Theater / Voorstelling

Hoe ga je met alle verleidingen om?

recensie: DEGASTEN - I like you a lot

Theatergroep DEGASTEN heeft een nieuwe productie uit de grond gestampt, na het zeer goede Stuck In The Middle With You. En wat voor een: van begin tot eind valt en knalt iedereen op het podium, met nauwelijks rustmomenten. Dansen, springen, schreeuwen, stampen. De voorstelling met zeer getalenteerde spelers prikkelt alle zintuigen en is voor meerdere interpretaties vatbaar.

Jong zijn en altijd doorgaan, hoe doe je dat? Wanneer een meisje zich afvraagt of ze nou te weinig slaapt of teveel heeft gedronken, weet je wel hoe laat het is. Ze knuffelt de wc-pot te pas en te onpas. Het devies luidt dan ook ‘EAT, SLEEP, RAVE, REPEAT’, want het leven dient geleefd te worden. Het is al direct duidelijk dat we hier te maken met een vrolijke groep jongeren die 24 hour party people vormen, oftewel: ‘party like there’s no tomorrow’. Het is drinken, feesten, dansen, kotsen, drinken, feesten, dansen en weer kotsen, want #YOLO. Theatergroep DEGASTEN presenteert zich dan ook met zeer intensief fysiek theater, bij voorkeur groepsgewijs. Ongeveer vijftien jongens en meisjes gaan tot het uiterste, met bezwete lijven glijden ze en rennen ze langs elkaar. Op de beat van de muziek (meestal house) bewegen ze zich voort, van voor naar achter en van links naar rechts. Af en toe valt er iemand af, want het dansen tot de zon opkomt kan nog wel eens zijn tol eisen. Er is niemand die er naar omkijkt. Er is geen tijd voor jammeren en zielig doen.

Of is het de schijn die bedriegt? Verschuilt iedereen zich achter dat eeuwige lachen en achter de donkere zonnebrillen? Zit er geen enorme leegte achter dat constante feesten? Misschien wel, maar er is geen tijd om daar over na te denken. Er moet gedanst worden, er moet worden gefeest. Nee zeggen is geen optie. Wat is de prijs van zoveel lol en vrijheid? Dat antwoord wordt niet afgewacht. De energie in de groep is manisch, de muziek werkt opzwepend, tot er even op adem gekomen moet worden. Even zitten op een van de vele stoelen, even stoom afblazen, even terugtrekken achter de glazen wand, dan gaat het circus weer door. Ze jutten elkaar op. Het werkt aanstekelijk en dat maakt het ook zo gevaarlijk. Die constante spanning is voelbaar. Telkens denk je: geef jezelf nou rust, morgen weer een dag, maar het ritme is te goed, de timing van de spelers is nagenoeg perfect, de overgave totaal. In elke beweging zit de lol van het maken, er wordt met veel plezier gespeeld. Het is loodzwaar, maar de impact is er dan ook naar.

Hoewel er nauwelijks gesproken wordt, gaat er naast het entertainende aspect ook een sterk geëngageerde boodschap van de voorstelling uit. Jong zijn kan immers ook een keerzijde hebben. DEGASTEN barst van het talent en er wordt kort maar zeer krachtig gespeeld. I Like You a Lot is een absolute aanrader voor wie jong talent wil zien en de confrontatie met zichzelf aan durft te gaan. 

Muziek / Achtergrond
special: Charl Delemarre - De bekentenis

Belofte voor de toekomst

Charl Delemarre debuteert met De bekentenis in zijn moedertaal. Na een periode waarin hij in het Engels zong, heeft hij met succes zijn ziel verpand aan het Nederlands. Een geslaagde ommezwaai in zijn carrière.

Delemarre nam De bekentenis vrijwel live in één dag op, samen met een sterke en bijzondere band. Bijzonder als je kijkt naar de instrumenten die ze spelen:  saxofoon, trompet, Flugelhorn, cello, contrabas, elektrische gitaar, slagwerk en piano. Daarbij laat hij in zijn intonatie invloeden horen van een van de grootste Nederlandse zangers: Ramses Shaffy. Ook inhoudelijk schuurt Delemarre met zijn liedjes af en toe stevig tegen Shaffy aan. Luister naar ‘Zonder Jou’. Maar nergens klinkt deze jonge singer-songwriter als een leerling van de meester en hij is dan ook vooral zichzelf.

De band bewijst zijn sterke kanten door volledig in dienst van het liedje en de zanger te staan en beiden te versterken en naar een flinke hoogte te spelen, zoals in het heftige ‘De Storm’. Dat Delemarre inmiddels is doorgedrongen tot de halve finale van De Grote Prijs van Nederland, is bij beluistering van deze EP geen wonder te noemen. De bekentenis doet reikhalzend uitzien naar een volledig album.

Live in Nederland:
18 oktober People’s Place, Amsterdam (halve finale De Grote Prijs van Nederland)
25 oktober Patronaat, Haarlem (voorprogramma Wouter Hamel)

Kunst / Expo binnenland

Ouderwetse cultuur in de toekomst

recensie: Nick van Woert - Hunky Dory Honky Tonk

.

Nick van Woert, <em>Zaaloverzicht</em>.

Nick van Woert, Zaaloverzicht.

Een grote zwarte cirkelvormige plaat onthult het thema van de tentoonstelling Hunky Dory Honky Tonk in de Grimm Gallery. Er zijn in zilver gegoten hamers en bijlen op bevestigd. Hoewel de meeste een strak design hebben, zien ze eruit als artefacten uit een ver verleden. De achtergrond lijkt geïnspireerd te zijn op minimalistische sculpturen uit de jaren zestig. Is die tijd al zo lang geleden dat het tot de archeologie gerekend kan worden?

Sneakers en kattenbakstenen


Nick van Woert heeft een achtergrond in de architectuur. Dit komt tot uiting in de manier waarop hij materialen benadert. De materialen die te vinden zijn in de tentoonstelling kenmerken deze eeuw. Van Woert schrijft deze af zodat de bezoeker er vervolgens, alsof het eeuwen later is, op kan reflecteren.

Nick van Woert, <em>Zaaloverzicht</em>.

Nick van Woert, Zaaloverzicht.

Dit gebeurt voor een groot deel door middel van vitrines. Deze langwerpige kasten van perspex zijn gevuld met nepgras, zwabbers, houten balken, feestneuzen, plastic substanties en veel meer. Hoewel de materialen tot afval gerekend kunnen worden, hebben ze potentie als toekomstig bouw- of decoratiemateriaal.

Architectuur aan de muur


Naast sculpturen zijn er ook schilderijen van Van Woert te zien. De werken zijn gevormd als golfplaat of dakbedekking en opgebouwd uit kattenbakstenen en plastic. In dit ruige materiaal is regelmatig ruimte gemaakt voor kleine objecten die de composities vormen. Deze objecten lijken elkaar vaak tegen te spreken. Zo is er in een van de werken zowel een smiley en een wiet button als een logo van de National Rifle Association te zien. Het is jammer dat juist deze materialen het hedendaagse van hun ondergrond moeten bevestigen, aangezien ze zelf niet als (bouw)materiaal gelden.

Nick van Woert, <em>Zaaloverzicht</em>.

Nick van Woert, Zaaloverzicht.

Nabije Toekomst


Tot slot is er ook een serie werken te zien in de vorm van grote stapels ‘stenen’ gemaakt uit stalen platen. In enkele van deze werken heeft één van de stenen een jasje, sjaal of ander attribuut aan. De stukken kleding veranderen de stenen in stereotype personen: de stoner, de hipster, et cetera. De kledingstukken, die evengoed in een van de vitrines hadden gepast, vormen zo een reeks van emoties die de bezoeker aan de stenen kan koppelen.

Als de stenen personages symbool staan voor de toekomstige ontwikkelingen in de architectuur, kan de mens rekenen op een belevingseconomie waar gebouwen worden gekoppeld aan emoties door middel van gebruiksobjecten. Het is pas in diezelfde toekomst dat duidelijk zal worden of Van Woert gelijk krijgt met zijn werk. Tot die tijd bieden de schilderijen en sculpturen veel stof tot nadenken.

Kom hier dat ik u kus, Griet op de Beeck
Boeken / Fictie

‘Soms ben ik het sterkste wijf ter wereld’

recensie: Griet Op de Beeck - Kom hier dat ik u kus
Kom hier dat ik u kus, Griet op de Beeck

.

Poëtisch

Op een of andere manier ontstaat de indruk dat Mona gemodelleerd is naar het beeld van Op de Beeck zelf, terwijl de schrijfster die autobiografische link stellig ontkent. Met oprechte kinderstem en Vlaamse tongval ondergaat Mona de rampspoed van het wegvallen van haar strenge moeder. De gevolgen van deze traumatische gebeurtenis worden daarna langzaam zichtbaar. Door de moeilijke omgang met haar onvoorspelbare stiefmoeder voelt ze zich verantwoordelijk voor haar jongere broertje en probeert ze controle te houden op haar steeds meer verdwijnende vader.

De levenswijsheid waarmee Op de Beeck de kleine Mona laat denken en spreken, is hier en daar wat geforceerd. Het volwassen geluid dat uit het jonge hoofd komt, is vervuld van de ernst van het leven maar heeft ook een haast poëtische bijklank: ‘Vandaag ruikt oma nog meer onlekker dan soms’ of  ‘Ik wil de nachtmerrie zo snel mogelijk vergeten. Maar sommige dromen plakken vast aan de binnenkant van je hoofd’.

Uitsmijter

In het tweede deel zien we Mona als beginnend dramaturg bij een veelbesproken theatergroep. Als ze Louis ontmoet, met wie ze een voorzichtige liefdesrelatie opbouwt, lijkt het echte leven te beginnen. Maar Mona blijkt niet bestand tegen de overheersende onzekerheid die zich heeft genesteld in haar genen. Innerlijk verzet ze zich tegen de wispelturige regisseur in het theater, tegen de onbeholpen klootzak die haar lief blijkt te zijn en tegen de muur van verkilling die haar stiefmoeder opwerpt. Haar handelen in de werkelijkheid is echter van een meegaandheid die halverwege deze roman enige irritatie opwekt.

Een ander detail van het boek versterkt dit gevoel. Mona kijkt in vogelperspectief naar haar ingewikkelde leven en beschrijft haar gedachten, confrontaties en kwesties met een doorlopende gelatenheid. En vervolgens besluit ze deze bespiegelingen met een uitsmijter die zo op een tegeltje aan de muur kan. ‘Een hart vergeet nooit, heb ik gedacht’ of ‘Zwijgen is ook voor iemand zorgen’ of ‘Soms hoeven mensen niet te antwoorden om te antwoorden op een vraag die geen vraag was’ en ‘Machteloosheid kan luid klinken’.

Harmonie

Het zijn vooral deze bemoedigingen die benadrukken dat Kom hier dat ik u kus als een monoloog in een rechte lijn van kind naar volwassenheid loopt. Er is weinig ontwikkeling in de personages en de focus blijft liggen op de totale onmacht van Mona om zich vrij te maken van het harmoniemodel dat haar als een harnas heeft ingesloten. Het kleine meisje groeit vanuit een verscheurd gezin op tot jonge vrouw met een dubbele levenshouding: ze weet hoe het moet maar het wil maar niet lukken.

In deel drie, Mona is inmiddels vijfendertig, verandert de situatie nagenoeg niet, tot de ziekte en de dood van haar vader enige beroering brengen in Mona’s bewustzijn: er komt wat meer afstand tot de familie en Louis wordt eindelijk de wacht aangezegd. Hoe je op middelbare leeftijd alsnog volwassen kunt worden.

Griet Op de Beeck schrijft een meeslepend portret van een getormenteerde vrouw. De minpuntjes in dit verder uitstekend geschreven boek zijn eerder een aansporing dan een afkeuring: het wachten is op de derde van deze veelbelovende schrijfster.

Boeken / Fictie

Hoe-boek voor de mens

recensie: Fredrik Backman (vert. Edith Sybesma) - Oma heeft me gestuurd om te zeggen dat het haar spijt

Met zijn debuutroman heeft Fredrik Backman al bewezen een meester te zijn in menselijkheid, sympathie, ruwe-bolster-blanke-pit en burenliefde. Met zijn tweede boek gaat hij daarin nog een stapje verder. En krijg je een verhaal dat je onmogelijk geen warm hart toedraagt.

 

Elsa is een zevenjarig meisje met maar een vriend: haar oma. Elsa is een beetje anders. Ze wordt ‘wijs voor haar leeftijd’ genoemd. Ze corrigeert de grammatica van de volwassenen om haar heen. Ze zoekt alles op in Wikipedia en weet daardoor meer dan goed is voor een zevenjarige. Haar grootste held is Harry Potter en ze loopt dan ook altijd in een Griffoendorsjaal rond. En ze houdt zich niet stil als ze gepest wordt, maar gaat de confrontatie aan. Haar oma was vroeger chirurg en vloog naar alle plekken op de wereld waar haar hulp maar nodig was. Ze redde vele mensen, maar ze heeft haar dochter, de moeder van Elsa, daarvoor in de steek moeten laten.

Logische rariteiten
Tot ze een nieuwe baan kreeg: het omaschap. Toen besloot ze de superheld van Elsa te worden en er altijd voor haar te zijn. En alles voor haar te doen. Zoals inbreken in de dierentuin om Elsa een nare dag te laten vergeten. Oma is een beetje eigenzinnig en behoorlijk gek. Wanneer ze sterft laat ze een avontuur achter: een speurtocht in hun flatgebouw, met brieven die Elsa moet bezorgen. Brieven waarin oma sorry zegt. En dan blijkt dat ze best heel veel vrienden heeft, veel goeds heeft gedaan, en dat deze mensen er ook zijn om Elsa te beschermen. 

Deze vrienden hebben allemaal wel ‘iets’, waardoor ze op het eerste gezicht niet de meest stabiele omgeving vormen voor een kind. De een is een controlfreak, de ander heeft smetvrees. De een is een hele grote hond, de ander een alcoholist. De een gebruikt scheldwoorden in elke zin, de ander bakt alleen maar koekjes. Maar nergens vrees je voor de veiligheid en geestelijke gezondheid van kleine Elsa. Backman zet zijn personages luchtig, eerlijk, boeiend en met humor neer. De personages, dialogen en gebeurtenissen zijn absurdistisch, maar je neemt het meteen aan voor waarheid. Je gelóóft in deze mensen. Die zogenaamde logica, samen met de luchtigheid en de vele grappige scenes, is al voldoende om Oma te bestempelen als een heel erg fijn boek. 

Raak geschoten
Maar wat écht indruk maakt is de menselijkheid waarmee Backman het verhaal vertelt. De tweeledigheid. De tinten grijs in plaats van zwart-wit. Alle personages hebben een rugzakje, maar hun verhalen hebben allemaal een plaats in dit boek, krijgen ruimte om ontwikkeld te worden. Sommige personages zul je in het begin niet mogen, maar aan het einde van het boek heb je begrip – en waarschijnlijk ook sympathie of medeleven – voor en met ze. Het maakt je weer even duidelijk dat er altijd meerdere kanten zijn. Het geeft je vertrouwen in de fundamentele goedheid van de mens. En om er nog even een cliché in te gooien: dat daden belangrijker zijn dan woorden. Backman heeft het met zijn tweede boek weer gepresteerd. Hij schreef een verhaal dat je écht laat voelen.

Theater / Voorstelling

Ademhalen komt later wel

recensie: NTGent en het Thalia Theater Hamburg - FRONT

De Belgische regisseur Luk Perceval geeft je geen seconde de tijd om te bedenken hoe en óf je de voorstelling FRONT wel weg kunt slikken. Terecht, want voelen hoe absurd en afschuwwekkend een oorlog is, is precies wat hij van ons wil. Perceval overspoelt met klank, beeld en woord. Tegelijkertijd is alles zo fragiel dat je je laat opzuigen in de perfectie. Het happen naar adem komt later: na 120 minuten en één minuut stilte, om precies te zijn.

Doordat Nederland neutraal bleef in de Eerste Wereldoorlog zijn er maar weinig verhalen hierover in ons geheugen vastgeklampt, in tegenstelling tot de herinneringen van de Vlamingen, die nog geen veertig kilometer van Gent in hun loopgraven lagen. Het is niet lang geleden dat er in diezelfde omgeving nog gifgasgranaten gevonden werden. Ook al is het voor ons minder herkenbaar, de taalstrijd die tijdens de oorlog een groot spel speelde gaat niet aan deze voorstelling voorbij. Percevel noemt het zelf een polyfonie. Het begrip uit de muziek komt in de voorstelling voornamelijk tot stand door middel van diverse stemmen in diverse talen (Brits, Duits, Vlaams en Frans) die samen het leed van mensen uitdrukken. Het verklaart niets en echt begrijpen wat er gebeurt is eigenlijk onmogelijk, maar het mag duidelijk zijn dat elk moment de hel los kan breken.

Perceval heeft bewust alle uiterlijke tekens die ook maar enigszins naar oorlog verwijzen weggelaten: ‘Enerzijds omdat ik het uiterst belachelijk vind wanneer acteurs voor soldaatje spelen, maar anderzijds ook omdat ik niet geloof dat imitatie bij het publiek tot identificatie leidt.’ Dit zien we ook terug in de vormgeving van de Duitse decorontwerpster Annette Kurz. Het ontwerp is intens en werkt ongelofelijk benauwend. Zij is zonder twijfel mede verantwoordelijk voor de schone stilte in de zaal.

Door merg en been
Kurz liet zich inspireren door de Titanic, die in 1912 zonk. Het schip is een symbool voor het toenmalige vertrouwen in technologie en de vooruitgang, ‘net zoals de geestdrift van de oorlog.’ Het metaal en staal uit het decor is veelvuldig gebruikt in de Eerste Wereldoorlog. In de voorstelling wordt dit materieel ingezet om indrukwekkende klanken te produceren. De acteurs gaan als krijgers tekeer tegen de platen en veroorzaken een enorm kabaal. Met elf man in totaal wordt er geschreeuwd, gelachen, gekotst, gefluisterd, gekust en gedanst, voorbij het moment dat je er zelf misselijk van wordt. De oorlog gaat door merg en been.

De enorme installatie krijgt een extra dimensie door de projectie van de videokunstenaar Philip Bussmann. In de Eerste Wereldoorlog hadden soldaten voor het eerst zelf een camera bij zich. De hoeveelheid privé-beeldmateriaal is hierdoor enorm en is in de voorstelling gebruikt om een gelaagd effect te creëren. Het beeld staat niet in dienst van de acteurs, maar de acteurs leveren een levensechte soundtrack bij het beeld.
FRONT is een adembenemende productie die hopelijk nog veel meer van de wereld gaat zien. In deze vorm mag Perceval zijn wens om zijn publiek deelgenoot te maken van dusdanig menselijk leed nog lang nastreven.

Boeken / Fictie

Moeilijk, moeilijk

recensie: Bernhard Schlink - De vrouw op de trap

.

Die vergelijking valt al snel nadelig uit. De ik-persoon uit De vrouw op de trap heeft, net als Bernhard Schlink zelf, rechten gestudeerd. Hij heeft zijn leven geleefd volgens het boekje – succesvol studeren, goede baan, vrouw en kinderen – op een ding na: zijn liefde voor Irene, de vrouw van zijn cliënt Grundlach. Irene echter, gaat ervandoor met de beroemde schilder Schwind, die haar naakt op een trap portretteert wanneer zij nog samen is met Grundlach. Dat leidt tot een zeer vreemde liefdesgeschiedenis. Irene wordt tijdens het schilderen verliefd op Schwind en ze gaat er met hem vandoor, waarop Grundlach, met het EQ van een verliefde puber, het achtergebleven schilderij telkens weer expres beschadigt. Hij geeft Schwind daar de schuld van, zodat die het telkens weer moet repareren. Daarop benadert Irene de advocaat, die al snel verzeild raakt in de strijd om het schilderij en net als iedereen smoorverliefd wordt op Irene, maar zij gebruikt hem om er zelf met het schilderij vandoor te gaan.

Als honden naar een bot 
Deze eerste helft van het boek doet overhaast aan, is ongestructureerd verteld, en dient slechts als een opzet voor de hoofdmoot van de vertelling in de tweede helft. 

Irene, inmiddels al jaren geleden naar Australië verhuisd, wil nog eenmaal al haar mannen bij elkaar zien. Daarom biedt zij het inmiddels beroemde schilderij aan bij een nationaal museum. Alle drie haar mannen merken onmiddellijk dat het verdwenen schilderij weer opduikt en ze komen als brave honden naar het afgelegen eilandje voor de Australische kust, waar zij al die tijd als kluizenaar heeft geleefd.

Schwind en Grundlach hebben vooral aandacht voor het schilderij en de vraag waarom zij Irene niet wisten te behouden. De advocaat daarentegen, wiens vrouw een aantal jaren terug is verongelukt, is de enige met aandacht voor Irene zelf. Hij probeert haar gedurende de korte periode die ze samen kunnen doorbrengen opnieuw te doorgronden. In deze tweede helft van het boek is Schlink op zijn best, met een mooie, ingetogen vertelstijl en het portretteren van twee van elkaar vervreemde mensen.

De vrouw
Die vertelstijl  is wat de roman uiteindelijk tot aardig leesvoer maakt, want van de plot moet De vrouw op de trap het niet hebben. Schlink diept Irenes karakter slechts weinig uit; met name haar zelfzuchtigheid blijft overeind in haar eendimensionale karakter. Dat maakt het moeilijk te verkroppen dat iedereen aan haar voeten ligt. Bovendien ligt het volledig buiten het karakter van advocaat dat hij Irene helpt met het stelen van het schilderij en getuigt het van een ongelooflijke naïviteit als hij denkt dat Irene er daarna met hem vandoor zal gaan. Zelfs blinde liefde maakt die keuze onwaarschijnlijk. Dat Schlink daarbij Irene na haar verhuizing naar Australië als achternaam ‘Adler’ meegeeft, zoals de vrouw uit de verhalen over Sherlock Holmes, getuigt van een hoogmoed die niet gerechtvaardigd is.

Alles is moeilijk en vergezocht in deze roman: de vreemde vierhoeks-verhouding van de betrokken personen, de stugheid van Irene, het geforceerde weerzien na al die jaren. Schlink bezit niet voldoende vertelkunst om alle clichés aaneen te smeden tot een geloofwaardig geheel.

Theater / Voorstelling

Ongenuanceerde kleurplaat van een muzikaal feest

recensie: De Hollanders en Spinvis - De laatsten

~

Zoals de titel van de voorstelling praktisch al aangeeft, presenteert De Laatsten dé laatsten, de vijf laatst overgebleven mensen die elkaar tegen komen na een verlaten feest. De titel doet vermoeden dat er misschien ook wel één laatste zal zijn; een individu dat uiteindelijk op zichzelf aangewezen is. Gedurende de voorstelling zijn de individuen echter wanhopig op zoek naar een samensmelting, naar een ander om zichzelf aan vast te klampen.

Het nieuwe gezelschap de Hollanders bestaat uit een club kersverse acteurs van de Toneelschool Amsterdam en krijgt – voor zo’n gloednieuw theatergezelschap zonder geld en roem – verrassend veel input en medewerking van hun omgeving. Je mag best stellen dat hun concept er vandaag de dag nog steeds uitspringt. Dat concept luidt ongeveer als volgt: ga in gesprek met topauteurs, want die hebben we in Nederland volop. Vanuit dit gesprek ontstaat een tekst uit gezamenlijke inspiratie. Prachtig woord, maar het hangt tegelijkertijd aan een gevaarlijke zijden draad. Gezamenlijke inspiratie kan ook vertaald worden naar té veel inspiratie. Ondanks de enorme muzikale kwaliteiten van iedere acteur op de speelvloer (en vast en zeker ook daarbuiten), heeft dit te veel aan inspiratie geleid tot een overvloed aan prikkels. Een aantal elementen leidde af van dat wat de voorstelling draagt; de o zo geestige, scherp geschreven toneeltekst met de luchtige, maar prachtig en subtiele composities van Spinvis (Erik de Jong).

Het startsein wordt in het donker gegeven. We horen twee stemmen die elkaar verhalen vertellen en alvorens met elkaar in discussie gaan. De twee stemmen zijn ook de eersten die een gezicht krijgen. Twee spots faden langzaam in en lichten Imke Smit en Thijs Prein uit. Een man en een vrouw, die, uit de tekst te concluderen, behoren tot een groep van vijf vrienden (naast Smit en Prein ook Simone van Bennekom, Thomas Höppener, Eva van Manen). Het is donker, nacht en regenachtig. Er heerst een gevoel van wel wíllen vertrekken, maar niet die eerste stap kunnen zetten door een gebrek aan informatie, het kleine beetje informatie dat toch altijd wel nodig is om richting een onbekend terrein te benen.

~

Overdaad
Voordat zij in een gat zullen verdwijnen zingen zij zichzelf naar dat wat nu eigenlijk nog relevant is. Zij zoeken naar ‘wat na duizenden jaren beschaving werkelijk nog van waarde is’, een zoektocht die in vorm neigt naar Becketts klassieker Wachten op Godot. Om die tijd te doden zingen ze verbluffende composities weg. Stuk voor stuk hebben zij de toeschouwer in hun broekzak, tot bravo’s aan toe. De muzikaliteit is dusdanig hoog dat de slechte timing in spel her en der wordt vergeven. Wat dat betreft nog een klein vraagteken naar de regie van Gerardjan Rijnders, want over het algemeen is dit toch wel een kleine ergernis gedurende de middag: door de overdaad en kwaliteit krijgt (bijna) geen enkel ‘goed’ de volle aandacht die het wel degelijk verdient.

Het geheel is vormgegeven met specifieke lichtbundels en diverse kleuren, een disco op zijn einde, waar een zwarte leegte tegenover staat. Het licht hakt spanningsbogen doormidden. Jammer, want los van elkaar zijn de beelden net een kleurplaat, vijf silhouetten die hier en daar nog een beetje bijgekleurd hadden kunnen worden.

Boeken / Fictie

Vroege feminist in dromerig Amsterdam

recensie: Jessie Burton - Het huis aan de gouden bocht

.

Poppenhuizen waren populair onder de rijken in de 17e eeuw, niet alleen omdat vrouwen met de huizen konden leren hoe zij een goed huishouden moesten leiden, maar vooral als statussymbool. Op een van deze huizen baseerde Jessie Burton haar debuutroman: dat van Petronella Oortman, een van de pronkstukken van het Rijksmuseum en een exacte replica van het huis van de echte ‘Nella’. Die spendeerde negentien jaar om het huis in te richten met dure pronkstukjes van overal ter wereld. De 32-jarige Burton koos er echter voor het verhaal wat te versnellen. Zij omschreef haar boek zelf als ‘feministische Gouden Eeuw-fictie’.

Assepoesters en boze stiefmoeders
Zoals menig 18-jarige droomt Nella van de ware liefde wanneer ze wordt uitgehuwelijkt aan een koopman van twee keer haar leeftijd, maar daarin wordt ze al snel teleurgesteld. Hoewel Johannes het prima vindt om handenvol geld aan haar te spenderen en haar onder andere het monstrueuze poppenhuis cadeau doet, laat hij haar in emotioneel opzicht in de steek. Hij deelt het huwelijksbed niet – vanwege voorkeuren die al snel duidelijk worden – en lijkt verder ook zijn best te doen zo min mogelijk woorden met zijn jonge bruid te wisselen.

De andere leden van het huis zijn ook al weinig toeschietelijk; de twee bedienden, Cordelia en de negroïde Otto, zijn vriendelijk genoeg, maar ze houden zich vooral bezig met poetsen en opruimen en heel weinig met hun nieuwe vrouw des huizes. Nella is dat dan ook alleen maar in naam. In werkelijkheid is het Maren, Johannes’ ongehuwde, stugge zuster, die de scepter zwaait. Aangezien Johannes veel op pad is, leidt Marens onvriendelijke houding er al snel toe dat Nella vereenzaamt. Zij zoekt verdrietig haar toevlucht tot het poppenhuis, waarvoor ze bij een miniatuurmaakster diverse ontwerpen bestelt. Tot haar verbazing stuurt zij inwoners voor het huis die laten zien dat ze veel meer over het huishouden weet dan Nella haar heeft verteld.

Amsterdam ademt
De Britse Burton slaagt er uitstekend in het zeventiende-eeuwse Amsterdam neer te zetten, ondanks dat ze maar tien dagen in de stad verbleef. De kennis die ze opdeed, vulde ze aan met een bibliografie ‘zo lang als haar arm’. Zo goed als ze is in het neerzetten van die achtergrond, zozeer laten haar personages nog te wensen over. De hoofdfiguren blijven eendimensionaal en weinig sympathiek; van Johannes – die steeds weer het huis uitvlucht – tot Maren die het gehele huishouden alle pleziertjes ontzegt, tot Nella die onmachtig toenadering probeert te zoeken tot haar huisgenoten. De feministische noot is dat Nella na verloop van tijd in haar eentje op pad gaat Amsterdam in, op zoek naar de mysterieuze miniaturist, een verhaallijn die buitengewoon onbevredigend wordt afgerond. Daarbij probeert Burton wat al teveel controversiële onderwerpen te tackelen in haar 368 pagina’s.  Deze zijn met homoseksualiteit, feminisme en racisme snel gevuld, en dat alleen bij de gratie van de buitengewoon accepterende houding van haar hoofdrolspelers.

Na een hele serie interviews en optredens, is ondertussen de grootste hype overgetrokken en is Burton alweer met haar volgende roman bezig, over de Spaanse burgeroorlog in de jaren dertig van de vorige eeuw. Wanneer ze haar talent voor sfeerbeschrijvingen vasthoudt en als haar karakterontwikkeling verder rijpt, heeft ze een mooie en lange carrière voor zich.

Film / Films

Het kopieerapparaat van Johannes Vermeer

recensie: Tim's Vermeer

Een nogal excentrieke Texaanse uitvinder stort zich, niet gehinderd door het gebrek aan enige kunsthistorische kennis, op het werk van ‘onze’ Johannes Vermeer. Dit levert een zeer vermakelijke documentaire op.

Texaan Tim Jenison is uitvinder én miljonair. Dat laatste stelt hem in staat om bijna een jaar vrij te nemen om zelf een ‘Vermeer’ te schilderen.

Tim’s Vermeer is een documentaire gemaakt door het Amerikaanse goochelduo Penn & Teller. De twee staan normaliter in Las Vegas voor volle zalen. Maar zoals de luidruchtige Penn Jilette aangeeft, worden ze daar wel eens gek van alle oppervlakkigheid. Wanneer Tim Jenison, een vriend van Penn, besluit zijn fascinatie voor de schilderijen van Vermeer uit te diepen, volgen de twee goochelaars de uitvinder. Met Penn als goedlachse verteller en de altijd zwijgende Teller achter de camera.

Technische hulpmiddelen

~

Het levert een fascinerend verhaal op. Jenison probeert het geheim achter de fotorealistische schildertechniek van Vermeer te ontrafelen. Hij gaat naar Delft, waar Vermeer werd geboren en werkte. Daarnaast bezoekt hij schilder David Hockney en architectuurprofessor Philip Steadman in Engeland. Deze twee zijn ervan overtuigd dat Vermeer technische hulpmiddelen gebruikte om de realiteit zo levensecht mogelijk te kopiëren.

Jenison ontwikkelt vervolgens een opstelling met een camera obscura, lenzen en een spiegel waarmee hij in staat is de werkelijkheid letterlijk in verf te vangen. In Amerika bouwt hij het atelier van Vermeer exact na. Hij stelt daarin de voorwerpen op die ook voorkomen op zijn favoriete Vermeer-schilderij ‘De Muziekles’ en hij begint te schilderen.

Monnikenwerk

~

Let wel: zonder enige schildersopleiding of kunsthistorische kennis kopieert hij door middel van lenzen en spiegels de opstelling in het atelier. Na ruim 200 dagen monnikenwerk staat er vervolgens een replica op de ezel die voor de leek nauwelijks van een echte Vermeer is te onderscheiden. Zelfs Hockney en Steadman zijn overtuigd: zo moet Vermeer het hebben gedaan.

Of dat iets afdoet aan het werk van de schilder is de vraag. Jenison meent van niet. Of de uitvinder nu zelf een kunstenaar is, is een volgende vraag. Tim’s Vermeer laat een hogere vorm van Malen nach Zahlen zien. Maar het experiment is zeer amusant, net als de hoofdrolspelers die met een droogkomische nuchterheid door de wereld van de hogere kunsten banjeren. Een echte aanrader!