Wilde Haren ft. Desperados Stage
Muziek / Reportage
special: Verslag: Festival
Wilde Haren ft. Desperados Stage

Down The Rabbit Hole: de vrijdag

De Groene Heuvels in Beuningen stonden afgelopen weekend in het teken van de tweede editie van het zusje van Lowlands: het kleinere Down The Rabbit Hole festival. Met een prima line-up, een in eerste instantie minder goede weersvoorspelling en een spannend randprogramma trekken we er vrijdag op uit.

De welbekende groene poort lonkt vanaf de camping. Recreatiepark De Groene Heuvels is een fantastische locatie voor een festival. Met een beetje geluk zit je met je tent vlakbij het meer, waar je in de ochtend een frisse duik kunt nemen. Bijna overal op de camping heb je uitzicht op de imposante ingang. Bij aankomst schijnt de zon en is het bloedheet, wat een verrassing is aangezien de weersvoorspelling voor dit weekend nogal slecht was. Eerst een duik in het water dan maar.

In een kooi

Singer-songwriter Blaudzun opent vandaag het hoofdpodium van het festival, de Hotot, maar niet voordat de band gevangen in een kooi achter een tractor over de camping rijdt om de bezoekers te trakteren op een exclusieve show. De colonne achter de tractor loopt langzaam mee richting de ingang, om gezamenlijk het festival in te wijden. Een erg leuke manier om een evenement mee te beginnen; bij de eerste editie werd dit gedaan met een fanfare waarbij Torre Florim van De Staat de muzikale groep leidde.

Om de dag meteen goed te starten, gaan we met de voetjes van de vloer op de partyboot, een samenwerking van Wilde Haren en Desperados. Er hangen lampionnen en gekleurde lampjes, de flesjes Desperados vloeien en de beats worden steeds beter. Vrijwel direct in de middag staat de boot stampvol met dansende mensen en tegen de avond staat er zelfs een rij voor deze heerlijke stage. Een goede toevoeging aan het festival dus!

Hierna is het tijd voor raggende gitaren en snoeiharde drums: Death From Above 1979 staat in een nog geen half gevulde Hotot, die bloedheet is op dit tijdstip. De twee Canadezen lijkt dit niets uit te maken en knallen er op los tijdens tracks als ‘Trainwreck 1979’, ‘Cheap Talk’ en ‘Go Home, Get Down’. Het publiek is echter nog aardig tam, wellicht door de hitte of door de bak herrie die uit de tent schalt. Je kunt zeggen wat je wilt: het is inderdaad hard, maar rocken doen ze zeker.

Voorzichtig dansen

Hoewel het echt heel heet is vandaag, staan er toch aardig wat mensen te dansen tijdens de fabuleuze show van Oscar and the Wolf, dé Belgische (festival)band van dit moment. Wat een transformatie hebben deze mannen doorgemaakt: van een ietwat ongemakkelijk indiebandje een paar jaar terug tot een kwalitatieve, en vooral zelfverzekerde festivalact vandaag de dag, inclusief glitters en psychedelische dansbewegingen. Frontman Max Colombie is een legende op zich.

Ook al heeft hij zijn glitterjasje vandaag thuis gelaten, met zijn bijzondere vocals en aanstekelijke dansmoves weet hij ook de Hotot te veroveren. Het hoogtepunt is het magische ‘Princes’, dat live veel harder is dan op de plaat. Dit geldt sowieso voor de rest van de set: bombastische beats waarbij je zelfs in deze hitte niet stil kan blijven staan. De Belgen zijn met deze succesformule op hun hoogtepunt deze zomer, we zijn heel benieuwd wat ze in de toekomst voor ons in petto hebben.

Mannen met gitaren

In de Teddy Widder staat Flying Lotus om 19:30 uur. An sich lijkt dit een prima tijd, als de producer niet tussen een redelijk rustig programma had gestaan zoals Oscar and the Wolf, Ryan Adams en Damien Rice. De visuals zijn vet en de bass is hard, Flying Lotus weet echter maar een klein deel van de tent mee te krijgen. Blame it on het tijdstip vooral, want eerdere shows van hem laat op de avond of midden in de nacht zijn altijd heel goed.

Dan maar verder genieten bij Ryan Adams in de Hotot, een bijzondere toevoeging aan de line-up van DTRH. Adams is niet zo veel in Nederland te zien en daarom is het extra speciaal om hem vanavond te mogen aanschouwen in Beuningen. Gewapend met een gitaar en een jaren 90 emolok speelt Adams zijn countryrock op zijn best. Hoewel de tent helaas niet vol is en het publiek aardig aan het kletsen is, zijn de liefhebbers vooraan in extase. ‘When The Stars Go Blue’ is een hoogtepunt: de prachtige vocalen en de dromerige sound brengen kippenvel. Pluspunt voor de toffe aankleding van het podium: twee grote geluidsboxen, een typische Amerikaanse frisdrankautomaat, een neppe tijger en glitters overal.

Damien RiceVeel liefhebbers van Ryan Adams blijven na de show in afwachting op Damien Rice staan in de Hotot. Ook al is de Ierse singer-songwriter even van de radar af geweest, met zijn laatste release (2014) is hij weer helemaal terug. In wat voor gedaante is altijd even gissen bij de zanger: zijn emoties en gevoel schommelen nogal. Dit bleek bij de show in oktober in Carré, Amsterdam toen hij slechts een woord of vijf heeft gezegd. Hij had een ‘vis/haai’ in zijn hoofd, verklaarde hij later in een interview, waardoor hij zich niet goed voelde. Vanavond heeft de Ier ook niet veel te vertellen, iets meer dan in Carré, maar hij blijft vooral nummer na nummer inzetten. Geen probleem, want dat is ook het liefst wat we horen.

Openingstrack ‘Cannonball’ is adembenemend, hoewel dit niet voor iedereen lijkt te gelden. Het overgrote deel van de tent blijft schaamteloos doorpraten, wat vooraan bij het podium heel goed te horen is. Dit kan Rice niet ontgaan zijn, maar het is sterk dat hij de mensen negeert en gewoon blijft doorspelen. ‘Delicate’ is nog delicater dan op de plaat en bij ‘9 Crimes’ staat het kippenvel strak op het lijf, hoe hoog de temperatuur in de Hotot ook is. Rice blijkt een koning te zijn met zijn loopstation en weet hiermee een voltallige band na te bootsen, wat resulteert in een bak prachtige herrie. Geschreeuw, gefluister, getokkel, hij doet het allemaal en dan net een tikkeltje intenser dan de meeste singer-songwriters.

Als de mensen die het zo nodig vonden om de dag door te nemen even een stapje buiten de tent waren gaan zetten, dan was het perfect geweest. Laat de man liever spelen voor een kwartvolle tent met aandachtige luisteraars dan voor een bijna volle tent met asociale bezoekers. Dat is niet alleen intiemer voor de show, maar ook nog eens respectvoller toe naar een over het algemeen gewaardeerd artiest.

Donders en bliksems

De eerste nacht in en op de Groene Heuvels heeft veel bijzonders op het programma. Een van de meest spannende dingen is de Bosrave op een ‘onbekende plek’ in het bos. Dit blijkt een prachtige locatie te zijn waar diverse lichtinstallaties je al tegemoetkomen vanaf het bospad en waar de mannen van De Staat je meenemen in een sprookjesachtige nacht met heerlijke muziek. Ook is er nog genoeg ander nachtprogramma: het Vuige Veld is een van de tofste plekken om door te brengen, puur door de vuige deuntjes en lekkere tracks. Toch gaan veel mensen terug richting de camping, aangezien het flink dondert boven het terrein van Down The Rabbit Hole. Tijd om, met de regen tikkend op de tent, energie op te doen voor de zaterdag van het festival.

Boeken / Non-fictie

Overleven van een doodswens

recensie: Heidy Vernee - Ik huilde al in jouw buik

In 2013 pleegden 1854 mensen suïcide in Nederland. Gemiddeld iets meer dan 5 per dag. Tot op de dag van vandaag blijft suïcide een beladen en soms zelfs onbespreekbaar thema in de hulpverlening.

Ondanks opgestelde protocollen hoe te handelen en de beschikbaarheid van projecten die suïcide in de gezondheidszorg bespreekbaar moeten maken, blijft er werk aan de winkel. Auteur Heidy Vernee schrijft met Ik huilde al in jouw buik een aangrijpend document over haar  dochter Vlinder, die reeds op jonge leeftijd haar suïcidewens uitspreekt: ‘Ik ga voor de vrachtwagen oversteken, dan ben ik nooit meer bang’, zegt Vlinder op achtjarige leeftijd. Een lange zoektocht naar passende hulp volgt.

Wanhopige zoektocht

Een zoektocht vol vallen en opstaan, wantrouwen en het ontbreken van een therapeutische relatie. De terugkerende angsten van Vlinder en het alsmaar opnieuw vertellen van haar verhaal. Soms tegen hulpverleners met wie ze een klik heeft, vaker met hulpverleners met wie ze geen klik heeft. De klik lijkt afhankelijk te zijn in de mate van menselijkheid in het contact. De momenten waarop Vlinder als mens, en niet als patiënt wordt aangehoord, beschrijft ze een klik te ervaren.

Enkele keren wordt ze opgegeven door de hulpverlener en krijgt moeder te horen haar dochter los te laten, iets waar ze nauwelijks toe in staat is. De vraag dient zich op: ‘wat zou ik in deze situatie doen?’ Hierin toont de moeder een ongekende veerkracht en moed om door te blijven vechten voor haar dochter. Daarmee is ze een stabiele factor in Vlinders leven, evenals Vlinders lievelingsmuziek, Céline Dion. Juist deze bakens lijken de doorslag te geven dat Vlinder niet opgeeft en de enorme lijdensweg tussen leven en dood heeft overleefd. Het leven van Vlinder tekent zich door grote angsten, die slechts gedeeltelijk uit de situatie af te leiden zijn. Dit drijft moeder, de andere kinderen en ook Vlinder menigmaal tot wanhoop (de vader is vanwege een scheiding nauwelijks in beeld). De angst is zo groot en alomtegenwoordig dat Vlinder op haar achttiende een mislukte suïcidepoging doet.

Bespreekbaarheid

Je zou verwachten dat er inmiddels voldoende kennis en ervaring is om met de doodswens van mensen om te kunnen gaan. Ook wanneer deze ingebed zijn in wat zwaardere psychiatrische problematiek, waar de persoonlijkheidsstoornissen, psychoses en depressies onder gerekend worden. Blijkbaar heeft Vlinder de pech om ofwel goede therapeuten te treffen die ziek worden of niet voldoende te bieden hebben, ofwel therapeuten te treffen die strak een regime van een instelling of protocol volgen. Deze ervaringen vergroten ten enenmale de wanhoop, hetgeen indringend beschreven wordt.

Dit boek is mede geschreven om de bespreekbaarheid van suïcide te vergroten. Daarin schuwt de auteur de kritiek niet, met name waar het de geïnstitutionaliseerde zorg betreft. Het zijn in deze passages dat ook bij de lezer ongeloof, verbijstering en woede zich meester maken. Wanneer Vlinder niet binnen de protocollen van het behandelcentrum  past en besluit weg te gaan, wordt ze glashard afgestraft door de dienstdoende psychiater. Zo blijkt eens te meer de weerbarstige praktijk versus de mooi op papier opgestelde protocollen.

Als er één les getrokken kan worden uit dit boek is het wel dat iemand serieus nemen, hoe verschrikkelijk diens verhaal of wensen ook zijn, enorm helpend is. Dáár begint de eigenlijke hulpverlening. Dat de hulpverlener angst kent is niet zo vreemd. Het is nogal een verantwoordelijkheid die je op je krijgt en met een geslaagde suïcidepoging, is de inspectie maar wat graag op zoek naar wie er schuldig is aan de suïcide. Dit boek helpt echter de problematiek waarmee mensen met een doodswens rondlopen in een breder, gedragen kader te plaatsen. Een kader dat wanneer er aan de noodbel getrokken wordt wél extra draagkracht vraagt, maar niet de illusie heeft dat het probleem ineens opgelost wordt.

Ik huilde al in jouw buik is een belangrijk boek om het thema suïcide bespreekbaar te maken, zowel in de therapieruimte als daarbuiten.

Boeken / Non-fictie

‘Schrijven over wielrennen is een manier om het te bezitten’

recensie: Tim Krabbé - De veertiende etappe

De emoties die sport, welke sport dan ook, bij mensen oproepen zijn bijna niet uit te leggen, irrationeel en ontastbaar, maar Tim Krabbé weet ze zwart op wit te krijgen. Zonder daarmee ook maar iets van die magie te verspillen.

De veertiende etappe. 71 wielerverhalen waarin opgenomen 43 wielerverhalen is Krabbé’s toevoeging aan de reeks boeken die in de aanloop naar de Tour de France verschijnt. De enigszins verwarrende titel verwijst naar 43 wielerverhalen, een verzameling verhalen van Krabbé uit 1984, aangevuld met later verschenen stukken, wat samen neerkomt op een totaal van 71 stuks. Hetzelfde getal als zijn leeftijd bij publicatie van dit boek. Krabbé houdt van dit soort ‘toevalligheden’. 1943 is ook nog eens zijn geboortejaar en in zijn klassieker de Renner  klimt hij dus voornamelijk op versnelling 43×19.

Alsof je midden in de wedstrijd zit

De gebundelde stukken verschenen in eerste instantie vooral als columns in de krant, en dus geven ze je het gevoel alsof ze over de koers van vandaag gaan. Jaartallen en voetnoten stellen fans in staat de precieze koersen op te zoeken. Altijd vanuit zijn persoonlijke perspectief geschreven, deelt Krabbé zijn visie op het wielrennen; zowel de professionele sport als zijn eigen amateurcarrière. Want Krabbé koerst zelf ook graag. Wanneer hij schrijft is het altijd of je midden in de wedstrijd zit, en dan maakt het niet uit of het de Tour is of zijn eigen veteranenkoers van 35 kilometer. Wanneer Krabbé zijn eigen records ‘verpulvert’ roept dat dezelfde sportliefde op als wanneer Hinault zijn derde Touroverwinning met acht seconden misloopt.

In zijn schrijven beschikt Krabbé over evenveel grootspraak als zelfrelativering, wat bijna altijd resulteert in scherpe stukken met veel humor. Wanneer hij bijvoorbeeld hooghartig over zijn eigen kansen in een amateurkoers speculeert: ‘In inhoud doe ik niet onder voor de beste sprinters en alle renners met meer inhoud kan ik hebben in de sprint’, volgt hij dit op met de relativerende woorden: ‘Coppi, die altijd over mijn schouder meeleest, loopt nu weg en schudt zijn hoofd.’

Hij heeft HET meegemaakt

Natuurlijk zijn er mensen die nog nooit van Coppi hebben gehoord, of van  Hinault, of Knetemann, of misschien zelfs niet van Joop Zoetemelk. Het is geheel afhankelijk van de leeftijd en kennis van de lezer wanneer in de tijdslijn van het boek de mooie verhalen in de bekende geschiedenis veranderen. In hoe verre dit boek mensen aanspreekt die niets met wielrennen hebben blijft de vraag. Is Krabbé’s humor en zijn literaire stijl voldoende om het sportboekgenre te overstijgen? Het antwoord neigt naar ja. Als niet alle stukken, dan zou toch zeker een kleine selectie voldoende moeten zijn om een voorzichtige wielerliefde aan te wakkeren. En voor hen die wél van fietsen, maar niet van lezen houden werkt het misschien wel andersom.

Krabbé weet sport en prachtig schrijven te combineren, misschien wel omdat hij juist zelf zoveel fietst. Gerrie Knetemann zei ooit over Krabbé’s verhalen: ‘Tim Krabbé heeft HET gevoeld. Hij heeft HET meegemaakt.’ Met deze ‘HET’ moet Knetemann de sport bedoelen en al het onverwoordbare dat daaraan vastkleeft. Zoals Krabbé zelf zegt: ‘Schrijven over wielrennen is een manier om het te bezitten.’ Hij schrijft niet over fietsen, hij fietst om te schrijven. Daarmee is  hij waarschijnlijk één van de puurste en meest volhardende voorbeelden van een embedded journalist.

Het meest wielrenner van allemaal was Lance Armstrong

Als er iets is wat deze columns, geschreven tussen 1980 en nu, aantonen, dan is het wel hoe het wielrennen met de jaren is veranderd. Krabbé spreekt nog over nostalgische tijden waarin wieleruitslagen in grote boekwerken werden opgezocht, waarin wielrenners nog lange paardenstaarten hadden. Een van de tastbaarste veranderingen is onvermijdelijk het dopingbeleid. ‘Doping lééft niet bij de renners, heb ik de indruk gekregen’ schrijft Krabbé nog in 1981. In 2015 lijkt het nergens anders over te gaan.

Wat juist onveranderd is gebleven is Krabbé’s houding tegenover de doping: ‘de Tour is er om wielerkrachten te meten en niet morele’ luidt zijn standpunt. Alles is oneerlijk in sport, zegt Krabbé, sport is het meten van oneerlijkheden, aangeboren en verworven. Zo weet hij de dopingdiscussie in zijn rechtdoorzee stijl snel en gemakkelijk van tafel te vegen. ‘Het meest wielrenner van allemaal was Lance Armstrong’, is dan ook zijn conclusie. En dat is precies wat Krabbé’s verhalen zo aantrekkelijk maakt, die directe eerlijkheid gecombineerd met heerlijke zwart-witte sportwaarheden waar niets meer tegen in te brengen valt.

Boeken / Non-fictie

Intrigerend en afschrikwekkend

recensie: Olaf van Nimwegen – Te vuur en te zwaard

Vanaf de veertiende eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog was het Europa  dat op militair vlak de dienst in de wereld uitmaakte. Na beide wereldoorlogen was daar niets meer van over. In Te vuur en te zwaard volgt Olaf van Nimwegen de weg naar deze zelfvernietiging.

Van Nimwegen, onderzoeker aan het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit van Utrecht, begint zijn studie bij de opkomst van de infanterie: het voetvolk. Zwitserse boeren, jagers en herders wisten een zeer sterke riddermacht te verslaan. Nu was dit in het verleden ook wel eens voorgekomen, maar met dit verschil dat deze overwinning geen incident bleek. De Zwitsers wisten hun macht steeds verder uit te breiden, overwinning na overwinning volgde.

Waar heroïsche ridders eeuwenlang heer en meester op het slagveld waren geweest, kregen ze er met de ontwikkeling van het vuurwapen nog een gevreesde tegenstander bij. Al stonden de eerste musketten en kanonnen nog aan het begin van hun ontwikkeling en liet de werking ervan vaak te wensen over, tegen een inslag bood het ridderharnas geen bescherming. Een achttiende-eeuwse Britse auteur schreef dat ‘vuurwapens de mensheid meer gelijk hadden gemaakt’.

Proviandering

Van Nimwegen schotelt een zorgvuldig vertelde geschiedenis voor, die dieper gaat dan enkel het verloop van de ontwikkeling van legers en wapentechnologie. Ook aan de randzaken besteedt de onderzoeker ruim aandacht. Oorlog beperkt zich niet tot officieren, veldheren en soldaten. Politici, burgers en vergeet de dieren – voornamelijk paarden – niet, vormen schakels in het geheel. Zo speelde het vraagstuk rond proviandering. Waar voor 1650 legers niet groter waren dan 30.000 man, passeerden zij na 1700 de grens van 100.000. Lijkt de soldaat afhankelijk van munitie en goede wapens, met een lege maag is het onmogelijk vechten. Het beroep dat op de organisatorische vermogens van de legerleiding werd gedaan, en daarbij het contrast tussen verschillende legers, is zeer interessant.

‘Ein frischer fröhlicher Krieg’

Waar vorig jaar het begin van de Eerste Wereldoorlog werd herdacht, rees in artikelen en in gesprekken op radio en televisie de vraag hoe zo veel zinloos bloedvergieten toch mogelijk is geweest? Een Bijbelse plaag, zo dachten de middeleeuwers over oorlog. In de negentiende eeuw maakten pers en overheid oorlog tot een feestje. Kleurige uniforms, muziekkorpsen die de aanval begeleidden. Conflicten oplossen via militaire wegen kon op snelle bijval rekenen. De gruwelen die met name de gewonden op het slagveld moesten doorstaan werden er niet minder om.

Waarom dan toch dat optimisme waarmee de Grote Oorlog aanving? Voor een groot gedeelte schrijft Van Nimwegen dit toe aan de voorbarige angst die voor een moderne oorlog bestond. Pruisen verpletterde het Tweede Franse Keizerrijk in een halfjaar tijd. De vrees voor een langdurige en bloedige stellingoorlog was onterecht geweest. Ook de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog bevestigde dit en daarnaast gingen beide oorlogen met relatief weinig verliezen gepaard. Voor in 1914 de gevechten begonnen regeerde het optimisme over een snelle afloop andermaal. Naar wij nu weten, voortijdig optimisme.

De Pruisische staatsman Otto von Bismarck zei eens dat ‘elke minister van Buitenlandse Zaken gedwongen zou moeten worden een veldtocht mee te maken en in het bijzonder de ellende in de veldhospitalen te zien, dan zou niemand gemakkelijk tot oorlog besluiten’. Tot op de dag van vandaag blijft dit een goed idee. Voor een ieder ander: lees dit boek.

Kunst / Kunstboek

Een magische reis door schuldig landschap

recensie: Armando. Tussen het weten en begrijpen

Zestig jaar kunstenaarschap heeft homo universalis Armando eindelijk zijn allesomvattende monografie gebracht. Een fraai boekwerk dat niet zozeer de ziel van de kunstenaar blootlegt, maar eerder de kracht van zijn drijfveren versterkt. “Ik zou zeggen, laat mij maar, het kan geen kwaad”.

Het is te eenvoudig om Armando’s werk volledig in het licht van de Tweede Wereldoorlog te zien, hoewel de basis voor zijn omvangrijke oeuvre duidelijk door die donkere bladzijde is beïnvloed. Op jonge leeftijd ziet hij in de bossen rond Amersfoort de bewegingen van gevangenen en bewakers in het beruchte Polizeiliches Durchgangslager. Een ervaring die zich nestelt in zijn geheugen om later in verschillende verschijningsvormen weer aan de werkelijkheid te worden prijsgegeven.

35493-een-magische-reis-door-schuldig-landschap_4

Schuldig landschap, 1976, Centraal Museum Utrecht

Daders en slachtoffers

Na een korte periode gewerkt te hebben in een aan Cobra verwante stijl – heftige kleurexplosies in pasteuze verfstructuren – is Armando in 1961 een van de oprichters van de Nul-groep. In zijn werk overheerst de geheel van context ontdane confrontatie met hyperrationele kunst: grote monochrome metalen vlakken met een moer, een bout of een stuk prikkeldraad als doorbreking in detail. In deze periode ontwikkelt hij vooral zijn literaire koers door het ont-poëtiseren van de gedragen taal van de lyriek, waardoor ook zijn dichtwerk als uitgesproken Nul-producten kunnen worden gekenmerkt.

Langzaam ontvouwt zich de thematiek waarmee de kunstenaar vanaf zijn vroegste jeugd geconfronteerd werd. Vanuit fragiele, uiterst verfijnde potloodtekeningen, gaandeweg gecombineerd met zwart-witfoto’s van donkere bosranden en oprukkende soldaten, belandt hij in de verbeelding van ‘daders en slachtoffers’ en het allesoverheersende ‘schuldige landschap’. Het is voor Armando een simpele constatering: waar daders zijn, zijn slachtoffers en altijd zijn die elementen inwisselbaar. Nog belangrijker is ‘de plek’ waar bepaalde gebeurtenissen plaats hebben gevonden, het landschap dat getuige is geweest en zich daardoor met een onuitwisbare schuld heeft opgezadeld.

35493-een-magische-reis-door-schuldig-landschap_2

Fahne 4-82, 1982, Particuliere collectie

Amoreel domein

Vanaf eind jaren zeventig, als Armando zich in Berlijn – tussen de daders – vestigt, begint een periode van explosieve productie. De subtiele potloodlijnen verdwijnen, de foto’s zijn overbodig geworden, de schilder stelt zich tegenover metershoge doeken die hij voornamelijk in zwart en wit vult met iconische voorstellingen. Er is geen verhaal en geen betekenis, het is de pure essentie van de schoonheid. “Deze schoonheid noopt mij het ‘kwaad’ naar het schuldloze, want amorele domein van de kunst over te hevelen.” De werken hebben titels als Fahne, Preussisch, Gefechtsfeld, Feindbeobachtung, Der Feldzug en Das Gewehr en vertonen niets meer dan de naakte voorstelling van Armando’s verbeelding.

Als in een gewelddadige encyclopedie werkt de kunstenaar zijn ‘begrippen’ af en belandt tussendoor weer bij de landschappen, de hypocriete natuur die alles heeft meegemaakt maar zich steeds weer presenteert als onschuldige toeschouwer. Het zijn vooral de bosrand, de bomen en het struikgewas die in lugubere zwart-witschakeringen de plek markeren. De verf is in expressieve vlagen aangebracht – zonder gereedschap, met de vingers op het doek – alsof de schilder in een doorlopende worsteling zijn onderwerp in de houdgreep dient te krijgen.

Am fenster 6-1-13, 2013, Particuliere collectie

Am fenster 6-1-13, 2013, Particuliere collectie

Er is kleur!

Die worsteling met onderwerp en materie komt tot leven als Armando vanaf de jaren negentig zijn ‘iconen’ in driedimensionale vorm begint te maken. De beelden lenen zich goed voor een nieuwe uitdrukkingsvorm terwijl de textuur van het brons de dynamiek van de schilderijen nog extremer weergeeft. Ondertussen lijken de tweedimensionale uitingen in rustiger vaarwater te komen, er ontstaan dier- en mensfiguren, er verschijnen zeegezichten en lommerrijke bossen maar bovenal: er is weer kleur! Een fascinerende ontwikkeling waarin de 86-jarige Armando zijn vorm laat evolueren maar zijn vocabulaire ijzersterk overeind houdt.

Armando. Tussen het weten en begrijpen is een langverwacht en absoluut eerbetoon aan een buitengewoon kunstenaar. De hoogstaande essays zijn uitstekend leesbaar – met de noten óp de desbetreffende tekstpagina’s – en vervolmaken het beeld van deze unieke schilder, tekenaar, beeldhouwer, schrijver, dichter, journalist, acteur, programmamaker en musicus. De uitgave dankt zijn kwaliteit mede aan de excellente vormgeving en druk, waardoor de respectvolle omgang met kunst en kunstenaar nog eens benadrukt wordt.


Titel: Armando. Tussen het weten en begrijpen
Schrijver: Antoon Melissen (red), Niels Cornelissen, Anke Hervol, Yvonne Ploum
Uitgever: nai010 i.s.m. MOA
Aantal pagina’s: 272
Prijs: 45,00
ISBN: 978 94 6208 185 7

­

Dawn of Midi - Dysnomia
Muziek / Album

Tegendraadse akoestische techno

recensie: Dawn of Midi - Dysnomia
Dawn of Midi - Dysnomia

Dawn of Midi heeft een geweldige ritmesectie. Dat moet ook wel, want deze band uit de Verenigde Staten ís eigenlijk gewoon een ritmesectie. Een trio (contrabas, drums en piano) dat minimal music maakt, om wat preciezer te zijn. Hoe dat klinkt? Denk aan een soort kale, rustige minimal techno, maar dan uitgevoerd met akoestische instrumenten. Het desolate resultaat is een ideale nachtplaat.

Het is dan ook goed nieuws dat een groter deel van de wereld kennis mag maken met deze muziek. Dysnomia kwam namelijk in 2013 al uit, maar kent dit jaar pas zijn wereldwijde release; door Erased Tapes, dat onder meer muziek van Nils Frahm en Ólafur Arnalds uitbracht. Het is de band gegund, maar de wereld net zo goed.

Niets dan ritme, groove en repetitie
Het is namelijk heerlijk verdrinken in de hypnotiserende grooves van dit album. Wie behoefte heeft aan melodie en afwisseling mag hier met een grote boog omheen lopen, want deze plaat draait zuiver om ritme, groove en repetitie. De muziek zit vol voortreffelijke subtiliteiten en subtiele opbouwen, terwijl je soepel en zonder pauze van het ene na het andere nummer gevoerd wordt. Hierdoor komt het gevoel dat je in een trip zit optimaal tot zijn recht: nooit wordt de vibe onderbroken of de spanning doorgesneden.

Niet dat je hier te maken hebt met gezapige easy listening. Integendeel: de muziek zit vol met tegendraadsheden. De vrijwel constant aanwezige polyritmiek geeft het geheel soms zelfs iets ongemakkelijks. Het is bijna vermoeiend als je echt wil volgen wat er precies gebeurt. Vrijwel nooit zitten alle drie de instrumenten comfortabel in één duidelijk ritme. Maar ondertussen leggen ze toch een groove neer waar je je door mee kan laten voeren – een prestatie van formaat. Om over de sterke duistere sfeer nog maar te zwijgen.

Zeer krachtig
Voor sommigen zal Dysnomia monotoon en saai aanvoelen, anderen worden er wellicht zenuwachtig van, maar voor wie zich overgeeft aan de dreigende kaalheid van de klanken, de dwingende ritmes en de duistere sfeer, biedt het drie kwartier aan zeer krachtige muziek. Ideaal voor een nachtelijke autorit of eenzame luistersessie in een slecht verlichte kamer.

Film / Serie

Zelfde koffer, zelfde niveau

recensie: Recensie DVD/Netflix Fargo

Fargo. De film was al een van de meesterwerken van de jaren negentig, moet daar nou zo nodig een serie van worden gemaakt? You betcha!

We zijn inmiddels bijna twintig jaar verder, maar veel is er niet veranderd in Minnesota. Dezelfde gezellige Scandinavische inteeltbevolking, dezelfde beleefdheden, dezelfde strenge winters, hetzelfde onbeholpen politiekorps en ja, dezelfde koffer met geld, begraven in de sneeuw en gemarkeerd met een ijskrabber. Stel bij dat laatste maar niet te veel vragen; de sneeuw bij het onafzienbare, inmiddels mythische filmhek smelt blijkbaar nooit.

Huurmoordenaar

Met de gebroeders Coen, regisseurs van het origineel, in de producentenstoel weet Fargo, de serie de sfeer en brille van de film uit 1996 zo goed als te evenaren. De mengeling van thriller, zwarte komedie, warmbloedige hoofdpersonen en cartooneske bad guys is ouderwets vertrouwd. De humor is alleen net ietsje vetter en de body count ligt aanmerkelijk hoger. Doden vallen er bij bosjes.

Het begint allemaal met de slome verzekeringsagent Lester Nygaard (Martin Freeman uit The Office), die tijdens een ziekenhuisbezoek zijn hart lucht bij een medepatiënt over de pesterijen van een oud-klasgenoot. De toehoorder is de nietsontziende huurmoordenaar Lorne Malvo (Billy Bob Thornton in legendarische comebackrol) die de pestkop vervolgens omlegt. Wanneer Nygaard in een vlaag van woede zijn vrouw de hersens inslaat en Malvo te hulp roept, gaat de doos van Pandora open. De plaatselijke politiechef laat het leven. Een dove huurmoordenaar met doventolk opent de jacht op Malvo. Het ene na het andere lijk verdwijnt onder het ijs van een bevroren meer.

Twin Peaks

Het hart van de serie wordt gevormd door twee door en door goede mensen. Agente Molly Solverson is als de 2015-versie van Madge Gunderson, de slimme eenling die de zaak tot op de bodem wil uitzoeken. De rest van het korps is tevreden met de eerste de beste verdachte. Onverwachte hulp krijgt ze van een collega uit de grote stad. Colin ‘de zoon van’ Hanks, die tot nu toe in elke filmrol tegenvalt, heeft hier zijn bestemming gevonden en zet een aimabele goedzak van een agent neer. Liever kiest hij voor zijn eigen veiligheid en die van zijn dochter dan dat hij zijn leven in de waagschaal stelt.

 

Leuk zijn ook de knipogen – de muziek, de aankleding, de ijskrabber – naar het origineel. Maker Noah Hawley (Bones) is overigens geen slaafse navolger van het origineel. Regelmatig pakt hij uit met surrealistische terzijdes. Het Coen-universum raakt op die momenten even het Twin Peaks van David Lynch. Het Kwaad manifesteert zich in de serie net iets nadrukkelijker dan in de film, waarin het vooral draaide om lullig toeval en amateurisme. Het eindresultaat: spannend en ongemakkelijk geestig topamusement. De serie was overigens al even te zien op Netflix, maar voor de niet-abonnees is er nu de dvd-box.

Bony King-Wild Flowers
Muziek / Album

Formule zonder verrassingen

recensie: Bony King-Wild Flowers
Bony King-Wild Flowers

Nee, Bony King is geen alternatieve band uit een Amerikaanse staat of een Scandinavisch dorpje. Ondanks de internationale artiestennaam komt Bram Vanparys gewoon uit Gent. Toch is zijn muziek, mede dankzij de herkenbare stem, van een internationaal niveau.

Het is dan ook niet vreemd dat zijn debuutalbum Alas My Love (2009) ook buiten België in de smaak viel. Na een stilte van bijna drie jaar is het hoog tijd om te kijken of Vanparys die internationale aandacht vast kan houden met zijn nieuwe album Wildflowers.

Slimme teksten
Een van de kwaliteiten die waarschijnlijk heeft bijgedragen aan het eerdere succes van Vanparys is dat hij een intelligente tekstschrijver is. Hoewel de nummers vaak over de liefde lijken te gaan, zitten de teksten van de Belgische muzikant niet vol clichés. Er zit zelfs een zekere vaagheid in, zodat de ware betekenis van de nummers onzeker blijft. Dat is prettig, want zo blijft er nog genoeg ruimte over om er zelf invulling aan te geven. Mede dankzij die onduidelijkheid worden de nummers ook een beetje van de luisteraar zelf.

Natuurlijk proces
Het in elkaar zetten van liedjes is voor Vanparys niet per se een kwestie van eindeloos nadenken. Over Wildflowers zei de zanger dat muziek er soms gewoon ‘uit’ moet: je krijgt ineens een idee en dat moet je dan maar zo snel mogelijk op papier zetten. Vervolgens moet je die liedjes niet veel veranderen, maar juist in die oorspronkelijke vorm laten. Kortom, het is dus soms gewoon een kwestie van geluk. Dat dit voor Vanparys vaak het geval is, bewijst hij ook op Wildflowers; het schrijven van liedjes lijkt hem makkelijk af te gaan. De nummers op zijn nieuwe album vloeien soepel in elkaar over, zonder dat er ergens een valse noot tussen zit.

Geen verrassingselement
Toch lijkt er iets te missen. Misschien juist omdat de nummers gemakkelijk in elkaar overgaan, mist het album op sommige momenten variatie. Vanparys’ formule van een herkenbare stem, in combinatie met een gitaar en diepzinnige teksten, werkt, maar dat betekent niet dat die niet af en toe aangepast mag worden. Dat Vanparys niet bang is om dat te doen, is wel terug te horen op eerdere albums. Hoewel ook op Wildflowers een aantal nummers staan die eruit springen (zoals ‘One More Night’ en ‘At Gates Of The Town’, blijft het jammer dat Vanparys er niet voor heeft gekozen om meer kanten van zich te laten horen.

Ondanks een missend verrassingselement blijft Wildflowers een prettig album: de nummers zitten goed in elkaar en de stem van Vanparys klinkt net zo mooi als op eerdere albums. Gelukkig is Vanparys nog jong en heeft hij nog veel jaren om te experimenteren met zijn muzikale talent. Met dat in gedachten blijven er nog genoeg redenen over om benieuwd te blijven naar de toekomst van Bony King.

Film / Films

Berusting, rouw en opoffering in de ruimte

recensie: Europa Report

Het found footage-genre lijkt inmiddels behoorlijk uitgekauwd. The Blair Witch Project zette in 1999 de toon. Vele horrorfilms volgden, met sterk wisselend resultaat. Europa Report laat zien dat er toch nog vernieuwing mogelijk is.

De film ziet eruit als een documentaire over een mislukte ruimtemissie. De makers van Europa Report maken daarbij handig gebruik van echte feiten. In november 2011 wordt er water ontdekt op Europa, een maan die rond Jupiter draait. De aanwezigheid van H2O kan duiden op de aanwezigheid van leven.

Menselijk falen

Een Engelse firma stuurt vervolgens een raket met een internationale crew de ruimte in om het maanoppervlak te onderzoeken. Na negen maanden verliest de sonde het contact met de aarde. Uit een grote hoeveelheid later opgevangen beelden – in elk compartiment van de capsule hing een camera – worden de gebeurtenissen door de documentairemakers gereconstrueerd.

Europa Report volgt keurig het horrorscenario van Alien. Een voor een leggen de astronauten het loodje. Maar de Ecuadoriaanse regisseur Sebastian Cordero heeft geen vleesetend monster nodig om de spanning tot grote hoogte op te voeren. Hoewel er sprake is van de mogelijke aanwezigheid van buitenaards leven, zijn technische defecten en menselijk falen grotere bedreigingen.

Cordero combineert zijn uitgebeende horrorverhaal met de contemplatieve toon die we kennen uit films als 2001: A Space Odyssey en Moon. Er klinkt zelfs even het Strauss-thema uit 2001. De achterliggende vraag is ‘hoe ver willen we gaan voor nieuwe ontdekkingen en wat zijn ze waard?’.

Claustrofobische sfeerER2

Die serieuze toon past goed bij de claustrofobische sfeer in de ruimtesonde die hier wordt neergezet.  Wie op zoek is naar spectaculaire science fiction-actie is bij Europa Report aan het verkeerde adres. Cordero diept liever zijn karakters uit waardoor we emotioneel meer bij het verhaal betrokken raken.

Grote namen doen niet mee aan Europa Report: ‘Die film met Sandra Bullock en George Clooney in de ruimte’ is het niet. Juist door te werken met onbekendere, maar uitstekende acteurs wordt het documentaire-karakter van de film vergroot. Aan boord zijn komiek Dan Fogler, Isiah Whitlock Jr. (The Wire), Anamaria Marinca (van de Roemeense filmhuishit 4 Maanden, 3 weken, 2 dagen), Sharlto Copley (District 9) en Michael Nyqvist (The Girl with the Dragon Tattoo). Zij houden zich verre van opgeklopte Amerikaanse dadendrang. Berusting, rouw, opoffering én tegelijkertijd de opwinding over nieuwe grote ontdekkingen, dat is waar het in Europa Report om draait. En dat is uiteindelijk veel spannender dan het zoveelste goedkope schrikeffectje.

 

 

 

Boeken / Non-fictie

Bezield pleidooi voor een nieuwe Ggz

recensie: Jim van Os – De DSM-5 voorbij!

Vorig jaar verscheen Trudy Dehues Betere mensen. Een urgent boek dat de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg kritisch tegen het licht hield. In datzelfde jaar schreef Jim van Os De DSM-5 voorbij!. Een boek uit eerste hand geschreven over hoe het anders moet in de Ggz en hoe het anders kan qua diagnostiek.

En zo werd 2014 een rebels jaar voor de gevestigde orde in de psychiatrie. Waar Dehue de politieke en filosofische tekortkomingen en implicaties van onze huidige tijd haarscherp analyseert, gaat Van Os, vanuit zijn positie midden in het werkveld, de Ggz en de DSM te lijf. Hoewel ’te lijf’ wat groots en ongenuanceerd klinkt, want dat is van Os zelden.

Al in zijn inleiding schrijft Van Os dat De DSM-5 voorbij! niet bedoeld is om de DSM te bashen, waarna hij een scheepslading kritiek op de gang van zaken rondom de DSM-5 uitstort. Gefundeerd en vanuit eerste hand geschreven – Van Os was betrokken bij de totstandkoming van de laatste telg uit de DSM-familie. De DSM is het psychiatrische handboek waarin alle psychische klachten (ruim 400) in beschreven staan. Categoriaal en weinig rekening houdend met menselijke variatie. Zie daar een van de fundamentele kritieken van Van Os.

Bommetje

Met zijn kritiek op de DSM en uiteenzetting van hoe dit boek in onze samenleving geworteld en verankerd zit, krijgt logischerwijs dan ook de Ggz er van langs. Wat wil namelijk het geval? De Ggz-instellingen zijn opgetuigd rondom de ‘waarheid’ die verkondigd staat in de DSM-5. Die wordt niet voor niets wel eens de psychiatrische bijbel genoemd, waarbij de ironie dat de DSM een dogma is geworden nogal eens gemist wordt. Ook door gerenommeerde wetenschappers.

Wie echter kritisch kijkt naar die ‘waarheid’ uit de DSM, wie dieper graaft in de vele onderzoeken en op zoek gaat naar de zekerheden, komt bedrogen uit. Er is veel wat we nog niet weten in de psychologie. Van Os zegt dan ook terecht dat de psychologie als wetenschap pas op de plaats moet maken en dat de therapeut enige bescheidenheid zou sieren.

De harde lijn die bijvoorbeeld in protocollaire richtlijnen is uitgestippeld, het feit dat de eerste keus therapie vrijwel altijd de cognitieve gedragstherapie is. Het zijn ‘gewoontes’, die maar matig leunen op wetenschappelijk bewijs. Dat moet niet alleen anders; deze gang van zaken kost de samenleving ook nog eens veel geld, zo stelt Van Os. Het roer moet dus om.

Nieuwe koers

Naast de vele kritiek die de auteur spuit, komt hij ook met tal van alternatieven. Alternatieven die geen aardverschuiving in ons denken en infrastructuur nodig hebben, maar redelijk snel van bottom-up opgebouwd kunnen worden (en dan mogelijk alsnog als een aardverschuiving aandoen). Ten eerste dient de ingewikkelde diagnostiek, puur en alleen gebaseerd op de DSM-5, vervangen te worden door vier vragen, te weten:

1. Wat is er met je gebeurd?

2. Wat is je kwetsbaarheid en je weerbaarheid?

3. Waar wil je naar toe?

4. Wat heb je nodig?

Of, zoals aan het eind van het boek grappig, doch bescheiden en kernachtig staat: ????

De nieuwe therapie sluit aan bij de beleving, voorbij de hokjesgeest van de DSM-5. Op een eigentijdse en charmante manier koerst Van Os de psychologie richting haar vruchtbare wortels, waarin luisteren centraal stond, ingebed in een mensvisie die haar voeding uit de existentiële filosofie, de biologie (ethologie) en het humanisme haalt. Het luisteren vervangt in grote mate het protocollaire denken en handelen. Daarnaast herintroduceert hij zelfmanagement en empowerment. Alsof hij een verdorde tuin achter de Ggz aantrof en water begon te geven, zo levendig en enthousiasmerend eindigt dit boek in diens slotakkoord. Als hij klaar is met onkruid wieden is de DSM teruggesnoeid tot slechts enkele klachtgebieden, zoals depressie, angst, psychose, verslaving, en nog een aantal meer.

Dan rest er nog een vraag, die in het gehele boek niet uitgewerkt wordt: wat ís diagnose? Diagnose stamt af van de Griekse woorden: dia door en gnosis kennis. Door en door kennen. Diagnose is dus niet zozeer een probleem isoleren uit een geheel, maar het geheel leren kennen en van daaruit ontdekken in welke behoefte (welk deel) iemand stagneert. De andere kant op dus dan de DSM-5 doet. De diagnose die Van Os onder andere stelt is dat de geestelijke gezondheidszorg te technocratisch is ingericht. In een overzichtelijk geheel biedt hij alvast een aantal bruikbare handvatten om een nieuwe koers in te slaan. Men zou wel gek zijn, die te laten liggen!