Muziek / Album

Opzienbarende terugkeer

recensie: Lamb - Backspace Unwind

Na een pauze van vijf jaar treedt Lamb met Backspace Unwind uit de schaduw, alsof ze nooit zijn weggeweest. Hevig steunend op de elektronica en nog een beetje op de trip-hop van jaren her.

Met het tweede nummer van het album, ‘We Fall In Love’, hoopt de band de fans van weleer wakker te schudden uit de slaap die ze waarschijnlijk hebben gepakt na de stilte van een half decennium. Dat ze dat zal lukken staat als een paal boven water. Wie de band gemist heeft, kan opgelucht ademhalen bij het horen van de introductie van het album.

Elektronica en akoestisch
Gelukkig voor de liefhebbers van vooruitstrevende muziek leeft Lamb niet geheel in het verleden. Met ‘As Satellites Go By’ treedt de band met beide voeten in het hier en nu, met een bijna akoestische benadering waarbij de elektronica naar de achtergrond is geduwd. In het laatste kwart van de compositie komt een tikje bombast de hoek om zeilen om vervolgens in een piano-/akoestische setting met violen het liedje te besluiten. Een wonderschone opmaat naar het titelnummer van het album.

‘Backspace Unwind’ grijpt net als de rest van het album terug naar de elektronica, maar verweeft deze met de akoestische werkwijze die al doorklonk in ‘As Satellites Go By’. Zo staat Lamb met één been in het verleden om vervolgens dit verleden te verweven met muziek van deze tijd. Het zal zowel oude als nieuwe fans kunnen behagen.

Fijne mengeling
Als meest aangename momenten van het album Backspace Unwind kunnen de songs gerekend worden waar de stevige hang naar elektronica even naar de achtergrond verschuift. Luister bijvoorbeeld naar het voorlaatste liedje ‘Doves & Ravens’, waarbij de zang van Lou Rhodes, enigszins vervormd, op een bedje van piano, strijkers en lichte synthesizerklanken lijkt te dansen. Het sterke laatste nummer ‘Only Our Skin’ zorgt voor een einde van de reeds geschetste sfeer.

Rhodes vormt nog altijd samen met Andy Barlow het duo Lamb. De tien liedjes van dit nieuwe album zijn allen van de hand van het tweetal en ademen een fijne mengeling van herkenning en nieuwe kennismaking. Lamb keert terug met een cd die zich kan meten met hun eerdere werk en zeker opzien zal baren in de kringen van liefhebbers. Of een nummer als ‘We Fall In Love’ ook sterk genoeg is om de hitparade te betreden, valt te betwijfelen. De concurrentie is daarvoor te groot.

Live in Nederland:
23 november, Doornroosje, Nijmegen
24 november, Schouwburg, Rotterdam
25 november, Oosterpoort, Groningen
27 november, Paradiso, Amsterdam

Muziek / Album

De zomer vasthouden

recensie: Sticky Fingers - Land Of Pleasure

Een jaar geleden debuteerde Sticky Fingers met het aanstekelijke Caress Your Soul. Wie dat album omarmde, zal in Land Of Pleasure een logisch vervolg vinden. Maar voor wie dat eerste album miste, is deze tweede een fijne instapper.

Sticky Fingers mixt een flinke dosis reggae met vrolijke popmuziek. De brede grijns van de persoon met kitten op de hoes van Land Of Pleasure staat model voor de vrolijkheid en de huiselijkheid die van dit tweede album afstraalt.

Aanstekelijk
Dat Sticky Fingers met hun mengeling aan stijlen de oversteek vanuit Australië weet te maken, is, gezien de aanstekelijkheid van hun muziek, niet echt verwonderlijk. Naast voornoemde stijlen valt er ook psychedelica te ontdekken. Het in de factsheet genoemde genre ‘Bourbon’ levert via Google geen bekend genre op. Laten we het maar houden op een vrijheid van de band die deze muzieksoort bedacht heeft.

Het een en ander staat garant voor een muziekstijl die niet in een spreekwoordelijk hokje is te rangschikken. De zon straalt van de liedjes van Sticky Fingers af en zal daardoor de herinnering aan de zomer in de komende herfst levend houden. Ze stonden al eerder op De Zwarte Cross en Welcome To The Village. Het is dan ook fijn dat de band in de komende weken opnieuw een bezoek brengt aan ons land.

Warmte vasthouden
Het meest opvallende lied van het album is ongetwijfeld ‘Gold Snafu’, terwijl het daarop volgende ‘Liqurolip Loaded Gun’ er haast niet voor onder doet. Maar het eerstgenoemde lied zou wel eens uit kunnen groeien tot een hit. ‘Velvet Skies’ combineert een fijn reggaeritme met een hoog gehalte aan meezingcapaciteit, en dat in een soort stadion-setting. De band Sticky Fingers zou dan ook op een fijn festival een mooi feestje kunnen bouwen.

Voor de komende maanden is de muziek van deze band vooral een bron van warmte om de zomer nog even lekker vast te houden en te genieten van de soms buitengewoon zonnige klanken van Land Of Pleasure. De band zal in oktober en november ons land aandoen voor een paar wervelende optredens. Wie de zomer dicht bij huis zoekt, weet bij deze genoeg.

Live in Nederland:
25 okt Let’s get Lost, Zwolle
28 okt EKKO, Utrecht
2 nov Tolhuistuin, Amsterdam

Boeken / Non-fictie

Europese tover

recensie: Curzio Malaparte (vert. Jan van der Haar) - Dagboek van een vreemdeling in Parijs

Curzio Malaparte, de Italiaans-Europese allesman, houdt na zijn terugkeer in Frankrijk een dagboek bij. Hierin beschrijft hij naoorlogs Europa.

 

Malaparte vatten in vijftig woorden mondt geheid uit in een simplificatie. Dat gezegd hebbende: Curzio Malaparte is het pseudoniem van Kurt Erich Suckert (1958-1957). Hij vocht in de Eerste Wereldoorlog, was oorlogsverslaggever, fascist, gevangene en balling, filmmaker, diplomaat, socialist, en vooral de schrijver van de volstrekt eigenaardige (oorlogs)boeken Kaputt (1944) en La pelle (1949, vertaald als De huid), en het putschhandboek Techniek van de staatsgreep (1932).

Na de oorlog
Zoals zijn geboortenaam verraadt was Malaparte ook half-Duits. Maar Frankrijk was zijn tweede vaderland. Zijn nu in de nooit genoeg geprezen Privédomein-reeks uitgegeven Dagboek van een vreemdeling in Parijs was dan ook geschreven half in het Frans, half in het Italiaans, en soms zelfs tegelijkertijd in beide talen (feiten afkomstig uit het informatierijke, mooi sec toelichtende nawoord van vertaler Jan van der Haar). Na veertien jaar afwezigheid keert Malaparte in 1947 terug in Frankrijk. Daar voelt hij zich vrijer dan in Italië, waar hij in de naoorlogse hetzes veelvuldig werd belasterd, aangeklaagd en weer vrijgesproken.

Bij aankomst is Malaparte vervuld van hoop op vernieuwing. Hij suggereert dat het beginnen van een dagboek altijd wijst op de gedachte aan een nieuw begin. Echter ook in naoorlogs Frankrijk heerst het rigoureus-moralistische denken in schema’s van goed en fout. Aangezien Malaparte Italiaans is, Duits ook nog, ooit sympathisant van het Italiaans fascisme, wordt hij door velen – waaronder Albert Camus, die hem in zijn gezicht dood wenst – simpelweg als fout weggezet, zonder, om maar wat te noemen, enige gedachte aan zijn gevangen- en ballingschap onder Mussolini.

Malaparte’s reactie:

Ik word gezien als een collaborateur, een vriend van de Duitsers, een harde fascist, een nazi. Het idee! Ik kan er alleen maar om lachen (…) Ik ben geen held en geen martelaar, ik doe niet aan politiek. Al mijn incarnaties zijn literaire incarnaties. Om literaire en niet-politieke redenen ben ik in de gevangenis gezet. Ze willen een politiek personage van mij maken, en natuurlijk strookt dat niet met mij, en de mensen snappen er niets meer van. (…) dat ik de hoogste minachting heb voor flutpolitici, van onverschillig welke partij, dat ik alleen geïnteresseerd ben in ideeën, literatuur, kunst.

Het is een vaker optredend mechanisme: mensen zien politiek in literatuur waar deze niet is, en zien soms enkel kunst of literatuur zonder de fundamentele politieke subversiviteit ervan op te merken.

Autobiografie plus fictionalisering
Zijn ‘dagboek’, dat de periode 1947-1949 omvat, bestaat overigens niet uit dagdagelijksheden of persoonlijke ontboezemingen. Het behelst juist een aaneenschakeling van episodes en zelfbeleefde, soms gefictionaliseerde verhalen. Inderdaad betekent dit – zo weet de ervaren Malapartelezer – dat dit dagboek niet wezenlijk verschilt van zijn andere, im Grunde ook autobiografische werk.

En ook hier schrijft Malaparte op zijn qua vorm en inhoud onvergelijkbare manier. In zijn perspectief op fenomenen van natuur tot theater, van Franse poëzie tot de kleine burgerij, incorporeert hij een goed deel van de Europese cultuur, inclusief een contact met de aarde waarmee hij verbinding houdt met iets van het religieuze en mythische. Hij vat dit in zijn zeer specifieke taal en kan zodoende de lezer een wereld voorzetten met een speciale luister. Kernachtiger gezegd: met een soort ‘Europeesheid’ in zijn blik ‘betovert’ hij de wereld, terwijl de wereld in dit dagboek de meeste tijd wel een wereld van alledag blijft, van kleine ontmoetingen, kleine gebeurtenissen, van gesprek en herinnering, van naoorlogse armoede ook.

Hij heeft ook enkele typische Kaputt-episodes ingevlochten. Bijvoorbeeld een verhaal over een jonge Malaparte en Mussolini’s stropdassen. En een eigen vermelding verdient ook het weergaloze ‘Grande Bellezza’-slotverhaal.

À la Malaparte
Nu moet ook gezegd worden dat zijn manier van kijken inhoudelijk ook dusdanig vreemd is – maar altijd mooi, altijd bekoorlijk – dat je soms moeite moet doen en met name al je intuïtieve krachten moet verzamelen om zijn gedachtegang te volgen. Sporadisch zit er onder zijn vloed aan Malaparte-achtige zinnen qua idee weinig bijzonders. Maar meestal blijken zijn punten heel subtiel, of juist van een soort Italiaanse robuuste vlezigheid. Zo slaakt hij veel krachtige oordelen over volkeren, met name over het Franse volk. Bijvoorbeeld in zijn gulle verzet tegen het idee dat de Franse soldaten lafaards waren:

Lees de Duitse oorlogsboeken: dan leer je dat de Franse soldaat kranig heeft gestreden. Op een ondoeltreffende manier, zonder eenheid, zonder intelligentie misschien (…) maar hij heeft kranig gestreden.

Iets verderop, met ironie: “Waarom maakt jullie minister van Propaganda geen bloemlezing uit Duitse oorlogsboeken?”

Het boek bulkt van dergelijke uitspraken en argumentaties, alsook van grote namen en pregnante episoden. Graag blaft Malaparte ’s nachts met de honden, hij houdt zich bezig met Chateaubriand en hoopt dat Europa – ‘het vaderland van de charme’ – het Griekenland kan zijn tegenover het Rome dat naoorlogs Amerika is (én: is dat gelukt?!). De slotsom: Dagboek van een vreemdeling in Parijs is een boek à la Malaparte.

Muziek / Concert

Gedoe met geluid mag de pret niet drukken

recensie: Atmosphere

Atmosphere staat al jaren voor kwaliteit, en dankzij zowel Southsiders als dit optreden in de Melkweg is dat dit jaar niet anders. Het duo presenteert een smakelijke cocktail van afwisselende nummers, en weet ondanks geluidsproblemen moeiteloos te overtuigen.

Het is nog niet eens acht uur en de zaal is nog gesloten, maar voor de Melkweg staat al een lange rij. Een man van begin veertig, met een pet op en een enigszins gehavend gezicht, baant zich een weg door de mensen. Iedereen krijgt persoonlijk een hand en een bedankje voor zijn of haar aanwezigheid. De man is Slug, de rappende helft van Atmosphere het hiphopduo uit Minneapolis dat al zo’n vijftien jaar een van de beste dingen is die het genre te bieden heeft. Ook de dit jaar uitgebrachte plaat, Southsiders, werd goed ontvangen. Er zijn dan ook heel wat hiphopliefhebbers uitgelopen om het tweetal live aan het werk te zien.
1280px-Flickr_-_moses_namkung_-_Atmosphe

IJzeren longen


Normaal gesproken worden dit soort hiphopconcerten in de Oude Zaal gehouden, maar ditmaal is de animo zelfs zo groot dat de ruimere zaal The Max opengesteld wordt. Geen gekke keuze, want de ruimte is opvallend goed gevuld.

Het is de taak van de onbekende rapper B. Dolan om al deze mensen op te warmen. En verrek: hij blijkt een gevalletje ijzeren longen te zijn die met zijn indrukwekkende rapkunsten, opzwepende beats en charismatische uitstraling zonder moeite het publiek verovert. Onder meer een uitstekend in elkaar stekende a capella over de overleden rapper Ol’ Dirty Bastard, en een niet geheel serieuze dance battle met iemand uit het publiek (die overigens indrukwekkende moves laat zien) zorgen ervoor dat zijn optreden beklijft. De zaal is er klaar voor.

Smakelijke cocktail


Vanaf het moment dat Slug en producer Ant van start gaan, is het duidelijk: dit gaat een goede avond worden. Slug profileert zich als ware showman in het energieke optreden. Hij is beweeglijk, heeft het zichtbaar naar zijn zin, en trekt het publiek mee met gebruikelijke trucjes als handen die de lucht in moeten en ‘call and response‘-spelletjes. Naast Ant staat een tweede DJ om de muzikale begeleiding te verzorgen, die ze deels ter plekke neerzetten. De producer treedt geen enkele keer op de voorgrond, maar aan zijn brede glimlach en de woorden die hij af en toe in zichzelf meerapt, is zijn enthousiasme probleemloos af te lezen.

Het mankement van de avond wordt ook al gauw duidelijk: of de muziek staat te hard, of Slugs raps moeten verder naar de voorgrond, maar het geluid is allesbehalve in balans. Het valt ook de geluidsman op, want bij enkele nummers verdrinken de eerste gerapte woorden volledig in de bassen en melodieën, waarna er duidelijk aan een knop gedraaid wordt. Gelukkig vermindert het probleem na een aantal nummers, maar bij de tracks met wat hardere bassen blijft Slug het gehele optreden moeilijk te verstaan.
140601_Atmosphere_PRESSPHOTO-656x507.jpg
Positieve

vibe


Een minpunt, maar bij lange na niet genoeg om de avond te vergallen. Wat wil je, als je kunt putten uit zo’n veelzijdig oeuvre? Atmosphere heeft er een lange carrière opzitten waarin de sound continu is doorontwikkeld, dus aan afwisseling en kwaliteit geen gebrek. De groep biedt vanavond dan ook een smakelijke cocktail waarin gloednieuwe nummers afgewisseld worden met oudere muziek, en zowel hits als wat onbekender werk aan bod komen. Zelfs ‘God’s Bathroom Floor’, een nummer uit 1995 jaren voordat de groep noemenswaardige bekendheid verwierf komt langs.

Dit is dan ook een concert voor de liefhebber. En aan liefhebbers geen gebrek: vol vuur worden de teksten meegerapt, en elke keer dat Slug erom vraagt gaan de handen, peace-tekens en vuisten zonder aarzeling de lucht in. Het is opvallend hoe Slug, die in zijn teksten regelmatig de melancholie aantikt (of er frontaal tegenaan beukt), live juist een positieve vibe neer wil zetten. Hij hamert er meermaals op dat we vooral van het leven moeten houden, is buitengewoon vrolijk en verandert subtiel woorden in de tekst om het allemaal wat minder serieus te maken.

Zo werkt Atmosphere overtuigend een meer dan anderhalf uur durende setlist af, met krakers als ‘Godlovesugly‘, ‘Guns and Cigarettes’ en ‘Puppets’. Het publiek heeft genoeg reden om te schreeuwen om een toegift, waardoor onder meer ‘Trying to Find a Balance’ en een toch wel knap uitgevoerde freestyle (waarin hij zich al rijmend in de dag vergist en zich zonder hapering verbetert) nog voorbijkomen. Dan is het toch echt gedaan met de pret. Het gedoe met geluid is tegen die tijd alweer vergeten; het gevoel van tevredenheid overheerst. 

Kunst / Expo binnenland

Terugblik op de jaren 60

recensie: When Elephants Come Marching in: Echo’s van de Sixties in de Kunst van Nu

De Appel Arts Centre staat in het teken van de high en low art van de jaren zestig: Conceptualisme en Psychedelia. Destijds vormden de twee een groot contrast, maar hoe manifesteren zij zich tegenwoordig?

Zaaloverzicht

Zaaloverzicht

De jaren zestig staan bekend als turbulent, met de vele protesten en het verlangen naar vrijheid. Twee belangrijke stromingen, Psychedelia en Conceptualisme, verbeelden op hun eigen manier ook de zoektocht naar vrijheid. Bij het Conceptualisme werd bewust afgeweken van de norm, door kunst te maken die om het idee ging en niet meer om de esthetische ervaring. Dit werd de elitaire kunst, waarbij het zuivere idee centraal stond. Psychedelia hield zich bezig met bewustzijnsverruiming. Deze kunst werd gemaakt met een vrije geest, vaak onder invloed van drugs, en werd als minder intellectueel gezien. Het verlangen naar de wilde vrijheid werd vroeger dus niet gecombineerd met het streven naar het zuivere idee. In When Elephants come marching in vervaagt deze scheidslijn en worden de twee kunststromingen juist samen gebracht, zelfstandig of met elkaar verweven. De erfenis van de jaren zestig is namelijk nog steeds aanwezig in de hedendaagse kunst.

Carl Michael von Hausswolff, Thinner and low frequency bar, 1998/2014

Carl Michael von Hausswolff, Thinner and low frequency bar, 1998/2014

Psychedelia en Conceptualisme

Een voorbeeld van een vereniging van de twee kunststromingen is de Thinner and low frequency bar van Carl Michael von Hausswolff.  In een metalen installatie in de vorm van een bar wordt de bezoeker thinner aangeboden, een verfverdunner die vaak wordt gebruikt als roesmiddel. Eenmaal aan de bar kan men een geluid horen dat volgens de kunstenaar een equivalent is van de roeservaring die het snuiven van thinner kan veroorzaken. Dit conceptuele werk biedt de mogelijkheid je geest te verruimen.

Roland Schimmel, Ambient Moment, 2014

Roland Schimmel, Ambient Moment, 2014

Roland Schimmel gebruikt invloeden van Psychedelia. Op een witte muur staan ijle halo’s oftewel nabeelden. Hierbij lijkt het alsof we eerst naar een fel gekleurd licht hebben gekeken en vervolgens naar een wit of zwarte achtergrond. Het oog ziet dan het complementaire tegendeel. Psychedelia ten top.

In het werk van Gerlach en Koop gaat het om de herinnering die is overgebleven van een tentoonstelling. De verbinding van de sculptuur met de locatie is hierbij belangrijk. De boorgaten dienen als weergave van de locatie. De sculptuur kan verplaatst worden, maar dan geeft een andere locatie ook een andere betekenis aan het werk.  Er ligt een stapel drukwerk op de vloer naast een wand met boorgaten. Een stapel drukwerk fungeert normaal gesproken ter promotie, maar hier niet. Het gaat er om dat men nu geen ‘souvenir’ mee neemt ter nagedachtenis van de tentoonstelling, maar een herinnering. Zodat verspreiding alleen mogelijk is via geheugen.

Gerlach en Koop, Execution, 2014

Gerlach en Koop, Execution, 2014

Erfenis van de sixties

In de tentoonstelling is de erfenis van de jaren zestig in de hedendaagse kunst goed te zien, maar geeft dit geen vertekend beeld? Tien van de veertien exposerende kunstenaars hebben namelijk in opdracht van deze tentoonstelling een werk gemaakt. Natuurlijk dienen verschillende stromingen ter inspiratie van de hedendaagse kunst, maar of het zo sterk is als in deze tentoonstelling wordt getoond valt te bezien. Het levert in ieder geval intrigerende kunst op en dat blijft uiteindelijk het belangrijkste. Het geeft ook een goede mogelijkheid om stil te staan bij de kunsthistorische fenomenen die het huidige beeld van de Sixties bepalen. De bezoeker kan dus even terug in de tijd met de kunst van nu.

Kunst / Achtergrond
special: Ria van Eyck - Een Oeuvre

Ria van Eyk – Een Oeuvre

.

Museum de Pont presenteert Ria van Eyk (1938, Venlo) in haar nieuwe tentoonstelling Een Oeuvre als een pionier van de textielkunst. Het is daarom opvallend dat er in de tentoonstelling geen textiel te zien is anders dan het linnen van de vertegenwoordigde schilderijen.

Ria van Eyk, IJslandboeken, 2004-2014, courtesy de kunstenaar

Ria van Eyk, IJslandboeken, 2004-2014, courtesy de kunstenaar

Naast een klein aantal schilderijen zijn er tekeningen en collages te zien. Uit de werken spreekt een grote interesse voor kleur, patroon en architectuur. Deze elementen weet Van Eyk effectief te combineren. Dit valt onder meer op in de collages waarmee de tentoonstelling opent.

Deze collages hebben veel weg van ‘moodboards’. Afbeeldingen met kleuren, patronen en architectuur vormen in de ogen van de toeschouwer een compleet beeld. De complete beelden zijn niet te bedenken zonder wandkleden en andere toepassingen van textiel.

Ria van Eyk, Mos impressie uit IJsland, 2002-2009, courtesy de kunstenaar

Ria van Eyk, Mos impressie uit IJsland, 2002-2009, courtesy de kunstenaar

Van stof tot autonoom werk


In Mos impressie uit IJsland (2002-2009) heeft Van Eyk een schets gemaakt van een stuk mos. Om de tekening heen zijn in vakjes alle tinten van het mos uiteen gezet. Het resultaat is een patroon dat naast een idee voor een wandkleed ook een autonoom werk is.

Hoewel de verschillende onderzoeken naar vorm, kleur, patroon en architectuur leuke beelden opleveren, is de tentoonstelling verre van compleet. Het sterrenhemeltapijt (1997-1998), waarvan de Pont benadrukt dat het een hoogtepunt is in het oeuvre van Van Eyk, is niet vertegenwoordigd. Het zelfde gaat op voor elk ander textielwerk van haar. Het is een gemiste kans; de tentoonstelling geeft nu een slordige kijk op Van Eyk’s oeuvre.

Film / Achtergrond
special: Camera Japan 2014

Gevallen steken

De negende editie van Camera Japan bewijst dat het festival belangrijke steken opraapt die distributeurs en grotere festivals tegenwoordig laten vallen. Enkele hoogtepunten (en een dieptepunt).

Scène uit <em>Kids Return: The Reunion</em>

Scène uit Kids Return: The Reunion

Om te beginnen een project dat het cinefiele hart sneller doet kloppen: Kids Return: The Reunion, een vervolg op Takeshi Kitano’s Kids Return (1995), geregisseerd door Kitano’s voormalige assistent Hiroshi Shimizu. Was de originele film op dat moment weinig experimenteel in verhouding met Kitano’s overige oeuvre, het vervolg is een nog veel traditioneler drama. Toch is de droogkomische ondertoon van het origineel bewaard gebleven, en zijn er momenten die door cameravoering en montage meer op de oude Kitano lijken dan op een mainstreamfilm. Shimizu’s film laat op deze manier zien wat er tien jaar later gebeurt met Shinji en Masaru, respectievelijk de aspirant-boxer en de aspirant-gangster uit Kids Return (nu gespeeld door andere acteurs). Het gaat ze nog steeds niet voor de wind, maar Shimizu is vooral geïnteresseerd in de manier ze elkaars leven beïnvloeden na de reünie. Het resultaat is een uitstekende film, en een feest voor fans van Kitano’s origineel.

Stuurloos vs. integer

Voor elke geslaagde film was er op het festival een mislukking te zien. Ayumi Sakamoto’s Forma was een stuurloos drama, dat met eindeloos lange ‘objectieve’ shots zonder close-ups à la Haneke de indruk probeerde te wekken van een diepgang die totaal afwezig was. Een FIPRESCI-jury die Forma in Berlijn met een prijs beloonde, zei iets over minimalisme en een eenvoudig verhaal, maar zweeg over de vreselijke pretenties van de film. Forma leunde bovendien op een narratieve truc, waarin een scène later in de film vanuit een ander perspectief wordt herhaald. Dit werd door sommige kijkers als baanbrekend gezien, maar voegde in werkelijkheid niets toe aan een volstrekt oppervlakkig drama.

Scène uit <em>The Apology King</em>

Scène uit The Apology King

Exact dezelfde tactiek werd bovendien effectiever en met meer flair gebruikt in een ogenschijnlijk ordinaire mainstreamfilm, The Apology King. In deze komedie, die in de Japanse bioscopen bijna 20 miljoen Euro opleverde, wordt een idee over een eenmansbedrijf dat is gespecialiseerd in het aanbieden van excuses, tot het hilarische uiterste doorgevoerd. De film lijkt soms op de hysterische farces die regelmatig in Japan worden geproduceerd (scenarist Kankuro Kudo heeft zelf een paar van zulke films geschreven), maar had een ongebruikelijke dosis narratieve integriteit, en de absurde plot wordt voor de verandering wèl gestuurd door een hoofdpersoon met een oprechte emotionele geschiedenis.

Paradox

Ryosuke Hashiguchi’s Zentai, waarschijnlijk de beste film van het festival, illustreerde ten slotte een interessante paradox. De titel verwijst naar het lichaamsbedekkende kunststofpak dat voor sommige mensen als fetisj geldt; in de film blijft het gebruik ervan beperkt tot een gezellig bezoek een karaokeclub. De film bestaat uit zes losstaande scènes waarin groepjes gewone mensen in een sociale situatie met elkaar praten, waarbij de stemming op zeker moment omslaat. Het heeft iets van de films van Ruben Östlund, maar dan aanzienlijk minder pessimistisch en veel informeler. Hashiguchi beschikt bovendien over een enorm reservoir aan nuances om het eenvoudige idee uit te werken: de dynamiek van groepsgesprekken, wisselende stemmingen en de manier waarop mensen overmand kunnen worden door melancholie worden niet vaak treffender in beeld gebracht. De film suggereert dat het dragen van het zentaipak de manier bij uitstek is om de minder gemakkelijke elementen van sociale interactie te omzeilen, maar, zoals een geweldig shot waarin een traan een masker doordringt laat zien, geen heil biedt voor de zwaarmoedigen.

Scène uit <em>Zentai</em>

Scène uit Zentai

De paradox is dus dat de film enerzijds over een bizar fenomeen gaat, wat voor sommige kijkers vooroordelen over Japan als het land van extremiteiten bevestigt, maar anderzijds over universele situaties en emoties. Die ook nog eens op de meest toegankelijk mogelijke manier worden overgebracht, waardoor Zentai dus voor een wereldwijd publiek geschikt zou moeten zijn.

Ryuosuke Hashiguchi’s tweede film Like Grains of Sand draaide in 1995 in de Nederlandse filmhuizen. Maar de tijd dat een filmmaker als deze hier een schijn van kans maakte op een première, is voorbij; zelfs het IFFR, dat hem ooit een prijs gaf, slaat zijn films tegenwoordig over. Camera Japan draaide vijf jaar geleden Hashiguchi’s meesterlijke All Around Us, en is een van de weinige plekken op de wereld waar Zentai te zien is geweest. Meer dan genoeg bewijs dat het festival gevallen steken opraapt en dus een steeds belangrijkere rol vervult in het bioscoopaanbod.

Lees ook:
Camera Japan 2008: Gevarieerd filmprogramma
Camera Japan 2009: Meer dan sushi en samurai
Camera Japan 2010: Veel Pleasure en een beetje Pain
Camera Japan 2011: Lofzang op de Japanse cultuur
Camera Japan 2011: Toen en nu
Camera Japan 2012: Podium voor auteurs

Kunst / Expo binnenland

De vrijheid van speelruimte

recensie: Piet Blom, Aldo van Eyck, Herman Herzberger e.a. - Structuralisme

In de slipstream van de naoorlogse wederopbouwarchitectuur ontstaat een bouwkundige stroming die een nieuwe menswaardige omgeving wil creëren. Herman Herzberger is de enige nog levende, en actieve, architect van dit Nederlands structuralisme. Hij toont zijn visie en werk in een buitengewone tentoonstelling in Het Nieuwe Instituut.

Terwijl de pers wordt toegesproken door een woordvoerder van Het Nieuwe Instituut scharrelt er een oud mannetje tussen de hoge wanden met tentoongestelde afbeeldingen. Hij zet een maquette recht, gaat met zijn mouw over een vitrine en komt dan schuchter aangelopen. Herman Herzberger (82) stelt zich voor en wil ons graag even ‘bijpraten’ over het structuralisme en zijn eigen aandeel daarin. Wat volgt is een enerverend architectuurcollege dat twee uur duurt.

Foto: Anika Schwarzlose

Foto: Anika Schwarzlose

Collectief en individu


Halverwege de vorige eeuw ontstond in de kring rond het architectuurtijdschrift Forum grote weerstand tegen de architectuur die tot dan toe de wederopbouw van Nederland kenmerkte. Functionalistisch en rationeel werd die genoemd: puur gericht op het zo snel en pragmatisch mogelijk mensen te huisvesten. Architecten als Aldo van Eyck, Piet Blom, Jaap Bakema en Herman Herzberger besloten het roer om te gooien en de mens centraal te zetten. Er moest een meer humane stedenbouw komen, een architectuur van ontmoeting en vervlechting waarin zowel het collectief als het individu zich kon ontplooien.

Het structuralisme, zoals de beweging pas later is gaan heten, wordt gekarakteriseerd door de ontwikkeling van geschakelde eenheden die, al dan niet op een raster geplaatst, een gestructureerde vrijheid vormen en oneindig gebruikt kunnen worden. Herzberger: “We maakten regels die niet beperkend maar juist bevrijdend werkten. Geen speelruimte waar alles kon maar wel een vrijheid van keuzemogelijkheden”.

Sociale ruimte


De tentoonstelling Structuralisme bestaat uit twee delen. Het gedeelte Een installatie in vier bedrijven is een verkenning van de historie én de actualiteit van het Nederlands structuralisme door Dirk van den Heuvel van het Jaap Bakema Study Centre/TU Delft. In een grote installatie wordt hier bijzonder archiefmateriaal getoond van Van Eyck (Burgerweeshuis Amsterdam), Piet Blom (Kubuswoningen Rotterdam) en maquettes van diverse andere projecten. De dynamische installatie wordt tevens gebruikt voor wekelijkse gesprekken tussen deskundigen en studenten over onderwerpen die verband houden met structuralisme.

Maquette Centraal Beheer Apeldoorn, 1972. Collectie Het Nieuwe Instituut

Maquette Centraal Beheer Apeldoorn, 1972. Collectie Het Nieuwe Instituut

Het grootste deel van de tentoonstelling, Ruimte maken, ruimte laten, is het domein van Herman Herzberger: hier is een wervelend overzicht van zijn jarenlange praktijk in een prachtige opstelling bijeengebracht. Er zijn veel maquettes en foto’s van projecten (zoals het Muziekcentrum Vredenburg Utrecht en Centraal Beheer Apeldoorn), een ongelooflijke hoeveelheid schetsen en verrassende afbeeldingen van zijn inspiratiebronnen.

Herzberger heeft ervoor gekozen geen beelden van opgeleverde projecten te laten zien. De nieuwe en onaangetaste bouwwerken worden voor hem pas levend als de mens er bezit van neemt en het eigen maakt. Dat onderscheidt hem van de andere structuralisten: Herzberger is niet zozeer met vorm bezig als wel met de ‘vervolmaking van de sociale ruimte’. Opvallend veel foto’s tonen mensen (bewoners, kantoorpersoneel, scholieren, kerkgangers, concertbezoekers) als intensieve gebruikers van de ruimte en de structuren die hen zijn toebedeeld.

Foto: Johannes Schwartz

Foto: Johannes Schwartz

Schetsboekjes


Terwijl de maestro ons door de tentoonstelling leidt, praat hij honderduit over de vele projecten, zowel over verloren prijsvragen als over de werkelijk gerealiseerde gebouwen. En altijd komt hij weer terug bij de mens als zijn einddoel, niet bij het effect van imponerende architectuur. Het gaat om de menselijke maat, het creëren van ontmoetingsplekken en grote uitzichten naar buiten. Mensen in een gebouwde omgeving met elkaar laten functioneren. “Kijk, als je een overhangende verdieping ontwerpt, ondersteund door pilaren, moet je altijd een grote voet onder aan die pilaar maken. Binnen de kortste keren gaan daar mensen op zitten, of kinderen spelen erop, of iemand gebruikt het om een plankje doormidden te zagen.”

Herman Herzberger is een zoekend ontwerper: hij knutselt en schetst en vindt zijn inspiratie in de meest onooglijke voorwerpen, vaak gevonden tijdens een spontane wandeling op straat. De tientallen schetsboekjes, met eigenhandig geplakte collages op het omslag, getuigen van een niet aflatende stroom aan nieuwe invallen en vastgelegde ervaringen.

Als de oude architect aan het einde van de rondleiding bij een tafel staat, pakt hij uit een doos een paar felgekleurde plastic frutsels, onbestemde voorwerpjes uit de verpakkingsindustrie. Hij legt ze voor zich op het tafelblad en begint geconcentreerd te puzzelen. “Hier zie je het, deze vormen kun je niet tekenen, ze bestaan gewoon in de wereld om je heen. Als ik ze in elkaar schuif, ontstaat er direct een interessante structuur. Zie je wel? Zo zou een plattegrond van een nieuwe woonwijk eruit kunnen zien”. Achter zijn rug is een imposant totaaloverzicht van zijn oeuvre te zien, maar de gedreven ontwerper werkt alweer aan een nieuw bouwplan.

Boeken / Fictie

Marnix Peeters, of het wachten op iets beters

recensie: Marnix Peeters - De tenondergang en ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis

Om maar met de deur in huis te vallen: De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis is niét goed. Het is vulgair, ongrappig en slechts heel sporadisch relevant. Het schrijfplezier spat als lichaamsvocht van de pagina’s, en daarmee is alles wel gezegd.

Je moet het hem wel nageven: drie forse boekwerken in drie jaar tijd. Marnix Peeters heeft op zijn berg in de Oostkantons, waar hij zich heeft teruggetrokken om in alle rust te schrijven, duidelijk de muze gevonden. Maar was debuut De dag dat we Andy zijn arm afzaagden veelbelovend, grappig, wreed en sensueel, dan is het enthousiasme bij De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis al flink getemperd. Omdat uit het boek blijkt dat de auteur dik 300 pagina’s lang bijzonder weinig te zeggen heeft.

Treurnis
Aan de setting (triestige gezinnen, verlopen hotels, sonzige cafés in stationsbuurten, pitabars, een druilerige hoofdstad…) ligt het alvast niet, net zo min als aan het uitgangspunt: we modderen allemaal maar wat aan in dit leven, omdat er nu eenmaal geen handleiding voor bestaat. Het probleem is dat Peeters zijn boek bevolkt met tientallen volstrekt onsympathieke en karikaturale personages: de werkschuwe, profiterende zwarte, de naïeve verloofde die niet doorheeft dat zijn aanstaande (bijna letterlijk) elke fluit die ze opmerkt af begint te zuigen, de droogstoppel van een vader die alleen maar met zijn hobo bezig is, de uitheemse zatlap, de zweterige, perverse kantooroverste die geilt op zijn jonge secretaresse. Enzovoort, enzovoort. Een stoet van stukgeslagen dromen en verdampte ambities die géén mededogen weet te wekken? Faut le faire.

Peeters’ bedoeling is duidelijk: op een absurde, burleske manier schetsen hoe zinloos dit leven is. Maar ten eerste: dat weten we al. En ten tweede: wie zich non-stop ergert aan al die ongeloofwaardige figuren, begint vooral de zinloosheid van het boek zelf te overpeinzen. Het duidelijkste voorbeeld is Frouke, de pijpgrage meid en verloofde van het titelpersonage. Op vakantie met de ouders en (aanstaande) verloofde? Dan pijpt ze bij de controle nog snel even de dienstdoende Marokkaan. Het Parthenon bezoeken? In het toeristentoilet het rokje omhoog voor een hitsige Amerikaan. En wat bijgevolg onvermijdelijk is: wanneer de verteller suggereert dat het huwelijk van Eddy en Frouke geen lang leven is beschoren, kan je exact voorspellen hoe dat zal komen. En inderdaad.

Daar gaan we weer
Pagina na pagina slaat de sperma je in het gezicht (ook bij de huwelijkscrisis uiteraard). Waardoor je onvermijdelijk de vraag begint te stellen of de schrijver geen probleem zou hebben? Want ook in Andy en het daaropvolgende Natte dozen was het een feest van opengesperde kutten en stevige toeters. Wellicht niet, wellicht schrijft hij er gewoon graag over, maar we kunnen alleen maar van harte hopen dat de auteur voor zijn vierde boek uit een ander vaatje gaat tappen. Want vermoeiend is het anders wel.

In een interview met een bekend weekblad heeft Peeters laten weten dat hij “verschrikkelijk graag schrijft”. Dat is zijn goed recht natuurlijk. Maar wanneer elke pagina schreeuwt ‘kijk eens hoe goed en graag ik schrijf’, dan heeft dat een averechts effect. Wanneer je nog maar eens aan een zin begint die meer dan één pagina in beslag neemt en je daarbij denkt ‘daar gaan we weer’, dan is de auteur er niet in geslaagd zichzelf ontzichtbaar te maken – waar hij overigens ook geen moeite voor doet, gezien hij regelmatig tussenkomt om commentaar te geven of de lezer te waarschuwen voor wat komt.

Te weinig
Heel af en toe slaat Peeters de bal wél raak, wanneer hij Eddy op zijn eenzame jongenskamer dromerig naar de treinen laat kijken, die in en uit het station van Eppegem denderen. Of wanneer hij in amper twee bladzijden de verveling en absurditeit van de werkende mens weet te schetsen:

[W]eer treuzelde er een chauffeur aan de stoplichten, dit keer aan de Budasteenweg, waardoor men weer zijn beurt miste, en het gesakker dat hierop weerklonk was de belangrijkste opwinding van de dag. Waarom sakkeren? Eigenlijk wilde men niet eens naar huis, laat staan snel. Enervering uit gewenning.

Dan denk je: was het maar meer van dattum geweest. Dergelijke rake observaties (zoals ook het einde van de pafferige kantooroverste écht goed is beschreven) doen je even opveren, waarna het al snel weer over “sperma recht in de openstaande muil” gaat.

Met De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis profileert Peeters zich als een auteur die niet zo grappig is als Brusselmans, niet zo melancholisch als Luc De Vos, niet zo relevant als Houellebecq en niet zo meesterlijk meanderend als Saramago. Maar misschien schrijf hij wel het liefst van allemaal. 

Theater / Voorstelling

Ten onder aan taboes

recensie: De Utrechtse Spelen - Phaedra

.

Het plot van Claus’ bewerking uit 1980 is niet wezenlijk anders dan in Seneca’s versie uit het jaar 54 na Christus van de mythe rond het Attische koningshuis. Phaedra (Wendell Jaspers) zit smachtend in haar kille paleis. Haar man Theseus (Hein van der Heijden) is afgedaald naar de onderwereld en de vraag is of hij ooit zal wederkeren. In de tussentijd heeft Phaedra een onbedwingbare passie ontwikkeld voor Theseus’ zoon Hippolytus (Jan-Paul Buijs). Hippolytus verlangt echter een zogenaamd puur leven, ver van de stad, ver van vleselijke lusten die de geest vertroebelen. Als Phaedra haar liefde verklaart wordt ze afgewezen, maar om gezichtsverlies te vermijden beschuldigt ze haar stiefzoon van aanranding.

Gelaagd totaaltheater
In de regie van Delpeut worden de kwaliteiten van Claus’ tekst optimaal benut: van een klassieke voordracht door voedster Oenone (Marlies Heuer) tot de welhaast beat poetry-achtige lyriek van Hippolytus en zijn kameraden (Daan van Bendegem en Cyriel Guds). Ook de decors van Roel van Berckelaer reflecteren deze contrasten, zo is het paleis van Phaedra weergegeven als een steriele slaapkamerkooi, terwijl Hippolytus jeugdig ronddraaft in zijn jachtgebied, een schilderatelier waarin de jager werkt aan een monsterlijk doek dat het midden houdt tussen grotschildering, abstract expressionisme en rorschachtest. Net als bij zijn andere voorstellingen (op Crave, een samenmerking met het Rosa Ensemble, na) heeft Delpeut zelf de muziek verzorgt, wat ditmaal resulteert in een gelaagde collage met tal van verschillende muzikale idiomen, soms naast en over elkaar, variërend van minimaal pianospel à la Thomas Newman en verre klanken van Nina Simone tot aan de hellejam Careful with that Axe, Eugene van Pink Floyd. Zonder al te zeer op de voorgrond te treden dragen de verschillende elementen bij aan een dramaturgisch coherente en dynamische ervaring.

~

Angst voor het oordeel
Phaedra is op het eerste gezicht minder beklemmend dan de kleinezaalstukken van Delpeut, ook al is zijn herkenbare visuele stijl, met daarin een grote rol voor lichtcontrasten, een poëtische abstractie en onderhuids gebruik van muziek, hier weer duidelijk aanwezig. Toch zijn eerdere Delpeutthema’s ook hier weer aanwezig, zij het wat minder direct. Alle gruwelen in het stuk komen immers voort uit de onuitspreekbaarheid van de verlangens van de personages en een gevoel van schaamte en vernedering, niet in de laatste plaats tegenover de anonieme massa die vanuit het donker het paleis in de gaten houdt. Niet de liefde, zoals Hippolytus beweert, maar het potentiële oordeel van het collectieve geweten dwingt de tragische titelheldin tot haar lasterpraktijken. Het begint al met de sardonische mantra ‘Phaedra, waar is je man?’ waarmee de stad de koningin geselt, een gesel die zij als geen ander voelt, gezien de smet die op haar en haar moeder, die de Minotaurus verwekte, rust. Anders dan bij Seneca is Phaedra hier niet enkel slachtoffer van haar eigen gebrek aan rationaliteit, maar net zozeer van een als rationeel vermomde bekrompen moraal.