Boeken / Kunstboek

De nieuwe krullen van de ingenieur

recensie: Kees Rouw - Sybold van Ravesteyn - Architect

In de eerste decennia van de twintigste eeuw, als kunst en architectuur zich opmaken voor wat de Nieuwe Zakelijkheid zal gaan heten, zoekt ingenieur en architect Sybold van Ravesteyn zijn eigen weg. Honderd jaar later ligt er een fenomenale monografie die het leven en werk van deze fascinerende ontwerper eindelijk voor het voetlicht brengt.

In die vroege jaren vormt zich een kruispunt van stromingen dat een enerverende periode in de architectuur doet ontstaan. Van Ravesteyn, opgeleid als civiel ingenieur in Delft, krijgt een aanstelling bij de Staatsspoorwegen en vestigt zich in Utrecht. Hij verdiept zich in zijn vrije tijd in de kunstgeschiedenis en ontwerpt een aantal klokken en meubelstukken. Het culturele klimaat wordt gevormd door de architectuur van de Amsterdamse School, de aanstormende Nieuwe Zakelijkheid van De Stijl, het Bauhaus in Weimar en de experimenten van Le Corbusier in Frankrijk. In de levendige Utrechtse kunstscene verkeert Van Ravesteyn in kringen met onder anderen Gerrit Rietveld, Charley Toorop en Theo van Doesburg.

Fauteuil, 1925 Collectie Het Nieuwe Instituut

Fauteuil, 1925 Collectie Het Nieuwe Instituut 

Gebogen rugleuning

Architect, schrijver en samensteller Kees Rouw laat op heldere wijze zien hoe Sybold van Ravesteyn verschillende indrukken verwerkt in zijn eerste ontwerpen. De meubels zijn nog zwaar van volume en duidelijk geïnspireerd door het werk van Berlage. Dan komt er plotseling een lichtheid in zijn vormen, onder invloed van de functionalistische ‘nieuwzakelijken’: grote vlakken, primaire kleurstelling en een asymetrische strakheid. Als hij zich voor de Staatsspoorwegen, naast zijn constructiewerk, met architectuur gaat bezighouden, is ook daar de minimalistische en rechtlijnige structuur zichtbaar.

Met zijn opvallende interieurontwerpen weet Van Ravesteyn zelfs over de grens de aandacht op zich te vestigen. Als hij in Zuid-Frankrijk een deel van een grote villa mag inrichten, laat hij zich voor de eerste keer leiden door zijn esthetisch gevoel: tussen de Stijl-achtige meubelstukken staat een fauteuil met een gebogen rugleuning en halfronde zitting. Dit is het begin van een eigen handschrift en een eigen opvatting over hoe de architectuur zich zou moeten presenteren.

Interieur kantoorgebouw 'Holland van 1859', 1939 Collectie Nederlands Fotomuseum

Interieur kantoorgebouw ‘Holland van 1859’, 1939 Collectie Nederlands Fotomuseum 

Neobarok

Van Ravesteyn voelt zich niet thuis binnen de dogmatische wereld van de Nieuwe Zakelijkheid: ‘De mensch vraagt van de architectuur nu, evenzeer als vroeger, visueele schoonheid’. Hij blijft een aantal aspecten toepassen – dunne metalen raamlijsten, grote glaswanden, prefab-onderdelen – maar zijn ontwerpen worden vanaf dat moment gekenmerkt door gebogen lijnen en ornamentiek. Dat hem dat niet in dank wordt afgenomen door zijn functionalistische collega’s blijkt uit het verhitte architectuurdebat dat ontstaat tussen de verschillende stromingen. Medestanders van Van Ravesteyn zijn er ook, zoals deze criticus in de pers verwoordt: ‘Het pure functionalisme is Van Ravensteyn ontgroeit. Hij is geen puritein maar een kunstenaar’.

Ondertussen werkt de architect volop aan zijn steeds meer uitdijende portefeuille met Spoorwegen-projecten. Hij ontwerpt seinhuizen, watertorens, transformatorgebouwen en stationscomplexen, alles in een wat behoudender stijl dan zijn particuliere opdrachten, maar ontegenzeglijk van een grote inventiviteit en schoonheid. Eind dertiger jaren beleeft hij zijn hoogtepunt met de realisering van een kantoorgebouw in Dordrecht. Hier worden alle registers opengetrokken – ornamentiek, golvende lambrisering, gekrulde stoelen – en krijgen de bouwwerken van Van Ravesteyn met recht het predicaat ‘neobarok’ opgeplakt.

Benzinestation Purfina, 1958 Collectie Nederlands Fotomuseum

Benzinestation Purfina, 1958 Collectie Nederlands Fotomuseum

Italianiserend

De oorlog maakt een einde aan de frivole periode van Sybold van Ravesteyn. Door de ernst van de tijd en het gebrek aan materialen is zijn eigenzinnige uitbundige stijl niet meer gewenst. Het grootste project, de ontwikkeling van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam, wordt in de eerste oorlogsjaren opgeleverd, maar het nieuw te bouwen Centraal Station blijft tot 1957 op de tekentafel liggen. Voor de Spoorwegen bouwt hij na de oorlog een aantal stations in een stijl die naar de ‘veilige’ Delftse School verwijst (landelijke vormen, sobere baksteenbouw) maar die door zijn Italiaanse invloeden ook wel ‘italianiserend’ wordt genoemd. De duidelijk aanwezige decoratie is ingetogen te noemen, maar nog altijd aanwezig als ‘menschelijke visueele behoefte’.

In de wederopbouwperiode laat Van Ravesteyn weer een andere kant van zijn talent zien met de bouw van diverse benzinestations voor Purfina. De prachtige vrijstaande gebouwtjes, met weer veel nieuwzakelijke elementen, zijn van een wonderlijke eenvoud en een stijlvolle compositie. Ook laat de architect hier zijn onmiskenbare gevoel voor typografische vormgeving zien.

Lampje model 2, 1926 Collectie Het Nieuwe Instituut

Lampje model 2, 1926 Collectie Het Nieuwe Instituut

Excentriek

Het is uitzonderlijk hoe in een tijd van nadrukkelijke ‘architectuurverzuiling’ een ontwerper zijn persoonlijke weg kiest. Van Ravesteyn is, zoals Kees Rouw schrijft in zijn nawoord, ‘een excentrieke voetnoot in de geschiedenis van de moderne architectuur’. Hij toont zich als een sensitieve individualist, wars van dogma’s en handvesten die zijn expressie in de weg staan en is naast functionaliteit altijd op zoek naar schoonheid en ornamentiek. ‘Hoofdzaak is niet om goed en gezond te wonen, maar om ‘leuk’ te wonen’ is een van zijn met bravoure geponeerde stellingen in het discours over de moderne architectuur.

Sybold van Ravesteyn – Architect is een groots uitgevoerd boekwerk dat bestaat uit een uitstekend geschreven biografie, een toelichting van de belangrijkste projecten en specifieke details in Van Ravesteyns werk, zijn geschreven en voorgedragen publicaties en een volledige oeuvrelijst. Vooral het bijzondere plaatwerk maakt deze uitgave tot een verplicht onderdeel van de bibliotheek van iedere architect.