Boeken / Fictie

Opnieuw de wereld in

recensie: Milena Michiko Flašar (vert. Isabelle Schoepen en Kris Lauwerys) - Een bijna volmaakte vriendschap

In Japan leven meer dan drie miljoen jongeren in volledig isolement, zogenaamde hikikomori’s. Het hoofdpersonage in Een bijna volmaakte vriendschap is zo’n hikikomori, maar weet dankzij het ontstaan van een wonderbaarlijke vriendschap zijn isolement te doorbreken.

Wanneer Taguchi Hiro zichzelf vrijlaat uit zijn kamer, heeft hij twee jaar lang elk sociaal contact gemeden. Hij komt voor het eerst weer buiten, en na een moeizame wandeling belandt hij op een bankje in het park. Vanaf die dag keert hij dagelijks terug naar hetzelfde bankje, en elke dag zit er dezelfde man tegenover hem. Ze beginnen elkaar te herkennen, vervolgens te groeten en uiteindelijk raken ze aan de praat. Over waarom ze daar zitten, wat er is misgegaan in hun leven en waarom ze niet meer durven.

Aftastende gesprekken
De Japans-Oostenrijkse Milena Michiko Flašar debuteerde in 2008 met de verhalenbundel Ich bin, twee jaar later volgde de novelle Okaasan – Meine unbekannte Mutter. Haar romandebuut Een bijna volmaakte vriendschap is het eerste werk dat naar het Nederlands vertaald is. Een veelbelovend debuut, dat opvalt door de eigenzinnige stijl die Flašar nu al heeft ontwikkeld. De setting van het verhaal is eenvoudig, maar met een fijngevoelige toon weet ze de lezer mee te nemen naar andere werelden, de verledens van de personages.

Het ritme van de roman past bij de melancholie en de eenzaamheid die de personages in hun greep houden. De gesprekken zijn geen standaard opgebouwde monologen, maar worden gevormd door vaak korte, haperende zinnen. De moeite die het Taguchi kost om zijn leed te delen, om überhaupt contact te maken met een ander mens, is hierin duidelijk voelbaar. Taguchi spreekt twijfelend, al nadenkend over zijn verleden. Op momenten dat het te pijnlijk wordt, blijven zijn zinnen soms zelfs afgebroken steken. Doordat Flašar het leed zo invoelbaar weet weer te geven, is het voor de lezer geen moeilijke taak het verzwegene zelf in te vullen.

De gesprekken tussen de twee personages worden afgewisseld, maar lopen ook vaak over in gedachtegangen, waardoor de personages ook tegen zichzelf lijken te praten. Hun isolement schijnt op deze manier door de tekst heen. In deze passages is de taal vloeiender en kan Flašar af en toe verblijden met een poëtisch fragment.  Nadat Taguchi eindelijk heeft durven spreken bijvoorbeeld, reflecteert hij:

Ik was een uitgedroogde rivierbedding waar na jaren van droogte hevige regen op valt. De bodem zuigt zich snel vol en daarna is er geen houden meer aan. Het water stijgt en stijgt, treedt buiten de oevers, haalt bomen en struiken neer, likt het land. Een bevrijding, met elk woord dat ik sprak.

Vriendschap en verwantschap
Tijdens het verstrijken van de dagen en daarmee de gesprekken die Taguchi en zijn bankbuurman voeren, maakt Taguchi zichtbaar een ontwikkeling door. Voordat hij zijn huis verlaat, denkt hij zichzelf te beschermen door zich niet bezig te houden met het lot van anderen. Hij wil geen medeleven kennen. Door de ontroerende vriendschap die ontstaat tussen hem en de man naast hem op het bankje verandert zijn kijk op de wereld, en durft hij langzaamaan weer medeleven en begrip te tonen.

Deze ontwikkeling van Taguchi gaat met vallen en opstaan. Zijn twijfel en wantrouwen zijn groot, elke stap die hij neemt is een obstakel. De lezer wordt meegenomen in deze strijd, sterker nog: de levensles die Taguchi uiteindelijk leert zou ook een levensles voor de lezer kunnen zijn. De verwantschap die zo lijkt te ontstaan tussen de lezer en het verhaal vormt een extra dimensie in dit toch al meeslepende verhaal over vriendschap en medeleven.

Kunst / Achtergrond
special: Felix & Sofie: het metamodernisme en engagement anno nu

Kunst en filosofie op meta-niveau

Een gemêleerd publiek druppelt binnen in het literaire podium Stichting Perdu, op de rand van de Amsterdamse Wallen. Voor een doordeweekse dinsdagavond is het verrassend druk met een divers gehoor van verschillende generaties. De verwachtingen zijn hooggespannen. Iets dat mede veroorzaakt is door de hype rond ‘metamodernisme’ een term die cultuurfilosofen Robin van den Akker en Tim Vermeulen in 2010 zelfverzekerd de wereld in slingerden.

Still uit Moonrise Kingdom, Wes Anderson, 2012

Still uit Moonrise Kingdom, Wes Anderson, 2012

Met deze ietwat discutabele benaming hebben de twee heren getracht onze hedendaagse cultuur, of beter gezegd ‘de gevoelsstructuur’ van onze tijd, te duiden. Talrijke voorbeelden, variërend van de muziek van Nirvana en de films van Wes Anderson tot de videokunst van Guido van de Werve, illustreren volgens Van den Akker en Vermeulen de huidige culturele sensibiliteit. Een gemoedstoestand die gekenmerkt wordt door tweeslachtigheid: enerzijds een bijtende ironie die diep in de vezels van onze generatie ligt verankerd, en anderzijds het wanhopige verlangen ergens écht voor te staan. Deze ‘double bind’ is typerend voor de fase waarin we nu zitten, stelt het filosofenkoppel vanavond opnieuw, en toont een breuk met het postmodernistische tijdperk. Ook in de kunst is dit evident. Waar kunstenaars als Sarah Lucas en Cindy Sherman slechts parodieerden en de oppervlakkigheid in de samenleving wilden laten zien, verbinden hedendaagse kunstenaars de ontlede stukjes weer aan elkaar, aldus Vermeulen.

Panelleden met in het midden Tim Vermeulen en Robin van den Akker, op de achtergrond Guido van der Werve, Nummer acht. Everything is going to be allright, 2007

Panelleden met in het midden Tim Vermeulen en Robin van den Akker, op de achtergrond Guido van der Werve, Nummer acht. Everything is going to be allright, 2007

Tegenaanval

Deze boude stellingen krijgen halverwege de avond een portie pittige kritiek te verduren van filosofe en literatuurwetenschapper Aukje van Rooden. Ze begint de tegenaanval verrassend door te  bekennen dat ze helemaal achter de observaties van het duo staat. Alleen, voegt ze er met een glimlach aan toe, hebben ze in feite een haarscherpe beschrijving gegeven van waar het postmodernisme volgens haar voor staat. Dat heen en weer pendelen tussen cynisme en ernst, optimisme en twijfel, waarheid en relativering, is volgens Van Rooden karakteristiek voor een postmoderne mentaliteit.

Engagement

Gelukkig wordt een discussie over de juiste term voor ons huidige culturele tijdperk uit de weg gegaan en verschuift de aandacht naar een prangende vraag die in iedereens hoofd zit: wat te doen? Hoe gaan we om met een tijd waarin we geacht worden een keuze te maken, terwijl we weten dat geen enkele positie de waarheid in pacht heeft? Is oprechtheid daadwerkelijk slechts een pose? Kunnen we dan niet meer echt geëngageerd zijn? En is dat erg?

Het zijn vragen waarmee we naar huis zullen moeten gaan, want een antwoord heeft niemand. Eén ding is zeker, we moeten onze ogen gericht houden op de hedendaagse kunstenaars. Zij reflecteren het gemoed en de overtuigingen die in onze tijd leven, betogen Vermeulen en Van den Akker. Een waardevol punt, maar misschien moeten we de kunst vooral waarderen omdat ze alle hoogdravende standpunten en definities vaak weer eens aangenaam op z’n kop zet.

Boeken / Kunstboek

De nieuwe krullen van de ingenieur

recensie: Kees Rouw - Sybold van Ravesteyn - Architect

In de eerste decennia van de twintigste eeuw, als kunst en architectuur zich opmaken voor wat de Nieuwe Zakelijkheid zal gaan heten, zoekt ingenieur en architect Sybold van Ravesteyn zijn eigen weg. Honderd jaar later ligt er een fenomenale monografie die het leven en werk van deze fascinerende ontwerper eindelijk voor het voetlicht brengt.

In die vroege jaren vormt zich een kruispunt van stromingen dat een enerverende periode in de architectuur doet ontstaan. Van Ravesteyn, opgeleid als civiel ingenieur in Delft, krijgt een aanstelling bij de Staatsspoorwegen en vestigt zich in Utrecht. Hij verdiept zich in zijn vrije tijd in de kunstgeschiedenis en ontwerpt een aantal klokken en meubelstukken. Het culturele klimaat wordt gevormd door de architectuur van de Amsterdamse School, de aanstormende Nieuwe Zakelijkheid van De Stijl, het Bauhaus in Weimar en de experimenten van Le Corbusier in Frankrijk. In de levendige Utrechtse kunstscene verkeert Van Ravesteyn in kringen met onder anderen Gerrit Rietveld, Charley Toorop en Theo van Doesburg.

Fauteuil, 1925 Collectie Het Nieuwe Instituut

Fauteuil, 1925 Collectie Het Nieuwe Instituut 

Gebogen rugleuning

Architect, schrijver en samensteller Kees Rouw laat op heldere wijze zien hoe Sybold van Ravesteyn verschillende indrukken verwerkt in zijn eerste ontwerpen. De meubels zijn nog zwaar van volume en duidelijk geïnspireerd door het werk van Berlage. Dan komt er plotseling een lichtheid in zijn vormen, onder invloed van de functionalistische ‘nieuwzakelijken’: grote vlakken, primaire kleurstelling en een asymetrische strakheid. Als hij zich voor de Staatsspoorwegen, naast zijn constructiewerk, met architectuur gaat bezighouden, is ook daar de minimalistische en rechtlijnige structuur zichtbaar.

Met zijn opvallende interieurontwerpen weet Van Ravesteyn zelfs over de grens de aandacht op zich te vestigen. Als hij in Zuid-Frankrijk een deel van een grote villa mag inrichten, laat hij zich voor de eerste keer leiden door zijn esthetisch gevoel: tussen de Stijl-achtige meubelstukken staat een fauteuil met een gebogen rugleuning en halfronde zitting. Dit is het begin van een eigen handschrift en een eigen opvatting over hoe de architectuur zich zou moeten presenteren.

Interieur kantoorgebouw 'Holland van 1859', 1939 Collectie Nederlands Fotomuseum

Interieur kantoorgebouw ‘Holland van 1859’, 1939 Collectie Nederlands Fotomuseum 

Neobarok

Van Ravesteyn voelt zich niet thuis binnen de dogmatische wereld van de Nieuwe Zakelijkheid: ‘De mensch vraagt van de architectuur nu, evenzeer als vroeger, visueele schoonheid’. Hij blijft een aantal aspecten toepassen – dunne metalen raamlijsten, grote glaswanden, prefab-onderdelen – maar zijn ontwerpen worden vanaf dat moment gekenmerkt door gebogen lijnen en ornamentiek. Dat hem dat niet in dank wordt afgenomen door zijn functionalistische collega’s blijkt uit het verhitte architectuurdebat dat ontstaat tussen de verschillende stromingen. Medestanders van Van Ravesteyn zijn er ook, zoals deze criticus in de pers verwoordt: ‘Het pure functionalisme is Van Ravensteyn ontgroeit. Hij is geen puritein maar een kunstenaar’.

Ondertussen werkt de architect volop aan zijn steeds meer uitdijende portefeuille met Spoorwegen-projecten. Hij ontwerpt seinhuizen, watertorens, transformatorgebouwen en stationscomplexen, alles in een wat behoudender stijl dan zijn particuliere opdrachten, maar ontegenzeglijk van een grote inventiviteit en schoonheid. Eind dertiger jaren beleeft hij zijn hoogtepunt met de realisering van een kantoorgebouw in Dordrecht. Hier worden alle registers opengetrokken – ornamentiek, golvende lambrisering, gekrulde stoelen – en krijgen de bouwwerken van Van Ravesteyn met recht het predicaat ‘neobarok’ opgeplakt.

Benzinestation Purfina, 1958 Collectie Nederlands Fotomuseum

Benzinestation Purfina, 1958 Collectie Nederlands Fotomuseum

Italianiserend

De oorlog maakt een einde aan de frivole periode van Sybold van Ravesteyn. Door de ernst van de tijd en het gebrek aan materialen is zijn eigenzinnige uitbundige stijl niet meer gewenst. Het grootste project, de ontwikkeling van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam, wordt in de eerste oorlogsjaren opgeleverd, maar het nieuw te bouwen Centraal Station blijft tot 1957 op de tekentafel liggen. Voor de Spoorwegen bouwt hij na de oorlog een aantal stations in een stijl die naar de ‘veilige’ Delftse School verwijst (landelijke vormen, sobere baksteenbouw) maar die door zijn Italiaanse invloeden ook wel ‘italianiserend’ wordt genoemd. De duidelijk aanwezige decoratie is ingetogen te noemen, maar nog altijd aanwezig als ‘menschelijke visueele behoefte’.

In de wederopbouwperiode laat Van Ravesteyn weer een andere kant van zijn talent zien met de bouw van diverse benzinestations voor Purfina. De prachtige vrijstaande gebouwtjes, met weer veel nieuwzakelijke elementen, zijn van een wonderlijke eenvoud en een stijlvolle compositie. Ook laat de architect hier zijn onmiskenbare gevoel voor typografische vormgeving zien.

Lampje model 2, 1926 Collectie Het Nieuwe Instituut

Lampje model 2, 1926 Collectie Het Nieuwe Instituut

Excentriek

Het is uitzonderlijk hoe in een tijd van nadrukkelijke ‘architectuurverzuiling’ een ontwerper zijn persoonlijke weg kiest. Van Ravesteyn is, zoals Kees Rouw schrijft in zijn nawoord, ‘een excentrieke voetnoot in de geschiedenis van de moderne architectuur’. Hij toont zich als een sensitieve individualist, wars van dogma’s en handvesten die zijn expressie in de weg staan en is naast functionaliteit altijd op zoek naar schoonheid en ornamentiek. ‘Hoofdzaak is niet om goed en gezond te wonen, maar om ‘leuk’ te wonen’ is een van zijn met bravoure geponeerde stellingen in het discours over de moderne architectuur.

Sybold van Ravesteyn – Architect is een groots uitgevoerd boekwerk dat bestaat uit een uitstekend geschreven biografie, een toelichting van de belangrijkste projecten en specifieke details in Van Ravesteyns werk, zijn geschreven en voorgedragen publicaties en een volledige oeuvrelijst. Vooral het bijzondere plaatwerk maakt deze uitgave tot een verplicht onderdeel van de bibliotheek van iedere architect.

Theater / Voorstelling

Geen grote woorden in de nacht

recensie: Hummelinck Stuurman – Geluk

In zijn Poetica verordent Aristoteles eenheid van tijd, plaats en handeling op het toneel: idealiter neemt de handeling niet meer dan een etmaal in beslag en speelt deze zich af in dezelfde streek. Schrijver/regisseur Ger Thijs houdt zich in Geluk goed aan de eenheid van plaats (het hele toneelstuk speelt zich in een woonkamer af), maar het etmaal rekt hij op tot een periode van dertig jaar. Funest voor de dramatiek? Nee, met durf en esprit gedaan!

We volgen de relatie van Vera (Renée Fokker) en Martin (Porgy Franssen) tot de dood hen scheidt. Ze ontmoeten elkaar als midlifers – redelijk single en redelijk ongelukkig – wanneer ze op een open dag hetzelfde huis willen kopen. Martin maakt bezwaar tegen een niet-functionele deur, maar Vera ziet de charme van zo’n historisch element wel in en maakt hem meteen een speels kunsthistorisch verwijt (‘Het surrealisme is duidelijk aan jou voorbij gegaan’). De toon is gezet: we hebben te maken met sympathieke snobs met uiteenlopende karakters. De nuchtere Martin versus de dwingende Vera. Hij is stukjesschrijver voor een krant, zij bekleedt een hoge positie in de ontwikkelingshulpbusiness.

12106-1.jpgGolfbewegingen van de liefde
Door de sprongen in de tijd wordt het stuk een longitudinale studie van een liefdesrelatie. Van de eerste ontmoeting (aftasten en machtsverdeling bepalen) via het prille geluk (kindje maken) naar de vervreemding (overspel en scheiding) en een late verzoening (‘Jij bent nog steeds degene met wie ik in mijn hoofd overleg’), dit alles op geloofwaardige wijze binnen anderhalf uur. De hoofdrolspelers maken goed gebruik van hun doorleefde innerlijk en laten ons de vele aspecten van de liefde zien. Ook de volwassen zoon Thomas (Mark van Eeuwen) komt na een lastige beginscène flink op dreef en kan zich uitleven in de terechte verwijten die hij zijn vader maakt (lafheid en gebrek aan liefde). De meeste toeschouwers zullen zich daar wel in kunnen verplaatsen, want we zijn natuurlijk allemaal veel tekort gekomen in onze jeugd.

Idealisme en verbittering gaan op in vergeefsheid
De langzame teloorgang van de relatie staat ook symbool voor de achteruitgang van de maatschappij. Vera doet daar als linkse ontwikkelingswerker een aantal harde uitspraken over. Zij heeft ons land van een ‘delta van redelijkheid en tolerantie’ zien veranderen in een ‘bolwerk van bekrompenheid’. Haar gelijk (dat toch moeilijk te ontkennen valt) wordt genuanceerd door een mooie uiteenzetting van Thomas over hoe moeilijk het is om met idealisten samen te leven: eerst word je overspoeld met hun weinig realistische plannen en dromen, na verloop van tijd met hun teleurstelling en verbittering. Uiteindelijk is alles natuurlijk tevergeefs en moeten we allemaal afscheid van leven en liefde nemen. De les? Probeer te omarmen wat waardevol is. Probeer lief te hebben. Probeer minder aan jezelf en meer aan een ander te denken. Koester de korte catharsis van Geluk. Ger Thijs is een oude Griek.

Boeken / Fictie

Meedrijven met de rivier

recensie: Gijs de Swarte - Dan maak je maar zen

‘Go with the flow’ is het adagium dat de ooit succesvolle journalist Kevin in de praktijk gaat brengen wanneer zijn leven een kritiek punt bereikt. Hij is de hoofdpersoon in Dan maak je maar zen van Gijs de Swarte, een roman die in volle vaart de mogelijkheden van de hedendaagse spiritualiteit verkent.

De Swarte beschrijft hoe Kevin allerlei hedendaagse spirituele mogelijkheden toepast in zijn leven. Kevin hoopt hiermee uiteindelijk al zijn problemen te kunnen oplossen. En dat zijn er nogal wat: zijn vader is dood, zijn vrouw is weg en zijn inkomsten zijn tot een dieptepunt gedaald. Ondertussen voedt hij onder deze omstandigheden ook nog zijn zoontje Sam op en krijgt er onverwacht een tweede kind bij. Je verwacht het niet, maar toch is dit een boek waar je tijdens het lezen smakelijk om zult lachen.

Altijd blijven lachen
De Swarte brengt Kevins leven namelijk in beeld met een krachtig instrument: humor. Kevin wil er alles aan doen om zijn situatie beter te maken en zoekt het uiteindelijk in de spirituele hoek. Hij ontmoet nepgoeroes en bezoekt zweverige dansfeesten. Hij gaat te rade bij Thich Nhat Hanh, Eckart Tolle, Deepak Chopra en bij Jezus en Boeddha zelf. Al deze leringen worden in dit boek omgevormd tot iets wat het niet is voor de vele aanhangers ervan, maar het levert wel een grappig resultaat op.

Kevin probeert namelijk alle leringen in de alledaagse praktijk toe te passen, maar het blijkt nog niet zo makkelijk om te blijven leven in het ‘nu’. Bijvoorbeeld wanneer er iemand voor dreigt te dringen bij de kassa en hij uit alle macht zijn frustratie daarover uit de weg probeert te gaan.

Ik ben een rots, denk ik. Oorlog, honger, armoede en analfabetisme op wereldschaal – het zal me worst wezen. Waar het om gaat – waar het echt allemaal om draait in dit leven is Ferragamo-in-de-rij-houden-waarin-ze-staat.
(…)
Ik kijk nog steeds recht vooruit.
Blanco.
Niets aan het handje.

Met dit gevoel voor humor én drama worden eigenlijk alle tegenslagen die Kevin te verduren krijgt beschreven. Alles is over de top: de gebeurtenissen stapelen zich oneindig op en elke keer wordt de spiritualiteit op schertsende toon gepredikt. Bijvoorbeeld via een zelf verzonnen mantra (‘Dan komt alles goed’).

Voorspelbare feelgood-roman
Veel alledaagse, frustrerende situaties in het boek zullen herkenbaar zijn voor de lezer. En waarschijnlijk kent de lezer ook één of meerdere auteurs en vormen van spiritualiteit die in de roman de revue passeren. Dit maakt dat je je snel op je gemak voelt in de wereld van dit boek. Ook de vlotte vertelstijl van De Swarte houdt je aandacht vast. Bijna op het ADHD’erige af stuiteren we lachend door het verhaal.

Dan maak je maar zen is een echte feelgood-roman, die je snel uit hebt en waar je veel plezier aan zult beleven, ondanks de toch wat voorspelbare verhaallijn. Diepzinnig wordt het nergens. Dit is gewoon een lekker tussendoortje om bij te ontspannen, je zegeningen te tellen en – ‘go with the flow’ – over je heen te laten komen.

Film / Films

De kroegbaas en de vlinder

recensie: Henri

Toe aan een portie bitterzoete slow cinema? Dan moet je in Wallonië zijn.

Henri speelt zich af rondom zo’n typisch Belgisch café. De dagelijkse stamgasten happen in hun pint en staren naar het achterwerk van barvrouw Rita. Haar man, de zwijgzame Henri, staat in de keuken zijn ergernis te verbijten. Het huwelijk van de café-uitbaters verkeert in de terminale fase. Henri krijgt meer liefde van zijn duiven dan van zijn extraverte vrouw.

Lekker goedkoop

~

De film is nog geen tien minuten op streek of regisseuse Yolande Moreau gooit er een grote plotwending tegenaan. Rita gaat dood en Henri moet alleen verder. Om het café-restaurant draaiende te kunnen houden, huurt hij op aanraden van zijn dochter een ‘witte vlinder’ in, een verstandelijk gehandicapte. Lekker goedkoop en overal inzetbaar.

Daarmee komt de eigenlijke hoofdpersoon van Henri het verhaal binnen zetten: Rosette, een licht verstandelijk beperkte vrouw van rond de dertig die in een nabij gelegen instelling woont. De baan in het café betekent voor haar de mogelijkheid om een soort van normaal bestaan op te bouwen. Bij zo’n gewoon leven hoort volgens Rosette ook romantiek. In het zwembad gluurt ze naar een vrijend stelletje. Ze vat een verliefdheid op voor haar zwijgende baas. Henri is na het overlijden van zijn vrouw één groot brok verdriet, op zoek naar troost en genegenheid.

Poëtisch vuurwerk

Aan dat gegeven ontleent Henri het spanningsveld dat de film steeds interessant houdt. Want verder gebeurt er eigenlijk niet zoveel. Moreau is niet zozeer geïnteresseerd in grootse dramatische ontwikkelingen. Liever schetst ze de tragikomische herhaling van dagelijkse rituelen en zoomt ze in op de verdrietige koppen die het café bevolken. Om soms even uit te pakken met poëtisch vuurwerk, zoals wanneer Rosette danst in een wolk van geloste postduiven. Het lijkt alsof Aki Kaurismäki, de Finse meester van de grappige treurigheid, even in Wallonië is neergestreken. Klein maar fijn, deze film.

Muziek / Album

Prachtige loot

recensie: Mark Lanegan Band - Phantom Radio

Wie Mark Lanegan kent, weet direct dat het album Phantom Radio geen vrolijk werk zal zijn, maar dat de kwaliteit meer dan gemiddeld is. Na beluistering blijkt deze verwachting helemaal uit te komen.

Het album Phantom Radio kreeg een voorafje in de vorm van een EP met als titel No Bells On Sunday. In de deluxe uitvoering van het album is dit voorafje toegevoegd als onlosmakelijk onderdeel van het volledige album.

Vijftig keer


De stem van Mark Lanegan is uit duizenden herkenbaar: diep, zwaar, gruizig en met een heerlijk scherp randje. Dit handelsmerk van Lanegan gaat ook nog eens hand in hand met een heel goede hand van componeren.

Naast zijn eigen werk is hij ook vaak te horen op andere albums; de teller staat inmiddels al op meer dan vijftig stuks! En dat voor iemand die net vijftig jaar is geworden in 2014.

Waar Lanegan allemaal zijn bijdrage aan levert, is bijna niet bij te houden voor de ware fan. Zo hoorden we zijn stem onlangs nog op het album Un Oiseau S’est Posé van de fransman Gérard Manset. Dit is ten onrechte aan velen voorbij gegaan, omdat een grote groep luisteraars niet is ingevoerd in de Franse popmuziek. Lanegan wist zijn zware stempel te drukken op een van de fraaie composities van Manset. Wat er dan gebeurt, is dat je onwillekeurig opkijkt in een moment van herkenning en muzikale vreugde.

Aangenaam duister


Het totale album telt vijftien composities verdeeld over twee schijven, en het is eerlijk gezegd onmogelijk om zwakke broeders aan te wijzen. Op het hoofdalbum Phantom Radio levert een nummer als ‘I Am The Wolf’ een machtig moment op, waarbij het voelt of de luisteraar thuiskomt. Het volgende nummer op het album, ‘Torn Red Heart’, klinkt lieflijk, vooral na het donkere ‘I Am The Wolf’. Met ‘Waltzing in Blue’ keert Lanegan terug naar een midden-sfeer van het album, terwijl het ritme in een soort trance uit de boxen komt. Daarbij ontdek je in de driekwartsmaat toch een bijna stiekeme vierkwartsmaat.

Het intermezzo van het album is voorbij als Lanegan met ‘The Wild People’ terugkeert naar zijn typische sound, die we ‘Laneganiaans’ kunnen noemen: een beetje donker – al is dat alleen al door zijn stem – gekoppeld aan een sombere melodie, en een tekst die het geheel ook niet echt vrolijk maakt. Daarin wordt verhaald over doden, schieten en een gevoel tot op het bot.

Somberman Mark Lanegan heeft weer een prachtige loot aan zijn omvangrijke carrière toegevoegd. Dit is genieten voor de liefhebbers, en voor wie hem nog niet kent een duistere doch aangename kennismaking.

Live in Nederland:

11+12 februari Cross Linx Muziekgebouw, Eindhoven
13 februari Cross Linx De Doelen, Rotterdam
14 februari Cross Linx Oosterpoort, Groningen

Theater / Voorstelling

Een dynamische voorstelling over de mening

recensie: DOX - THINK!

.

In het vlakkevloertheater van de grote zaal van Theater Kikker in Utrecht staan speakers van verschillende grootte opgesteld. De drie mannen van BASTIAAN komen op en beginnen hun zwoele, dansbare elektropop te spelen. Via komische uitspraken over mogelijk ontstane gedachten van het publiek drijven ze de spot met zichzelf. Dan introduceren zij de acteurs en dansers, waarvan er veel een buitenlandse afkomst hebben. Zo staan er verschillende culturen op het toneel en bevat de voorstelling verschillende theaterdisciplines: spel, dans en muziek.

Vrijheid van meningsuiting

THINKis een humoristische voorstelling over de mening op zich en de vrijheid van meningsuiting. Een onderwerp dat door de aanslagen in Parijs erg actueel is geworden, maar waar verder niet direct op in wordt gegaan. Wel worden Youtubefilmpjes nagespeeld, zoals het bekende filmpje ‘Je weet niet wie ik ben’, en wordt er iemand in een heftige dansscène in elkaar getrapt. Ook halen de spelers bivakmutsen uit de kast en zetten ze verschillende accenten op. De acteurs verkondigen verschillende meningen, maar laten ook zien dat er mensen zijn zonder duidelijke mening. Hiermee houden de acteurs de maatschappij een spiegel voor die erg vermakelijk is om naar te kijken, maar tegelijkertijd ook stof tot nadenken oplevert.

De uiteenlopende onderwerpen die aan bod komen, zoals homoseksualiteit, Geert Wilders en Zwarte Piet, spreken jongeren aan, maar zijn ook voor volwassenen herkenbaar. Vol enthousiasme spelen de acteurs deze scènes, die in een vlot tempo worden afgewisseld met dansscènes. De kracht van THINK! zit hem dan ook vooral in de herkenbaarheid en de snelheid waarmee de verschillende onderwerpen elkaar afwisselen. De bruisende energie van de acteurs en dansers, die wordt versterkt door de opzwepende muziek van de muzikanten, maakt de voorstelling af.

Ook de acteurs weten het antwoord niet

Kan je alles zeggen wat je vindt? En wie bepaalt waar de grens ligt? Gedurende het laatste deel van de voorstelling geven de spelers in een snel tempo een korte samenvatting van de scènes die ze eerder hebben gespeeld. ‘Slecht nieuws, er komt geen conclusie’, roept een muzikant door de microfoon als de voorstelling na een uur tegen het einde aan loopt. Dit bericht herhaalt hij meerdere keren. Allerlei meningen hebben een andere context en de waarheid ligt vaak ergens in het midden.

THINK! komt dan ook niet met concrete antwoorden over wat wel of niet is toegestaan wat betreft vrijheid van meningsuiting. De voorstelling biedt zo stof voor verdere discussie. Het stuk had een eenduidig antwoord ook niet nodig. Deze jonge generatie acteurs en dansers weet het antwoord zelf ook niet. Begrijpelijk.

Muziek / Album

Nog net iets te veel ambitie

recensie: Enter Shikari - The Mindsweep

.

The Mindsweep bevestigt het wederom: Enter Shikari maakt wanstaltige muziek. Een van hun eerste hits was ‘Sorry You’re Not a Winner’: screamo met Brits accent, punkpoprefreintje en een flinke trancesynthesizer eronder.

En wonderwel werkte het: ‘Sorry You’re Not a Winner’ is bijna negen jaar later nog steeds een heerlijk nummer. Voor wie in de tussentijd Enter Shikari uit het oog verloren is (uw recensent bijvoorbeeld), is het nieuwe album The Mindsweep wel even wennen. Enter Shikari, een band waarvan je hartsgrondig hoopt dat ze niet artistiek gaan doen, is artistiek gaan doen.

Lekker fout

En eerlijk is eerlijk: The Mindsweep is niet zelden indrukwekkend, heerlijk creatief en aanstekelijk. Vooral tijdens de eerste helft van het album is het goed raak. De twee singles ‘Anaesthetist’ en ‘The Last Garrison’ schieten alle kanten op, en blijven tegelijkertijd catch. Ter indicatie: op laatstgenoemde nummer gaat het van screams, via indierock, naar een ontzettend fout refrein met lullige synthesizer en quasi-raps. En toch: het nummer is heerlijk.

Enter Shikari is op een fijne manier heel fout. Veel refreintjes lijken geënt op slechte Amerikaanse highschoolpunkpop. Muzikaal wordt geregeld de grens met (clichématige) indierock opgezocht. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de fijne flirts met lompe elektronica. Vooral als er euforische synthesizers opduiken is het moeilijk om niet vrolijk te worden van deze muziek.

Gebrek aan finesse

Helaas weet Enter Shikari de sterke start niet vast te houden. De tweede helft mist finesse. Op ‘The Bank of England’ bijvoorbeeld laat de band horen een beklemmende sfeer neer te zetten, maar dan komt er een plomp slotstuk inclusief geschreeuw. Er wordt niet naartoe opgebouwd, nee; Enter Shikari kan op aanstekelijke wijze van de hak op de tak springen, maar een nummer écht opbouwen lukt ze nog niet. Dat blijkt ook uit het moment waarop de hele band plomp invalt op pianoballade ‘Dear Future Historians…’, overigens ook een draak van een nummer. Een goede spanningsboog en fatsoenlijke opbouw hadden het nummer wonderen kunnen doen. Nu pruttelt het welgeteld zes en een halve minuut door, en dat is eigenlijk een goede vier minuten te lang.

‘Dear Future Historians…’ is onbedoeld een illustratie van het belangrijkste pijnpunt van The Mindsweep: het is overduidelijk dat Enter Shikari ambitieus is, maar ze kunnen veel van hun plannen gewoon nog niet waarmaken. Neem nu de strijkers en blazers die in sommige nummers opduiken: die vallen gewoon weg tegen de drukte en hadden prominenter ingezet kunnen worden. Door dit gebrek aan echte verfijning valt The Mindsweep helaas net te wisselvallig uit om een echt sterke plaat te worden. Het grootse, artistiek verantwoorde album dat Enter Shikari duidelijk voor ogen had, is niet gerealiseerd. Gelukkig is er dan nog die zeer geslaagde, fijne eerste helft.

Theater / Voorstelling

Een vleugje Rousseau in de moestuin van het leven

recensie: Ellen Dikker - Groene Vingers

Wat een ongelofelijk plezier straalt cabaretière Ellen Dikker uit. In de intieme zaal van Klein Bellevue is ze zichtbaar op haar plaats. De wat rumoerige setting van de zaal zorgt voor extra sfeer, al verstomt het geluid als er een luik opengaat en er op een houterige manier een klein vrouwtje omhoog kruipt. Vanaf dat moment zijn de spots geheel terecht voor mevrouw Dikker en laat ze zien dat ze veel in haar mars heeft. Toch is er ruimte voor verbetering en artistieke vernieuwing.

‘Laat los! Let go!’ Het zijn zomaar kreten uit de vierde avondvullende voorstelling van Dikker, die direct toegeeft dat ze als vrouw een verzamelaarsinstinct heeft. ‘Ik bewaar altijd alles, want ik kan het gewoon niet: weggooien.’ Zo tovert ze allerlei spullen uit haar jeugd tevoorschijn uit de stapels groene kratten die op de houten stellage staan opgesteld. Het publiek smult van zoveel jeugdsentiment, het is herkenbaarheid troef. Juist de tegenstrijdigheid van het loslaten en tegelijkertijd willen behouden van wat er is blijkt een prima uitgangspunt voor het spelen van vele typetjes.

Specialisme
Dikker staat bekend om het spelen van veel verschillende soorten personages, met af en toe een persoonlijke noot tussendoor. Het is een prettige afwisseling, want zo blijft de balans mooi bewaard. Als ze zichzelf is, lijkt het alsof ze ook uit de theaterrol stapt. Ze is dan ‘gewoon’ moeder, echtgenote, vriendin en alle andere identiteiten die ze met zich meedraagt. Gewoon zichzelf dus. Maar wanneer ze met typetjes aan komt zetten, blijkt maar weer eens waar haar specialisme ligt. Ze zijn van alle leeftijden, van alle klassen en standen, maar allemaal met hetzelfde euvel: de wil van het loslaten, maar ook de angst daarvoor. Om enig houvast aan te brengen, strooit ze een zak potgrond uit over de vloer en stampt met haar laarzen de zaadjes flink de bodem in. Hoewel ze stelt dat ze niks met tuinieren heeft, is ze toch aardig op weg deze metafoor ook na deze avond in gedachten te houden.

Kunst met een kleine k
Het zou Dikker tekort doen om haar louter als ’talent in typetjes’ te classificeren, daarvoor heeft ze veel meer in huis. Aan haar spel is te zien dat ze ook toneelervaring heeft en het is de vraag in hoeverre Dikker zichzelf tekort doet door artistiek weinig variatie aan te brengen in haar shows. Ze heeft zeker wat te melden en ze hoeft niet alles op te lossen met het spelen van gekke personages. Ook houden de grappen niet altijd over: het is is soms wel erg brave huis-tuin-en-keukenhumor. Een courgette vastpakken en daar seksueel getinte opmerkingen over maken is niet bijster origineel. Wel komt ze het beste tot haar recht in een klein theater, met een hoogopgeleid publiek vanaf 35 jaar. Ze creëert een eigen genre dat gerust ‘kleincabaret’ genoemd zou kunnen worden. Dikker is een cabaretière die, naarmate ze ouder wordt, steeds meer samenvalt met haar talent en haar eigen toon vindt. Haar oproep om terug naar de natuur te gaan (naar de bekende filosoof Jean Jacques Roussau) weet ze luchtig en toch kritisch weer te geven. Wat Dikker maakt is in elk geval niet voor iedereen weggelegd en dat is maar goed ook.