Film / Films

Bizarre misdaad op het Franse platteland

recensie: P'tit Quinquin

Een ‘zunne grote vuurbal’ ontbreekt weliswaar, maar de serie wordt bevolkt door een grote selectie niet al te snuggere types die zich bezighouden met allerlei rottigheid. Een nogal merkwaardig speurderskoppel mag een aantal mysterieuze moorden oplossen.

P’tit Quinquin speelt zich af op het dunbevolkte Noord-Franse platteland en draait om een reeks bizarre misdaden. In een bunker wordt een dode koe gevonden. In de maag van het beest worden menselijke resten aangetroffen. Al snel duikt op een strand een koe met een tweede lijk op.

Topseries

~

Aan het onhandige rechercheduo Roger van der Weyden (Bernard Pruvost) en zijn assistent Carpentier (Philippe Jore) de taak om de dader te zoeken. Het helpt niet mee dat Van der Weyden een stotterende Korsakov-patiënt is. Carpentier heeft steeds de grootste moeite om de politieauto onder controle te houden.

Twee kinderen, de twaalfjarige Quinquin (Alane Delhaye) en zijn vriendinnetje Eve (Lucy Caron), zijn getuige van de misdaden en onderzoekingen. P’tit Quinquin toont zich op deze manier verwant aan andere topseries als True Detective en de Deense ziekenhuishorror van Lars von Trier The Kingdom. Ook daar zagen we alle gebeurtenissen door de ogen van twee onschuldige (verstandelijk gehandicapte) kinderen.

Slappe lach

P’tit Quinquin bestaat uit vier delen, maar is ook goed te bekijken als lange speelfilm. De miniserie is gemaakt door Bruno Dumont. De Fransman maakte eerder zwartgallige, nihilistische films als La vie de Jésus, L’humanité en Flandres. De man staat niet bepaald bekend als lachebekje, maar laat met P’tit Quinquin zien dat hij wel degelijk over een gevoel voor humor beschikt.

En wat voor een humor. Met grappen over vrouwen, buitenlanders, gehandicapten en de politie spaart Dumont niemand. Hoogtepunt in aflevering één is de lang opgerekte begravenisscène, waarbij de pastoor de slappe lach krijgt en het speurderskoppel de aanwezigen observeert op zoek naar de dader. Dat ze daarbij de man met de bivakmuts over het hoofd zien, is een niet onbelangrijk detail.

Gezichtsmisvorming

P’tit Quinquin vervalt soms in pure slapstick. Toch is de nihilistische ondertoon nog steeds aanwezig. Gaandeweg wordt de serie serieuzer naarmate we dichter bij Het Kwaad komen. Religie speelt niet voor niets een belangrijke rol in deze serie.

Dumont gaat in zijn schets van een achtergesteld plattelandsgebied genadeloos te werk. Iedereen die in Noord-Frankrijk een gezichtsmisvorming of een verstandelijke beperking heeft, lijkt een rol te hebben gekregen. De meeste personages worden gespeeld door amateurs. Hoewel de VVV niet blij zal zijn met het geschetste beeld van de streek, laat Dumont de bewoners wel in hun waarde. In P’tit Quinquin deugt niemand. Behalve de kinderen dan.

Boeken / Fictie

Nieuwe interpretatie van het wilde westen

recensie: Donald Ray Pollock - Knockemstiff / Al die tijd de duivel

The American Dream bestaat nog steeds, zo bewijst Donald Ray Pollock. Na dertig jaar werken in een papiermolen en vleesverwerkingsfabriek gooide hij het over een andere boeg en werd een gelauwerd auteur. En schrijven, dat kan hij, hoewel een overmaat aan rudimentaire ranzigheid zijn boeken tot pittig leesvoer maakt.

Welkom in Knockemstiff
‘Toen ik zeven was, leerde mijn vader me op een augustusavond in de Torch Drive-in hoe je een man aan gort moet slaan’, luidt de allereerste zin van Pollocks verhalenbundel Knockemstiff. Welkom in Knockemstiff: een daadwerkelijk bestaand dorpje in Ohio, USA, waar de bevolking hopelijk iets minder ranzig is dan Pollocks boeken je willen doen geloven. Geweld, misdaad en seks met alles en iedereen – dik of dun, mooi of lelijk, maar vaker lelijk, dood of levend – zijn er aan de orde van de dag. Het leven van de mensen is er uitermate uitzichtloos en al snel wordt duidelijk dat zelfs mensen met enig perspectief, omdat bijvoorbeeld hun overleden oma een paar duizend dollar voor ze blijkt te hebben gespaard, nooit verder zullen komen omdat de incestueuze genen van Knockemstiff nu eenmaal een hoog gehalte aan stupiditeit en lamlendigheid bevatten.

Voorstudie
Knockemstiff lijkt met zijn achttien korte verhalen een soort voorstudie voor Pollocks eerste roman: Al die tijd de duivel. Het duurt even voordat duidelijk is dat ieder verhaal een ander personage beschrijft; wellicht omdat hun ellendige levens zoveel overeenkomsten vertonen dat ze geen duidelijke eigen identiteit hebben. Dat is meteen een van de grootste problemen van beide boeken, die eerder bevolkt lijken te worden door zombies dan door mensen. Dagelijkse bezigheden in het dorp betreffen zaken als:

‘Ik daalde de Mitchell Flats af met drie pijlpunten in mijn zak en een dode koperkop als een ouwewijvensjaal om mijn nek geslagen, toen ik in het Dynamietgat een knul met de naam Truman Mackey betrapte die zijn eigen kleine zusje een beurt gaf.’ 

Of:

‘Ik werd wakker in de overtuiging dat ik weer in bed gezeken had, maar het was maar de natte plek waar Sandy en ik de voorafgaande avond geneukt hadden.’ 

Misschien reflecteert het tweeluik Pollocks eigen mening over Knockemstiff. De auteur groeide er op en omschrijft het als ‘een claustrofobische plek’. In tegenstelling tot de karakters in zijn twee boeken weet hij zelf wél te ontsnappen en verhuist naar Chillicothe, twintig kilometer verderop. Daar werkte hij meer dan dertig jaar lang in een vleesverwerkingsfabriek en een papiermolen alvorens hij besluit te gaan studeren en publiceren: The American Dream. Critici zijn laaiend enthousiast en met zijn vlotte, zenuwslopende schrijfstijl haalt Pollock The New Yorker over om het ene na het andere verhaal te publiceren. Eén verhaal tegelijkertijd is wellicht de beste dosering voor Pollocks proza. Hoop doet leven en in Knockemstiff is er nooit hoop.

Van los zand naar klei
Tussen de twee boeken door evolueert Pollock waarneembaar in zijn schrijverschap. Waar Knockemstiff, ondanks de onderlinge connecties tussen de personages, voornamelijk bijeen wordt gehouden door de kaft om het boek, focust Al die tijd de duivel zich op minder verhaallijnen. Door deze focus is de samenhang van het boek beter. Al die tijd de duivel zit tussen een verhalenbundel en een roman in, waarbij de oorsprong in korte verhalen nog duidelijk herkenbaar is, maar deze soepel in elkaar overlopen.

Wie zich niet, en waarschijnlijk nooit, ontwikkelen zijn de inwoners van Knockemstiff zelf. Dit keer met juweeltjes als een vader die zijn zoon meesleept om bloedoffers te brengen en dagenlang te bidden voor zijn aan kanker stervende vrouw. En een vetlap die erop geilt foto’s te nemen wanneer hij zijn kettingrokende vrouw aan het hoereren zet alvorens haar sekspartners om zeep te helpen. Je moet ervan houden.


Muziek / Album

Tijdloos document

recensie: Yasmin Levy - Tango

Yasmin Levy speelt samen met The Israel Netanya Kibbutz Orchestra in het Arts Centre van Tel Aviv een bijzondere set aan Tango’s. De tien composities op Tango zijn Levy op het lijf geschreven.

Wie al eerder kennis heeft gemaakt met het talent van Yasmin Levy zal zondermeer weten dat de Tango als muziekstijl haar past. Wie Levy nooit eerder hoorde zal het na het beluisteren van dit album – een live-registratie van een concert dat ze gaf op de 3e juni van het jaar 2013 – volmondig eens zijn met de kenner. Soms duurt het even voordat fraaie opnames de muziekliefhebber bereiken, maar net als de dans is het album Tango een tijdloos document.

Essentie van de Tango


Het als project gestarte album Tango is voor Levy niet uit de lucht komen vallen. Ze is geboren in een gezin van zangers, waar de Tango als muzieksoort altijd onderdeel is  geweest van het beleven van muziek. Toch dook Levy voor dit album nog wat dieper in de muzieksoort.

Hoewel de zanger Carlos Gardel voor Levy een dominante rol speelde bij het aanwakkeren van haar liefde voor deze muziek, kwam ze op haar zoektocht uit bij Roberto “Polaco” Goyeneche, die haar de essentie van de Tango leerde te waarderen. De emoties, pijn en passie voor het leven zelf en de daarmee onlosmakelijk verbonden dood zijn in zijn muziek – en vooral in zijn manier van zingen – direct verbonden met het hart. Deze lessen verwerkte Levy in haar eigen vertolkingen van een tiental Tango’s, die terug te vinden zijn op deze fraaie registratie op cd en dvd.

In de inleiding van het album schrijft Levy zelf dat de Tango nu onderdeel is geworden van haar muzikale wereld, haar hart en ziel. Ze zal in de toekomst nog dieper graven in de betekenis van deze muzieksoort.

Uitstapje


Yasmin Levy neemt de luisteraar aan de hand mee op een emotionele reis door het landschap van Tango’s. Daarbij kan ze natuurlijk niet om een grootheid als Astor Piazzolla heen – een componist die bijna iedereen in de hersenpan heeft bij het horen van de term Tango. Levy vertolkt zijn ‘Vuelvo al sur’. Maar ze laat het bij één Piazzolla-compositie en duikt verder in het werk van Carlos Gardel, Luciano Leocata, Garardo Mato Rodriguez, Donato Racciatti, Juan Carlos Cobián, Alfredo Zitarrosa, Juan Pomati en Anibal Troillo. Alleen Gardel is leverancier van twee van de tien innemende vertolkingen door Levy op het album Tango.

Het album is een uitstapje voor de zangeres die zich bedient van een bijzondere stijl op haar vijf overige albums: deze stijl van liedjes in Jiddisch Spaans draagt de naam Ladino en is terug te voeren naar het jaar 1492. Haar vorige album Libertad uit 2012 was het laatste wapenfeit in deze Ladino-stijl.

Met Tango maakt Levy een zijstapje in haar carrière, dat – zoals ze zelf schrijft – haar heeft verrijkt. Voor de liefhebbers van haar muziek maakt dit album duidelijk dat ze ook deze stijl meer dan machtig is.

Theater / Voorstelling

‘Als het geraamte niet goed is, wordt het nooit een mens van vlees en bloed.’

recensie: Opium voor het volk - De Vriend N.V.

‘Een slimme komedie over familie en fraude’, zo zegt de ondertitel. Dat klopt. Het is wat het is. Niet meer en niet minder. De Vriend N.V. is een te eenvoudig verhaal waarbij het ontbreekt aan vlees op de botten.

Het is de vooravond van de 65ste verjaardag van zakenvrouw Eva de Vriend (Leny Breederveld) wanneer zij besluit haar vijf volwassen kinderen bij zich te roepen. Nee, ze heeft geen ziekte onder de leden, maar wil wel een bekentenis doen. Na de dood van haar man heeft zij jarenlang gesjoemeld met de pensioenpremies van haar werknemers. Resultaat? Zeven miljoen euro rijker en vijf maatschappelijk geslaagde kinderen, die dankzij de investering van hun moeder alle mogelijkheden hebben gekregen om zich succesvol te ontwikkelen. Nu is het tijd voor Eva de Vriend om zich aan te geven. Morgen is het zover.

~

Moraal
Dat gooit roet in het eten. Oudste broer Jan staat op het punt om politiek door te breken na een eerste politiek succesje met het aanpakken van fraude in de bijstand, zus Saar is iets belangrijks in de bouwwereld, Willemijn is een bevlogen arts, Evelien heeft het goed voor elkaar met huis, man en twee kinderen en jongste broer Reinoudt is kunstenaar. Na de eerste schok en verplichte teksten als ‘het is gewoon niet fatsoenlijk, je fraudeert met pensioenen’ en ‘hoe kon je zo ongelofelijk stom zijn’, blijken de broers en zussen er zelf ook geen hoge moraal op na te houden. Saar heeft zich bijvoorbeeld niet zo netjes aan de bouwvoorschriften gehouden en het verkopen van een duur huis of het beëindigen van een politieke carrière is geen prettig vooruitzicht. Dochter Willemijn geeft nog het langst tegengas, maar nadat zij begrijpt dat haar opleidingsplaats in het ziekenhuis door moeder is gekocht, gaat uiteindelijk ook zij overstag en stemt in met een gezamenlijk ontsnappingsplan.

Literair werk
Schrijver Willen de Vlam richtte samen met Tom Helmer Opium voor het Volk op, met als doel het opvoeren van actuele theaterteksten over keuzes en dilemma’s van de nieuwe generatie. Hier is de vraag: wat als we het normaal gaan vinden dat mensen geld verdienen over de rug van anderen? Uitgangspunt van De Vlam is om de toneeltekst als op zichzelf staand literair werk te beschouwen. Geëngageerd theater met een sterke opbouw en een originele invalshoek. Prima en lovenswaardig, maar waarom is het op deze manier uitgewerkt? Wat vertelt dit dunne verhaaltje ons: zijn we allemaal doortrapt en omkoopbaar? Is familie nog een heilig huisje? Alsjeblieft, scherp onze geest, laat ons dwalen en verras ons!

De Vlam vindt vier bankiers in een net pak op een bankje te voor de hand liggend om een thema als de bankfraude weer te geven. Soit. Nu is de setting van een grande dame met vijf kinderen wellicht origineler dan het letterlijk verbeelden van de bankierswereld, maar als de personages zo voorspelbaar en clichématig zijn uitgewerkt, blijft er weinig origineels over. De dialogen zijn vlak en vaak geestig bedoeld. Als je als schrijver je personages niet bloedserieus neemt, kan het publiek dat ook niet. Zo is de pijn van de kinderen nauwelijks voelbaar als zij na het schokkende nieuws na drie zinnen alweer overgaan op hun eigen magere drijfveren.

Kluchtig en amateuristisch
Dat heeft als gevolg dat deze komedie niet schuurt en wringt, maar kluchtig en soms zelfs amateuristisch aandoet. Zelfs actrice Leny Breederveld, met al haar ervaring en droogkomische toon, slaat soms de plank mis en lijkt letterlijk en figuurlijk weg te willen lopen uit het toneelstuk. En wat duurt een nacht dan lang, als we al snel door alle geheimen van de personages heen zijn. De regie van Paul Knieriem is vlot en er is zijn enkele grappige vondsten in vorm en stijl, maar deze kunnen de hiaten in het script niet verbergen. Als het geraamte niet goed is, wordt het nooit een mens van vlees en bloed.

Boeken / Fictie

Giphart 2.0

recensie: Ronald Giphart - Harem

Het is een doorstart ‘die voelt als een debuut’. De langverwachte, nieuwe roman van Ronald Giphart bewijst dat de schrijver een verhaal kan vertellen dat niet alleen van seks en joligheid is vergeven. Toch weet hij met moeite diepgang te bereiken onder de oppervlakte.

In Harem kruipt Giphart in de huid van de twintigjarige Liam die, teruggetrokken in een afgelegen jachthut, de geschiedenis van zijn Zweedse familie op papier probeert te zetten. Dit toekomstige boek zal voornamelijk gaan over zijn vader Mac, diens dynamische leven en de daarbij behorende onafhankelijke levenshouding. Mac is een beroemd fotograaf die door zijn talent de hele wereld afreist, veel in de popmuziek werkzaam is en wordt neergezet als eigengereide kunstenaar die overal zijn ding kan doen.

Denken en doen
Liam heeft de beschikking over een doos vol foto’s en documenten, zijn eigen herinneringen en noodzakelijke fictie om de onbekende onderdelen van zijn familiegeschiedenis mee in te vullen. Giphart laat zijn hoofdpersoon dit verhaal nauwgezet reconstrueren, met veel flashbacks en perspectiefwisselingen, wat goed uitpakt omdat er zo een enerverend en afwisselend geheel ontstaat. Hierin is Mac de getalenteerde losbol die, naast zijn passie voor fotografie, de liefde van zijn leven vindt in de uiteindelijke moeder van Liam.

In Gipharts proza wordt nooit veel gedacht maar vooral veel gedaan. Dat heeft hij in Harem anders aangepakt door de hoofdpersoon het boek bijeen te laten denken. Er zit meer ernst in de verwikkelingen, maar ook in zijn vijftigste levensjaar hoeft men bij de auteur niet aan te komen voor een doorwrochte verhandeling over de menselijke ziel. Luchtigheid, op goede momenten ironisch gebracht, blijft de zwierige handtekening van Giphart.

Sekscommune
In de Stockholmse kunstscene, waar punkrock, schilderkunst en fotografie het universum vormen, betrekt Mac met een aantal getrouwen een oude melkfabriek die de ‘Melkerij’ wordt gedoopt, een giphartiaanse knipoog naar Andy Warhols The Factory. Hier ontstaat als vanzelf de harem uit de titel, door de aanloop van kunstzinnig volk en groupies van de populaire fotograaf, maar vooral door de seksuele escapades van de vrijbuiter. Mac doet het met Freija, de moeder van Liam, maar legt het ook aan met assistente Tilda en plukt vervolgens nog de jonge Nina van de straat.

Het levendige broeinest begint een scheurtje te vertonen als boezemvriend Hampus zelfmoord pleegt. Door Macs status als ‘Bekende Zweed’ duiken de paparazzi op zijn woongroep en wordt het gezelschap in de publiciteit neergezet als bandeloze sekscommune. De liefde en geborgenheid, die Liam hebben gevormd tot wie hij is, blijken niet vanzelfsprekend te zijn en leggen de nadruk op de bijzondere afkomst van de jonge schrijver. Vervolgens moet de oude schrijver Giphart een passend einde verzinnen voor een verhaal dat een vader en een zoon dichter bij elkaar heeft gebracht.

Cellofaan
Ronald Giphart is geen stylist. Harem is onzorgvuldig afgewerkt: er moet veel uitgelegd worden en menig dingetje blijft zeuren in het hoofd van de lezer. Zinnen als ‘hij wilde sorry murmelen’ of ‘ik was verliefd like there never was someone verliefd before’ leveren geforceerd proza op. En over fotografie en kunst gesproken: rood licht dat uit moet als het fotopapier wordt belicht? Schilderijen verpakt in cellofaan?

Toegegeven, het is makkelijk om de nadruk op deze kleinigheden te leggen, terwijl er tegelijkertijd uitstekende scènes beschreven worden, met name die waarin de liefde wordt bedreven. Maar ook bij Giphart – en zeker na zoveel jaren schrijverschap – zou ‘god in the details’ moeten zitten. De grote lijn van het verhaal biedt een prachtig landschap aan mogelijkheden, maar toch weet hij door zijn lichtvoetige aanpak opnieuw voorspelbaarheid op te roepen. De schrijver is ouder en rijper, zet een aantrekkelijk verhaal op poten maar levert desondanks een wispelturige roman af.

Kunst / Expo binnenland

Toekomstbeelden van angstaanjagende schoonheid

recensie: Yue Minjun, Juan Muñoz, Berlinde de Bruyckere e.a. - In Search of Meaning

‘Ik ben gedoemd tot een ziener die niet kan zien.’ Een uitspraak van kunstenaar Jan Fabre die een rode draad blijkt in de tentoonstelling In Search of Meaning – Mensbeelden in globaal perspectief. Museum de Fundatie presenteert in deze interessante expositie uiteenlopend werk van hedendaagse kunstenaars. Zowel de kunstwerken als de achterliggende ideeën geven stof tot nadenken.

Yue Minjun, <em>Romantic Realism</em>, Study Number 5, 1999.

Yue Minjun, Romantic Realism, Study Number 5, 1999.

Gastcurator Anne Berk heeft werk van een diverse schare aan hedendaagse kunstenaars geselecteerd voor de tentoonstelling. Het uitgangspunt hierbij is de manier waarop zij reageren op de huidige tijd en de ‘grote vragen des levens’. Een breed perspectief, dat resulteert in uiteenlopende artistieke reacties. In het werk van de gekozen westerse kunstenaars staat een nadruk op persoonlijke kwesties centraal. Zo getuigt Kiki Smith’s sculptuur van haar alter ego Alice een diepgravend onderzoek naar zichzelf en haar verleden. De kunstenaars uit overige delen van de wereld zijn met meer politiek geladen werk vertegenwoordigd op de tentoonstelling. Met name de omvangrijke installatie Fermentation of the Mind (1990) van de Indonesische kunstenaar Heri Dono valt op. Het werk bestaande uit gipsen hoofden die met elektronica aan ouderwetse schoolbankjes zijn gekoppeld, roept onvermijdelijk de associatie met hersenspoeling op. Een duidelijk politiek statement gezien Dono’s achtergrond als anti-Soeharto revolutionair.

Juan Muñoz, <em>Conversation Piece</em>, 2001. Foto: Luis Asin, ©The Estate of Juan Muñoz.

Juan Muñoz, Conversation Piece, 2001. Foto: Luis Asin, ©The Estate of Juan Muñoz.

Aandrang tot vluchten

Zo’n strikte tweedeling als westers individualisme versus niet-westers activisme zou de expositie echter geen recht doen – laat staan de hedendaagse kunstpraktijk. Er blijken vele manieren waarop kunstenaars reageren op het ‘verdwijnen van de grote verhalen’ in de huidige postmoderne wereld. De aandrang om te vluchten – in religie, cynisme of je eigen kussen – is hierbij een terugkerend motief. Sommigen, zoals de Belg Johan Tahon, laten zich meevoeren door een mystieke beleving en wentelen zich in een hernieuwd godsverlangen. Andere kunstenaars zijn uitgesproken cynisch en lijken alle idealen te hebben laten varen. Yue Minjun’s bekende sculptuur Romantic Realism, Study Number 5 van te breed grijnzende, blinkend roze activisten met een leeg spandoek is hier exemplarisch. Waar moeten we nog in geloven? De Chinese kunstenaar legt de vinger op de zere plek: de hoge verwachtingen van het post-maoïstische China zijn inmiddels verdampt.

Het wrange absurdisme van Minjun krijgt een dreigend randje in het werk van Folkert de Jong. In Operation Harmony (2008) spietst hij misdadigers uit de geschiedenis op lugubere wijze aan vrolijk gekleurde kruisen. Fanatisme moet ten koste van alles bestreden worden, desnoods met geweld. Juan Muñoz biedt in zijn Conversation Piece evenmin een rooskleurig – zij het minder agressief – perspectief: de blinde wezens lijken dynamisch, maar zitten gevangen in hun eigen ‘lichaam’ en zijn bovendien bevroren in bewegingloos brons. Het gevoel van verlamdheid dat dit werk uitstraalt is treffend: welke kant moeten we opgaan? Eenzelfde soort verstarring is bijna tastbaar in Berlinde de Bruyckere’s The Pillow. Het verkrampte lichaam verbeeldt een herkenbaar verlangen om soms te kunnen verdwijnen in je kussen.

Berlinde de Bruyckere, <em>The Pillow</em>, 2010. ©Mirjam Devriendt.

Berlinde de Bruyckere, The Pillow, 2010. ©Mirjam Devriendt.

Veelvoud aan betekenis

Het proberen te vinden van hét antwoord in de ‘zoektocht naar betekenis’ lijkt gedoemd om te mislukken. Maar misschien is het stellen van de vraag wel belangrijker, aldus curator Berk. Dat haar filosofische overpeinzingen interessant zijn staat buiten kijf. De onderbouwing van haar betoog met kunst roept daarentegen soms vraagtekens op. In de praktijk van het zoeken van een plaatje bij het praatje ligt een eenzijdige interpretatie van de kunst al snel op de loer. Dat kunstwerken theorieën zouden weerspiegelen blijft altijd lastig te bewijzen. Daarbij is het een wel erg breed punt: betekenis geven aan het leven is iets dat iedereen nastreeft, en kunst zou je kunnen zien als een uiting daarvan.

Toch slaagt deze tentoonstelling wonderwel. Naast de ietwat dwingende en soms ongenuanceerde zaalteksten, is de kunst een verademing. De werken maken talloze interpretaties mogelijk en laten uiteenlopende reacties zien op de huidige tijd, variërend van idealisme tot zwartgalligheid. De keuze voor mensbeelden is een fijne rode draad, die de nodige verbinding verschaft. Bovenin de wolk-vormige opbouw van het museum bieden bankjes met afgietsels van Caspar Berger’s botten de mogelijkheid tot filosofische reflectie. Maar ook als alle hoogdravende cultuurduiding langs je heen glijdt is de tentoonstelling de moeite waard. Je hoeft geen ziener te zijn om de schoonheid van de kunst te kunnen aanschouwen.

Film / Films

Een onconventioneel huwelijk tussen preuts Hollywood en een BDSM-roman.

recensie: Fifty Shades of Grey

.

Het is een fenomeen: wat begon als erotische fanfictie van Twilight groeide uit tot drie vervolgboeken die wereldwijd als warme broodjes over de toonbanken vlogen. Van het eerste en bekendste deel, Vijftig Tinten Grijs, werden op het Britse Amazon meer kopieën verkocht dan alle Harry Potter-delen bij elkaar. Het was plotseling compleet acceptabel om openlijk een erotisch boek te lezen. Vijftig Tinten werd dan ook gewoon gezien onder de kerstboom, in de trein en op de koffietafel. 

Het verhaal is bekend: de onschuldige literatuurstudente Anastasia interviewt de succesvolle, aantrekkelijke zakenman Christian Grey en wordt verliefd. Grey doet echter niet aan liefde, maar wel aan BDSM. Hij gooit er een helikoptervlucht, nieuwe auto  en nog een stuk of wat rijke-machtige-mannen-acties tegenaan om haar een contract te laten tekenen om zijn weekend-submissive te worden. Voor Ana zijn handboeien en zweepjes een nieuwe, opwindende wereld. Voor Grey is dit meisje toch wel een beetje anders dan de voorgaande vijftien onderdanigen. Wordt dit liefde?

Kunst van het weglaten of vloek van het verhullen
Het boek van E.L. James is niet best geschreven, daar is iedereen het over eens. Het succes is er aan te danken dat het de lezers de mogelijkheid geeft zich te identificeren met een ‘normale’ vrouw die geniet van BDSM. De gedetailleerde sekspassages permitteren veel vrouwen hun fantasie de vrije loop te laten. In deze commerciële film zijn dergelijke gedetailleerde seksscènes niet bespreekbaar, wat blijft er dan over?

Niet veel inderdaad.  De seksscènes kunnen gebruikt worden als schoolvoorbeeld van wat er volgens de Amerikaanse filmcommissie wel en niet mag. Wel billen en borsten, geen piemels en vagina’s. Na een tijdje wordt het lachwekkend wanneer er weer geknipt wordt precies wanneer het slipje net wat begint te onthullen. Maar het alternatief is een redelijk geslaagde cinematografische oefening in “hoe toon je opwindende seks zonder het daadwerkelijk te laten zien”. Met close-ups van gestrekte tenen en een laag kippenvel, gecombineerd met vloeiende camerabewegingen, opzwepende muziek en intense blikken van Mister Grey. Maar na hijg- en lipbijtscène nummer drie, is het effect een beetje weg. Wat overblijft is het liefdesverhaal. Hoera. 

Lege personages


Huisvrouwenporno, zo noemen sommige mensen Fifty Shades. Omdat Anastasia net zo onschuldig klinkt als Spongebob: ze krijgt klappen op haar derrière en denkt ‘holy cow’ wanneer Grey zich uitkleedt. Ook in de film wordt zo snel mogelijk duidelijk gemaakt dat we te maken hebben met een meisje van de braafste plank. Ze kan niet tegen alcohol en heeft als enige in dit tijdperk een klaptelefoon en geen computer. Daarbij kijkt ze om de haverklap met onderdanige blauwe puppy-ogen van onder haar pony naar Mister Grey. “Are you going to make love to me now?” vraagt ze naïef ergens in het begin van de film. Ze is ook nog maagd.

Hoewel het misschien zo klinkt, is Anastasia niet helemaal het volgzame, domme schaap dat thuishoort in een slechte pornofilm. Ze heeft zelfspot, geeft haar grenzen aan en speelt met Grey’s wensen. Bovendien is haar lichaam, hoewel mooi en altijd flatteus belicht, heel normaal en menselijk voor Hollywood-standaarden: ze is niet extreem dun en heeft niet extreem grote borsten. En Anastasia heeft schaamhaar. Ongekend.

Christian Grey is nog minder geslaagd als personage. Dat er iets mis met hem is, is duidelijk, want dat wordt tot vervelens toe in lege dialogen gezegd. Het dieptepunt is wanneer hij aan een slapende Anastasia vertelt dat hij vreselijke dingen heeft gezien voordat hij op zijn vierde geadopteerd werd. Het suggereert dat er een psychologische verklaring moet zijn voor zijn a-romantische gedrag.

De film doet wat er te verwachten valt van een Hollywoodverfilming van een erotische roman. Het ziet er gelikt uit en er valt zo nu en dan wat te lachen. De seksscènes zijn een les ‘close-ups van geile mensen’ en het liefdesverhaal komt langzaam op gang met vermoeiend heen-en-weer-geslinger. Niet erg. De lezer(es)s(sen) zullen toch massaal naar de bioscopen gaan. Mister Grey will see them now. 

Kunst / Expo binnenland

De revolte van de witte kubus

recensie: Andreas Angelidakis - 1:1 Stijlkamers

Sinds het ontstaan van de eerste museale opstelling werd beeldende kunst tentoongesteld in stijlkamers. De heersende smaak van luxe interieurinrichting diende samen te vallen met de gepresenteerde kunstwerken om zo tot een ‘stijlzuivere’ eenheid te komen. Het Nieuwe Instituut toont de stijlkamer als experimentele installatie, opnieuw samengesteld door architect en kunstenaar Andreas Angelidakis.

Foto: Amsterdam Museum

Foto: Amsterdam Museum

Als onderdeel van de programmalijn Landschap en Interieur is in de grote zaal een zestal stijlkamers opgetrokken die ieder een andere benadering van de ruimte laten zien. Angelidakis ontleedt de klassieke kamer in onderdelen en betekenis en maakt een nieuwe opstelling die vooral laat zien hoe de stijlkamer in het midden van de vorige eeuw verdween ten gunste van de witte en neutrale museumopstelling.

Zonder context

Het was Willem Sandberg die als conservator – en later als directeur – van het Stedelijk Museum Amsterdam in 1938 het einde van de traditionele stijlkamer inluidde. In zijn tentoonstelling Abstracte Kunst wilde hij de avant-gardistische kunst tegen een totaal witte achtergrond exposeren. Op zijn bevel, en in samenwerking met de functionalistische architect Mart Stam, werden de museumwanden hagelwit geschilderd en werd een begin gemaakt de stijlkamers te ontmantelen.

Tentoonstelling Abstracte Kunst, 1938 Foto: Stedelijk Museum Amsterdam

Tentoonstelling Abstracte Kunst, 1938 Foto: Stedelijk Museum Amsterdam

Sandbergs ‘white cube’-concept is vanaf die tijd dé standaard als presentatiemodel in de internationale museumwereld. Zijn opvatting om de unieke werken in een contextloze omgeving te plaatsen en zo de individuele betekenis te benadrukken werd universeel omarmd. Maar Sandberg had nog een ander doel met zijn witte en lichte openheid: de straat moest naar binnen worden gehaald. Met de stijlkamer verdween ook de hermetische introversie die tot dan toe het museale beleid had gedomineerd. De kunst was van iedereen.

Gipsplaat

Andreas Angelidakis heeft in het centrum van zijn opstelling een volledige stijlkamer – de uit het Stedelijk afkomstige Empire kamer – gepland die tijdens de tentoonstellingsduur door een team van restauratoren stukje bij beetje wordt geassembleerd. Eromheen staan vijf installaties die in een vrijstaand frame een experimentele verbeelding vormen van de originele stijlkamer. Het begint met een echte ‘white cube’ die inmiddels ook als eigentijdse stijlkamer kan worden aangemerkt. Vooral de foto’s van Sandberg en die met de door hem in 1938 ingerichte witte zalen vormen een bijzondere weergave van zijn hoogst moderne visie.

Empire kamer, 2015 Foto: Johannes Schwartz

Empire kamer, 2015 Foto: Johannes Schwartz

De andere kamers in de tentoonstelling zijn nogal diffuse interpretaties van Andreas Angelidakis die vooral een kunstzinnige weergave vormen. In een van de ruimtes wordt een stijlkamer rondom geprojecteerd op hangende doeken waarop ook bewegend museumpubliek is te zien. Een kamer vormt een gestileerde begrenzing waarin alle specifieke stijlelementen zijn gemaakt uit grijskleurig gipsplaat. Ook de demontage, opslag en verplaatsbaarheid van stijlkamers wordt gevisualiseerd door een kamer geheel opgetrokken uit kratten en ander verpakkingsmateriaal.

Associatief

Het moet gezegd: Het Nieuwe Instituut heeft een ambitieuze opvatting om de haar toebedeelde taken (ontwerp en innovatie vanuit een multidisciplinair perspectief) voor het voetlicht te brengen. Het zijn geen eenvoudige weergaven van verschillende beeldende onderwerpen, maar de toeschouwer moet flink in het associatieve vermogen tasten om de juiste context te destilleren.

Die doelstelling zorgt voor tentoonstellingen waar ‘gewerkt’ dient te worden. Hier geen plaatjes kijken en bordjes lezen maar een totale onderdompeling in verrassende visies en bijzondere presentaties. De alom aanwezige prikkel van vernieuwing is voelbaar op vele vlakken, terwijl ook met de eigen collectie innovatieve plannen worden ontwikkeld. Soms is het instituut nog wat zoekend, zoals met deze tentoonstelling, maar ook dat past bij haar ietwat eigengereide missie. En ja, de oorspronkelijke geest van Sandberg is hier niet ver te zoeken.

Boeken / Fictie

Sporen uitgewist

recensie: Alain Berenboom - Mr. Optimist

Hoe moet je achter de geschiedenis van je ouders komen als zij je daar nooit iets over hebben verteld en alle getuigen allang dood zijn? Alain Berenboom duikt de familiale archiefkast in en schetst het verhaal van zijn Joodse ouders die, ondanks de geschiedenis, in Brussel een bestaan probeerden op te bouwen.

In België wordt het boek vergeleken met Stefan Hertmans’ Oorlog en Terpentijn. Hertmans beschrijft aan de hand van een aantal nagelaten schriften het verhaal van zijn grootvader, een verhaal waarin de Grote Oorlog een centrale rol inneemt. In Mr. Optimist is het niet de Eerste maar de Tweede Wereldoorlog die als een donkere wolk over het verhaal hangt. Wat dat betreft doet het boek meer denken aan Paul Scheffers boek over zijn opa (Alles doet mee aan de werkelijkheid). Toch biedt Berenboom iets anders.

Het verhaal is een stuk persoonlijker. Dat hij over zijn ouders in plaats van zijn grootouders schrijft, is niet de enige reden. Zo weigert Berenboom, in tegenstelling tot Hertmans, het verhaal in romanvorm te gieten. Wat zijn vader en moeder dachten, het waarom achter keuzes en daden: hij laat het aan de lezer. Heel droog doet Berenboom verslag van de ontdekkingen die hij in de brieven doet, waardoor je als lezer het gevoel krijgt getuige te zijn van een making-off van een roman. De auteur fungeert slechts als doorgeefluik. Een wat ongebruikelijke vorm, maar het pakt goed uit. De tragische verhalen uit de brieven komen zo directer bij de lezer binnen.

Oorlog

De dreiging van het nazisme speelt direct een grote rol in het leven van Alains ouders en hun familie. Berenboom stuit op brieven van voor hem totaal onbekende mensen. Zo is er de brief van ene Lilit, gericht aan de zus van Chaïm. Een zijstraat die, zoals zoveel zijstraten die Berenboom neemt, een doodlopende weg blijkt te zijn. Ze schrijft over haar liefdesperikelen en dat ze er maar niet in slaagt haar liefde te vinden. Later vindt Berenboom een uitnodiging voor het huwelijk van Lilit, ergens in 1937. ‘Ik hoop dat Lilit de liefdesroes heeft gekend waar ze zo naar verlangde, voordat ze twee jaar later door de geschiedenis werd verzwolgen.’ En daar blijft het bij, de hoop. Berenboom vult de leegte niet op en fantaseert er niets bij. Hierdoor geeft hij de lezer de ruimte om hetzelfde gevoel te ervaren: hoop.

Eén van de meest ontroerende verhalen is die over zijn tante Sara, een tante die hij nooit heeft gekend. Zij woonde een tijdje bij haar broer en zus in Brussel maar op aandringen van haar vader keerde ze terug naar Polen. Na de inval van de nazi’s probeerde ze tevergeefs weg te komen. Op 29 juli 1942 schrijft ze haar zus dat ze zich geen zorgen om haar hoeft te maken. Het blijkt haar laatste brief te zijn.

Uitgewist

De gruwel die het Joodse volk is overkomen, is de reden waarom Alains ouders hem zo weinig over hun verleden vertelden. Een krampachtig loslaten van de Joodse wortels vormde de basis van hun opvoeding. Frans en Nederlands moest hij leren, Jiddisch en Hebreeuws werd tegen Alain nooit gesproken. Elke verbintenis met zijn Joodse achtergrond moest worden afgesneden opdat hij volledig Belg zou worden.

De verhalen van na Alains geboorte in 1947 zijn niet altijd even sterk. Zo zijn er te veel anekdotes waarbij je je afvraagt waarom ze in het boek staan. Ook passeren er veel oudtantes, oudooms, achterneven en -nichten die weinig toevoegen, waardoor je als lezer in de wirwar van namen niet meer weet wie wie is. Het boek heeft het niet nodig: de verhalen van zijn familie voor en tijdens de oorlog en de ongemakkelijke verhouding van zijn ouders met hun Joods-zijn ná die oorlog, bieden voldoende diepgang.

Muziek / Album

Het worstelen van Josh Tillman

recensie: Father John Misty - I Love You, Honeybear

Net voor Valentijnsdag brengt Josh Tillman zijn tweede plaat uit onder de monnikennaam Father John Misty. Perfecte timing voor een complex album vol liedjes over een ongecompliceerd onderwerp: de liefde.


Oh, I just love the kind of woman, who can walk over a man”, met deze zin opent Father John Misty ‘The Night Josh Tillman Came To Our Apt’, het vierde nummer op I Love You, Honeybear. Nooit eerder legde Tillman zijn ziel zo bloot als op deze vijfenveertig minuten durende langspeler. Het had wat tijd nodig voordat hij overstapte naar zijn huidige alias, maar na zeven soloplaten onder zijn eigen naam laat hij nu het achterste van zijn tong zien.

Met de billen bloot
Breekbaar en naakt: niet voor niets krijgt meer dan de helft van Tillmans nummers op Spotify het label ‘explicit’. Als voormalig Fleet Foxes-drummer kan hij nu eindelijk zonder beperkingen zijn eigen plan trekken. Als een geestelijke biecht hij al zijn zonden op in ‘The Ideal Husband’, klaagt hij over de liefde voor zijn eigen vaderland in ‘Bored In The USA’ en doet hij zijn beklag over het onbegrip van naastenliefde in ‘Nothing Good Ever Happens At The Goddamn Thristy Crow’.

Schelden op de liefde
Voor een priester heeft Tillman een rijk vocabulaire, en hij put daar voldoende uit. Zijn nummers zijn doorspekt met onbegrip, verdriet en woede. Om dat te accentueren gebruikt hij een grote orkestratie: zo ontaardt ‘The Ideal Husband’ in een ware chaotische climax. Wat begint als een rustig folknummer resulteert in een grotesk eindpunt met krassende strijkers en de schreeuwende vocalen van Tillman. Op veel nummers zijn naweeën van de Fleet Foxes hoorbaar. ‘Chateau Lobby #4’ had niet misstaan op Helplesness Blues.

Liefde voor de consument
Hoe goed liefde en cynisme samengaan, laat Tillman als geen ander zien. Luister hieronder bijvoorbeeld naar zijn performance van ‘Bored In The USA’ bij David Letterman. Ook liet Father John Misty een eerdere versie van I Love You, Honeybear lekken, waarbij het album van zijn vocalen en orkestratie gestript was en enkel de basis van elk nummer overbleef. Volgens Tillman: “zodat de consument snel kan beoordelen of iets goed is, zonder dat het de artiest iets kost”. Een cynisch statement.

Een complex conceptalbum over de liefde, dat is I Love You, Honeybear, op het rare experiment met synths en electronica van ‘True Effection’ na. Maar dat is Tillman vergeven. De cd is een prachtige, cynische schets over de liefde in de traditie van Fleet Foxes, met het lijden van Father John Misty als onderwerp. Een fijn plaatje om 14 februari, en de daarop volgende weken, mee door te brengen.