Theater / Achtergrond
special: Tractor Girl (2)

All is well: Zuidpool bereikt

.

‘Als je een tractor in de sneeuw ziet denk je: wat is dat nu? Daar zit een verhaal achter, dat kan niet anders’ zegt ze. Het maakte de voorbereidingen voor deze laatste etappe extra intensief en onzeker.

‘Dit laatste stuk was echt het allermoeilijkst’, zegt ze. ‘Mijn reis was al een mooi verhaal geworden op Kaap de Goede Hoop, maar toch ben ik de jaren daarna blijven denken: het mag niet op deze manier aflopen, het moet gewoon een goed einde krijgen. Want al kon ik geen sponsors vinden, ik kan wel mooie verhalen vertellen. Ik had al een low-budgetversie bedacht, namelijk dat ik met een rugzakje met al die dromen erin met een ijsbreker mee zou liften en zo alsnog in de sneeuw terecht zou komen. Dat zou toch op z’n minst moeten lukken? Pas nadat ik het idee opgaf om mijn oude trekkertje mee te nemen en een laatste keer de moed verzamelde om een sponsor te benaderen, kwam het allemaal goed. Zelf had ik wel nog graag een tractor zonder cabine gehad, maar gezien de kou was het zo ook prima.’

~

Wereldnieuws
Het lijkt alsof Manon de regie van deze laatste etappe enigszins los heeft moeten laten. Een groter contrast met het begin van haar reis is bijna niet mogelijk: van trekkermeisje in idyllische duinpan naar Tractor Girl op een groots uitgelicht wereldtoneel. De succesvolle afloop van dit verhaal wordt onder andere belicht door BBC World News. Manon zegt: ‘Volgens mij wordt BBC World ook goed gevolgd in bijvoorbeeld Afrika en stiekem hoop ik dat de mensen in alle landen waar ik ben geweest zullen horen dat het me nu eindelijk gelukt is. Dat lijkt me ontzettend leuk.’
Er is nog steeds ruimte voor de kleine details die deze reis zo bijzonder maken. Onderweg zijn, behalve de vele dromen van toeschouwers, ook restjes wol verzameld. Daarvan is een das gemaakt. ‘Mijn moeder heeft hem afgebreid’. De sneeuwpop zal misschien met de kettingzaag gemaakt moeten worden, maar ze krijgt zoals beloofd de kleuren van de wereld om haar nek en de dromen van de wereld in haar buik.

Manon heeft alweer nieuwe plannen. Er zijn genoeg avonturen beleefd en verhalen verzameld voor een boek of een film. ‘Zeker nu ik weet dat het goed afloopt, heb ik heel veel zin om dit verhaal te blijven vertellen. Het is zo inspirerend, het gaat toch steeds weer over dromen en doen, over moed vinden. Ik heb in mijn hoofd al een heel kinderboek – of misschien wel een serie – geschreven.’
Het team zal de komende weken in de gemaakte sporen via dezelfde route terugreizen naar basis Novo Runway en hoopt zo voor Kerst de expeditie af te ronden. Voor Tractor Girl en haar team een voorspoedige, veilige terugreis gewenst en we houden je op de hoogte.

Boeken / Fictie

Klucht zonder kneuterigheid

recensie: Vea Kaiser (vert. Kor de Vries) - Blaasmuziekpop

Een jonge auteur die niet over het chaotische leven in een hippe wereldstad schrijft? Is dat niet vreselijk saai? Met Blaasmuziekpop bewijst Vea Kaiser het tegendeel.

In 1959 is de jonge houtsnijder Johannes Gerlitzen volledig in de ban van de lintworm in zijn darmen. Wanneer hij eindelijk wordt verlost van de 14,8 meter lange worm, besluit Johannes zijn geboortedorp in de Alpen én zijn vrouw en pasgeboren dochter te verlaten voor een studie geneeskunde. Jarenlang horen de inwoners van St. Peter am Anger niets van hem. Niemand heeft hoge verwachtingen van de eenvoudige dorpsjongen. En dan plotseling is Johannes terug, mét een diploma en een specialisatie in parasieten. Johannes wordt de eerste dorpsdokter van het bergplaatsje.

Weg uit de bergen
Johannes’ dochtertje Ilse is volkomen anders dan haar vader: terwijl hij zich verdiept in boeken en de eenvoudige dorpsbewoners van St. Peter am Anger met kritische blik bekijkt, houdt zij van het dorpse bestaan. Zijn hang naar het grootste en onbekende, en afkeer van het bekrompen dorpsleven, wordt jaren later wél overgedragen op zijn kleinzoon en naamgenoot Johannes. Kleine Johannes heeft maar één droom: weg uit het dorp en naar het gymnasium in de grote stad. Als hij dat doel bereikt, verwacht hij van al zijn zorgen verlost te zijn.

Helaas. Kleine Johannes merkt al snel dat hij – tegen wil en dank – onlosmakelijk verbonden is met zijn geboortedorp. Dat brengt hem op een idee: hij besluit zijn dorpsgenoten voortaan als onderzoeksobjecten te beschouwen. Aan de hand van hun gedrag brengt hij de cultuur van de ‘bergbarbaren’ van St. Peter am Anger in kaart. Langzaam maar zeker raakt hij steeds meer betrokken bij het dorpsleven. Uiteindelijk staat hij onbedoeld en ongewild aan de wieg van de grootste gebeurtenis die het dorp ooit heeft meegemaakt.

Monnik in een jaguar
In eerste instantie lijkt Blaasmuziekpop eenvoudig in elkaar te zitten: het verhaal is chronologisch opgebouwd en vrijwel het hele boek speelt zich af in één dorp. De eenvoud van Vea Kaisers werk is echter bedrieglijk. Het boek van de Oostenrijkse zit ingenieus in elkaar: de verhalen van opa Johannes, dochter Ilse en kleinzoon Johannes lopen naadloos in elkaar over. Ze worden bovendien afgewisseld met de notities van kleine Johannes, die zijn dorpsgenoten omschrijft alsof het apen in een dierentuin zijn.

Terwijl andere jonge auteurs vrijwel zonder uitzondering over het stadsleven schrijven, beschrijft Kaiser (1988) het leven in een piepklein Oostenrijks bergdorp. Dit doet ze op zo’n beeldende manier dat je zelfs de bergroute naar het gymnasium die Johannes dagelijks per bus aflegt levendig voor je ziet. Dat betekent niet dat het boek saai of eenzijdig wordt. Een monnik in een Jaguar, vier bemoeizuchtige dorpsoudsten in een jeep, een hoogzwanger tienermeisje, een lokale voetballegende, een condoomdealer in een dorpscafé en een dictatoriale moederkring; Kaiser beschikt over de kracht om de aandacht continu vast te houden. Blaasmuziekpop heeft dan ook wat weg van een moderne klucht. Mét humor, maar zonder kneuterigheid.

Boeken / Fictie

Een literaire grafzerk voor een zieke kerk

recensie: Jeroen Brouwers - Het hout

Waarom, zo vraag ik me af, dreigt Jeroen Brouwers er de laatste jaren toch altijd mee ‘dat dit zijn laatste roman wordt’, als je ziet hoe overrompelend mooi de man nog steeds schrijft? Ja, er is de leeftijd en de naar eigen zeggen ‘verrotte hand’ na de hersenbloeding. Maar er zijn ook de verschroeiende zinnen, en ook het vitriool in de inkt lijkt nooit op te drogen.

Het Hout is ‘nog maar’ ’s mans elfde roman in vijftig jaar schrijverschap – hij beschouwt zichzelf in de eerste plaats nog steeds als essayist. Maar los daarvan is het één van zijn mooiste geworden. Niet alleen omdat hij op een heel verfrissende manier geheel nieuwe materie aan boort – de verstikkende en traumatiserende invloed van de katholieke kerk op kostschoolkinderen – maar ook omdat hij dat met onstuitbaar venijn doet. Alsof hier een van energie en wraaklust blakende twintiger de pen ter hand heeft genomen.

Beklemmend
Het Hout
is in de eerste plaats claustrofobisch: de roman speelt zich integraal af in een jongenspensionaat uit de jaren vijftig. Door de hete temperaturen is de lucht en sfeer en verstikkend, broeierig en dik – net zoals Brouwers’ zinnen dat zijn. Door zijn zinnelijke, wat meanderende manier van schrijven voel je je als lezer meteen zelf tussen die muren geklemd, gevangen. Omdat Brouwers ook gebruik maakt van groteske namen als Mansuetus, Ritsaert Stassinon, Hyacintus en Bullestijd, doet het boek ook wat denken aan het werk van Bordewijk, vooral dan diens Bint en Dreverhaven en Katadreuffe. De vraag die dat meteen opdoemt, is waarom Brouwers zo lang heeft gewacht om expliciet af te rekenen met zijn kostschoolverleden, dat hij al zo overvloedig, maar niet in religieuze context, gedocumenteerd had in de meesterwerken Bezonken Rood en De Zondvloed.

Dat pensionaat wordt met ijzeren hand geregeerd door de welhaast van alle menselijkheid gespeende Mansuetus (bijgenaamd ‘de ever’), die een voorliefde voor lijfstraffen blijkt te hebben, met als favoriete marteltuig ‘het hout’: een soort zwiepend riet waar huid én jongensdromen mee aan flarden worden geslagen. Die meedogenloosheid combineert hij vreemd genoeg met seksuele lust naar diezelfde jongens, die hij ook veelvuldig in de praktijk omzet. De ever moet daarmee één van de meest weerzinwekkende personages ooit uit de Nederlandse literatuur zijn.

Met eigen wapens
Ene Bonaventura, de ik-verteller uit het boek, ziet het allemaal met lede ogen toe, maar lijkt niet zinnens in te grijpen. Toch lijkt dit de meest menselijke broeder van allemaal: hij raakt niet aan de knapen, en koestert een hevige verliefdheid voor de buiten de muren wonende Patricia. Hij is het die de roman zijn spanningsboog mee geeft: hoe zal dit eindigen? Zal de eeuwige twijfelaar Bonaventura, die zichzelf een nietsnut vindt, de moed kunnen opbrengen om zich te verzetten tegen Mansuetus? Laten we het er op houden dat Brouwers op het einde helemaal loos gaat en een schitterend, haast grotesk orgelpunt van zijn prachtig geconstrueerde compositie dirigeert.

Ergens is het ironisch: zeven jaar lang sleet Brouwers als knaap in een jongenspensionaat, een fase die hem voor het leven getekend heeft. Of beter: geschreven. En nu ademt elke zin van Het Hout ademt die katholieke zin voor orde uit, en wemelt de tekst van jargon en rituelen, en van verwijzingen naar Franciscus van Assisi, stichter van de orde. Die instrumenten, die van hem een mak schaap in de kudde van de Heer hadden moeten maken, zet Brouwers dus nu in als instrument van zijn mooiste wraak: Het Hout. Woorden als kogels door de kerk: daar gaan wij als rechtgeaarde atheïst graag voor door de knieën.

Boeken / Achtergrond
special: Het leven en werk van Simone de Beauvoir besproken in de Tolhuistuin op 25 november 2014

Bijna alles welbeschouwd

Ter gelegenheid van het verschijnen van de novelle Misverstand in Moskou werd in het Tolhuis in Amsterdam-Noord een programma samengesteld over het leven en werk van de Franse schrijfster en filosofe Simone de Beauvoir. Dankzij de geestige en informele inbreng van de deelnemers een boeiende avond, al lag de nadruk misschien wat teveel op De Beauvoirs hoofdwerk De tweede sekse  en op haar relatie met Jean-Paul Sartre.

Parijse linkeroever
Wie denkt aan Simone de Beauvoir (1908-1986) ziet waarschijnlijk meteen een zwart-wit foto voor zich, waar zij in een wolk van sigarettenrook met haar levensgezel Sartre in een café op de Parijse linkeroever zit. Op het tafeltje liggen beschreven papieren en pennen naast de asbak en de glazen. Of een krantenfoto, waar ze met haar onafscheidelijke tulband op meeloopt in een abortusdemonstratie. Haar leven heeft ze in dienst gesteld van haar auteurschap, haar band met Sartre en de emancipatie van vrouwen — misschien in die volgorde. Hoewel ze meer dan honderd jaar geleden geboren werd is dat laatste — het feminisme — nog steeds actueel en op dat thema lag dan ook de nadruk.

Stereotypen bij man en vrouw
Schrijfster Hanneke Hendrix las speciaal voor deze avond Misverstand in Moskou en knoopte vervolgens haar eigen jeugdervaringen aan citaten uit de novelle. Rode draad hierbij vormden de teleurstellingen die relaties en huwelijken met zich mee kunnen brengen, zowel die van haar ouders als van Hanneke zelf. De stereotype patronen in de verhouding van mannen en vrouwen zijn inmiddels zeer herkenbaar en dat zorgde voor humoristische effecten. Een analytische blik werd vervolgens op die patronen geworpen door Karin Vintges, docent filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij geeft college over De tweede sekse en lichtte de structuur van overheersing en dienstbaarheid toe, die De Beauvoir in dit standaardwerk heeft aangetoond. Door de mythe, die ten grondslag ligt aan de gedragspatronen, bloot te leggen wilde De Beauvoir de mogelijkheid tot verandering scheppen. Haar uitgangspunt was en bleef het existentialisme, waarin vrijheid en verantwoordelijkheid voor het eigen leven centraal staan. 

Te kwader trouw
Denken en schrijven over onderdrukking komt mede voort uit eigen ervaring en moet leiden tot handelen. Wie dat niet doet en blijft steken in de slachtofferrol is, zoals De Beauvoir het noemde, ‘te kwader trouw’. Dit concept heeft ze narratief uitgewerkt in haar romans, met name in De mandarijnen, waar de morele en emotionele verwarring van een aantal op haar eigen leven gebaseerde personages in het naoorlogse Parijs centraal staan. De ‘Interbellum Leesclub’ — bestaande uit vier vrolijke vrouwen die ieder een werk van De Beauvoir hadden gelezen — liet deze thema’s uitgebreid aan bod komen. Daarop volgde een rollenspel naar het beroemde interview dat de Duitse journaliste en feministe Alice Schwarzer maakte met De Beauvoir en Sartre.

Het schijnbare verschil tussen de theorie van emancipatie en een praktijk van ongelijkheid in de relatie met Sartre leidde hier en daar tot hilariteit in de zaal. Ten slotte citeerde Esther Gerritsen uit Een zachte dood , over het sterven van de moeder van De Beauvoir, waarin zij met veel empathie de tot het einde toe onopgeloste conflicten in haar moeders leven beschrijft.

Absolute vrijheid
Een avond als deze is te kort om een diep en volledig inzicht in het werk en de betekenis van Simone de Beauvoir te geven. De actualiteit van haar denkbeelden werd duidelijk, evenals de literaire waarde van haar romans en novelles. Maar het is jammer dat de mythe van de kloof tussen haar denkbeelden en haar daadwerkelijke leven alleen enigszins humoristisch aan bod kwam. Er zijn ook andere gedachten over de relatie met Sartre. Hij zou veel meer aan haar denken hebben ontleend dan andersom in zijn formulering van de crux van het existentialisme. Het gaat dan om het handelen vanuit een absolute persoonlijke vrijheid. De rol die de bezetting van Frankrijk door de nazi’s en het communistische verzet daar tegen heeft gespeeld in hun beider ontwikkeling kwam niet naar voren. Het gaat dan over morele keuzes op het scherp van de snede, die in de verwarring van het hier en nu soms niet te overzien zijn. Kortom: deze avond vraagt om een vervolg.

Boeken / Fictie

Nuchtere ode

recensie: Paolo Giordano (vert. Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd) - Het zwart en het zilver

Met zijn wonderschone debuut in 2008 legde Paolo Giordano de lat zodanig hoog dat de druk op zijn schouders in zijn tweede roman voelbaar was. In Het zwart en het zilver lijkt hij daarvan bevrijd.

Zijn tweede roman, Het menselijk lichaam, weliswaar een mooi boek, miste toch de magie van De eenzaamheid van de priemgetallen. Het verhaal was zoveel groter, letterlijk verder gezocht, dat de precisie van zijn debuut ontbrak. Giordano maakte er in interviews ook geen geheim van dat het een zware bevalling was:

Ik schreef om te bewijzen dat ik het succes waard was, wat me eerlijk gezegd een jaar lang alleen waardeloze tekst heeft opgeleverd. Ik was alleen maar met mijn hoofd aan het schrijven. Ik voelde er niets bij.

Het valt hem hoe dan ook te prijzen dat hij na die vliegende start andere wegen in is geslagen, niet heeft geprobeerd nog zo’n zelfde boek te schrijven. Giordano blijft zichzelf uitvinden, aan de lezer de eer om dat proces van dichtbij te volgen.

Ziektebed

In Het zwart en het zilver vindt de Italiaan zichzelf meer dan ooit uit als stilist. De korte roman, met een flinterdunne verhaallijn, is heel geconcentreerd en goed geschreven. Een oudere vrouw, ‘Signora A.’, overlijdt aan kanker en heeft in de jaren voor haar dood een verlichtende rol gespeeld voor een jong en druk gezin. 

Het is geen romantisch beeld van een ziektebed, geen situatie waarin mensen dichter bij elkaar komen of leren de kleine dingen in het leven meer te waarderen. Nee, vanaf het moment dat Signora A. ontdekt dat ze ziek is drijft ze bij iedereen vandaan, keert ze de levenden haar rug toe. Het verhaal is vooral een herinnering aan de gezonde, sterke vrouw die ze was. Een nuchtere ode.

Levenssap

Hoewel Het zwart en het zilver misschien een minder beeldende titel is dan De eenzaamheid van de priemgetallen, is de titelverklaring van een vergelijkbare schoonheid. Een lang citaat, maar wel een die de sfeer van de roman perfect vangt:

Ik sta stil bij de door Galenus geopperde overeenkomst tussen kanker en melancholie, die beide veroorzaakt worden door een teveel aan zwart levenssap. Terwijl ik dit lees, is het net alsof ik het kleverige sap, een stroom teer, door mijn lymfatisch systeem voel stromen, waardoor het verstopt raakt. (…) Ik denk dat de stewardess geen idee heeft van het zwarte levenssap, zoals trouwens ook Nora, die tegen mijn schouder gevlijd ligt te slapen, er weinig van weet. Uiteindelijk zijn we bijna nooit gelukkig of ongelukkig door wat ons overkomt, we zijn het een of het ander afhankelijk van het levenssap dat in ons stroomt, en het hare is vloeibaar zilver, het witste van alle metalen, de beste van alle geleiders, het metaal dat het felst weerkaatst. 

Mooie zinnen, nauwkeurig en weloverwogen. Zo is de roman van de eerste tot de laatste zin; een klein kunstwerkje. Wat ontbreekt is een zekere urgentie, een spanningsboog die het verhaal aangrijpend maakt. Alleen maar verder lezen omdat het zo mooi is, voelt toch deels een gemiste kans. Maar zo mooi is het dus wel. Ik verheug me nu al op zijn volgende roman. 

Theater / Voorstelling

Louise is een gevaarlijke vrouw van uitersten

recensie: Louise Korthals - Zonder voorbehoud

Het tweede theaterprogramma van Louise Korthals, winnares van de Neerlands Hoop 2013, biedt genoeg aanknopingspunten om het genre cabaret naar een hoger plan te stuwen. Geen spervuur aan grappen of literaire hoogstandjes, maar een avond vol prachtige liedjes en een poging tot het duiden van haar generatie. Verzadiging en noodzaak zijn thema’s die regelmatig terugkomen in een verder subtiel fragmentarische voorstelling. Toch blijft er na het einde een licht onverzadigd gevoel over.

~

Louise Korthals (1984) is ondanks haar leeftijd bepaald geen groentje meer. Na het winnen van het Amsterdams Kleinkunst Festival in 2011 en het goed ontvangen Vlieguur werd ze al door menigeen getipt als een energieke vrouw vol muzikaliteit. Ook in Zonder voorbehoud maakt ze dit helemaal waar. Gekleed in een petticoat en hoge, witte hakken laat ze direct zien om wie het gaat vanavond: een dame, maar niet per se ‘keurig’ of gepolijst, maar eerder een verbaal vechtersbaasje dat tegelijkertijd ook met de nodige onzekerheden kampt. Met een paar anekdoten probeert ze haar positie ten opzichte van haar zusje, ouders en vriendinnen te duiden. Dit persoonlijke wisselt ze regelmatig af met engagement, waarin ze pleit voor het bewaken van het positieve, in plaats van het verwoesten ervan. Die ambitie is mooi, maar komt ook wat ongemakkelijk over. De woede die ze tentoonspreidt is dan ook goedbedoeld, al speelt ze nog te veel om het oprecht over te laten komen. Als oud-studente van de Koningstheateracademie mag ze de lessen meer loslaten en meer op zichzelf vertrouwen. Haar kracht is daarmee ook haar zwakte: ze wil soms té graag, waardoor de schoonheid van haar programma ondergesneeuwd dreigt te worden. Wellicht dat regisseuse Jessica Borst het programma op dat punt nog wat kan finetunen.

~

Prachtige liedjes, plichtmatig spel
Korthals is zonder meer een prachtige zangeres. Niet alleen om naar te kijken, maar vooral om naar te luisteren. Onder begeleiding van pianist Erik Verwey en bassist Mark van Bruggen vult ze de zaal moeiteloos met schitterende liedjes, zowel qua stem als qua inhoud. Hier schuilt dan ook het grote talent van de cabaretière, die het genre op dit vlak zeker eer aan doet. Verwacht geen spitsvondige grappen of virtuoze hoogstandjes die uitnodigen tot nadenken, want originaliteit op dit gebied is niet haar sterkste punt. Hoewel een scène over een cursus mindfulness nog wel tot de nodige hilariteit leidt, laat de techniek van haar grappen wel wat te wensen over. Waarom niet vaker gebruik maken van metaforen om het aan de verbeelding over te laten, in plaats van het letterlijk benoemen van zowel persoonlijke als maatschappelijke problemen? Een stukje over ijzersmeltende jongetjes komt daarmee nog het dichtst in de buurt, dat prikkelt meer dan figuratieve observaties. Desalniettemin trekt ze het met haar liedjes aardig recht en is het kleinkunst in haar puurste vorm. Het verfrissende is ook nog dat ze moeilijk te plaatsen is in het vrouwelijke cabaret: eindelijk geen zure of miskende huisvrouw vol zelfmedelijden en het leeggemolken concept van mannen en vrouwen, maar een sterke performance vol overgave. In haar poging tot een moreel appel en bewustwording van haar generatie zit het inhoudelijk dan ook goed in elkaar, al mag het in vorm iets minder plichtmatig en gekunsteld. Dat zal het niveau van de voorstelling, die nergens uit de bocht vliegt, zeker goed doen.

Kunst / Expo binnenland

Zintuiglijke kunst maakt dierlijke bezoekers

recensie: Nacho Carbonell en Maartje Korstanje - Nacho Carbonell & Maartje Korstanje

Twee talenten zijn tegenover elkaar gezet. Ze zijn jong en nieuw, de één is kunstenaar, de ander ontwerper. Hun werk is verschillend, maar het effect op de bezoeker is hetzelfde: namelijk dat die het werk wil aanraken, ruiken of er in wil kruipen.

Maartje Korstanje, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Maartje Korstanje, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Maartje Corstanje en Nacho Carbonell kregen beiden een stipendium van het Groninger Museum, waarmee het hen de afgelopen jaren aanmoedigde en volgde. Allebei maken ze zintuiglijke kunst, al is het met een verschillend doel en vanuit een andere achtergrond.

Bij Korstanje, opgegroeid tussen de natuur op een boerderij in Zeeland, gaat haar kunst richting het extreme. Haar kartonnen sculpturen zijn even majestueus en sprookjesachtig als griezelig en vies. In eerder werk liet ze zich inspireren door de zeebodem. Ook heeft ze een serie gemaakt over bijensterfte, maar hoe ze de klassieke beeldhouwkunstprincipes van compositie, textuur en structuur moet toepassen blijft het belangrijkst. Vergeleken met haar grillige objecten zoekt Carbonell de nuance: zijn coconachtige vormen lijken veilig en warm, plaatsen waarin de bezoeker zou willen schuilen. Overal is de neiging om aan te raken groot, de handjes met een verboden-streep erdoor zijn niet overbodig op de vloer geplakt.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Kneden en vormen versus tot leven wekken
Bij Korstanje is het ontstaansproces in de werken terug te zien. Ze zijn niet van tevoren bedacht en vervolgens in een mal gegoten: ze ontstaan gaandeweg, door te vormen en te kneden. De bezoeker merkt het doordat hij de neiging krijgt eromheen te willen lopen en afzonderlijke onderdelen van de grillige, enorme sculpturen te bestuderen.

Carbonells afstudeerproject is daarentegen letterlijk in een mal gegoten en strak afgewerkt. Het is een rubberen kussen waarop de bezoeker kan gaan zitten, waarna slappe vormen op de grond opgeblazen worden tot dieren die hem gezelschap houden. Het werk gaf de aftrap voor zijn ‘familie’, zoals hij zijn oeuvre noemt en is exemplarisch voor het sociale aspect in zijn werken. Zijn ontwerpen ziet hij als organismen die de bezoeker tot leven wekt door ze te gebruiken. Ook het zoeken naar een comfortzone, die de tien jaar in Eindhoven wonende Spanjaard nogal eens mist, is terug te vinden, namelijk in de coconachtige ruimtes of bij de duostoelen, waarin twee personen één op één met elkaar in contact worden gebracht.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Nacho Carbonell, tentoonstelling Groninger Museum 2014/2015.

Zacht licht en ruimte
De tentoonstelling zit simpel en goed in elkaar. Door schaars en zacht licht komt het werk van Korstanje in een mysterieuze sfeer tot zijn recht, waarbij het verplichte kleurenschema van de muren niet hindert. Voor Carbonells oeuvre is ruimte van belang en die krijgt hij dan ook, zodat de kluizenaarsfunctie van sommige ontwerpen gewaarborgd blijft.

Er is weinig tekst en uitleg, met uitzondering van een groot plakkaat aan het begin van de route en hier en daar een hint of een aanvulling. Dat is goed gekozen, want zelfs de paar associaties in de openingstekst kunnen al teveel sturen. De tentoonstelling vormt een ruimte die ideaal is om vanuit de kou per ongeluk in te verdwalen. Terecht trots presenteert het museum deze kunstenaars voor het eerst aan het grote publiek.

Boeken / Fictie

Naïef met een donker randje

recensie: Saskia Stehouwer - Wachtkamers

Uitgeverij Marmer bezorgde ons al eerder uitstekende debuten van Frouke Arns en Saskia van den Heuvel. Een voornaamgenote van laatstgenoemde, Saskia Stehouwer (1975), sluit zich kwalitatief aan in die rij. Haar eigen debuut Wachtkamers wringt soms, maar overtuigt.

Stehouwers gedichten zijn vreemd, en dat klinkt lomper dan het bedoeld is. Ondanks de bedrieglijk heldere taal is het moeilijk om daadwerkelijk tot ze door te dringen. Het is niet lastig om thematische lijnen te ontdekken in Stehouwers werk, procedés die ze vaker toepast, beelden die terugkeren, enzovoort. Het ligt eerder aan de montage van dat al, die me vaak een beetje dwars zit.

Plaatsbepaling

Deze gedichten rustig lezen werkt vreemd genoeg niet heel goed. De strofes lijken dan net niet op elkaar aan te sluiten, de beelden klikken niet logisch in elkaar. Het beste werkt het als je gewoon iets sneller leest, net zoals in dromen het ene tafereel opeens in het andere kan veranderen, zonder dat dat gek lijkt. Het volgende, titelloze gedicht is een goed voorbeeld van zo’n droomachtige sequentie van beelden:

in de stilte kan ik het ei pellen
ontdek ik een tweede huid
verend en stevig als een vogelnest

woorden die de boodschap plat verpakken
zodat je hem onder je arm
mee naar huis kunt nemen

het is goed oefenweer
de balkons ogen bewolkt
de wind roept om zijn moeder

Vreemde montage of niet, in Wachtkamers gebeurt genoeg om de lezer bezig te houden, ook als die niet goed door kan dringen tot de gedichten. Een ‘horizontale’ lezing zorgt echter voor nieuwe gezichtspunten. De som wordt daardoor meer dan het geheel der delen.

Veel in de bundel heeft te maken met richting zoeken en plaats bepalen. Een van Stehouwers opvallendste procedés is het definiëren van het zelf, vaak door de verteller zich met een ander te laten vergelijken. Zo lezen we bijvoorbeeld ‘vannacht ben ik een man die een vrouw kust / en zijn halfnaakte vader belooft / op zoek te gaan naar een bruid’ en ‘ik ben de man die elke dag achter het orgel gaat zitten / om de laagste toets in te drukken’. Ook is de verteller soms een ‘ik’ en soms een ‘we’, en lijkt dan ook voor anderen te spreken.

Onheil

Dat de verteller steeds dezelfde is, ondanks de verschillende vormen die hij of zij aanneemt, is een aanname. In Wachtkamers wordt in elk geval wel een zekere continuïteit tussen de gedichten gesuggereerd, op thematisch vlak, maar ook door geregeld de wind te vermelden. Die wind geeft het geheel iets dynamisch; een beleving van beweging, die zeker niet altijd zelfstandig en zelfgekozen is:

ik had [de passagiers] in een doos gestopt
maar toen kwam de wind
en nu zijn ze weg

ik weet dit omdat ik de wind
eerder bezig heb gezien
hij gaat grondig te werken

Stehouwer weet vaker een gevoel van onheil de gedichten in te laten sluipen, zoals de wind dat in het bovenstaande gedicht is. Die dreiging zorgt voor een prettig tegenwicht voor de quasi-naïeve toon die ze regelmatig aanslaat. Eerlijk is eerlijk: dat is bepaald niet één van de fijnste tonen die in gedichten aangeslagen kunnen worden, maar het donkere randje houdt Wachtkamers wat dat betreft in balans.

Wachtkamers is een fraai debuut geworden, waar je als lezer een hele tijd mee bezig kunt zijn. Dat de bouwstenen vaak wat ver van elkaar afgewaaid zijn is Stehouwer makkelijk te vergeven, want horizontaal gelezen ontstaat er een fraaie wereld.

Theater / Voorstelling

Twenty-something troubles

recensie: Chunky Move - 247 Days

Een danser loopt langs een muur van spiegels, klapt haar armen uit en draait dan van haar reflectie weg. Ze wankelt, valt meerdere keren. We horen haar hijgen, zien haar rennen. Even later stappen zes dansers uit hun spotlight en lopen ze naar voren richting het publiek. De lampen blijven knipperen op hun oude plek. Het muziekspoor kraakt, klinkt abstract en zit vol met overgangen. We horen de stemmen van de performers, de agressieve beat van een nachtclub en a-capellazang. Een performer staat op haar tenen op een plateau met haar armen uitgestrekt, grijpend naar iets onbereikbaars.

Door de leeftijd en hippe kledingstijl van de performers moest ik zelf vooral aan de onzekerheden in het leven van een twintiger denken, maar meerdere interpretaties zijn mogelijk. De performers staan niet alleen als danser, maar ook als individu in de voorstelling, waardoor ze uiterlijk verwijzen naar verschillende actuele modetrends. Ze wisselen vaak van outfit, waarbij de spiegelmuur in de theatrale ruimte verandert in een pashokje. Van hipsterbaard tot baggy broek met laag kruis, van houthakkersvest tot zijlings opgeschoren kapsel, allerlei aspecten die verwijzen naar de moderne koffietentbewoner zijn aanwezig.

Op de momenten dat de boodschap te letterlijk wordt uitgesproken is 247 Days het minst sterk. Het draait om gevoelens en frustraties die voor iedereen herkenbaar zijn, maar die tegelijkertijd ook een beetje pathetisch kunnen zijn. Jezelf verloren voelen in de maatschappij, dat is tegelijkertijd herkenbaar en een luxeprobleempje. Misschien dat het door dat persoonlijke dilemma komt, maar het lijkt mij moeilijk om een voorstelling te maken met dergelijke thematiek die echt diep raakt. 247 Days is nauwelijks ironisch of dubbel over de gevoelens van onzekerheid en onbehagen, ze worden juist zo oprecht mogelijk geuit. Op die manier zorgt de voorstelling toch voor een emotionele impact.

Expressief en emotioneel
De voorstelling is dynamisch, met een sterke opbouw en afwikkeling. Sommige beelden, zoals de performer die zelfbewust in de spiegel kijkt, zijn zo iconisch dat het bijna een clichématige manier is om de innerlijke strijd te verbeelden. Op sommige momenten wordt de voorstelling te letterlijk, er wordt tegelijkertijd te veel of te weinig gezegd om een echt statement te maken. Toch werd ik bij vlagen door de voorstelling meegesleept. De choreografie is zeer expressief en emotioneel en de chemie tussen de performers is sterk. De menselijkheid van de performers speelde ook een mooie rol en stuurde de toeschouwer. Na de voorstelling bleven er verschillende scènes in mijn hoofd achter en de dans werd krachtig versterkt door de muziek, de geluiden en het licht. Ik was daardoor onder de indruk van de totale ervaring, maar miste tegelijkertijd wel een echte emotionele betrokkenheid.

Muziek / Voorstelling

Wanhoop en politiek

recensie: Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz - Hans Werner Henze: Das Floss der Medusa

.

Politiek

~

De Duitse componist Hans Werner Henze (1926-2012) schreef ‘Das Floss van Medusa’ in 1968 als requiem voor Che Guevara: een aanklacht tegen het onrecht in de Derde Wereld. Hij liet zich inspireren door het schilderij Het vlot van Medusa van Géricault, een van de beroemdste werken uit de Franse Romantiek. Onderweg naar Senegal in 1816 verongelukt het Franse vlaggenschip Medusa op de zandbanken, dichtbij Mauritanië. De heren met pluimen op hun hoed varen weg in de sloepen. 154 passagiers proberen zich na de ramp twee weken lang op een vlot levend te houden. Er zijn maar vijftien overlevenden.

Henzes première in 1968 in Hamburg ging niet door omdat een demonstrant een portret van Che ontrolde vanaf het balkon in de zaal. Al gauw verschenen er meer rode vlaggen onder het publiek. Hoewel Henze en de solisten al op de bühne stonden, weigerde het RIAS-koor ‘onder de rode vlag’ op te treden. De ZaterdagMatinee afgelopen week was ontdaan van deze politieke opwinding, maar de muziek bleek het Concertgebouwpubliek te ontroeren en mee te slepen.

Omroep-ensembles
Rond 250 musici en zangers bevolken deze middag het podium. Met een gigantisch orkest, plus een enorm koor inclusief kinderstemmen en drie vocale solisten, lijkt Das Floss der Medusa een onbetaalbaar project. Dankzij de branie en inzet voor minder gangbaar repertoire van de artistieke leider van de NTR ZaterdagMatinee, Kees Vlaardingerbroek, worden dit soort parels na 43 jaar andermaal ontdekt en gelukkig ook uitgevoerd. De omroep-ensembles hebben met Henzes oratorium voor de zoveelste keer het repertoire in Nederland verbreed.

Omgetoverd
Het concert begint met de bijna Brechtiaanse proloog van de spreker Franz Grundheber, die zeer overtuigend als Charon, de veerman naar het dodenrijk, de handeling introduceert. Het Concertgebouw lijkt omgetoverd tot het Franse schip Medusa met Roman Trekel (bariton) als de leider op het vlot. Jean-Charles en sopraan Lenneke Ruiten, die de Dood vertolkt, staan links en rechts midden in het orkest. Als de koorleden van links naar rechts – naar het dodenrijk – overlopen, naarmate er in het verhaal steeds meer mensen het leven laten, wordt de theatrale opstelling duidelijk. De gebeurtenissen op de bühne laten de luisteraar nu naar het puntje van de stoel schuiven.

Actueel
De zeggingskracht van Trekel in de evocatie: ‘Er kwam een tweede dag die zichzelf nooit vergeet als de dagen een geweten zouden hebben’ en de zoete, onschuldige stem van Ruiten als ze zingt: ‘Ik ben de onveranderlijke stilte van jullie bestaan’ verleiden en schokken tegelijkertijd. Helaas verdwijnt de dialoog tussen Trekel en Ruiten af en toe onder de woeste klankcascades, en het valt op hoe Ruiten, weliswaar zeer discreet, de vingers in haar oren drukt. Markus Stenz, die boven een enorme partituur alles met overzicht en visie tot in de perfectie aanstuurt, lijkt tijdens de uitvoering eerder kapitein van een vloot dan dirigent te zijn. De ritmische onrust, de atonale angst, het fortissimo van het geweld, van honger en dorst, worden afgewisseld met bijna onhoorbare mijmeringen in het koor van verstilde nachtelijke scènes die het meest ontroeren.

Misschien zijn we vandaag minder betrokken bij de afgrijselijke omstandigheden van de schipbreukelingen in 1816, maar anno 2014 laat Henzes werk ons zeker aan de Afrikaanse vluchtelingen denken, die de oversteek naar Europa niet of ternauwernood overleven. En precies dat maakt dit werk opnieuw politiek actueel.