad, nu brengt Bregje Hofstede haar eerste roman, De hemel boven Parijs. Een doordacht en invoelend verhaal over de aantrekkingskracht van het verleden.

De eerste keer dat de Parijse hoogleraar kunstgeschiedenis Olivier Massarin de Nederlandse Sofie Schoonhoven ziet, is zij een silhouet in zijn collegezaal. Ze betovert hem gelijk: ‘Van tijd tot tijd vergat hij naar zichzelf te luisteren.’ In haar debuutroman De hemel boven Parijs volgt Bregje Hofstede (1988) de geschiedenis van deze betovering, en de ontwrichting die zij teweeg brengt in Oliviers leven.

Een collega, bevriend met Sofies moeder, vraagt Olivier het meisje onder zijn hoede te nemen en ervoor te zorgen dat haar tijd in de Franse hoofdstad aangenaam zal zijn. Al snel blijkt dat Fie, zoals ze zichzelf noemt, Olivier aan een oude geliefde doet denken, Mathilde. Vijfentwintig jaar geleden waren ze samen; inmiddels is hij zoveel vriendinnen verder aanbeland bij Sylvie. Naarmate hij meer herinneringen ophaalt aan Mathilde en meer tijd doorbrengt met Fie, komt zijn relatie met Sylvie onder druk te staan.

Inkleuren en uitvlakken

Fie is een magisch meisje. Niet alleen ziet Olivier, en met hem de lezer, haar in het begin als een ware geestesverschijning, lange tijd ontsnapt ze ook de roman. Wanneer ze met Olivier praat, is ze kortaf en terughoudend, gesloten. Maar de invloed die ze op Olivier uitoefent is enorm. Hij wordt door haar in onbalans gebracht; wanneer ze naar het arrondissement naast het zijne verhuist, ‘leek het of het noorden verplaatst was.’

In korte hoofdstukken vanuit Fies perspectief, die als koren in een Griekse tragedie het verdere verhaal ondersteunen, leren we langzaam meer over dit mysterieuze meisje. Zo komt ze steeds een beetje duidelijker in beeld, deze fee, deze engel. Hofstede kleurt haar langzaam maar zeker in.

Tegelijkertijd vlakt Olivier haar uit. Fie doet hem zo aan Mathilde denken, dat hij niet altijd meer de grenzen tussen de twee vrouwen helder ziet. Zijn gedachten beginnen van de een naar de ander te glijden. Hier toont Hofstede haar meesterschap: met deze betovering heeft ze De hemel boven Parijs strak gecomponeerd. Beelden, scènes en zelfs een enkel hoofdstuk worden gespiegeld of tegenover elkaar geplaatst. Dat lijkt zo simpel, maar vergt een niet geringe dosis zelfvertrouwen en kunde, waarover Hofstede zeker beschikt. Dat dit raamwerk soms door de tekst heen steekt, is een subtiele herinnering aan het feit dat De hemel boven Parijs een debuutroman is.

Verzonnen leven

‘Je kent me niet,’ bijt Sofie Olivier op een gegeven moment toe. ‘Alles wat jij over me weet, heb je zelf verzonnen.’ Wie is Sofie? Is zij het kind van Mathilde? En wie is haar vader? Haar wortels zijn in nevelen gehuld, waardoor Olivier de kans krijgt haar naar zijn wens in te vullen. Het klinkt allemaal erg traditioneel mannelijk.

Hofstede wekt echter de suggestie dat Oliviers leven al een lange tijd stilstaat. College geven kan hij ‘bijna zonder naar zijn tekst te kijken. De woorden waren inmiddels afgerond als kiezels; in zijn mond voelden ze even glad en bekend als zijn tanden.’ Deze bekendheid komt terug wanneer hij aan zijn knikkerbaan denkt:

Eindeloos had hij er dezelfde knikker ingegooid, eindeloos prrr prrr prrr tingtingting pok. Totdat het traject zo in zijn oren ingesleten was dat het hem panisch maakte als iemand halverwege de knikker stopte. Zo kon de tijd niet verder, zo was het onaf.

De hemel boven Parijs gaat dan ook over zo’n onaf leven. Niet alleen zijn knikkers stopten af en toe, ook Oliviers leven staat al geruime tijd stil. Sofie biedt hem de gelegenheid verder te gaan op het punt waar hij stil was komen te staan, een kans die hij na lang treuzelen aan het einde pakt. Eindelijk kan hij verder.

Muziek / Voorstelling

Laatste uitroepteken van de 19e eeuw

recensie: Arnold Schönberg (1874 – 1951): Gurre-Lieder

.

Middeleeuwen in Denemarken. Het kasteel Gurre, vlakbij de Sont die het eiland Sjælland scheidt van Zweden, is het decor van een clandestien liefdesnestje. Koning Waldemar bemint er zijn Tove, een droomvrouw, half mens half duif. Het lukt niet om een echte relatie met haar op te bouwen maar ze is zijn lust en zijn leven. Totdat de jaloerse koningin Helwig ingrijpt en het duifje laat vermoorden.

Een woudduif brengt het onheilsbericht aan de koning. Waldemar wordt waanzinnig van verdriet en de tragedie breidt zich uit over de hele regio: een heel leger van doden stijgt op uit het graf, een boer en een nar schreeuwen hun angsten uit, de natuur laat zich gelden in wilde stormen. Ten slotte gaat onverstoorbaar een verblindende zon op.

Door de schilderachtige entourage van het verhaal leent Gurre-Lieder zich goed voor een enscenering. Die is er nu honderd jaar later gekomen, onder leiding van Pierre Audi. Teruggrijpend op de destijds grote voorliefde voor sprookjesachtige, mysterieuze beelden, zoals ook te zien bij de Prerafaëlieten, in de Jugendstil en het Symbolisme, heeft Audi samen met Christof Hetzer (decor en kostuums) en Jean Kalman (licht) prachtig schouwspel neergezet. De regie sluit nauw aan bij de cantatevorm van het stuk, waarin solisten afwisselend hun partij zingen. De afstand tussen de verliefden, tussen droom en daad, de desintegratie van de kleine middeleeuwse samenleving na de moord zijn nu te zien. Ze volgen het cantatemodel van aparte, losstaande figuren die tegelijk op het toneel staan maar elkaar niet bereiken. Een boom met vallende blaadjes en een schitterende reuzenvis, zo weggelopen uit het Narrenschip van Jeroen Bosch, symboliseren verval, chaos en desintegratie. Voor het leger van dode soldaten laat Audi de drie mannenkoren plotseling, als uit hun graf gesprongen, het toneel opkomen. Ze bewegen vreemd houterig en doen denken aan de soldaten van Hagen uit Götterdämmerung. Er zijn meer verwijzingen naar Wagner. De poging tot vereniging van Waldemar en Tove loopt vooruit op de komst van haar dood en is een herneming van de Liebestod

Expressieve kracht
Dirigent Marc Albrecht haalt maximale helderheid uit de enorme partituur. Toch slagen de beide solisten er soms niet in om boven het orkest uit te komen. Emily Magee (Tove) moet met haar lyrische, lichte stem hard werken en zelfs de expressieve Burkhard Fritz (Waldemar) was hier en daar niet meer te horen. Alleen de Woudduif, een fantastische rol van Anna Larsson, houdt de rug recht in het orkestgeweld. Met overtuiging en dramatiek schildert ze het droevige einde en de wanhoop van de koning in haar weeklacht. De boer (Markus Marquardt) de nar Klaus (Wolfgang Ablinger-Sperrhacke) en niet de vergeten de spreekstem van Sunnyi Melles completeren met expressieve kracht dit bizarre muzikale tafereel. Een laatste, postromantisch uitroepteken van de 19e eeuw.

Film / Achtergrond
special: Les salauds

Smerige geheimen

Les salauds kun je met recht een film noir noemen. Donkere beelden en inktzwarte thema’s domineren deze raadselachtige thriller van Claire Denis.

David Lynch heeft er patent op, maar Denis kan er ook wat van. Een film maken die dreigend en spannend is, maar waar je tegelijkertijd je hersens op stuk kraakt. Ook Les salauds (De klootzakken) is zo’n puzzel. Denis husselt de chronologie van haar verhaal door elkaar, waardoor je je regelmatig afvraagt waar in het verhaal je je bevindt.

Hinderlijk is dit niet. Het draagt juist bij aan de duistere atmosfeer. Les salauds is een film over verstikkende familiebanden waarbij er vooral gezwegen wordt over belangrijke zaken. Een verschil met Lynch: na enig denkwerk valt er ondanks de schaarse informatie wel degelijk een logisch verhaal uit Les salauds te destilleren.

Wraakmissie 

~

Dat verhaal gaat over Marco en zijn zus Sandra. Wanneer haar man Jacques zelfmoord pleegt en haar dochter in verwarde toestand ’s nachts naakt van de straat wordt geplukt, schiet Marco te hulp. Sandra geeft de rijke investeerder Laporte de schuld van de vreselijke gebeurtenissen. Marco begint aan een wraakmissie. Hij betrekt een appartement in het gebouw van de veel jongere vrouw van Laporte en bouwt al snel een band op met de eenzame Raphaëlle en haar zoontje. De twee beginnen een relatie. Marco is dan nog niet op de hoogte van de smerige geheimen in zijn eigen familie.

Dreigingsniveau

Denis en haar vaste cameravrouw Agnes Godard dienen het verhaal op in ogenschijnlijk losse, zeer gestileerde scenes. Een naakte vrouw dolend door de straten, bebloede maiskolven op de vloer van een schuur, een autowrak achterop een vrachtwagen. De soundtrack van Denis’ huisband Tindersticks verhoogt het dreigingsniveau nog eens.

Les salauds zal niet iedere kijker bekoren. Het gebrek aan een eenduidig plot kan irriteren, net als de vele onsympathieke personages. Maar wie door die hermetische buitenkant heen breekt en zich overgeeft aan de sfeer, de stemmen en de gezichtsuitdrukkingen, beleeft een huiveringwekkende trip.

Boeken / Non-fictie

Weg Wijs als wegwijzer

recensie: Edward Slingerland - Proberen niet te proberen: Waarom alles beter gaat als je het niet te graag wilt

Daar lig je, te draaien, terwijl de uren van de nacht wegtikken en je vermoeidheid toeneemt. Toch val je niet in slaap. Slingerland legt in Proberen niet te proberen helder uit waarom dit soort dingen beter gaan wanneer je ze niet te graag wilt.

In Proberen niet te proberen wil Edward Slingerland, sinoloog en cognitief wetenschapper, de onmogelijke paradox van het niet-intentionele handelen vertalen naar onze moderne maatschappij. Die paradox bestaat kort gezegd uit het loslaten van al je intenties. Die maatschappij kenmerkt zich door de nadruk te leggen op prestaties en eigen succes: precies datgene wat een intentie verwacht. Tegelijkertijd is de maatschappij op zoek naar haar eigen identiteit en kent een steeds groter verlangen naar oprechtheid, authenticiteit en zelfvertrouwen.

Slingerland legt uit dat deze waarden ons in de genen gebakken zitten. We moeten kunnen aanvoelen of iemand ons voor de gek houdt of oprecht is. Vrijwel elke cultuur heeft hier haar gebruiken en rituelen voor, waarbij Slingerland in zijn boek inzoomt op de cultuur waar hij het meest thuis in is: de Chinese. Hij heeft zich de afgelopen decennia gespecialiseerd in het verbinden van zijn twee interessegebieden: de sinologie (de studie naar China en alle daaraan gerelateerde vakdomeinen) en de cognitieve wetenschap. Bij Slingerland is de aandacht tijdens zijn sinologische studie met name naar de filosofische stromingen uit het oude China gegaan, zoals het confucianisme en het taoïsme. Centraal in deze filosofieën staat het verkrijgen van innerlijke kracht (de De uit de Daodejing) en het je ontdoen van al je intenties, wat ‘wu-wei’ genoemd wordt.

Niets doen

Een van de belangrijkste begrippen uit met name het taoïsme is het wu wei. Letterlijk staat dit voor: wu (niet) en wei (doen): niet-doen. In het boek overigens wat ongelukkig fonetisch uitgelegd als ‘oe-wee’, terwijl we het zouden uitspreken als ‘woe-wee’. Dit wu wei roept de associatie op van niets doen, op je lauweren rusten. Dit is echter verkeerd. Niet-doen is wel degelijk een handelwijze, maar dan een handelwijze waarin je intenties tot een minimum (liefst zelfs afwezigheid) zijn beperkt. Alles wat je maar al te graag wilt, zo leren de taoïstische wijzen ons, is gedoemd te mislukken. De kunst is om te bereiken wat je wenst te bereiken zonder dit te graag te willen. Hier hebben de taoïsten hun ideeën over, die ruimschoots in dit boek aan bod komen. De grote taoïstische meesters Lao Zi en Zhuang Zi krijgen veel aandacht.

Het interessante aan dit boek is dat Slingerland onderzoekt hoe het denken van de oude meesters in onze huidige tijd past. Hij ontkomt er dan ook niet aan om meerdere smaken aan te bieden. Zo voert Slingerland de grote rivaal van de taoïsten, Confucius op. Waar Lao Zi radicaal tegen elke vorm van ritueel of scholastiek is, is Confucius een voorvechter voor ritueel en scholastiek. Deze vormende bezigheden kneden ons tot een oprecht en authentiek mens, zo dacht Confucius. Ook diens denken wordt uitgewerkt binnen onze huidige maatschappij en hieruit concludeert Slingerland dat alvorens men over kan gaan tot de vormen van ritueel en scholastiek, men daartoe bereid moet zijn.

Bij elke these en antithese hoort een synthese en die wordt in dit boek gevonden in de denker Meng Zi (Mencius). Mencius schrijft over de vier zaailingen die als metafoor gelden voor het goede leven en ons helpen met het verkrijgen van innerlijke kracht.

Brug naar het nu
Slingerland weet de eeuwenoude Chinese filosofie te staven aan hedendaagse ontdekkingen uit de neurowetenschappen. Zo weten we uit de perceptiepsychologie dat lastige taken, zoals het lokaliseren van een bepaalde vorm te midden van andere vormen, makkelijker gaat wanneer je ontspant. Lastige problemen laten zich vaak sneller oplossen wanneer je een tijdje iets anders gaat doen in plaats van te blijven nadenken over die ene mogelijke oplossing. Je onbewuste neemt dan als het ware het heft in handen. Ons onbewuste lijkt uiteindelijk beter in het oplossen van complexe problemen. Dat onbewuste denken is vaak irrationeel (je tijd verdoen door uit het raam naar buiten te staren en ogenschijnlijk onproductief te lijken), maar wanneer je de kunst verstaat je onbewuste de vrije loop te geven, stijgt je productiviteit. De moeilijkheid is natuurlijk dat wanneer je dit intentioneel gaat toepassen, het effect verdwijnt. Daarin ligt de moeilijkheid van het wu wei!

Met deze en andere voorbeelden legt Slingerland helder uit waarom puur rationeel handelen simpelweg tekortschiet in hoe we als mensen zijn. Tegelijkertijd uit hij zijn bezorgdheid over het feit dat dit rationele handelen gemeengoed is geworden vandaag de dag. Waarmee we verstrikt raken in intentioneel handelen, met alle gevolgen van dien.

Kunst / Expo binnenland

Met de dood voor ogen

recensie: Memento mori – Damien Hirst. In dialoog met Rodolphe Bresdin en Odilon Redon

Het is een vreemde gewaarwording: de kalmte die heerst in de ruimte waar Damien Hirst tentoongesteld wordt. Er is geen spektakel, geen drukte van kunstpubliek, geen ellebogenwerk om iets te kunnen zien. Hier hangt de serene rust die hoort bij de dood. Een stiltecentrum voor fijnproevers.

The Vincent Award Room, een wat weggestopt zaaltje op de begane grond van het Gemeentemuseum Den Haag, is tijdelijk omgetoverd tot kamer des doods. Met de kleine tentoonstelling Memento mori wordt hier op subtiele wijze getoond waar wij mensenkinderen het meest bevreesd voor zijn: het onafwendbare einde.

Foto: André van Dijk

Foto: André van Dijk

Dreigende zoektocht
Op het eerste gezicht is er weinig subtiliteit te bespeuren: de grote doodshoofden van Hirst overheersen de bescheiden ruimte, de glasheldere grijns op het diepe zwart doet de adem even stokken. De kleurige vlinders ertussen, als enorme opgeprikte verzamelmodellen, lijken op te stijgen in hun fragiele transparantie. Het contrast is pakkend, het is onmogelijk om niet te blijven kijken.

In het naastliggende deel van de ruimte is de maatvoering van geheel andere orde. Hier moeten we met de neus tegen het glas om de kleine grafiekwerkjes van Rodolphe Bresdin en Odilon Redon goed te kunnen bekijken. De negentiende-eeuwse manier om de dood te laten zien is een dreigende zoektocht in vergelijking met de spierballenkunst van Hirst. Dat zou een dialoog genoemd kunnen worden, maar het is vooral een totaal tegengestelde manier van verbeelden. En van verwerken.

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Metaforen
Het verloop in deze omgang met de dood begint bij de oudste van de drie kunstenaars. Bresdin (1822-1885) is nog verloren in het mysterie en laat op verhalende wijze zien hoe de dood een onverklaarbare aanwezigheid is: hij ligt op de loer en komt je halen als het eenmaal zover is. Zijn ets La mère et la mort (1861) is een aangrijpend voorbeeld waarop een moeder en kind geconfronteerd worden met het einde. In een overweldigende natuur zit de dood – in persona, inclusief zeis – druk gesticulerend de moeder te overtuigen van het onvermijdelijke. Het lijkt een haast alledaagse samenkomst waarbij het verdriet en de overgave van het gezicht van de moeder afstralen.

Odilon Redon (1840-1916) – leerling van Bresdin – slaat een nieuwe weg in. In zijn verbeelding is de dood een metaforische realiteit die op diverse manieren het levenseinde aankondigt. Redon is meer een vormgever dan een verteller: hij gebruikt sterke iconische composities om zijn boodschap over te brengen. De comic-achtige kwaliteit van de gemaskerde klokkenluider in Un masque sonne le glas funèbre (1882) is veelzeggend.

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Weldadige angst
Voor Damien Hirst, kind van zijn tijd, heeft de dood niets mysterieus en hoeft hij ook niet in metaforen verbeeld te worden. Met zijn grote fotogravures van geïsoleerde schedels laat hij de werkelijkheid in al haar naaktheid zien. Geheel in stijl met de oude vanitas-schilderijen is de confrontatie eenduidig: dit is letterlijk waar we heen gaan. De haarscherpe etstekening op het peilloze zwart geeft de Memento (Skull)- werken een intimiteit mee die beangstigend en weldadig tegelijk is. Opvallend is dat de afbeelding van de met edelstenen ingelegde schedel For the Love of God (2007) in deze tweedimensionale techniek veel oprechter binnenkomt: ontdaan van de glinsterende rijkdom en luxe is de betekenis vele malen sterker dan het door media en publiek overschreeuwde origineel.

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Het zijn de vlinders – Memento (Butterfly) – die de dood van Damien Hirst vervolmaken. De felgekleurde lichtheid vormt een uitzonderlijke verbinding met de omringende doodshoofden. Naast de doorlopende cyclus van het leven wordt onze vergankelijkheid hier uitgebeeld op een wijze die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Waar in vroeger tijden het begrip ‘Memento mori’ (‘Gedenk te sterven’) een calvinistisch dreigement inhield, is het de overwinning van de kunst die het vandaag tot een weliswaar onwenselijke maar draaglijke grootheid maakt.

8WEEKLY

Laagseizoen

Artikel: De Wereld van Willem

.

.Tja, wat moet je als kunstliefhebber in het culturele laagseizoen? Vroeger zou ik het niet geweten hebben, maar sinds een aantal jaren heb ik daar wel een antwoord op: lezen, luisteren, goed kijken en minstens één keer naar de Parade.
Het laatste werd uiteindelijk een paar keer, want ik móest en zóu ergens Barbaren van toneelgroep Oostpool zien: het leven van de familie Beuking uit Almere Muziekwijk. Een voorbeeldig white-trashgezin in de traditie van de oer-Hollandse kankeraar, fanatiek zappend langs alle foute TV-kanalen en commentaar leverend op zaken die ze niet zinnen. Op alles dus. Het levert een ongekende reeks gure verwensingen op. Racistisch, seksistisch, grof en rancuneus: in drie kwartier passeert in een moordend tempo het complete repertoire van scheldkanonnades. Na tien minuten weet je ’t wel en begin je stiekem naar het einde te verlangen, maar de kracht van de voorstelling is juist dat het almaar dóór blijft gaan. Regisseur Marcus Azzini heeft die ziekelijke herhaling van loze kreten heel goed begrepen: op zeker moment word je er doof voor. Niet voor niets hebben de spelers een hysterisch uiterlijk: geschminkt als clowns en gekleed in vloekende pakken. Fopfiguren zijn het eigenlijk en een beter beeld van die groep kun je niet geven, waarmee het eerder confronterend theater was dan een typische Paradevoorstelling op de zomeravond.

Voor het kijkgedeelte snel terug naar Rotterdam voor een rondleiding door Boijmans-baas Sjarel Ex langs de overzichtstentoonstelling van de Britse kunstenaar Paul Noble. Nobson heet het project waaraan Noble nu al bijna twintig jaar werkt: een serie enorme potloodtekeningen die de imaginaire, futuristische en surrealistische stad Nobson Newtown moeten voorstellen. Je weet niét wat je ziet! Tekeningen van dertig vierkante meter of zes meter hoogte met een enorme detaillering. Drieëntwintig stuks (twee waren niet te achterhalen) en voor de liefhebber betekent dat een zomer lang speuren naar alle grappen en grollen die er in het werk verscholen zitten. Liefhebbers van fantasiewerelden of het werk van Crumb (de undergroundtekenaar aan wie Noble schatplichtig is): allemaal naar Boijmans!
Luisteren dan. Een aantal jaren geleden was ik bijkans lyrisch over de vocale heavy metal-groep Van Canto: schitterende a capella-muziek door vijf zangers en een drummer die via slimme vocalen een complete hardrockband nabootsten, inclusief gierende gitaren. Ik vind hun eerste twee CD’s en het live-concert dat ik toen van ze zag nog steeds een hoogtepunt uit de moderne metalgeschiedenis. Maar kennelijk zijn ook vernieuwingen snel aan slijtage onderhevig. Hun derde CD was al een stuk minder, bij de vierde begon de verveling toe te slaan en met de nu verschenen nummer vijf – Dawn of the Brave – ben ik definitief genezen, dat wil zeggen mijn waardering voor Van Canto als creatieve, autonome groep. Eigen composities blijken hun zwakke punt te zijn en dat breekt de band op. Veel van hetzelfde en daar red je het niet mee. Maar als covergroep zijn ze wat mij betreft nog steeds buitengewoon te genieten. “The Final Countdown”, de eighties-hit van Europe, klinkt alsof die gisteren bedacht is en voor “Paranoid”, de hit van Black Sabbath, geldt hetzelfde.

Tenslotte lezen. De Waalse schrijfster Amélie Nothomb werd in 1967 in Japan geboren, waar haar vader de Belgische ambassadeur was. Ze bracht er haar jeugd door, trouwde bijna met een Japanner, maar ging in 1996 terug naar België. Twee jaar geleden besloot ze haar geboorteland nog éénmaal te bezoeken. Ze wist een filmteam van het Franse TV5 te interesseren en schreef een boek over die trip: Nostalgie van het geluk. Nou zou ik dat nooit gelezen hebben als die documentaire niet wat stof deed opwaaien. De beroemde schrijfster Nothomb raakt namelijk in elke scène in tranen en laat haar emoties de vrije loop. Ze rijdt rond langs de plekken van haar jeugd, ontmoet haar oude kinderjuf en zoekt haar ex-verloofde op. Terwijl de camera doordraait, houdt ze het almaar niet droog. Het aardige is: je hoeft er niet eens de documentaire voor te hebben gezien, want het boek volstaat. Een ego-document dat overloopt van emoties en toch redelijk nuchter overkomt. Hoe sterk wordt een mens gestuurd door zijn herinneringen? Een mooie vraag, al zeg ik het zelf.

Muziek / Album

Dé volgende stap

recensie: Weightless - Matt Andersen

.

Vorig jaar toerde Matt Andersen al door Nederland. Wie deze enorme Canadees toen aan het werk heeft gezien zal bij het horen van Weightless niet anders kunnen denken dan “een verdiende volgende stap!”.

Andersen’s nieuwste album is geproduceerd door Steve Berlin. Het geluid van het album klinkt heel volwassen en staat met beide benen in een goede rocktraditie met een tikje blues. De stem van Anderson en zijn enthousiaste gitaarspel zijn het handelsmerk.

Blues met rock
Andersen debuteerde in 2008 met Something in Between dat in kleine kring direct hoge ogen gooide. In de jaren die volgden sleepte hij in zijn carrière twee prijzen in de wacht: de European Blues Award in 2013 en hij won de Memphis International Blues Challenge in 2010.

Het album Weightless borduurt voort op de reeds opgebouwde discografie van deze muzikant. Het is zijn zevende studioalbum, waaronder ook een kerstplaat. Daarnaast is er nog een live-album beschikbaar. Maar deze plaat is wel in beleving en geluid een enorme stap voorwaarts. Daarmee moet de rest van zijn oeuvre niet met de nek aangekeken worden. Maar met dit album schaart Andersen zich ineens naast artiesten als Frankie Miller en Southside Johnny uit het midden van de jaren zeventig.

De bovenstaande vergelijking brengt onmiddellijk de vraag naar voren of Andersen gewapend met zijn stem vol met soul wel de zuivere blues speelt. Het antwoord is een duidelijk nee: met een stevige scheut rock naast country en folk is Weightless voor niet-bluesliefhebbers een goed verteerbaar album geworden. Natuurlijk verloochent Anderson zijn wortels niet maar de invloeden van de rock zijn een welkome aanvulling.

De zinnen laten bespelen
Andersen stond afgelopen jaar op menig Nederlands podium. Zo ook in Eindhoven bij Meneer Frits en hij maakte daar een verpletterende indruk. Andersen speelt net zo gemakkelijk up als down tempo. Zijn zang is expressief en met de soms enorme uithalen tipt hij hogere octaven aan. Als deze virtuoos de ballad opzoekt weet hij vaak de gevoelige snaar stevig te raken zoals in het mooie ‘So Easy’. Het absolute topnummer van dit album is ‘Let’s Go To Bed’. Dat is een liedje waarvoor de recensent best gewekt mag worden om vervolgens weer lekker onder de wol te kruipen met de liefde van zijn leven. Dat klinkt natuurlijk heel cliché, maar voor een keer mag dat best.

Andersen zet deze ballad heel gevoelig in om vervolgens in het tweede deel van de compositie alle registers open te trekken in de melodie en een tikje hoger te gaan spelen en zingen. Met prachtige uithalen komt uiteindelijk het mooiste in de stem van Andersen naar boven gekoppeld aan fijn gitaarwerk. Dus geen zoetsappige ballad maar één met stevige pit. Verrassend en heel fraai die het liedje naar eenzame hoogte doen spurten. Op Weightless staan veel uitstekende liedjes wat het album maakt tot een genot om regelmatig toe te vertrouwen aan de cd-speler en de oren te verwennen en de zinnen te laten bespelen.

Live in Nederland:

7 oktober de Schalm Westwoud

8 oktober North Sea Jazz Club Amsterdam

9 oktober Musemix Concerts Den Haag

10 oktober Muziekhuis Leiden

11 oktober Muziekpodium Bakkeveen

12 oktober De Oude Veiling Aalsmeer

13 oktober Vreewijk Cultuur Rotterdam

17 oktober Roepaen Ottersum

18 oktober Café de Amer Amen

Film / Films

Heroes in a half-assed film

recensie: Ninja Turtles

De nieuwste aanwinst van een franchise die vrijwel compleet draait om plezier zonder te veel diepgang heeft de intentie redelijk goed te pakken, maar schommelt ontzettend in de kwaliteit van de uitvoering.

Nieuwsverslaggeefster April O’Neil (Megan Fox; Transformers) is ambitieus om haar carrière een vooruit te helpen door haar toegewijde verslaggeving van de misdaadgolf van de zogeheten Foot Clan in New York. Bij toeval komt ze een groep helden tegen die samen de Foot Clan bestrijden. Het blijken vier gemuteerde ninja-schildpadden-tiener-broers te zijn. Vanaf dat moment hebben de schildpadden en O’Neil elkaar hard nodig, want inmiddels zijn ze op de radar van een gevaarlijke nieuwe vijand.

Problemen in beeld en script

~

Voor zij die nog nooit eerder hiervan gehoord hebben zal dit verhaal waarschijnlijk uitzonderlijk belachelijk overkomen. Teenage Mutant Ninja Turtles is sinds het stripbegin in 1984 een cultureel fenomeen geworden met een immer uitbreidende franchise. Na de redelijk ontvangen trilogie van live-action films (met de acteurs in rubberen pakken) is de serie nu aan de beurt voor een moderne versie met een flink budget en net zulke flinke CGI-effecten. De Turtles (Leonardo, Donatello, Michelangelo en Raphael; vernoemd naar kunstenaars uit de Renaissance) zijn tot leven gewekt middels motion capture-technieken, wat de film zeker ten goede komt. Het zorgt ervoor dat zowel alledaagse als buitengewone bewegingen vloeiender en geloofwaardiger op beeld komen, wat vooral bij de actiescènes een aanzienlijke verbetering is. Maar waar de CGI uitstekend is gebruikt en gemaakt, daar is het ontwerp van de computercreaties afstotelijk. De Turtles en hun meester Splinter (een rat die ze nun-jitsu en karate leert) zien er onaangenaam uit en zijn niet fijn om naar te kijken. Gelukkig is dit bij de Turtles minder erg dan bij Splinter (die een veel kleinere rol heeft), waardoor er uiteindelijk redelijk aan te wennen valt, maar het staat het genieten van de filmervaring in de weg.

~

Deze filmervaring wordt verder bemoeilijkt door het afgrijselijke script. Het verhaal rammelt aan alle kanten. Het weet de Turtles voldoende afzonderlijke persoonlijkheden te geven, maar laat die vervolgens opereren in een flinterdun plot waarvan te veel van de essentiële punten onlogisch, onjuist of onwaarschijnlijk zijn. De film neemt zichzelf redelijk serieus, maar bevat ook genoeg humor en populaire cultuur (het zijn tenslotte tienerschildpadden) om een gooi te doen naar de nostalgische gevoelens van echte fans en het geheel niet te zwaar te maken. Dit is een welkome aanpak, maar alle humor is ontzettend geforceerd. Michelangelo krijgt, als de clown van de vier, het leeuwendeel van deze soms pijnlijk ongrappige momentjes, waardoor hij al vrij snel op de zenuwen begint te werken.

Actie, humor en potentie
Toch is het geheel niet zonder potentie. De vijand Shredder heeft een belachelijk plan en een vrijwel onverklaarde achtergrond, maar hij brengt wel een zekere dreiging over en zijn actiescènes zien er geweldig uit. Zo af en toe komt er een scène voorbij die aantoont dat de film meer had kunnen zijn dan hij nu is, met de achtervolging van een besneeuwde berg als spannende actiescène met een vette knipoog en de liftscène als leuk gevonden, personagegebonden humor. Maar de rest van de film is niet veel meer dan elke andere moderne CGI-actiefilm, met veel te veel schuddende camerabeelden, een belachelijk verhaal en ontwerpen die op zijn zachtst gezegd niets bijzonders zijn. De Teenage Mutant Ninja Turtles zijn geen onderwerp voor hoogstaande cinema, maar deze film weet niet te bevatten wat ze wel zo razend populair maakt.