Muziek / Concert

Uitverkocht huis

recensie: Hidden Treasures IV

Voor de vierde maal in successie organiseerde Roepaen het Hidden Treasures Festival. Niet zonder reden is het een uitverkocht huis. Opnieuw spelen jonge talenten hun teaser-sessies in de krochten van het klooster tussen de beeldende kunst.

Tijdens Hidden Treasures opent het klooster van Maria Roepaen te Ottersum vele kleine zaaltjes en kamers voor jong talent dat in een vijftal rondes een set van vijfentwintig minuten mag spelen om zo een steeds wisselend publiek te laten horen wat ze te bieden hebben en waar ze staan in hun – soms prille – carrière. Tussen het muzikale ontluikende talent wordt aan beeldende kunstenaars tevens de ruimte geboden om zich te presenteren. 8WEEKLY ging op zoek naar de muziek.

Kwaliteitsspel

Voor ons start het festival in de Nightclub met Postcard from Mars, dat direct een bijna volle zaal trekt. Zij spelen muziek die tegen de sound van Mumford & Sons aanschurkt, maar dan zonder banjogeluid. De viermansformatie laat direct een set horen van hoog niveau. Een prima keuze dus om de middag mee te beginnen.

In het atelier laten we ons verrassen door de Nederlandstalige liedjes van Valentina Elèni, die zichzelf begeleidt op akoestische gitaar en geheel onversterkt haar breekbare songs ten gehore brengt. Bij haar liedjes en vertolking dringt een vergelijking met Roosbeef op. Elèni laat zich niet van de wijs brengen door de van boven doorklinkende klanken en speelt het ene na het andere gevoelige – en vaak persoonlijke – liedje.

Op naar de bovende verdieping, waar Darlyn een prima set speelt aan Ierse folkmuziek. Zelf voelen ze zich geïnspireerd door en verwant aan de band Civil Wars. Dat ze over een niet al te lange tijd een album gaan opnemen, is geen wonder. Deze band is er klaar voor en de liedjes zijn gerijpt. Het optreden in de kloosterkamer is dat van een volwassen groep die alle schroom van zich heeft laten afvallen, omdat ze weten dat ze met hoge kwaliteit spelen.

Afronding paralleloptredens

In de slaapkamer van de monnik in het souterrain van Roepaen, verwelkomt Kelvin Klaassen ons. De singer-songwriter Klaassen heeft een goede hand van liedjes schrijven, maar blijft een beetje hangen in hetzelfde idioom. De teksten moeten dan het verschil maken tussen de liedjes, maar daar slaagt hij net niet in.

In de bioscoop is het Charley Marie die ons staat op te wachten. Zij speelt een soloset zonder enige versterking. Hier worden de lichte, ijle liedjes niet verstoord door klanken van buiten de ruimte. Marie moet haar beste beentje voorzetten om met haar breekbare zachte stem indruk te maken. Ze begeleidt zichzelf op de akoestische gitaar en houdt het allemaal heel klein. De overtuiging van de liedjes van Marie zal mogelijk pas doordringen bij herhaaldelijke beluistering. Het jonge talent zal nog iets verder moeten groeien om indruk te maken. Nu klinkt het alleen lieflijk en mooi, maar ze mist de nodige bezieling.

Met een stevige pauze markeert het festival het einde van de parallelsessies en maakt men zich op voor het slotoptreden. Ondertussen wordt er een maaltijd aangeboden voor wie wenst te blijven eten. De twee soorten pasta vallen bij velen in goede aarde. Toch lijkt een deel van de festivalbezoekers ervoor te kiezen om te vertrekken en de slotact niet af te wachten.

Overdonderend

Charl Delemarre stond al eerder op het Roepaen podium; echter nog nooit met een band en met het repertoire dat hij opbouwde in de periode van het Nederlandse lied. Met zijn benadering van dat repertoire wist hij zelfs de Grote Prijs van Nederland te winnen. De band die hij om zich heen heeft weten te verzamelen, speelt als afsluiting van Hidden Treasures IV haar debuutshow op het podium.

Met een aanzwellend geluid openen Delemarre en zijn band het optreden. Al snel is duidelijk dat de band een heel hecht team is die de nieuwe liedjes van Delemarre als een geoliede machine begeleidt. Ze laten daarbij het vuur van het samenspel heerlijk branden en knetteren. Het plezier spat dan ook van het podium. Natuurlijk horen we een aantal composities van de EP van Charl Delemarre, maar dan in een bandbenadering. Een dik uur wordt het publiek getrakteerd op overwegend nieuw werk dat staat als een huis. De enthousiaste reacties van het publiek worden met graagte ontvangen op het podium. De energie lijkt heen en weer te springen tussen band en publiek. Met het nummer ‘Red mij niet’ brengt de Delemarre een eerbetoon aan Maarten van Roozendaal, die Roepaen rekende tot een van zijn favoriete podia.

Dat Delemarre sinds een week onder contract staat bij een platenmaatschappij, is meer dan terecht. Zijn stijl staat als een doorontwikkeling van het gedachtegoed van Ramses Shaffy en dát met rock/roots-band. De band is klaar om een album op te nemen en daarmee Nederland in te trekken en succes te oogsten. Terwijl de spanning zichtbaar van de band afglijdt, vormt de toegift ‘ Lichtelijk verlicht’ een waardige afsluiting van een fijn festival.

Boeken / Fictie

Portret van een gezin

recensie: Marieke Groen - De andere familie Klein

De andere familie Klein begint zoals veel andere verhalen: met observaties van een dromerig kind dat vol verwondering naar haar vader, moeder en broertje kijkt. De afstand en verwarring waarmee ze dat doet worden echter steeds schrijnender.

Eerste hoofdstuk: een sobere scene aan tafel, waarin Amber kippenlevertjes moet eten uit solidariteit met de ter dood veroordeelde Amerikaan met wie haar moeder correspondeert. Een eigenaardige gezinstraditie. ‘Ze kauwt en kauwt, maar in plaats van te slinken, lijkt de massa alleen maar in volume toe te nemen. […] Haar slokdarm maakt een spastische beweging’. Behalve een herkenbare anekdote, ook een treffende samenvatting van de verstandhouding die Amber met haar ouders heeft.

Zenuwachtig

Amber benoemt haar gezinsleden als de vader, de moeder, het broertje. Ze doet een wedstrijdje met zichzelf: zo lang mogelijk de woorden papa en mama niet uitspreken. Er is niemand die het opmerkt. Er is alleen de vader die om onduidelijke redenen ‘de handen van haar af trekt’ en zijn dochter wekenlang geen woord zegt.

Op de momenten dat haar vader vriendelijk en luchtig is, schiet Amber in een paniekerige verbazing. Het maakt haar zo zenuwachtig dat er niets anders op zit dan zich de woede (en de klappen) van de vader zo snel mogelijk weer op de hals te halen. Om de verhouding te herstellen. De lezer moet het allemaal met lede ogen aanzien.

Opgesloten

De andere familie Klein is geen zielig boek, maar wel een dat jeukende vingers en kramp in de kaken veroorzaakt. Om dat kleine dappere meisje dat moet opgroeien in een zeldzaam disfunctionerend gezin, bij een onvoorspelbaar stel ouders. En dan vooral om hoe goed het opgeschreven is. Want hallo zeg, wat kan Marieke Groen schrijven. Wat een ontdekking is dit boek, zelden heb ik me zo opgesloten gevoeld in een verhaal.

Hoewel het op de eerste pagina’s nog wachten is tot er iets gaat gebeuren, raakt de lezer al snel verstrikt in de beklemmende sfeer van huize Klein. Amber kan nog enigszins, zoals alleen kinderen dat kunnen, vluchten in haar fantasie en in het huis van haar opa en oma, maar de lezer krijgt nergens adempauze. En daarmee heeft De andere familie Klein – een boek dat eigenlijk helemaal niet op het lijstje ‘te recenseren boeken’ stond – voorrang en vier sterren afgedwongen. Omdat het een onvergetelijk gezinsportret is en vele lezers verdient. Erewoord.

Boeken / Non-fictie

Het belang van Virginia Woolf

recensie: Alexandra Harris - Virginia Woolf. Een schrijversleven

Niet voor iedereen hoeft een hoofdpersonage van een biografie tot op de draad uitgewrongen te worden. Virginia Woolf. Een schrijversleven van Alexandra Harris kan volstaan voor een oriëntatie. ‘Zowel de telescoop als de microscoop is van nut’, lezen we in haar voorwoord.

De afgeslotenheid van haar victoriaanse opvoeding staat haaks op alles wat Virginia Woolf in zich zou blijken te hebben. Na de vroege dood van haar moeder begint het met haar mis te gaan. Zenuwinzinkingen volgen op periodes van bruisende energie, wat wijst op een bipolaire stoornis. Vanwege haar kwetsbare gezondheid zit ze veel alleen thuis met haar intellectuele vader, die haar onderwijst en voor wie ze haat én bewondering blijft koesteren. Ze stort zich op wat overblijft: lezen en schrijven. Een tekort aan de gewone prikkels des levens en de overgevoeligheid die ze daarvoor ontwikkelt, staan waarschijnlijk met elkaar in verband. Haar leven lang, dat wel met zelfmoord móest eindigen, heeft ze naar de dikke huid van een rinoceros verlangd.

Een halfbroer verkende het lichaam van zijn nogal wat jongere halfzusje tot in de intiemste plekjes. Er volgden nog eens zeven jaar lang de betastingen van haar andere halfbroer, ‘in de zuiverheid van zijn liefde’, schreef Woolf mogelijk vergoelijkend later. Over het hoe en waarom lezen we niets. Je vraagt je af waarom Virginia zich niet verzet heeft tegen die tirannie (haar woord) en of ze er later bij de broers hoe dan ook op terugkwam.

Losse eindjes

Zo blijven er door de beknoptheid van de biografie meer losse eindjes hangen. Ook haar liefde voor Vita Sackville-West is daar een voorbeeld van. Harris bekommert zich beduidend meer om wat Woolf schreef dan om de levensfeiten. Die lijken vooral neer te komen op verhuizingen, verbouwingen, ziektes, sterfgevallen, wandelingen, vriendschappen, vakanties, roddelen, potjes bowls op het terras, naar muziek luisteren op de grammofoon, rinkelende theekopjes, en vooral… uit lezen en schrijven. Zeker niet alleen daarover schreef Woolf maar liefst vierentwintig delen dagboek, het meest gedetailleerde verslag dat ooit van een leven was gemaakt. Een kaal lijkend leven van hard werken, vindt Harris toch ook. Hoe boeiend maakt zo’n leven een biografie?

De vraag is dan ook welk publiek deze op het oog heeft. De verstokte Woolf-bewonderaar heeft alle voorgaande biografieën al lang en breed achter de kiezen. Kan Harris nog nieuw publiek aanlokken voor Woolf? Mrs Dalloway is een onbetwijfelde klassieker die niemand zich mag laten ontgaan. Maar net als voor misschien wel de meeste van haar modernistische collega’s valt ook voor Woolf te vrezen dat haar destijds zo nieuwe, verinnerlijkte stijl van schrijven voornamelijk voor specifiek geïnteresseerden iets te bieden heeft. ‘Een van de gedurfdste aspecten van Woolfs fictie is dat niet alles een betekenis heeft’, aldus Harris. Net als haar andere nogal abstracte kenschetsen van Woolfs proza klinkt dat niet heel erg wervend.

Belangrijk schrijver

Misschien was een monografische aanpak een beter idee geweest om concreet aan de hand van boeken uit te leggen waarom Woolf voor de ontwikkeling van de literatuur wel degelijk een belangrijk schrijver is geweest. Nu maakt Harris geen beslissende keuze. Daardoor wil het hele verhaal niet echt uit de verf komen en raak je bij Virginia Woolf toch wat te weinig betrokken.

Boeken / Fictie

Meester Claes, mag het wat langzamer?

recensie: Paul Claes - Meester Claus

Paul Claes is een zeer belezen man, daar durft niemand aan te twijfelen. Ook Hugo Claus stond bekend om zijn grote eruditie. Claes zou op papier dan ook de ideale essayist moeten zijn om Claus’ vaak complexe, intertekstuele werk te duiden.

Claes heeft poëzie uit het Latijn, Grieks, Frans, Engels en Duits vertaald. Daarnaast schreef hij eerder onder meer uitstekende boeken over intertekstualiteit (Echo’s echo’s) en het ontcijferen van hermetische poëzie (Zwarte zon). In die eerder genoemde boeken behandelde hij ook gedichten van Hugo Claus. Dat deed hij dan op een rustige manier: een gedicht per hoofdstuk. Bij Meester Claus, een bundeling van vier essays, drukt hij het gaspedaal echter flink in.

Weinig ruimte

Claes gaat snel, eigenlijk te snel voor de beperkte omvang van Meester Claus. Het lijkt vaak of een boek van een pagina of twee-, driehonderd samengevat wordt in nog geen zeventig bladzijden. Daarbij lijkt Claes veel van de lezer te verwachten. Zo schrijft hij bijvoorbeeld dat het laatste woord in de titel De Metsiers een anagram zou zijn van Meester. Op het eerste gezicht klopt dat niet, maar Metsier is wél een anagram van het Duitse Meister, en dáár lijkt Claes op te doelen. Uiteraard hoeft alles niet voorgekauwd te worden, liever niet zelfs, maar wat meer toelichting had in veel gevallen geen kwaad gekund.

De krappe ruimte van Meester Claus lijkt bovendien niet altijd even nuttig besteed te worden. Zo wordt een hele alinea gewijd aan het in verband brengen van de achternaam Claus met het Latijnse ‘claudere’ (sluiten, hinderen), en daarvan afgeleide woorden. Die toevalligheid is een leuke constatering, maar niet veel meer dan dat. Een interessanter verband wordt afgedaan met twee zinnetjes: ‘Aan het einde van Une Saison en Enfer kondigde Arthur Rimbaud een zuiver wereld kerstfeest aan. Iets soortgelijks doet Claus wanneer hij in Paal en perk herders de komst van zijn geliefde laat begroeten.’ De Bijbeltoespeling is duidelijk, maar de Rimbaud-connectie blijft onduidelijk; die had best in een voetnoot verder toegelicht kunnen worden.

Aanknopingspunten

Bovenstaande kritiekpunten betekenen overigens niet dat Meester Claus een mislukt boek is. Claes wijst op een aantal interessante thema’s in Claus’ oeuvre, zoals beklemming. Dat dat gevoel van beklemming twee essays later (weliswaar kort) aan het stilistisch vuurwerk van de dichter gekoppeld wordt, is zo’n moment waarop het gelegde verband een nieuw venster op Claus’ poëzie opent. Meester Claus enthousiasmeert evenwel best om (weer) in de gedichten van de titelheld te duiken.

Door de beknopte omvang van Meester Claus lijken de essays uiteindelijk toch preludes, wellicht op een omvangrijk boek over Claus van Claes zelf, maar ze bieden ook aanknopingspunten voor neerlandici en literatuurwetenschappers in opleiding die een academisch onderzoek naar Claus’ werk willen doen. Maar op zichzelf is Meester Claus uiteindelijk wat onbevredigend: veel openingen om Claus’ poëzie te (her)lezen, maar veel lezers zullen niet het gevoel krijgen dat ze er nu enorm veel van hebben geleerd; dat in tegenstelling tot Echo’s echo’s of Zwarte zon. Daarvoor duizelt dit boek uiteindelijk te erg.

Theater / Voorstelling

Muziek maakt de man

recensie: NTGent – En avant, marche!

In En avant, marche! neemt een oude muzikant afscheid van zijn geliefde fanfare. Zijn vaarwel betekent ook Wim Opbroucks afscheid als artistiek leider van NTGent, dat hij de afgelopen vier jaar tot grote publiekssuccessen bracht. Toch is de voorstelling vooral een ode aan het leven en de muziek.

Een veelzijdig kunstenaar als Wim Opbrouck verdient een even veelzijdig afscheid, moeten ze bij NTGent gedacht hebben. Voor En avant, marche! sloegen regisseur Frank Van Laecke, choreograaf Alain Platel en muzikaal leider Stefan Prengels dan ook de handen ineen. Het gevolg is een aaneenschakeling van krachtige beelden, huiveringwekkend mooie muziek en originele dansscènes. De spil in deze montagevoorstelling is de fanfare, het lokale blazersorkest dat decennialang de sociale en culturele lijm vormde van dorpsgemeenschappen in heel Europa. Toch weerklinkt de ouverture van de voorstelling niet uit de koperen hoorns van een voltallige fanfare, maar uit het cd-spelertje dat Wim Opbrouck in alle eenzaamheid het podium heeft opgedragen. Omringd door achtergelaten instrumenten in een leeg repetitielokaal luistert hij met twee bekkens in de hand naar het Vorspiel van Wagners Lohengrin. Enigszins ongeduldig wacht hij, hier en daar met behulp van de doorspoelknop, het moment af waarop hij zijn bekkens mag laten klinken. Dit is een man die opstaat met zijn muziek en ermee gaat slapen. Een man die zijn leven lang trombonespeler was, maar zich door een tumor in zijn mond heeft moeten toeleggen op de bekkens.

Een afscheid met toeters en bellen

De eenzaamheid van het individu versus het gemeenschapsgevoel van de fanfare vormt een belangrijke rode draad in En avant, marche! Niet alleen de oude trombonespeler die moet plaatsmaken voor zijn opvolger, ook de twee naar liefde smachtende majorettes (Chris Thys en Griet Debacker) steken in al hun breekbaarheid schril af tegen het uniforme fanfareorkest, dat alle sociale en culturele verschillen met de mantel der muziek bedekt. Toch is die rode draad niet sterk genoeg om de voorstelling van voldoende eenheid te voorzien. Het anekdotische karakter van de voorstelling wordt versterkt door de mengtaal die de acteurs spreken, bestaande uit een mix van Italiaans, Duits, Vlaams dialect, Engels en Frans, gespekt met een reeks citaten uit de wereldliteratuur. Deze mengeling van talen zou het universele en egalitaire karakter van de fanfare moeten benadrukken, maar komt eerder gekunsteld over en heeft een bevreemdend effect op de toeschouwer.

De tegenstelling tussen individu en gemeenschap brengt bovendien ook een onbedoelde tegenstelling tussen acteurs en muzikanten met zich mee. Naast een kleine groep vaste muzikanten werkt NTGent voor En avant, marche! op iedere speellocatie samen met een ander lokaal fanfareorkest. De voorstell
ing wekt de indruk dat de acteurs deel uitmaken van deze fanfare, maar ze gaan er nooit daadwerkelijk in op. Daarvoor glinsteren de gouden pakjes van Thys en Debacker te fel en is het charisma van Opbrouck te groot. De oude trombonespeler schaart zich niet bij zijn fanfareleden, maar vraagt ze als een nieuwsgierige buitenstaander naar hun beroep en draagt ze op om vooral door te blijven spelen. Zijn positie binnen de fanfare lijkt nog het meest op die van dirigent, een indruk die wordt versterkt door de Duitstalige geluidsfragmenten van dirigent Leonard Bernstein die zijn orkest toespreekt.

Muziek in de hoofdrol

De kloof tussen de drie acteurs en de muzikanten wordt pas enigszins overstegen tijdens een opmerkelijk dansduet waarin Opbrouck de confrontatie aangaat met zijn jongere wederhelft, Hendrik Lebon. Dit symbolische moment waarop hij zijn plaats in het orkest overdraagt aan zijn opvolger vormt letterlijk een laatste hoogtepunt voor de oude trombonespeler. Hij wordt door Lebon de lucht in geheven à la Dirty Dancing en vervolgens rondgedragen door zijn medemuzikanten alsof de dood al is gepasseerd. Meer dan een voorstelling over afscheid is En avant marche echter een ode aan het leven. Dat leven spreekt niet alleen uit Lebons energieke dansstijl, maar vooral uit de alomtegenwoordige liefde voor muziek die uit de voorstelling spreekt. Of het nu de drummer is die zijn hele omgeving inclusief omstanders betrekt in zijn drumsolo, jonge blazers die een eigen Balkanfeestje bouwen op het podium of simpelweg de overrompelende schoonheid van een voltallig fanfareorkest in actie: de ware hoofdrol is in En avant, marche! weggelegd voor de muziek.

Boeken / Non-fictie

Betekent schrijven altijd lijden?

recensie: Ranne Hovius - Vogels van waanzin. Psychiatrie in Nederlandstalige romans en gedichten.

Dat schrijvers dikwijls excentriekelingen zijn, behoeft geen betoog. Maar zijn ze ook vaak waanzinnig? Geheel in het thema van de afgelopen Boekenweek begeeft psychologe Ranne Hovius zich in Vogels van waanzin op het snijvlak van de psychiatrie en de literatuur.

Veel schrijvers ondervinden waanzin aan den lijve. Niet zelden worden zij daar lange of minder lange tijd voor opgenomen in een psychiatrische inrichting, een ervaring waar vaak over geschreven wordt. Zoals Hovius uitvoerig beschrijft, hangen de leefomstandigheden in zo’n inrichting sterk af van de tijd. Wie tegenwoordig opgenomen wordt, kan rekenen op sympathie en therapie die erop gericht is zo snel mogelijk een terugkeer naar de normale leefomgeving te bewerkstelligen. Maar de weg hiernaartoe was lang, vol gedwongen maatregelen die maar al te vaak niet of nauwelijks het gewenste resultaat hadden.

Putten uit waanzin

Vanaf haar opkomst zo’n tweehonderd jaar geleden, heeft psychiatrie invloed gehad op de literatuur. Ook voor schrijvers die de waanzin niet aan den lijve ondervonden, blijkt psychiatrie een onuitputtelijke bron van inspiratie. Soms dienen mensen uit de eigen omgeving als voorbeeld. Zo had Louis Couperus een krankzinnige broer die model stond voor Ernst in De boeken der kleine zielen. Anderen hebben het voordeel zelf psychiater te zijn, zoals Frederik van Eeden die zijn Hedwig uit Van de koele meren des doods modelleerde naar een aantal krankzinnige patiënten die hij heeft gehad.

De meest tot de verbeelding sprekende casussen in Vogels van waanzin zijn echter de portretten van schrijvers die zelf met waanzin te kampen hebben. De aaneenschakeling van tragische levensverhalen, van onder andere Willem Bilderdijk, François HaverSchmidt, Willem Kloos en Simon Vestdijk, doen vermoeden dat zwaarmoedigheid intrinsiek is aan het schrijverschap. Niet zelden maakten zij zelf een einde aan hun leven. En wat te denken van Gerrit Achterberg, die meerdere malen ex-vriendinnen bedreigde met een revolver en uiteindelijk zijn hospita doodschoot?

Nog altijd relevant

Dat het onderwerp nog lang niet is uitgeput, bewijzen hedendaagse schrijvers als Myrthe van der Meer.  Haar opname vormde de inspiratie voor PAAZ. Kenmerkend voor de hedendaagse psychiatrie is het positieve daglicht waarin de verpleging door Van der Meer wordt gezet. In de eerste helft van de twintigste eeuw waren maar weinig schrijvers te spreken over hun opname en de bijbehorende verpleging.

Hovius is er met Vogels van waanzin in geslaagd het verband tussen literatuur en waanzin in al haar diversiteit te tonen. De vele voorbeelden uit de Nederlandstalige literatuur geven blijk van een zorgvuldig en compleet onderzoek. Hovius laat zien dat waanzin en literatuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De ongrijpbaarheid van de waanzin maakt het een dankbaar onderwerp. En voor een getormenteerde auteur kan het schrijven, naast een kwelling, ook therapeutisch zijn.

Muziek / Concert

Die arme kerel toch…

recensie: Concert Gang of Four

Het hoogtepunt van de funky postpunkgroep Gang of Four ligt alweer zo’n 35 jaar achter ons. Toch verschijnt vanavond een grotendeels jonge band op het podium. De reden is dat met het vertrek van zanger Jon King, zo’n drie jaar geleden, gitarist Andy Gill het enig overgebleven originele bandlid is. Lukt het de groep, beschikkend over een compleet nieuwe stem, om de energie van vroeger enigszins te vangen?

Voordat we daar achter komen, moeten we eerst door het voorprogramma Av Okubo heen. Bij dit Chinese gezelschap vallen het bas- en drumspel positief op, maar daar is alles ook mee gezegd. Met name de zang (af en toe op zijn Kraftwerks vervormd), het goedkope keyboardgeluid, en het zachte inmixen van de gitaar vallen een stuk minder in de smaak. Daar komt bij dat een groot deel van het publiek óf nog niet gearriveerd is, óf zich niet in de buurt van het podium begeeft, waardoor het lijkt alsof de band voor een bijna lege zaal staat te spelen. Het geringe enthousiasme van het beetje publiek dat er wel staat maakt het een wat ongemakkelijk gezicht.

Krakers

Tegen de tijd dat Gang of Four opkomt is het gelukkig beduidend drukker, en ook aan het enthousiasme van het publiek zal het niet liggen. Vanaf het begin is er echter al het een en ander aan te merken op het optreden. Dat zit ‘m vooral in de nieuwe zanger, John “Gaoler” Sterry. Waar de zang van de King altijd hoekig en energiek was, heeft Sterry een totaal andere stijl. Je zou hem een technisch betere zanger kunnen noemen, maar zijn gladdere, meer dramatische vocalen passen eigenlijk beter bij het nieuwe materiaal (dat richting een soort electrorock gaat) dan bij de oude krakers.

Hoewel Sterry’s zang misschien niet ideaal is voor de muziek, is het oude werk van Gang of Four van een niet kapot te krijgen niveau. Met de muzikale uitvoering zit het grotendeels wel snor, en dat merk je in de zaal. Dus zelfs al is er af en toe het gevoel dat je naar een veredelde coverband staat te luisteren, toch komen nummers als ‘Return the Gift’ en ‘Damaged Goods’ mede door het heerlijke gitaarspel van Gill goed uit de verf.

Een magnetron aan gort

Toch is het anderhalf uur durende optreden maar een maf schouwspel. Allereerst is de combinatie van drie jonge bandleden met de 59-jarige Andy Gill, die er stoer tussendoor paradeert, een beetje een vreemd gezicht. Het is echter vooral weer de schijnbaar uit een modeblad gestapte Sterry die opvalt — in negatieve of juist hilarische zin. Het is maar hoe je het bekijkt.

Bij aanvang van het optreden komt hij verveeld over en lijkt hij soms niet te weten wat hij doet, al zal dat een gespeelde nonchalance zijn. Maar naarmate het optreden vordert nemen zijn frustraties toe. Hij zit er kennelijk niet lekker in en heeft constant ruzie met zijn bedrading en microfoonstandaard (“This fucking micstand…“). Dat zijn bierblikje tot zijn ergernis overstroomt kan er dan ook nog wel bij. Meermaals schijnt Gill hem zelfs een kleine peptalk te geven, waardoor het lijkt alsof je naar verliezend voetbalteam staat te kijken. Zo verandert Sterry gedurende de show van iemand met rocksterallures in een gefrustreerd jongetje; het heeft wat meelijwekkends.

Desondanks komt de Gang nog tweemaal het podium op voor een encore, waarbij Sterry bij de laatste keer een magnetron meeneemt en deze met een metalen buis aan gort begint te slaan. Zijn geïrriteerde blik is tekenend voor de hele avond. Als iedereen na een buiging en een bedankje van Andy Gill definitief van de bühne stapt, keert laatstgenoemde zich nog even tot het publiek om met een handbeweging aan te geven wat al duidelijk was: ondanks het aanbod van fantastische nummers was het maar een matige bedoeling.

Muziek / Album

Opnieuw uitgevonden

recensie: K's Choice – The Phantom Cowboy

Soms is daar ineens een album dat even niet verwacht was. Zo voelt het nieuwe album van K’s Choice in ieder geval wel. Het net iets meer dan een half uur durende The Phantom Cowboy verbreekt de stilte – en hoe!

Om maar met de deur in huis te vallen – want dat doet K’s Choice duidelijk ook – het album The Phantom Cowboy pakt stevig uit. Het geluid van K’s Choice is niet lieflijk, het tempo ligt meteen hoog en de band vraag direct om alle aandacht. K’s Choice dendert letterlijk de huiskamer binnen met dit nieuwe album.

Niet de eerste de beste

Dat het album The Phantom Comboy geen katje is om zonder handschoenen aan op te pakken is, merken we als halverwege het album bij het titelnummer de teugels enigszins worden gevierd. K’s Choice heeft er een stevige hap van gemaakt.

Als we in de ontstaansgeschiedenis van het in één week opgenomen album duiken dan is het helemaal niet vreemd dat het album zo klinkt. Producer Alain Johannes, bekend van heel veel stoner rock uit California, zit aan de knoppen. Johannes is tevens een trouwe vriend van Dave Grohl en muzikant bij Queens of the Stone Age en Them Crooked Vultures. Hij produceerde albums voor Live, Mark Lanagan en Arctic Monkeys. Niet zomaar de eerste de beste, en zeker iemand die een stevig stempel drukt op The Phantom Cowboy.

Het geluid voldoet wel aan de eisen die broer en zus Bettens – die samen K’s Choice vormen – vooraf stelden aan de songs op dit album. Ze moesten allemaal bijdragen aan een goed live geluid van de band. Nou, met dit album kan K’s Choice gerust de festival podia aandoen als ze daar dit jaar geraken.

Steen op de maag

De songs schreven Gert en Sarah Bettens samen tijdens een intensieve schrijfsessie in Kapellen. Voorheen schreven ze hun composities altijd los van elkaar. Dit gekoppeld aan een krappe week opnamesessies, resulteert in een compact en vooral stevig album dat volgens de maatstaven van K’s Choice niet hun beste album zal zijn, want dat is altijd hun volgende album – zoals ze dat zelf altijd zeggen. Of het hun op één na beste album is valt te betwijfelen. Of de tijd zou de ware schoonheid van The Phantom Cowboy nog moeten ontsluiten. Voor nu zal het album het met het oordeel moeten stellen dat het een stoner rock album is geworden dat in eerste instantie als een steen op de maag is gevallen of als een brok in een plasje rimpelend water is.

K’s Choice heeft zichzelf misschien wel opnieuw uitgevonden, maar van de lieflijkheid waarmee de band zich ook vaak weet te vereenzelvigen, is nu nauwelijks nog een spoor van te bekennen. Recht-voor-zijn-raap-rock van een hoog niveau is even wennen. En och, misschien went het als je het album even luistert zonder dat je weet welke band je aan het werk hoort.

Live in Nederland:

27 juni Night At The Park, Den Haag
6 december, Effenaar, Eindhoven
7 december, Stadsschouwburg, Rotterdam
8 december, Oosterpoort, Groningen
9 december, Pardiso, Amsterdam
10 december, Doornroosje, Nijmegen

Kunst / Expo binnenland

Ik ben een man, wat nu?

recensie: Claiming Masculinity: ZERP Galerie 2015

Het mannelijk geslacht verkeert in onzekere tijden. Claiming Masculinity probeert in kaart te brengen hoe kunstenaars de man binnen hun werk een identiteit proberen toe te dichten.

Er heerst een verbod op het ware macho-schap. Mannen die nog stoer over willen komen ontsnappen niet aan het cynisme dat daarbij wordt geacht vertoond te worden. Vanuit een verkleinde tussenvorm van hun genre proberen veel mannen uit verschillende subculturen om beetjes aan masculiniteit terug te winnen.

Wie was hij?

Claiming Masculinity Erwin Olaf, Troy (serie Grief), 2007 achtergrond, Ronald Bal, Untitled, 2015

Erwin Olaf, Troy (serie Grief), 2007.

De tentoonstelling Claiming Masculinity in de ZERP Galerie vat het gevoel van onzekerheid, dat in het werk van diverse getoonde kunstenaars terugkeert. Enkele werken zijn doeltreffend en met vaste hand gemaakt. Ze proberen te tonen welke persoonlijkheden de man kan aannemen. Een mooi voorbeeld hiervan is het werk van Mathieu Ficheroux (1926-2003, Rotterdam), dat geometrische sculpturen onderbreekt met ongedefinieerde organische vormen. De werken zijn duidelijk seksueel getint, maar hebben nog geen uitgesproken rol opgeëist. Ze zijn masochistisch noch sadistisch; mannelijk, vrouwelijk, noch uniseks.

Ook het werk Troy (portret) uit 2007 van Erwin Olaf (1959, Hilversum) laat een begrip (rouw) zien dat niet lijkt te passen bij mannelijkheid. In een verneuteld vormgegeven vertrek zit een man rouwend op zijn knieën. De foto straalt veel rust uit, die zou verdwijnen als de man op zou staan. Op zijn knieën past hij nog net in de kamer, als ware die op de juiste maat gemaakt en ingericht.. Het is een té grote man die moet inschikken, maar ook zichzelf wil blijven.

Dwalende heren

De jonge kunstenaars Barry Marré (1980, Rotterdam) en Jelle Mollema (1978, Terneuzen) zijn onzeker in hun werk. De foto’s van Marré zijn gemaakt in een algemene, bekende stijl. Een drietal van de foto’s is met felle flits op een witte achtergrond geschoten. De andere werken lijken vluchtige momentopnames van een intieme relatie. Het zijn allemaal portretten. Beide series stralen een vertwijfeling uit over het hebben van een eigen stijl. Ze maken gebruik van veel bekende beelden en durven daar nog geen eigen stem in te laten weerklinken.

Claiming Masculinity Barry Marré, The Last Boys (6, 7, 8 en 9), 2014

Barry Marré, The Last Boys (6, 7, 8 en 9), 2014.

Mollema is huisfotograaf van Schorem (Haarknipper en barbier) in Rotterdam. In zijn portretten maken de bebaarde barbieren gebruik van visuele attributen, zoals snorren, whisky en tatoeages, die soms geheel tegengestelde betekenissen dragen. Ze staan symbool voor een onzekerheid die zich heftig uit. Een portret van Mollema dat naast Marré’s werken hangt, heeft de clichématige retro-stijl ingeruild voor een beschouwelijke methode die veel doet denken aan de portretten van Thomas Ruff. Net als in het werk van Marré lijkt de angst voor een consequente stijl overheersend.

Weten niet te weten

In Claiming Masculinity geven veel onvaste werken een indruk van de wanhopige pogingen die mannen ondernemen om hun imago terug te winnen. Een klein aantal ervaren kunstenaars houdt het thema duidelijk. Geen denkbare opstelling had het thema beter kunnen sieren. De werken worden gekend door het ontbreken van een identiteit en daarmee legt Claiming Masculinity de vinger op de zere plek.

Boeken / Fictie

Wat kan de wereld toch mooi zijn

recensie: Recensie: Graeme Simsion - Het Rosie Effect

Soms kun je bijna niet onder woorden brengen waarom een verhaal je grijpt, je laat lachen, je laat fantaseren, je zo in vervoering brengt dat je tot diep in de nacht doorleest. Zulke verhalen zijn niet om over te vertellen, maar zijn er om te beleven.

Don Tillman is een briljante, autistische Professor in genetica. In deel I van de Rosie-serie, Het Rosie project, ging hij op zoek naar een echtgenote die om kan gaan met zijn rariteiten en zijn ‘afwijkende’ gedachtegangen. En met de absurde, ongemakkelijke en ronduit genante situaties waar hij in terecht komt. Die vrouw werd Rosie.

Onder je huid

In dit vervolg zijn Don en Rosie getrouwd en hebben ze het uitstekend samen. Don heeft wat van zijn vaste patronen ingeleverd en kan een lichte dosis hectiek hebben. Rosie houdt van Don juist vanwege zijn gekkigheden. Ze heeft geleerd met hem in zijn taal te communiceren. Maar dan komt Rosie met heftig nieuws: ze is zwanger. Don is geschokt. Om grip te krijgen op de situatie bijt hij zich vast in de technische aspecten van de zwangerschap en laat hij Rosie alleen met het emotionele proces, waardoor zij gaat twijfelen aan zijn kwaliteiten als vader.

Simsion creëert een natuurlijke balans tussen bizar en humoristisch, waardoor je je simpelweg rotlacht om de droogklotische Don. Dat alleen maakt het lezen van dit boek het meer dan waard, maar er is meer. Veel meer. De auteur laat je inleven in een geweldige man wiens hersenen net even wat anders geprogrammeerd zijn.

Vóór haar zwangerschap ging Rosie soms vroeg naar bed, als ze uitgeput of dronken was, terwijl ze op andere dagen bleef doorleren tot na 01.00 uur ’s nachts, waarna ze opgewekt het bed in stapte en zelfs nog een gesprek wilde aanknopen. Om 01.00 uur ’s nachts! Soms had ze ook zin in seks, waarop ik mijn routine aanpaste en extra slaaptijd inplande voor de volgende nacht.
Ik was het inmiddels gewend om te worden gewekt en slaagde er over het algemeen in binnen een paar minuten weer in slaap te vallen. Maar het cumulatieve effect kom niet worden genegeerd, dus ik werd gedwongen mijn bedtijd dertien minuten te vervroegen.

Don weet heel goed wat zijn tekortkomingen zijn en je krijgt een mooi, zuiver en soms verdrietig beeld van hoe hij zichzelf ziet. Hoe hij de wereld ziet en zijn plaats daarin. Hoe hij worstelt om mee te doen met de standaarden. En niet alleen mee te doen, maar deze ook te begrijpen en te interpreteren. Want sociale interacties die gebaseerd zijn op emoties zijn in Dons oogpunt irrelevant, inefficient en onnodig. Hij neemt de lezer mee in zijn gedachtes, zijn ontdekkingen, en wekt daarmee ontzettend veel sympathie op. Doordat je in zijn hoofd zit, ga je hem niet alleen doorzien, maar ook waarderen en ja, liefhebben.

Gunning van een happy end

De wereld van iemand in het autistisch spectrum en zijn manier van denken, wordt nóg beter neergezet dan in het eerste boek. Het verhaal is een stuk droeviger dan Het Rosie project omdat er meer op het spel staat. Het is daardoor echter, eerlijker, ronder, voller. Het laat zien dat de omgang met iemand met autisme echt verdomde lastig kan zijn omdat je de ‘normale’ omgangsregels niet van hem kan verwachten. En vice versa voor diegene om iemand van wie hij houdt voldoende emotionele steun te bieden in een periode waarin dat belangrijk is.

Dat zorgt voor een spanningsveld die meer emoties oproept en daardoor wil je alleen maar sneller doorlezen om te zien wat voor bizarre oplossing Don nu weer verzint. En of de geliefden het redden. Want een gelukkig verhaal is ze van harte gegund. En jou als lezer ook.