Theater / Voorstelling

De Appel Buiten durft genadeloos te zijn

recensie: Toneelgroep De Appel - De Appel Buiten

Je moet wel lef hebben. Toneelgroep De Appel presenteert op één avond bij hun Appelloods drie voorstellingen met wel heel verschillende stijlen: van licht vermaak tot apocalyptisch totaaltheater. De traditionele Appelbezoeker gaat totaal verward naar huis.

We beginnen met Cape Fear. Voor de Appelloods staat in een kaal duinlandschap een man tot zijn knieën ingegraven in het zand. Hij spreekt poëtisch en zorgvuldig over zijn verlangens als er ineens een vreemde man naast hem in het zand stort.739 Die man is alles wat hij niet is: dierlijk, rauw, bewegelijk. We zien hem poepen en plassen en zich wild opdringen aan het meisje Lulu, dat inmiddels ook hun arena heeft betreden.

Volledig absurd  

Cape Fear is gebaseerd op het korte verhaal Eerste liefde van Samuel Beckett en Gedoe van Armando. Beide verhalen gaan over een man die hoopt te vinden waar hij naar op zoek is. Het meisje is voor beide mannen het begerenswaardige object, zover is duidelijk, maar wat hun verhoudingen precies zijn blijft door de absurdistische speelstijl onduidelijk. Is Lulu een prostituee, houdt zij daadwerkelijk van een van de mannen, of allebei? Het blijft gissen. Niemand reageert op elkaar, in taal noch in spel. Het zijn vervreemdende handelingen die elkaar opvolgen. Wellicht passen die in de traditie van het absurdisme van Beckett – iedereen wacht, doolt en niemand kent de antwoorden  – maar er blijven desondanks te veel eindjes open. Vragend en licht verwonderd loopt het publiek naar de volgende voorstelling: Huize Zeezicht.

Een beetje meer tragiek

35270 de appel buiten durft genadeloos te zijnDaar wordt het op alles getrakteerd waar het vooraf op hoopte. De twee oudere dames Claudine en Greet (reeds bekend van Claudine en Claudette, de succesvolle locatievoorstelling van vorig seizoen op het Lange Voorhout) zitten allebei in het verpleeg- en revalidatiecentrum Huize Zeezicht. De volkse Greet zit er al een tijdje, de uit Indië afkomstige Claudine wordt door haar zuster Claudette gebracht. ‘Ik zie dat je het hier heerlijk vindt’. De verschillen tussen beide vrouwen worden al snel duidelijk, wat nog versterkt wordt als zoon Hanki bij zijn moeder Greet op bezoek komt. ‘Je kan die jurk niet ruilen, mam, want ik heb geen bonnetje’. Een gouden vondst is dat de dames zich grotendeels achter de ramen van Huize Zeezicht bevinden en het publiek via koptelefoons intiem betrokken wordt bij hun wel en wee. De makers hebben waarschijnlijk gezocht naar een tragikomische toon, maar het publiek lijkt vooral gevoelig voor de komische en soms wat al te gemakkelijke kant van de scènes. Als Greet meedoet met een ochtendgymnastiekprogramma op televisie biggelen bij het publiek de tranen over de wangen. Toch zitten er ook ontroerende en schrijnende momenten in de voorstelling. De pijn en het verdriet om afscheid van het leven te moeten nemen en ook de subtiele verwijzingen naar de moeilijke verhouding tussen de twee Indische zussen boven, smaakt naar meer. Iets meer tragiek en het is een prachtig pareltje, dat gemakkelijk uitgewerkt kan worden tot een avondvullende voorstelling.

751Apocalyptisch eindspel

Goed, maar dan. Het publiek – bestaande uit voornamelijk 65-plussers die uitgaan van een vermakelijk avondje vermaak – staat nog het totaal bizarre Motel Detroit te wachten. Drie kwartier roetsjen we keihard naar beneden in een achtbaan van Amerikaanse filmfragmenten, harde explosieve geluiden, een berookt toneel, popcorngeuren en met bloed besmeurde Indianen, Frankenstein-achtige naakte types en verdorven Amerikaanse verpleegsters. Genadeloos. En er is geen touw aan vast te knopen. Wat overblijft is de angst en de  teloorgang van – tja, the America Dream, de maakbaarheid van mens en maatschappij? Het maakt niet uit, de scènes zijn stuk voor stuk mooi in hun lelijkheid. Maar het meest fantastische is dat met Motel Detroit iets in gang wordt gezet. Publiek dat weigert te applaudisseren, zich geen houding weet te geven en uiteindelijk met elkaar in gesprek raakt over wat theater nu eigenlijk teweeg moet brengen. Motel Detroit weet het wel: theater moet verwarren, opstoken en de geest verruimen. En dat doet het.

Theater / Voorstelling

Op nog geen haartje afstand

recensie: Eindvoorstelling Dansacademie ArtEZ

Zes verschillende choreografieën, drie verschillende leerjaren van de dansacademie en een volle zaal. Het waren de ingrediënten van de eindvoorstelling Dans van ArtEZ, die in de intieme theaterzaal van de kunstacademie zelf op zaterdagavond 6 juni in première ging.

Diezelfde intieme sfeer was vanaf het begin van de voorstelling merkbaar. Niet alleen bestond een groot deel van het publiek uit bekenden van de dansers, ook de kleine afstand tot het podium zorgde voor een nauwe band tussen toeschouwer en danser.

Tijdens de eerste choreografie Deer Folk werd deze sfeer benadrukt door het verstilde openingsbeeld van alle eerstejaars, dat verscheen met het aangaan van de lichten. Gedurende het stuk veranderde dit mooie tableau door dansers die losbraken op de serene muziek in kleine groepen of in solo’s, tot de performance uiteindelijk weer samen eindigde, en hiermee het stuk knap werd afgerond.

Enorm contrasterend was het werk Interior Drama, dat direct hierop volgde. Vijf tweedejaars dansers voerden een heel intense choreografie uit, die gebaseerd was op constante draaiende bewegingen. Waar het publiek in het eerste stuk meegevoerd werd op de serene muziek, miste die hier totaal. Slechts het gehijg van de steeds vermoeider wordende dansers vormde het ritme onder de continue stroom van hypnotiserende bewegingen, die weliswaar eentonig, maar ook heel intens en daardoor spannend waren om te zien.

De acterende danser

Dit zeer knappe stukje technische samenspel werd gevolgd door een solo, waarbij op een speelse manier het aan- en uitgaan van het licht op het podium onderdeel werd van de dans. De soliste, die weliswaar wat afstak tegen de sterkte van de voorgaande groepen, maakte hierdoor contact met het publiek, wat een interessant theatraal element aan het stuk toevoegde.

In de daarop volgende choreografie Suit suit suit, werd dit theatrale effect alleen maar groter. Zowel de roodfluwelen kostuums als de schoenen die de dansers als attributen gebruikten droegen hier aan bij. Daarbij zat het stuk vol humor dankzij goed uitgevoerd acteerwerk van de dansers, waarbij zij met hun geestige, speelse bewegingen en geluiden het publiek meekregen in hun performance.

Niet alleen zorgden het gebruik van rood-witte lichteffecten en attributen als meubels in het volgende stuk Too Intense voor eenzelfde theatraliteit, ook werd de muziek hier door gesproken tekst en ritmisch gestamp van de dansers versterkt. De intense uitvoering van thema’s als leven en dood maakten daarbij dat de choreografie in de aanwezige intieme sfeer heftig binnenkwam.

Theater vol diverse types

Terwijl de laatste restjes zware kost nog weggeslikt werden door het publiek, werd het tot slot omarmd door de warme luchtigheid van de laatste choreografie. Met het stuk She He Shenanigans presenteerden de derdejaars een verzameling aan geestige en goed uitgevoerde typetjes, die elk apart met een goed staaltje acteerwerk hun rol vertolkten en verhaal vertelden terwijl zij over het podium heen en weer vlogen.

Precies die diversiteit is tenslotte wat de eindvoorstelling Dans kenmerkte en wat gevangen werd in het eindbeeld van de avond: een groep dansers die elk, nog steeds in hun eigen rol, bogen voor een op nog geen haartje afstand applaudisserend publiek.

Boeken / Fictie

Een constante strijd

recensie: Don Carpenter – Vrijdagen bij Enrico's

Toen de Amerikaanse schrijver en scenarist Don Carpenter in 1995 zelfmoord pleegde liet hij een onvoltooid manuscript na. Met Vrijdagen bij Enrico´s schreef Carpenter een prachtige roman over de kunst van het schrijven én de kunst van het leven.

San Francisco in de jaren vijftig en vroege jaren zestig. Schrijvers ontmoeten elkaar in tenten met namen als Jolly Joan, Buttermilk Corner en Dan Tana’s. Daar discussiëren, roddelen en bespreken ze hun affaires, het schrijverschap en tikken ondertussen heel veel drankjes weg. Dat er überhaupt nog geschreven werd mag een godswonder heten. Spin in het bohemien-web zijn Charlie en Jaime. Charlie geldt al jong als grote belofte in de literatuur, maar zwoegt al jaren op zijn grootse oorlogsroman. Jaime ontmoet hem op de universiteit en voelt zich aangetrokken tot het talent. Al snel zijn ze onafscheidelijk en wordt zij zijn vrouw. Ook Jaime schrijft. Volgens Charlie veel beter dan hemzelf. Haar eerste roman wordt een groot succes.

Onzekerheid

Carpenter gunt ons een kijkje in het leven van de schrijver. Dat hij uit eigen ervaring put is overduidelijk, maar van ondergeschikt belang in deze buitengewone roman. Een ode aan de schrijver, het schrijven en de lezer. Hij typeert de dagelijkse worsteling om de pen ter hand te nemen, te gaan zitten en te blijven zitten. De duizend-en-een onbenulligheden, die een schrijversdag kunnen maken of breken. Een voorbeeld:

Het was halverwege de ochtend. Dick had achter zijn schrijfmachine moeten zitten, maar hij had de klassieke fout gemaakt om direct naar de brievenbus te lopen toen de postbode langskwam, een slechte schrijversgewoonte.

Dan is daar ook die verdomde onzekerheid. Is het dat wat ik maak wel goed genoeg? Wat heb ik me in mijn hoofd gehaald? Wat denk ik toe te voegen aan alles wat er al geschreven is door mensen met zoveel meer talent dan ik? Charlie zet zijn roman (letterlijk) bij het vuil en neemt een baan als barman. Hij lijkt zijn nederlaag gelaten te accepteren en is zelfs niet heel ongelukkig. Zijn boek wordt nieuw leven ingeblazen wanneer hij het aanbod krijgt dit in Los Angeles te bewerken tot scenario. Charlie vertrekt naar Hollywood. Niet veel later verlaat Jaime hem.

Losmaken

Het onzekere bestaan van de schrijver is wat Carpenter schetst. Het streven naar onafhankelijkheid in werk en leven. Maar daar altijd is er die strijd. Waaraan toe te geven? Schrijf ik wat ik wil, vergeet ik het publiek, maar zijn mijn verhalen onverkoopbaar? Of please ik het publiek met makkelijk verteerbare lectuur? Eenzelfde strijd leveren de schrijvers met het dagelijks bestaan. Een doorsnee bestaan (relatie, gezin, huis) valt moeilijk te combineren met het schrijversleven. De behoefte naar de drie r’s (reinheid, rust, regelmaat) is er, maar toch ook weer niet.

Is het toeval dat enkel degenen die de discipline hebben, zoals Jaime die iedere ochtend met of zonder kater aan haar bureau zit, zij die zich weten af te zonderen, publicatiewaardig materiaal produceren? De aspirant-schrijvers die dat niet op kunnen brengen, die denken het leven juist nodig te hebben om verheven werk te maken, falen. Zij lijken niet te beseffen dat ze de schrijftafel, de pen en het papier harder nodig hebben. Dat ze moeten breken met de alledaagsheid. Schrijven is je losmaken van het leven.

Film / Films

Dickens in de favela

recensie: Trash (DVD)

Stephen Daldry kennen we van Billy Elliot. Ook Trash is weer zo’n jongensboekenverhaal. Maar de kans dat we hier een musicalversie van gaan zien, is uiterst klein. De film mist de aaibaarheidsfactor van de Engelse voorganger. Braziliaanse sloppenwijken zijn toch iets minder vertederend.

Trash is de verfilming van de gelijknamige jeugdroman van Andy Mulligan. Die bron is nog te herkennen in het soms wat simpele plot. We hebben drie arme weesjongens. Rafael (Rickson Tevez), Gardo (Eduardo Luis) en Rato (Gabriel Weinstein) werken als vuilnisrapers op de stort van Rio de Janeiro. Wanneer ze daar een goedgevulde portemonnee vinden, komen ze in de problemen.

In de beurs zit belangrijke informatie. Een stel corrupte agenten met politieke banden hebben eerder de eigenaar van de portemonnee doodgemarteld. Nu willen ze nog de informatie terug. De weesjongens gedragen zich na de vondst zo verdacht dat ze al snel de politie achter zich aanhebben. Wat volgt is een wilde achtervolging door de favela’s.

Overbodige rollen

Dat kat-en-muis-spel is het aardigste onderdeel van Trash. Met vlot camerawerk en een razendsnelle montage vliegen we door de achterbuurten. Maar de film wil ook nog maatschappijkritiek leveren en vliegt daar geregeld uit de bocht. De goed-fout-boodschap is vaak wel heel simplistisch. De jongens willen niet alleen het geld, maar ook gerechtigheid voor de gedode portemonnee-eigenaar.

Om het verhaal een beetje behapbaar te maken voor een westers filmpubliek zijn er overbodige rollen voor twee Amerikaanse hulpverleners. En dus mag Martin Sheen er als drinkende geestelijke lekker op los schmieren in deze Dickens in de favela.

Kunst / Expo binnenland

Karakteristieke kleurcomposities van een enthousiasteling

recensie: Cremer in verf – 1954-2014

De eerste zaaltekst van de tentoonstelling is marketing in niet mis te verstane woorden, die gebruik maakt van het rebelse imago van de bestsellerschrijver en weinig van doen heeft met kunstkritiek. Toch wil men de bezoeker er vooral van overtuigen dat Jan Cremer eigenlijk ten eerste schilder is en dat het tijd wordt dat Het Publiek dat weet. Gelukkig is dat waar.

Dutch Tulip Field-Nr.5 (1965) olieverf op doek 153x229-cm collectie Galerie Centaur

Dutch Tulip Field-Nr.5 (1965) olieverf op doek 153×229-cm collectie Galerie Centaur

In het Zwolse Museum De Fundatie wordt Cremers oeuvre van de afgelopen vijftig jaar getoond, waarbij de indeling van het museum (hoekjes, gangetjes, nisjes) als voordeel wordt ingezet. Het is alsof je steeds een bladzijde omslaat wanneer je weer een hoek om gaat of een deur open moet doen. De enorme werken van het laatste decennium krijgen bovendien een prachtplaats in de befaamde glitterkoepel.
De zaalteksten zijn kleine, onopvallende blokjes, die vooral een levensverhaal vertellen en niet al teveel kunsteducatieve informatie geven. Wanneer ze dat wel doen komt het geforceerd over, zoals bij de zaal die gewijd is aan zijn tijd in Ibiza. Cremer was negentien toen hij daar begon aan het schrijven van zijn ‘schelmenroman’ en prompt wordt in de verfstreken van destijds een ‘Oosterse, trefzekere schriftuur’ gezien. Dit is wellicht wat geforceerd en bovendien overbodig bij een kunstenaar die zonder al teveel nadenken lijkt te doen wat zijn schildersinstinct hem ingeeft.

Barbaar wordt kleurencomponist

Portret oud KNIL-militair (1956) verf op papier,100x75cm

Portret oud KNIL-militair (1956) verf op papier, 100x75cm

Al aan het begin van de tentoonstelling wordt het duidelijk: Jan Cremer is inderdaad meer schilder dan schrijver. Zijn eerste werk is Portret oud KNIL militair, dat hij schilderde toen hij zestien was en dat al onmiskenbaar van kwaliteit is. Ook Kosmosmaannacht (18!) krijgt een welverdiende plek. En al bij Barbare, nog steeds in 1958, is een ontwikkeling te zien richting het beruchte ‘Peinture Barbarisme’. Dit was hoe hij zijn stijl zelf noemde en slaat driemaal op oorlog: op het doek, als thema op zich en tegen de kunstwereld.
De volgende stap is zes jaar later de beroemde tulpen, die hier, weer wat geforceerd, worden geduid als een combinatie tussen Warhol en Van Gogh. Ze lijken zo braaf, ineens. Nee, dan de werken van de laatste tien jaar, die weer kwalitatief net zo hoogstaand zijn als het eerste werk. De materiaalhantering heeft de barbaar inmiddels volledig onder de knie, maar wat vooral opvallend is: hij weet nu precies wat hij met kleur moet doen. Sahara Storm uit 2012 laat zien hoe goed hij is: het is een perfecte, interessante en originele kleurencompositie. Als mozaïeken zitten deze recente werken beter dan het vroege werk in elkaar, zonder dat ze hun karakteristieke ruwheid hebben verloren.

Instinctief genoegen

Cape Cod storm; gemengde technieken op doek; 100 x 160 cm

Cape Cod storm (2014) gemengde technieken op doek; 100 x 160 cm

Cremers talent lijkt heel instinctief te zijn. Op de film waarin hij aan het woord komt zien we niet een peinzende man die met moeilijke woorden probeert zijn kunst uit te leggen, maar een drukke en energieke man die enthousiast vertelt. Het bekijken van zijn werken is voor de toeschouwer dus ook een instinctief genoegen: het is het zien van kleuren die door vernuftige composities zeer prettig zijn voor het menselijk oog en het beleven van textuur die fijn is om met je neus bovenop te gaan staan.

Heeft de kunstenaar wat te melden als schrijver? Daarover zijn de meningen verdeeld. Heeft hij wat te melden als schilder? Ja. Beter gezegd: hij heeft wat om te laten zien. Er zit namelijk misschien niet al teveel achter, maar ‘t is verdomd mooi.

 

Muziek / Album

Het einde van een onschuldig tijdperk

recensie: Kamelot - Haven

In het nieuwe avontuur van Kamelot omgeeft een alsmaar groeiende grijze wolk een ten ondergaande wereld die steeds krankzinniger wordt. De band biedt de luisteraar in deze bittere tijden een veilige haven met haar nieuwste album. Althans, door verheffende en melodische muzikale elementen hoopt Kamelot de melancholie en somberheden – zoals verteld wordt in de teksten van het album – te doorbreken.

In alweer het dertiende album van een van de meest innovatieve bands in het symfonische en progressieve metal genre, zet Kamelot de stijgende lijn van haar vorige album voort. Het vertrek van zanger Roy Khan in 2012 weerhield de band er niet van om vol gas nieuw materiaal te produceren. Met Tommy Karevik vonden ze een nieuwe frontman die perfect bij het geluid van de band paste, wat voornamelijk te danken is aan het bijna identieke stemgeluid. De verandering gaf de band ruimte om zichzelf opnieuw uit te vinden na het nogal middelmatige album Poetry for the Poisoned (2010).

35229 het einde van een onschuldig tijdperkViering van een mooi apocalyps

Een aantal nieuwe ideeën die hieruit zijn ontstaan, komen tot uiting in het verhaal wat veel weg heeft van een conceptalbum. De ik-persoon is een held die lijdt aan slapeloosheid, wat gevoed wordt door schaduwen om hem heen als de nacht valt. Stemmen in het donker wijzen hem op zijn eigen afgunst, gulzigheid, trots en gierigheid en vertellen hem dat hij uitverkoren is om deze wereld te redden. Hij is in dit verhaal vooral op zoek naar zichzelf en vreest voor zijn leven, vanwege duistere demonen in zijn gedachten. Nu alles en iedereen om hem heen aan het instorten is, bidt hij tot onze Vader voor vergiffenis en roept de andere uitverkorenen bij elkaar voor een revolutie; de laatste oplossing om de wereld nog te kunnen redden.

De band lijkt er met dit album voor gekozen te hebben om zich meer te richten op substantie en karakter in elk lied in plaats van het creatieve proces te belichten van het album als geheel. Hierdoor vallen terugkerende tekstuele elementen op – bijvoorbeeld in ‘My Therapy’ en ‘End of Innocence’ – waardoor ze kracht verliezen in de opbouw van het verhaal. De kleine missers worden goed gemaakt door navigatie op complex muzikaal terrein: de gedetailleerde effecten op keyboard van Oliver Palotai en melodische gitaarpassages van Thomas Youngblood zorgen voor interessante akkoordenprogressies. Dit wordt ondersteund door de goed uitgebalanceerde drums van Casey Grillo en hoekige baslijnen van Sean Tibbetts, wat vaak gepaard gaat met syncopische ritmes.

Het einde van een onschuldig tijdperk2Muzikaal hoogstandje

Van begin tot eind laat Kamelot zich op haar nieuwe album van de beste kan zien. Stevige uptempo liedjes worden afgewisseld met power ballads en instrumentale tracks. Het science fiction-thema komt helemaal tot zijn recht in ‘Insomnia’. Een goed voorbeeld voor de vernieuwende stijl van de band met duidelijke gitaarriffjes, uitgelichte keyboardmelodieën en een aanstekelijk refrein. Het technische muzikale spel van de heren komt met name tot een hoogtepunt in ‘Veil of Elysium’, terwijl ‘Citizen Hero’ een cinematografische sfeer creëert vanwege het gedramatiseerde orkestrale geluid.

Kamelot staat er in haar reis naar de veilige haven niet alleen voor. Ze wordt bijgestaan door artiesten uit andere symfonische en progressieve metal bands. Rauwe vocals worden gedaan door Alissa White-Gluz van Arch Enemy in ‘Liar, Liar’ en ‘Revolution’ wat het album nét dat agressieve randje geeft wat het nodig heeft. Troy Donockley van Nightwish verzorgt additionele iele harmonische instrumentatie in ‘Under Grey Skies’, waarin Karevik eveneens een duet aangaat met Charlotte Wessels van het Nederlandse Delain. Zij verzorgt ook nog begeleidende vocals op andere tracks.

Het einde van een onschuldig tijdperk3Metalen meesters

De samenwerkingen geven extra magie om een glimp op te vangen van het licht, wat wel door de grijze wolken heen schijnt. Een sombere toekomst realiseert zich naar aanleiding van nachtmerries, waarin al in geen tijden daglicht meer gezien is. De laatste gelijknamige instrumentale track van het album laat ons in het ongewisse over de afloop van het lot van de held en de duistere wereld.

Het is mede dankzij de unieke hybride tussen melodische metal, progressieve invloeden en referenties naar gothic dat het album zo charismatisch is. De symfonische reis is subliem in elkaar gezet, waardoor we zeker uit kunnen kijken naar de epische manier waarop het vijftal het album live op het podium ten gehore zal brengen later dit jaar.

Theater / Reportage
special: De Nazit

SPRING Festival

Het Utrechtse SPRING Festival is alweer enkele weken achter de rug en heeft dus ruim de tijd gehad om te kunnen bezinken. Theaterredacteurs Steffen en Daniël gingen rond de tafel zitten en bespraken de derde editie van het jaarlijkse festival, een fusie tussen Festival aan de Werf en Spring Dance.

Daniël: SPRING is gericht op vernieuwing en innovatie. Komt dat wat jou betreft terug in de programmering? Wat vind je sowieso van die insteek voor een festival?

Steffen: Nou, een festival beleef je ook buiten de voorstellingen om. SPRING had vorig jaar een groot eindfeest op de toneelvloer van de stadsschouwburg en er was een festivalhart waar verschillende bandjes speelden, werd gepresenteerd en waar een deel van de voorstellingen op straat werden gespeeld. Dan speelt een festival echt in de stad. Dit jaar waren er een aantal installaties, waaronder Wanna Play? Van Dries Verhoeven op de Neude, maar verder ging je Theater Kikker in en uit en dat was het dan. Er was voor mijn gevoel niet echt een ‘beleving’ van het festival in vergelijking met voorgaande jaren.

Daniël: Toch werd er wel gebruik gemaakt van meerdere bijzondere locaties, onder andere het bedrijventerrein Lage Weide en de vorig jaar gesloten gevangenis Wolvenplein. Helaas hebben wij slechts de helft van het programma gezien, waardoor deze laatste aan ons voorbij is gegaan.

Steffen: SPRING heeft als opzet om ruimte te geven aan vernieuwend theater. Ik weet niet of ik zozeer vind dat ze het hebben waargemaakt in wat ik heb gezien. Een tweede functie van het SPRING-festival is ook dat ze de producent zijn van enkele voorstellingen en dat ze makers voor de langere duren ondersteunen. Bepaalde artiesten komen daardoor geregeld terug. Enerzijds is het goed dat het festival nieuw talent ondersteunt, maar hierbij moet wel naar de kwaliteit gekeken worden.
Er staat al op de website van SPRING dat zowel Jan Martens als Nicole Beutler volgend jaar weer met een voorstelling terug zullen komen op het festival. Tevens waren ze ook bij eerdere edities betrokken.

Daniël: Dries Verhoeven heeft ook al meerdere edities meegemaakt en Theater Utrecht (het voormalige De Utrechtse Spelen) heeft ook voor de tweede maal een première op het festival. Dat maakt de kritiek wel terecht dat de vernieuwing qua programmering niet helemaal waar wordt gemaakt. We hebben nu al vier namen gezien die al terug zijn gekomen, waarvan er twee met zekerheid volgend jaar weer geprogrammeerd worden.

Provocatie?

Steffen: Voor we op specifieke dingen in gaan: vond je het een leuk en geslaagd festival? Heb je een goede week gehad?

Daniël: Ik heb wel een goede week gehad, maar ik vond zeker niet alle voorstellingen geslaagd. Vaak lijken voorstellingen vanuit een bepaald concept te vertrekken, maar zijn ze niet consistent genoeg en is te weinig nagedacht over het concept zelf. De voorstellingen gaan daarom soms een beetje prat op het experiment om het experiment, maar vormen vaak geen sluitend geheel. Dat is niet altijd het geval, maar Ode to the attempt en 5: Echo waren hier goede voorbeelden van.

Steffen: Als je het dan hebt over een inconsequent thema, of niet doorgevoerd concept, kan je dan bijvoorbeeld bij de voorstelling van Jan Martens een voorbeeld geven van iets wat niet consequent werd doorgevoerd?

Daniël: Het was geen ode aan de poging, het waren veertien solo’s, performances of korte dansen, een gedeeltelijke afdaling in de dansgeschiedenis: klassieke dans, minimalistische dans enzovoort. Daar kan je al vragen waarom is dat gelinkt aan het pogen. Het zijn juist allemaal stijlen die door en door ontwikkeld zijn.. Het idee van poging vond ik dus weinig terugkomen. De luchtige terzijdes werkten evenmin, maar dat is persoonlijke smaak.

Steffen: Scherper gezegd, hij leek niet te snappen wat het begrip ‘attempt’ betekent. Tijdens het nagesprek in Theater Kikker bleek dat hij  vlak voor de voorstelling spontaan bepaalt welke performances hij uitvoert. Een concreet voorbeeld is dat hij uit een liedje een paar scheldwoorden knipt en herhaalt. Dat is dan zijn poging tot wraak op een ex. Daarin probeerde hij grappig te zijn en naar mijn smaakt lukte hem dat niet: ik vond de grappen niet alleen niet goed, maar vooral niet origineel.  Er zit een stukje in dat hij voor de grap zijn piemel laat zien onder het kopje van provoceren, maar wat is daar nog provocerend aan?

Daniël: Als Nicole Beutler in 5: Echo een ellenlange monoloog (want there’s no such thing as waste time) in evakostuum voordraagt, kun je weinig anders dan zuchten. Ik heb zelfs maar één voorstelling gezien waar de mensen al hun kleren aanhielden, namelijk Beside the scenes van Hofmann&Lindholm. Naaktheid wordt in het festival nog steeds vaak als provocatiemiddel ingezet, in plaats van als esthetisch of artistiek middel. Daar zijn gelukkig wel uitzonderingen op, zoals de ontroerende regenscène in  Stad der blinden van Theater Utrecht.
Bij You’re not alone van Kim Noble had het naakt ook een directe inhoudelijke functie, die verder ging dan de provocatie. Het wegcijferen van zijn identiteit gebeurde deels door de modificatie van zijn lichaam. Dit deed hij met digitale nabewerking, maar ook door zijn geslachtsdeel naar achter te plakken zodat je niks meer tussen zijn benen zag. Zijn personage dacht dat je om een ander mens te behagen moet voldoen aan diens wensbeeld, in plaats van jezelf te zijn. Door zijn lichaam aan te passen kwam hij tegemoet aan de begeertes van personen aan wie hij voorwendde dat hij een vrouw was.

Steffen: You’re not alone was dan ook ons beider favoriet op het festival. Ik zou zijn voorstelling willen scharen onder outsider art. Hij stapt heel erg esthetisch correct over naar de wereld van de perversie, zij het dat deze in zijn visie niet pervers maar volstrekt logisch is. Op een integere manier bewandelt hij de grens van de goede smaak. Daarin ken ik zijn gelijke niet.

Daniël: Op de tweede plek komt voor mij van Stad der Blinden van Theater Utrecht. Regisseur Thibaud Delpeut heeft ten eerste mijn interesse omdat hij een aansprekende onderhuidse regiestijl heeft, maar ook omdat hij heel vaak werk neemt van auteurs die mij na aan het hart liggen: Albert Camus, Sarah Kane, en dit keer dus José Saramago. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik De stad der blinden ook ken naar aanleiding van een interview met Delpeut. Dit was de eerste voorstelling die ik van hem heb gezien die niet gebaseerd was op een theatertekst maar op een boek, een roman, en daar ligt meteen een moeilijkheid voor de adaptatie: de unieke literaire stijl van Saramago is moeilijk over te brengen op het toneel. In de voorstelling spreekt de alwetende verteller soms bij monde van de personages, maar daardoor gaat een zeker literair aspect verloren. Ook zijn enkele van de mooiste scènes uit het boek weggelaten. Wel maakt de voorstelling prachtig gebruik van de ruimte (een diepe loods) en wordt menselijk contact tot op het bot ontleed: van de terreur van het recht van de sterkste tot niet-discriminerende tederheid.

Kijkhouding

Steffen: Wat vond je van Beside the scenes, dat van tevoren werd aangekondigd als een geheel nieuwe kunstvorm?

Daniël: Beside the scenes was een zeer consequent doorgevoerd concept en de beelden waren in hun geometrische esthetiek best mooi, maar er werd eigenlijk te weinig mee gedaan om het inhoudelijk interessant te maken. De selectie van ‘de stiltes voor het beslissende moment’, uitgevoerd in verstilde zwartwitprojecties, was grotendeels gericht op Duitsland en de eerste helft van de twintigste eeuw. Door stilering en mystificatie voelde het soms aan als een quiz: raad de belangrijke gebeurtenis. Toch was het een prettig serene ervaring na de voorstelling van Jan Martens.

Steffen: Ik zag er een soort museumexpositie in. Dat is in potentie interessant in het theater, omdat je dan je kijkhouding moet veranderen. Wat er eigenlijk hoofdzakelijk veranderde is dat je niet kon doorlopen als je het wel gezien had, zoals je bij een expositie wel kan. Daarbij is het Nederlandse theaterpubliek niet eerlijk genoeg om op te staan als de aandacht er niet meer is.
Die vergelijking tussen theater en beeldende kunst maakt Dries Verhoeven ook in een interview op de website van SPRING. Hij vindt als theatermaker juist de presentatievorm van de beeldende kunst interessant, omdat de kijker een actieve beslissing moet maken: blijf ik kijken of loop ik door?
Zijn doorlopende performance Wanna Play was een installatie waarbij je inderdaad met die houding kon kijken naar zijn glazen kooi. Je kan zelf het concept tot je nemen, het idee begrijpen en als het binnen is gekomen doorlopen of juist kiezen om langer te blijven kijken.  De voorstelling Beside the Scenes had ook die vorm kunnen hebben.
Er is overigens nog steeds een voorstelling die we wel hebben gezien, maar steeds niet aan bod is gekomen.

Daniël: Je doelt op We don’t speak to be understood van Pieter Ampe en Benjamin Verdonck: Badinerend gezegd bestond de voorstelling uit twee Belgen die gekke dingen met elkaar doen met een humoristische intentie. Voor mij werkte het niet: de visuele grappen waren niet creatief genoeg.

Steffen: Ik moest soms lachen om de timing, vanwege de opbouw. Ze waren vaardige performers met een sterk mimespel, maar het had te weinig inhoud. De voorstelling heeft de minste indruk gemaakt van het festival.

Daniël: Wat ik hier ook ergelijk vond was het nagesprek. Het concept is dat het publiek na afloop de kans krijgt om een vraag op te schrijven. Vervolgens is er een presentator die tien minuten lang de publieksvragen voorlegt aan de artiest. Ampe en Verdonck weigerden puberaal daadwerkelijk op de vragen in te gaan, los van of het een goede vraag is of niet. Ga dan ook niet akkoord met het concept van het nagesprek.
Bij Jan Martens werkte het nagesprek beter: hij was in ieder geval opener. Toch bleef het  nagesprek te veel een gelegenheid om lof te uiten en een vrolijke noot toe te voegen: de mogelijkheid om kritische vragen te stellen werd niet benut.

Steffen: Dit zal helaas ook niet zo snel gebeuren. De mensen met de meeste kritiek stellen geen vragen, maar zitten boos met de armen over elkaar.

Daniël: Laten we dan afsluiten met een hand in eigen boezem: ook op ons als vermeend kritisch publiek valt het een en ander aan te merken.

Theater / Reportage
special: Reportage CTF on Tour

De buitenwijk als bühne

In de afgelopen jaren is het Café Theater Festival in het Utrechtse cultuurlandschap uitgegroeid tot een factor om rekening mee te houden. Naast een drukbezocht jaarlijks festival en het maandelijks terugkerende Anti Kater Theater, beide gehouden in de binnenstad, is het een logisch vervolg voor het CTF om de grenzen te verleggen naar de buitenwijken van Utrecht.

Het CTF speelt handig in op de grand départ van de Tour de France, op 6 juli in Utrecht, en heeft een theaterfietsroute langs alle uithoeken van de Domstad georganiseerd. De laagdrempeligheid blijft, maar het fietsen in de zon zorgt voor een gemoedelijke vakantiestemming. In tegenstelling tot het festival is CTF on Tour niet gratis – tien euro, om precies te zijn – maar in tegenstelling tot het festival zorgt de organisatie voor een tot in de puntjes verzorgd cultureel dagje uit, inclusief tussendoortjes, lunch en naborrel. In prachtig lenteweer trapten drie uitverkochte groepen van elk een kleine dertig man van de ene voorstelling naar de andere.

De vele gezichten van de stad

18572254252_f444b35fb3_oDe bevlogen reisleiders van het CTF houden in de gaten dat het publiek de weg niet kwijtraakt op de kronkelige routes van de ene locatie naar de andere. Zo gaat de eerste etappe van start op de Uithof, nabij de Universiteitsbibliotheek, om vervolgens de kolossale moderne architectuur te verruilen voor de negentiende-eeuwse arbeiderswoningen van Wittevrouwen. In café Gastmaal treedt Alice Rientjes op met haar conference Dit Ist. Ze brengt kleinkunst in de klassieke zin van het woord: humor wordt afgewisseld met muziek, waarbij ze op piano begeleid wordt door Eelco Menkveld.

De programmering van het CTF boort een breed spectrum van podiumkunsten aan, want na de kleinkunstvoorstelling en een tweede etappe van het Griftpark naar het multiculturele Lombok wordt het publiek getrakteerd op een dansvoorstelling in Café Lombok. De voorstelling Lala Lucy en de mensen die naar haar keken van SCN Dansproducties speelde in maart al in een overvol Toque Toque. Het is spannend om een voorstelling die voor een specifieke locatie gemaakt is elders op te voeren, maar dit kleinere eetcafé geeft de eenvoudige maar kernachtige performance meer intimiteit.

Ademruimte

Op de route van Lombok naar voormalig industriegebied Rotsoord wordt het publiek verrast met een korte ontmoeting met Jorien Berger. Ze speelt het typetje Joke van den Berg, wier onvoorwaardelijke positiviteit contrasteert met haar tragische levenswandel en familiegeschiedenis. Ook haar aftandse fiets zonder zitvlak is voor haar geen reden om het leven somberder in te zien. In haar onmetelijke goedheid heeft ze voor iedereen fruit en water meegebracht; handig, want het is nog een eindje naar de volgende locatie, waar de lunch wacht.

18572367092_23403458e5_oOok De Gelukszoekers van De Nachtdieren is een voorstelling die eerder op het CTF heeft gespeeld – om precies te zijn in VinVin. De faustiaanse voorstelling over de verslaving aan hoogtepunten enerzijds en het geluk in kleine dingen anderzijds kent een goede balans tussen vet aangezet theater en milde sentimentaliteit. In eetcafé Klein Berlijn krijgen de acteurs aanzienlijk meer bewegingsruimte, waardoor de voorstelling meer gaat ademen en zowel het gemijmer van Jonata Taal als het geschmier van Sebastiaan Frowijn goed tot zijn recht komen.

Uit zijn voegen

Een groene route langs de Kromme Rijn voert het publiek weer terug naar het Uithof. De Champs-Élysées van deze tour is de Daktuin, een festivalterras bovenop de Universiteitsbibliotheek, waar op dat moment het Uit-je-Daktuin-in-je-NEST-Fest plaatsvindt. De uitgebluste clown Collin van den Broek improviseert met het publiek, dat zich inmiddels vermengd heeft met de festivalgangers. Hij krijgt het publiek met eenvoudige suggesties vrij snel mee in zijn korte mime-act – uiteindelijk zelfs letterlijk, als hij met een slachtoffer in zijn caravan verdwijnt. Hiermee komt de tour ten einde, al kan het publiek nog een hele dag op het festival vertoeven.

Naast gevarieerd en spontaan theater – dat zijn we inmiddels van ze gewend – toont CTF on Tour de vindingrijkheid en de groeipotentie van het festival. De Utrechtse binnenstad is te klein geworden voor het CTF en de organisatie toont met creatieve initiatieven de ambitie om zich verder te ontwikkelen. Door de vleugels uit te slaan naar de Utrechtse buitenwijken dagen ze ook de theatermakers uit om zich flexibel op te stellen op nieuwe locaties, al dan niet in de buitenlucht. De grand départ zal volgend jaar niet in Utrecht plaatsvinden, maar hopelijk weerhoudt dit het CTF er niet van een tweede tour te organiseren.

Boeken / Reportage
special: Lezing Tim Krabbé: ‘Waarom ik de Tour haat terwijl ik toch zo van wielrennen houd’

De wielervisie, -passie en -haat van Tim Krabbé

In de gekte rondom de aankomende Tour de France haakt ook Het Literatuurhuis aan door het geheel een literair tintje te geven. ‘De Literaire Tour’, een reeks literaire tourevenementen, wordt precies één maand voor de start afgetrapt door Tim Krabbé. Zijn boodschap: ‘Ik haat de Tour.’

De gehele titel van Krabbé’s lezing luidt: ‘Waarom ik de Tour haat terwijl ik toch zo van wielrennen houd.’ Het is duidelijk, dit gaat geen genuanceerde discussie over wielrennen worden. De organisator van het evenement sluit zich aan bij dit sentiment: ‘Of u bent deel van het gezelschap dat al maanden uitkijkt naar de Tour, of u hoort bij het andere kamp, dat van Tim Krabbé, de Tour-haters,’ legt hij het publiek voor.  De werkelijkheid is waarschijnlijk echter dat de hele zaal deel uitmaakt van één en hetzelfde kamp, namelijk de Tim Krabbé-fans.

De lezing vindt plaats in de Domtoren, een plek waar een maand later honderden renners onderdoor zullen pedellen. Vanbinnen doet echter weinig van de ambiance van de Michaëlskapel aan de Tour de France denken. De kleine donkere zaal is gevuld met dikke kaarsen, voor Krabbé staat een diepe, fluweelrode stoel klaar. Maar zodra de schrijver en groot wielerfan begint te spreken is de sport bijna net zo tastbaar als wanneer de renners op dat moment voorbij zouden fietsen.

Vanaf de zijlijn mag je ongegeneerd partijdig zijn

Krabbé’s bezwaren tegen de Tour zijn makkelijk samen te vatten: het geheel wordt gerund door dopingfundamentalisten en door te grote ploegen en genivelleerd talent zal het grootste deel van de etappes altijd in een massasprint eindigen. Maar wat er deze avond eigenlijk het meest afspat is het tweede deel van zijn titel, Krabbé’s liefde voor wielrennen. Zelfs zijn ‘haat’, die wellicht wat is aangedikt voor deze avond, komt voort uit een romantisch verlangen naar de sport zoals die ooit was. Krabbé wil af van doorgedraaide, zinloze dopingcontroles en terug naar waar het eigenlijk over gaat: fietsen.

Des te stelliger Krabbé wordt, hoe meer het publiek geniet. Zijn zwart-wit-weergave van de stand van het dopingbeleid lijkt voor het publiek het kenmerk van een ware wielerfan. Over Lance Armstrong: ‘Hij had de Tour oneerlijk gewonnen van andere oneerlijke renners, en dus eerlijk.’ Het schrappen van Tourwinnaars doet Krabbé denken aan totalitaire regimes waarin mensen uit de geschiedenis worden verwijderd. Dat is het prachtige aan sport, aan de zijlijn mag je ongegeneerd partijdig en irrationeel zijn. Mensen die fel tegen de doping zijn? Die weten en houden te weinig van de sport.

Spijt dat hij zelf nooit iets geslikt heeft

Het publiek, toch voornamelijk bestaand uit mannen tussen de dertig en vijftig, hoogstwaarschijnlijk zelf in het bezit van een racefiets, geniet misschien nog het meest wanneer Krabbé uit zijn pas verschenen bundel wielerverhalen, De veertiende etappe, voorleest. Krabbé heeft humor en een ongekend vermogen dat gevoel wat wielrennen bij zo velen oproept op papier te krijgen. De meesten in de zaal weten al lang dat Laurent Fignon in 1989 de Tour met acht seconden verloor, maar uit de mond van Krabbé kan niemand er genoeg van krijgen. Ook degenen die nog nooit van deze Fransman hadden gehoord niet.

Tegen de tijd dat het interview van Krabbé met de Belgische auteur Ivo Victoria wordt ingeluid is de Tour al bijna vergeten. Nu gaat het over de schrijver, inmiddels 72,  zelf op de fiets. Krabbé heeft namelijk vele amateurwedstrijden in de benen zitten. ‘Ik heb vanmorgen nog 100 gereden,’ zegt de kleine man niet zonder trots. In al zijn amateurwedstrijden heeft hij zelf nooit wat geslikt om zijn prestaties te verbeteren: ‘Daar heb ik wel eens spijt van, dan had ik er nu met meer verstand van zaken over kunnen spreken.’

Hij zou zo de politiek in kunnen

Met zijn gevatte antwoorden en vitale houding lijkt hij bijna jonger dan Victoria (1971), die liever over fietsen schrijft dan er zelf op zit. Alleen Krabbé’s gehoor laat het soms afweten: ‘Je praat Belgisch, dat kan ik niet verstaan. gROTE, wat is dat nou? Gggrote, zeggen wij in het Nederlands.’ Gelukkig kan Victoria er zelf om lachen. Krabbé mag dan wat ongenuanceerd zijn, door zijn vrolijke, vriendelijke voorkomen is hem alles snel vergeven. Alleen aan het eind vraagt Victoria hem nog een keer over de Tour: ‘Tim, nu eerlijk. Je haat de tour toch niet echt?’ De zaal lacht. Krabbé: ‘Laat ik het zo zeggen, ik vind de Giro interessanter.’  Iemand in de zaal mompelt: ‘Hij zou zo de politiek in kunnen.’

De vriendelijke houding van Krabbé wordt ook na afloop voortgezet. Bijna iedereen komt voor een handtekening. Krabbé’s grootste wielerklassieker blijft zijn roman De Renner (1978). Al voor hij aan de lezing begint is het uitverkocht. Een aantal toeschouwers kijkt dan ook beteuterd toe hoe Tim, want zo noemen ze hem allemaal, na afloop rustig stapels boeken van beter voorbereide fans aanneemt om te signeren. ‘Deze is nog voor mijn vriendin, zij is net begonnen met fietsen’, glundert een jongeman die een tweede kopie van De Renner naar voren duwt. Tim schrijft het gewillig allemaal op.

 

De lezing vond plaats op 4 juni 2015 in de Domtoren te Utrecht en maakt deel uit van de Literaire Tour.

Muziek / Concert

Goedlachse Ier speelt intieme set tussen fluitende vogels

recensie: James Vincent McMorrow @ Openluchttheater Caprera in Bloemendaal

Na een aantal succesvolle concerten op festivals als Down The Rabbit Hole en Into The Great Wide Open is de Ierse singer-songwriter James Vincent McMorrow terug in ons kikkerlandje. Hij staat niet op een grote bühne, maar op een bijzondere plek: het groene openluchttheater in Bloemendaal. Het blijkt de perfect locatie te zijn voor de solo-show van de goedlachse Ier.

“Wauw, this venue is so great. I can’t stop saying it”. Ook McMorrow is behoorlijk onder de indruk van het podium midden in het bos. Het is wellicht één van de meest intieme plekken waar hij gespeeld heeft. Het past dan ook goed bij het optreden dat hij vanavond geeft zonder band. Dit resulteert in een intieme avond waarbij McMorrow de nummers van zijn twee platen in een veel rustiger jasje ten gehore brengt dan normaal.

Akoestische schoonheid

Hij opent de avond op zijn akoestische gitaar met het zachte ‘Hear The Noise That Moves So Soft And Slow’. Op de fluitende vogels na is het compleet stil in het bostheater. Hoewel de frisheid van de avond inslaat, zijn de eerste kippenvelbultjes door de muziek al geteld. Deze worden nog wat heftiger bij ‘We Don’t Eat’. Hoewel hij de intense uithaal niet helemaal zuiver haalt, is zijn stem toch erg bijzonder in dit nummer. Hij schreeuwt net niet, maar zijn stem is rauw en hard. Ook al staat de muzikant bekend om zijn aparte falsettostem, juist deze hese vocals raken ook.

 “Het derde nummer is net als de eerste twee tracks van zijn eerste release Early in the Morning: ‘Sparrow and the Wolf’ heeft hij al een tijd niet gespeeld, maar pakt prima uit. Zijn speciale stem is goed te horen: soms doet het zelf opera-achtig aan. Deze man komt waarschijnlijk nog bij hogere tonen dan menig zangeres. In combinatie met de akoestische gitaar is het een prachtig geheel.

Ideale locatie

Hoewel de eerste nummers op akoestische gitaar kwalitatief erg goed zijn, komt het keyboardspel van McMorrow helemaal binnen. De harde tonen zijn tot bovenin het publiek prima te horen. ‘Red Dust’ op slechts een keyboard is een stuk rustiger dan op de plaat. Toch wordt de band tot nu toe niet gemist: Het geluid dat de singer-songwriter in zijn eentje neerzet is subliem. Tussen de nummers door blijft hij zeggen hoe fijn hij de locatie vindt. Hier en daar wat grapjes over vogels die zijn show verstoren (“Go find you own venue, you bird! You’re just a bird, sitting in the tree. I work hard for this.”) en over zijn verblijf in L.A. maken de sfeer nog losser dan die al was.

McMorrow speelt naast werk van zijn twee platen tevens ander werk. Het schreeuwerige refrein van het nieuwe ‘Evil’ laat monden open vallen. Hij speelt en zingt met bezieling en er zijn geen fouten te horen. Om zijn tijd in L.A. niet te vergeten speelt hij de cover ‘Angeles’, een volgens hem lastige track om uit te voeren. Ook dit lacht hij met zijn karakteristieke lachje en humor weg: “Oh, did you hear that? I only made one mistake!”.

Hoogtepunten

Op een paar valse noten na is er eigenlijk vrij weinig aan te merken op het optreden van McMorrow. Hoewel de muziek en de lyrics tamelijk serieus zijn, maakt hij er een echte show van. Wanneer hij door blijft dralen over het tunen van zijn gitaar en de ongemakkelijke stilte die dan valt, moet hij opeens hard lachen. Dit geratel is blijkbaar exact de reden waarom zijn bandleden hem niet laten praten tijdens concerten met band.

De dankbaarheid die hij uitstraalt tijdens ‘Look Out’, het laatste nummer voor de toegift, is misschien wel het meest bijzonder. Hij kan het publiek en de locatie dan ook niet vaak genoeg bedanken. Een hoogtepunt is afsluiter ‘And If My Heart Should Somehow Stop’, die hij onversterkt, vooraan bij het water en zittend, de tribune op zingt. De overgang van grapjes naar serieus is gelikt: hij heeft de zin “I swear I will fall into the water” nog niet gezegd of de eerste akoestische klanken van het nummer galmen door het theater.

Het is een prachtige afsluiter van een mooi concert. De vogels die fluiten, de groene locatie, de bijzondere stem en de gevarieerde set van McMorrow, alles klopt op deze avond.