Boeken / Fictie

Vluchtelingen toen in bijzondere roman

recensie: Dola de Jong - En de akker is de wereld

Ook al klinkt En de akker is de wereld als titel niet echt wervend en stamt deze roman van Dola de Jong uit 1945, toch is de heruitgave in zekere zin een unicum.

Om te beginnen is het voor die tijd al aardig gedurfd dat duidelijkheid over personages en situatie pas naderhand wordt gegeven. De handeling begint pardoes op een nog vage plek in een nader te bepalen tijd. De voorgeschiedenis blijkt te zijn dat net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog Aart en Lies in een opgekrikte woonwagen de wijk naar het zuiden nemen. Her en der pikken ze wat kinderen op die overal vandaan op de vlucht zijn geslagen. Terwijl in Europa de oorlog in volle gang is, raken ze verzeild in Tanger. De Spanjaarden spelen in afwachting van de Duitsers de baas in de melting pot van Arabieren, vluchtelingen, avonturiers en spionnen. De refugiés stellen alle hoop op een dure plek op een overvolle boot naar Lissabon. De link met de actualiteit is snel gelegd.

Voorlopig probeert Aart op een gehuurd akkertje te verbouwen wat Lies op de markt te gelde kan maken, maar ‘de grond nam en gaf niets’. Hoe de kinderen ook de godganse dag emmers water uit een verderop gelegen put aanslepen, wat de Arabieren lukt, mislukt Aart, die nu eenmaal ‘het blijmoedige geduld miste, de fatalistische levenshouding’. Hans, de oudste van de kinderen, neemt het gezag over als Aart, onnodig en niet voor het eerst, in de gevangenis is beland.

Prettige vaart

Opmerkelijk is dat de roman nergens gedateerd aandoet, vooral door De Jongs stijl van schrijven. Heel af en toe passeert een woord of zinsnede die anno nu niet meer zo in zwang is. Ouderwets lange zinnen schrijft ze niet, wat aansluit bij het perspectief van de kinderen die de ziel van het verhaal vormen. Zij zijn op hun manier kort en kernachtig van stof, wat door De Jong sterk wordt getroffen. Bovendien laat ze zinsdelen weg die uit de hoofdzinnen al blijken, wat een prettige vaart oplevert. Vaart is ook te danken aan het perspectief dat dan weer bij de een, dan weer bij de ander ligt. Daardoor is er niet echt een hoofdpersoon aan te wijzen, hoewel Hans er gaandeweg het meest voor in aanmerking komt.

Met betrekking tot Hans tekent zich door het verhaal heen een dunne plot af, die zich op het eind ontknoopt. Het merendeel van de roman is in zekere zin een coming of age van de kinderen. Deze bestrijkt weliswaar een paar jaar, maar die tijd wordt dan ook wel doorgebracht in uitzonderlijke omstandigheden: een vreemde stad in chaos, een wereldoorlog die aan de horizon te horen is en jonge lotgenoten die door louter toeval een min of meer samenhangende groep vormen.

Van nabij meegemaakt

Deze complexe situatie wordt door de schrijfster dicht op de huid geobserveerd en beschreven. Zo draagt haar verhaal in zijn couleur locale van onversneden werkelijkheid een subtiel documentair karakter. De Jong heeft er dan ook duidelijk deel van uitgemaakt. Bovendien leeft zij zich zo sterk en soepel in de kinderen in, dat zij die stuk voor stuk van nabij meegemaakt lijkt te hebben. Het nawoord van uitgever Eva Cossée vertelt dat De Jong, Joodse van origine, in 1940 net voor de inval van de Duitsers ijlings het land verliet en via Frankrijk in Tanger verzeild raakte. Daar leerde ze een kreupel kind weer goed lopen, wat herinnert aan Pierre, een van de romankinderen. We nemen van haar aan dat de ellende voor de vluchtelingen heel wat erger was dan de roman beschrijft. ‘De armen stierven als ratten in de straten.’

Naar maatstaven van vandaag zou de roman iets bondiger uitgepakt mogen hebben, hoewel het weldadig is hoe de schrijfster tijd en ruimte neemt voor het neerzetten van de veelal levendige scènes en de verbanden daartussen. De roman boekte veel succes in Amerika, haar land van aankomst, en gaat daar nog steeds over de toonbank. Bij ons verscheen En de akker is de wereld in 1947, won een literaire prijs en werd zo goed als vergeten. Het is niet meer dan een daad van rechtvaardigheid de roman een herkansing te geven.

Boeken / Fictie

In het hoofd van een stalker

recensie: Christian Oster (vert. Kiki Coumans) - In de trein

Gelukkig bestaan er nog onafhankelijke, kleine uitgeverijen die een niet alledaags en tamelijk onbekend proza durven uit te geven. Studio 3005 komt met In de trein van de Franse auteur Christian Oster. Een fraai verzorgde uitgave over een ongemakkelijke zoektocht naar de liefde.

Die zoektocht begint met de prikkelende beginregels: ‘Op een dag stond een man van gemiddelde lengte op een perron met een heel zware tas in zijn hand. Die man was ik, maar het was niet mijn tas. Die was van een vrouw. En de tas was zwaar omdat er boeken in zaten’. Een wonderlijke start van een voortslepend relaas van de naar liefde hunkerende Frank die op een treinstation de vooralsnog afstandelijke Anne ontmoet.

Bedreigende buitenwereld

Frank is een lonely soul die zich graag op stations ophoudt om vrouwen te observeren en eventueel aan te spreken. Een wat raadselachtige, opdringerige man die door iedereen afgewezen of genegeerd wordt. Toch is hij in zijn doorlopende bespiegelingen een meeslepend verteller. Hij analyseert elke gedachte uitvoerig en probeert iedere verandering in zijn omgeving tot op het bot te verklaren. In het hoofd van Frank wordt de buitenwereld beleefd als een bedreigende en onbetrouwbare werkelijkheid waarin je nooit voldoende op je hoede kunt zijn.

Frank ziet Anne op het perron staan met een zware tas in haar hand en vraagt zich af waarom ze de tas niet op de grond zet. Na wat omzichtige bewegingen spreekt hij haar aan en biedt aan de tas van haar over te nemen. Het eerste zaadje van de toenadering is gezaaid. In de trein worden een paar woorden gewisseld maar blijft het contact tot een minimum beperkt. Ondertussen razen de gedachten – veel twijfels en verwachtingen – in Franks hoofd maar door.

Onderkoeld proza

Het voortdurende ongemak waarmee Christian Oster de lezer aan zich weet te binden, is de reden om door te blijven lezen. De dubieuze voorwendselen die Frank gebruikt om zich aan Anne op te dringen zorgen voor een beklemmende atmosfeer en voeden de verwachting dat hij afgewezen zal worden. Maar Frank heeft z’n zinnen gezet op deze vrouw, hij wil opgemerkt worden, hij wil haar liefde, en ja, hij wil ook seks. Dat hij een stugge volhouder is, maakt dat het onderkoelde proza eerder afkeer dan bijval oproept.

Het ongemakkelijke effect wordt extra benadrukt door het weglaten van interpunctie in de spaarzame dialogen. Net als Franks gedachten sijpelen die gesprekjes haast ongemerkt door en vormen samen een treurigstemmende weerslag van een obsessief persoon die op doortastende wijze zijn doel weet te bereiken. In tegenstelling tot wat de uitgever in de flaptekst beweert, wordt deze hoofdpersoon op geen enkel moment een ‘innemende antiheld’. Het is vooral plaatsvervangende schaamte die de overhand heeft bij het lezen van dit nogal liefdeloze verhaal.

Als dat de bedoeling van de schrijver is geweest, moet In de trein beoordeeld worden als een geslaagde novelle: de geforceerde wisselwerking tussen twee zoekende zielen is, hoe ongemakkelijk ook, doeltreffend weergegeven in dit uiterst verwarrende boekje.

Boeken / Non-fictie

Drugadvies van Filemon

recensie: Filemon Wesselink en David Bezemer - Drugs voor junkies en dummies: alles wat je zou moeten weten over de meest voorkomende soorten drugs.

Of je het nu afzweert, af en toe gebruikt of regelmatig: Drugs voor junkies en dummies is hoe dan ook interessant. Filemon Wesselink en David Bezemer geven in het boek een beeld van wat er zoal voor drugs zijn en wat ze met je doen.

Voor Spuiten en slikken experimenteerde Wesselink met diverse gangbare en minder gangbare drugs. De kennis en ervaring die hij opdeed heeft hij samen met Bezemer, voormalig regisseur van het BNN-programma, verzameld en gebundeld. Het resultaat is Drugs voor junkies en dummies: een gids waarin de meest voorkomende drugs worden besproken. Wesselink en Bezemer behandelen in ieder hoofdstuk een andere drug middels dezelfde structuur: aan de hand van ervaringsverhalen, geschiedenis en de wet, gebruikswijze, dosering, effecten, risico’s, de kans op verslaving en gebruikstips trachten de auteurs meer helderheid te geven over een bepaald type drug. Dit maakt de gids tot een bruikbaar naslagwerk wanneer je zelf wilt experimenteren.

Achtergrondinformatie

Ook als je niet van plan bent te zelf drugs te gebruiken heeft de gids veel te bieden. In plaats van zelf drugs te nemen, kun je ook de ervaringsverhalen lezen. Anders dan de soms wat droge opsommingen over de effecten en risico’s (deze komen voor veel drugs overeen, maar worden in ieder hoofdstuk herhaald) lees je hier hoe je een drug werkelijk beleeft. Meestal zijn deze verhalen van Filemon. Hij vertelt over zijn ervaringen met alcohol, nicotine, cannabis, xtc, coke, speed, heroïne, ghb, paddo’s, lsd, ayahuasca, lachgas, poppers en smartshopdrugs.

Deze ervaringsverhalen zijn erg eerlijk; hij vertelt zowel over de soms geweldige effecten als over de nare bijwerkingen. Waar Filemon zich echter niet aan wilde wagen, is crack. Het verslavingsrisico hiervan is namelijk enorm. Filemon vertelt over Jaap, een gebruiker die hij tegenkwam toen hij een paar dagen een zwerver volgde voor Try before you die. Nog maar 25 en na een jaar gebruiken alles al kwijt. Hij sliep in een leeg kantoorpand. Jaap geeft toe eigenlijk te moeten stoppen, maar als Filemon hem een jaar later weer tegenkomt is hij veranderd in een ‘stellage bestaande uit botten waar wat los vel overheen lubberde.’ Een krachtig beeld van de keerzijde van druggebruik.

Oordeelloos

Ook de stukken die betrekking hebben op de geschiedenis en wetgeving zijn vaak opzienbarend. Veel drugs hebben door de jaren heen verschillende toepassingen gehad. Zo werd cocaïne in de negentiende eeuw als wonderdrug aan de man gebracht. Als middel tegen onder andere hoofdpijn, keelpijn en buikkramp werd het zelfs voorgeschreven aan baby’s en kleine kinderen. Ook soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen pillen die cocaïne bevatte. Deze pillen zouden van een angsthaas een moedig man maken.

Net als we van Spuiten en slikken gewend zijn, oordelen Wesselink en Bezemer niet. Natuurlijk bespreken ze de mogelijke gevolgen van drugsgebruik. Zoals de auteurs het zelf stellen bestaat er niet zoiets als echt veilig gebruik van harddrugs, maar het is wel mogelijk om de risico’s zoveel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld door verschillende drugs niet door elkaar te gebruiken, door je drugs te laten testen en door verstandig om te springen met de dosering. Bezemer geeft in zijn nawoord te kennen dat goede, objectieve informatie volgens hem een van de belangrijkste zaken bij het voorkomen van problemen rond drugsgebruik is. Boeken als deze kunnen daar zeker aan bijdragen.

Boeken / Non-fictie

Niets anders doen dan God danken

recensie: Søren Kierkegaard (vert. Michal van Zelm) - Mijn schrijverswerkzaamheid

Bij de kleine uitgeverij Damon verschijnen sinds 2006 in de reeks ‘Kierkegaard werken’ verzorgde uitgaven met daarin het verzameld werk van de Deense voorloper van het existentialisme. In het elfde deel, getiteld Mijn schrijverswerkzaamheid, is Kierkegaards interpretatie van zijn eigen werk opgenomen.

Søren Kierkegaard (1813 – 1855) moet wel de bekendste Deense wijsgeer zijn. De invloed van deze ‘eerste existentialistische filosoof’ in de geschiedenis bleef eerst beperkt tot de Scandinavische landen, waar onder meer de Noor Henrik Ibsen zijn ideeën waardeerde. Maar sinds Kierkegaards werken ook naar andere Europese talen vertaald zijn, heeft hij een blijvend stempel op ook de twintigste-eeuwse filosofie gedrukt: zonder Kierkegaard zouden bijvoorbeeld Martin Heidegger en Jacques Derrida anders gedacht hebben.

Aan wat het einde van zijn leven zou blijken begon Kierkegaard een soort autobiografie te schrijven, die in drie verschillende versies te vinden is: het manuscript van De gewapende neutraliteit is afgemaakt in 1849, waarvan in 1851 delen terecht kwamen in Over mijn schrijverswerkzaamheid; beide stukken werden uiteindelijk opgenomen in het postuum gepubliceerde Het gezichtspunt voor mijn schrijverswerkzaamheid. Hierin probeert Kierkegaard de eigenaardigheden van zijn bibliografie te verklaren. Centraal staat de verhouding tussen zijn filosofische en theologische werken.

Filosoof en theoloog

In de jaren veertig van de negentiende eeuw was Kierkegaard ongekend productief. Hij publiceerde het ene na het andere werk, waarvan vooral Of/of en Vrees en beven bij een breder publiek bekend zullen zijn. Dit zijn beide filosofische werken, die Kierkegaard onder pseudoniem publiceerde, zoals hij met alle boeken en artikels van dit ‘genre’ deed. Zijn theologische bijdragen verschenen daarentegen wél onder zijn eigen naam.

Wij kennen Kierkegaard vooraleer als filosoof, en minder als theoloog. Ook in zijn eigen tijd was dat zo. Daarom stelde hij zich in 1848 ten taak zijn schrijverschap te verklaren, wat in feite misschien neerkwam op zijn religieuze kant verdedigen. Want dat is de centrale stelling in Mijn schrijverswerkzaamheid: hoewel Kierkegaard als auteur twee paden beloopt, is zijn werk in eerste instantie religieus en moet ook zo begrepen worden. Het filosofische werk is de voorbereiding op het ingewikkeldere theologische werk.

Kennis vereist

In Mijn schrijverswerkzaamheid is goed te zien hoe Kierkegaard zijn publicaties doordacht heeft, hoe de een als voorbereiding moest gelden voor de ander, oftewel: wat het plan achter die publicatiewoede is. Wat dat betreft is het typerend dat Het gezichtspunt van mijn schrijverswerkzaamheid eindigt met de woorden ‘om onafgebroken niets anders te doen dan God te danken’: daar zit het hele antwoord in vervat.

Daar moet echter wel bij opgemerkt worden dat Mijn schrijverswerkzaamheid flink wat kennis van en waardering voor Søren Kierkegaard vereist. Voor andere lezers is dit hoogst originele ‘egodocument’ niet interessant. Eerst de rest, dan deze.

 

 

Muziek / Interview
special: The Cosmic Carnival

Zo moet het klinken

Op een zonnige namiddag in augustus spreekt 8WEEKLY met een afvaardiging van The Cosmic Carnival op een oude schuit in de haven van Spakenburg. Dit naar aanleiding van het op 28 augustus a.s. te verschijnen live-album A Night At The Carnival & The Cosmic Carnival Express.

Op de UWK67 ontmoeten we de bandleden Nicolas Schuit, Kaj van Draiel en Ronald de Waard. Ze zijn in gezelschap van Menno Timmerman namens het platenlabel en Paul Schuurman, die verantwoordelijk is voor de techniek van de live-opnames die gaan verschijnen. Schuurman is geen onbekende op dit gebied. Hij deed dit werk onder anderen met Ilse de Lange en werkte samen met Herman Brood. Het woord wordt voornamelijk gedaan door Nicolas Schuit, de voorman van de band, liedjesschrijver, gitarist en zanger. De delegatie van de band heeft er net een sessie met Schuurman op zitten in zijn studio. Ze schaafden hier aan het beeldmateriaal dat met negen camera’s is geschoten van de twee concerten, dat de basis vormt van het nu te verschijnen live-album.

Twee live platen

Eigenlijk zijn het zelfs twee live-albums: de eerste is opgenomen met de harde kern van de band – met zeven leden, en de tweede voluit – met elf bandleden. Op vinyl zullen ze ook gescheiden op de markt komen met cd. Het losse cd-formaat zal beide albums bevatten, vertrouwt Timmerman ons toe.

Om niets aan het toeval over te laten, is Paul Schuurman ingehuurd. Op de studioalbums klonk de band nooit zoals ze live speelden. Dat prachtige live-gevoel moest nu maar eens goed vastgelegd worden. 8WEEKLY mocht natuurlijk alvast luisteren en we kunnen met een gerust hart zeggen, dat The Cosmic Carnival nu klinkt zoals ze zou moeten klinken, als je de band ooit live hebt mogen meemaken. Dit is met recht het geluid van de band! Hulde aan de techniek, maar natuurlijk ook aan de band zelf, die twee uitmuntende concerten speelde.

De eerste live-plaat bevat vooral muziek van het tweede album, getiteld Mon Cher Amour, maar nu zoals het echt moet klinken. Het Express-album bevat eigenlijk alleen maar muziek die de band nog nimmer vastlegde, maar live regelmatig speelt. Twee gezichten in één fraaie release.

Onvermijdelijk gaan we even terug naar het moment waarop ondergetekende voor het eerst kennismaakte met de band. Dat was in januari 2014 in Eindhoven in Grandcafé Meneer Frits in de tijd tussen hun eerste (Change The World Or Go Home) en tweede (Mon Cher Amour) in eigen beheer uitgegeven albums. Ze speelden toen een akoestische show.

DSC_8904

In gesprek

“Als tiener hield ik van Metallica en Iron Maiden. Pas toen het uitging met mijn toenmalige vriendinnetje, werd ik als het ware de jaren zestig in gezogen door de film The Big Lebowski. De muziek van Creedence Clearwater Revival, waar mijn moeder me vroeger naar probeerde te laten luisteren, kwam ineens binnen in mijn hart (ze had dus toch gelijk!). Het luisteren naar tijdgenoten als The Grateful Dead (wijzend naar de naam van deze legendarische band op zijn T-shirt) en The Band, die speelden op Woodstock, maken de lijst met de meest voor de hand liggende beïnvloedende bands voor The Cosmic Carnival compleet,” zo vertelt Nicolas Schuit ons.

“De muziek, waarbij het om de muziek ging, was in de jaren zestig mainstream. Dat is zo verwonderlijk, en dat is de muziek die ons tot op heden beïnvloedt. De muziek waarbij wij ons thuis voelen. Zo bijzonder is onze muziek niet.” Schuurman gaat er tegenin: “Wat jullie maken is wel degelijk uniek: uniek voor deze tijd. Velen zullen jullie nog gaan volgen, maar nu lopen jullie voorop!” De aanwezige bandleden laten het knikkend en welwillend over zich heen komen, terwijl ze toch een beetje de schouders ophalen. Meer een “als jullie dat vinden, dan zal dat wel zo zijn…”.

“Zeven jaar geleden begonnen we met de band, maar ik had toen nog nooit voor publiek gezongen,” aldus Schuit. “Dus dat we het geluid van het podium niet konden vastleggen in de studio, is niet zo vreemd. Wij hadden toen ook geen idee.” De band staat nu aan de vooravond van een drietal optredens op het Sziget festival: twee festivaloptredens en één intieme show.

Leven van muziek

“In de muziek is het momenteel heel moeilijk om geld te verdienen, tenminste in Nederland. En de invloed van de maatschappijen is momenteel vrij groot, vind ik. Kijk naar een Jett Rebel; het is een prima muzikant, maar hij wordt toch beïnvloed, omdat hij in de belangstelling staat. In zijn nieuwste uiting, een documentaire, zie je dat terug en weet hij dichter bij zichzelf te blijven. Het idee leeft dat muziek gratis is, maar toch gaat het weer veranderen. We zitten alleen in een golfbeweging en misschien zitten we nu net even in de verkeerde golf.”

“Muziek is mijn leven. Ik kan niet met minder muziek leven. Ik heb stress, omdat ik alleen maar meer muziek wil maken. Maar van de muziek leven is lastig. We doen in de zomer zo’n twee shows per week en in de winter wat minder. Clubshows zijn lastiger voor artiesten om tussen te komen; in de zomer zijn de festivals makkelijker. Je moet voor een club eerst opvallen of een radio-hit scoren. Daar word je dan weer door beïnvloed.”

Deze live-plaat wordt nu voor het eerst door een grote platenmaatschappij uitgebracht. Nu moet het natuurlijk wel worden opgepakt om een succes te worden. “Of het nu wel of niet wordt opgepakt, over zeven jaar maken wij nog steeds muziek. Wij maken muziek met bezieling.”

Meer op de radio?

Zou je wat aan de muziek willen veranderen om meer op de radio gedraaid te worden?
“Ik vind dat het van binnen nergens over gaat. Een nummer dat een hit wordt, is niet per definitie beter dan nummers die geen hit worden. Het voelt allemaal veel meer als een spelletje. Wij zijn er niet mee bezig. Wij zijn als muzikanten alleen maar bezig met een vette show spelen. Niet met hoe het zou klinken en hoe het anders zou moeten om er meer door gedraaid te worden. We willen ons niet aanpassen, anders zouden we nu ook niet met een live-album komen.”

Schuurman: “Het is wel een geweldige band. Wat zij live kunnen is echt geweldig. Je weet niet wat je meemaakt. Ze doen je versteld staan. Wat ze in Talia deden was echt geweldig.”

Welke bands van nu vinden jullie goed, wat beïnvloedt je daarvan?
“My Morning Jacket, Edward Sharpe and the Magnetic Zeroes, DeWolff en Will and the People, die ook op ons eigen festival spelen. Op het festival Once Upon A Time In The West presenteren we ook dit nieuwe album.” Dagkaarten voor dit festival zijn op 8WEEKLY te winnen.

Wanneer kunnen we wat nieuwe nummers verwachten van The Cosmic Carnival?
“Nick heeft wat demo’s gehoord van Herman Brood. Het zijn wat reggae-nummers, die ook nog zullen worden uitgebracht. Het zou leuk zijn en passen bij The Cosmic Carnival, om daar ook wat mee te doen, als de nieuwe documentaire van Herman gaat verschijnen.” Op het live-album A Night At The Carnival staat één studiotrack: de nieuwe single ‘A Thousand Miles’.

Waarom heten jullie The Cosmic Carnival?
“We willen niet in één hokje passen, we wilden een naam die de lading zou dekken. We kunnen gewoon alles maken, niet één soort muziek.”

Live in Nederland:
22 augustus De Parade, Amsterdam
29 augustus Once Upon A Time In The West, Rotterdam

Boeken / Non-fictie

Lees de verblinding!

recensie: Mircea Cărtărescu (vert. Jan Willem Bos) - Het onmetelijke mausoleum

Hoe vang je de chaos die de val van het communisme in Oost-Europa begeleidde? De Roemeen Mircea Cărtărescu gooit in Het onmetelijke mausoleum zijn net zo wijd mogelijk uit.

Een korte zoektocht op het internet leert dat het Roemeense woord ‘orbitor’ ‘verblindend’ betekent. Het is ook de oorspronkelijke titel voor Mircea Cărtărescu’s romantrilogie, waarvan de eerste twee delen in het Nederlands verschenen als De Wetenden (2010) en De trofee (2012). Nu is er het derde deel, Het onmetelijke mausoleum. En verblindend is deze roman zeker, als je daarmee tenminste bedoeld: virtuoos, hemelhoog rijkend, hallucinerend, mythisch, alles omvattend.

Waar de eerdere delen van Cărtărescu’s Orbitor-trilogie – vergeef me de generalisatie – de auteurs jeugd beschreven, duikt Het onmetelijke mausoleum het wereldgewoel in. Het is 1989, het jaar waarin het Oost-Europese communisme ten val kwam, en in Roemenië het jaar van de revolutie tegen de dictatuur van de Ceauşescu’s. Er is een oproer gaande in de westelijke stad Timisoara; langzaam druppelen de geruchten beginnen in Boekarest, waar Mircea met zijn ouders woont.

Associaties welkom

En na dat begin? Ja, er is een verhaallijn, waarin het communisme ten val komt, waarin Roemenië een nieuw hoofdstuk van zijn geschiedenis in gaat – langzaam komt het heden waarin dit boek gepubliceerd is in zicht. Maar er is ook het verleden, dat we eerder al in De Wetenden en De trofee tegenkwamen: het verleden van de jonge Mircea in communistische armoede die ook rijkdom was, zoals elke jeugd misschien rijk is; en ook het verleden van het land, van de twintigste eeuw en alle rampen en omwentelingen die bij die eeuw horen.

Maar er is ook de toekomst, die Cărtărescu al gelijk op de eerste pagina van de roman als een mythische, Bijbelse mogelijkheid lanceert:

… de mens zou ieder onheil het hoofd bieden en zegevieren, tot aan het einde der tijden. En als de zon in een rode reus zou veranderen en de planeten in zijn nabijheid een voor een zou opslokken, zouden de mensen, die geleerd hadden te vliegen, naar andere sterrenstelsels migreren, en daar doorgaan met drinken, eten, huwen en ten huwelijk geven. En als het eeuwig uitdijende heelal geleidelijk zou afkoelen, tot het uiteindelijk zou doven, zouden de mensen via hyperruimten en wormgaten parallelle universums weten te bereiken, tweeling-universums, darwinistisch geëvolueerde en geselecteerde werelden die hun, de onsterfelijken, onderdak konden bieden zodat zij verder konden gaan met drinken en eten.

Dit is een rijke en mooie passage, niet zozeer omdat Cărtărescu hierin de christelijke symboliek die de zinnen voor dit citaat kenmerkt verbindt aan wetenschap en wetenschappelijke speculatie, en ook niet omdat de lezer de tekst ingezogen wordt zoals de mens ooit wormgaten ingetrokken zal worden. Wat hier opvalt, is het gemak waarmee Cărtărescu associeert en verbindt en zijn lezer daarmee wakker schudt: in deze roman zijn alle associaties toegestaan, mag de geest tijdens het lezen migreren en verkennen. Het onmetelijke mausoleum is een open tekst.

De wereld in een druppel

En wat voor mausoleum is dat? Vaak worden Boekarest en Roemenië beschimpt: de dingen werken niet of zijn niet te vinden, in vergelijking met de grote steden en landen in het westelijke deel van het continent steekt de boel hier maar bleekjes af. Maar toch is het vol met leven. Dat komt niet in de laatste plaats door Cărtărescu’s talent als romancier, zijn oog voor schoonheid en alle mogelijk te openen portalen in onze wereld, en zijn betoverende proza, wederom wervelend door Jan Willem Bos vertaald. Hier zijn beschrijving van het Huis van het Volk, een gebouw dat eerder ‘helemaal geen gebouw, het was alle gebouwen ineen’ genoemd is:

In het mammoetlijf van de ceauşistische chimaera herkende je de Lomonosov-universiteit, de Vuurtoren van Alexandrië, het Empire State Building, de ziggoerats en de piramides, de Reichstag, de Toren van de Babel, zelfs de cyclopische bouwwerken voor de kust van de Canarische Eilanden, overblijfselen van Atlantis, zelfs de immense granieten stèles in Tiwanaku, zelfs de bouwwerken op Cydonia Mensa, het Gezicht, de Burcht en de Piramides…

De wereld in een druppel, een druppel in de wereld: zo blaast Mircea Cărtărescu leven in wat dood leek, zo brengt hij de wereld bijeen. Dit doet hij met een kracht die haast ongezien is in de wereldliteratuur, virtuoos, hallucinerend en, ja, verblindend – maar je wilt ín die verblinding kijken, je wilt het zien, je wilt het lezen.

Boeken / Non-fictie

Monument voor Brodsky en de wereldliteratuur

recensie: Joseph Brodsky (red. Kees Verheul) - Strohalmen voor de lezer. Een ruime keuze uit de gedichten.

In Strohalmen voor de lezer heeft Kees Verheul een ‘ruime keuze’ uit Joseph Brodsky’s poëzie samengebracht. Zowel die gedichten als dit boek zijn een monument voor de wereldliteratuur.

In 2011 verscheen Alle gedichten van J.L. Borges in een gedragen blauwe band bij De Bezige Bij; onlangs verscheen, in eenzelfde ontwerp maar dan rood gekleurd, Strohalmen voor de lezer, met daarin veel van Joseph Brodsky’s poëzie. Brodsky – geboren in 1940 in de Sovjet-Unie, gestorven in 1996 in New York en begraven in Venetië – was, net als Borges, niet alleen dichter, maar ook essayist. En beide heren zijn misschien wel de beste voorbeelden van het begrip ‘wereldliteratuur’: hun werkterrein is de wereld, ze behoren niet aan één land toe.

In Nederland is Brodsky, die in 1987 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, redelijk bekend, mede door een drietal optredens op Poetry International, de laatste drie jaar voor zijn vroegtijdige dood. Ook zijn er door de jaren heen enkele bundels en bloemlezingen van Brodsky’s poëzie in vertaling verschenen. Een van de drijvende krachten achter dit werk was de Groningse slavist Kees Verheul, die nu met Strohalmen voor de lezer een bundeling van al zijn werk heeft gepubliceerd. Hierin staat nog net niet alle, maar wel veel van Brodsky’s gedichten, vertaald door ruim tien vertalers (waaronder Karel van het Reve).

Rijkdom

Honderden gedichten staan er dus in Strohalmen voor de lezer, verdeeld in vier ‘afdelingen’: twee met poëzie uit Brodsky’s Russische tijd en twee met zijn Amerikaanse gedichten. Er staat relatief veel jeugdwerk in deze bundel, volgens Verheul meer dan Brodsky zelf tot zijn officiële oeuvre zou rekenen. Het gaat dan om de periode van 1957 tot 1964, het jaar waarin hij tijdens een rechtszaak tot ‘sociaal parasiet’ in de Sovjet-Unie verklaard werd. Na die affaire kreeg zijn poëzie naar eigen zeggen een nieuw karakter.

Wat niet betekent dat Brodsky’s juvenilia slechte of waardeloze poëzie is. Het is misschien juist andersom: het is opvallend hoe rijk deze gedichten al zijn. Hoe rijk, en hoe divers: Brodsky was een meester van genres, rijmschema’s, dichtvormen en sfeertekeningen. Gedichten in deze tijd zijn vaak opgedragen aan Marina Basmanova, zijn toenmalige geliefde. Daaronder het epische ‘Isaäc en Abraham’, dat als volgt begint:

‘Kom op, Isaäc. Wat sta je daar? Kom op.’
‘Ik kom eraan.’ Van tussen natte takken
flitsen de woorden als een pijlsnel vlot
de regennacht in om daar af te zwakken.

Bij ons heeft Isaäc zijn klank niet mee.
Zijn schaduw nog zijn geest (een uitgevlogen
pijl) morren om één a in plaats van twee
in een lege mond (want meer is er niet over
van wat zijn vlees was, hoe goed je ook zoekt).

De kracht van Brodsky

Het is een kloek werk, Strohalmen voor de lezer, kloek en rijk: tussen de schutbladen is zoveel te vinden. Prozagedichten zoals het zojuist aangehaalde ‘Isaac en Abraham’, liefdesgedichten, cycli, vrijere vormen. Zoals te verwachten valt wanneer er ruim een dozijn vertalers betrokken zijn bij een project, voelen sommige vertalingen ouder aan dan andere, maar nooit is dat storend.

Dit boek is er bij uitstek eentje om in te grasduinen, open te slaan, een gedicht te lezen, door te bladeren, weer iets te lezen, et cetera. Dan toont zich Brodsky’s (aantrekkings)kracht als dichter. Daarmee is Strohalmen voor de lezer niet alleen een boek zoals ze allemaal zouden moeten zijn – hardcover, prachtig verzorgd, dubbel leeslint – maar ook een monument voor zowel Joseph Brodsky als voor de wereldliteratuur.

Kunst / Expo binnenland

Naakt, jong en onbezorgd

recensie: Ryan McGinley - Photographs 1999-2015

Een halfgebruind lichaam met opvallend witte billen, rustig wandelend door een geel bloemenveld waarboven donkere wolken dreigen. Tot en met 30 augustus toont Kunsthal KAdE in Amersfoort een groot overzicht van de Amerikaanse fotograaf Ryan McGinley (1977, New Jersey, VS).

De naaktheid van de modellen, het prachtige landschap van de Verenigde Staten en de uitbundige sfeer van de foto’s schreeuwen het woord vrijheid. Gelukkig, losbandig en onbezorgd. Een modern paradijs met hier en daar een schrammetje.

Ryan McGinley, Coco's Cliff, 2009, 108x72cm. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery, New York

Ryan McGinley, Coco’s Cliff, 2009, 108x72cm. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery, New York

De tentoonstelling

Bij binnenkomst is het eerste wat opvalt het werk ‘YEARBOOK’, uitgevoerd op één grote wand in de hoofdzaal. Het bestaat uit meer dan vijfhonderd studioportretten van tweehonderd naaktmodellen. In eerste instantie voelt het wat onwennig om zonder schaamte deze naakten te bekijken. De modellen lijken echter zonder enige gêne voor de camera te te hebben geposeerd.
Het effect is indrukwekkend. De felle snoepkleuren hebben invloed op de gehele ruimte en geven het werk een popart-idee. Je kunt er uren naar blijven kijken dankzij de oneindige veelheid en verscheidenheid aan lichamen. Geen enkele foto is incompleet of valt erbuiten, ze zijn allemaal op zichzelf staand ook interessant.

Kunsthal KAde is een goede locatie voor de omvangrijke collectie van McGinley. In de gehele tentoonstelling krijgt elk werk genoeg ruimte om goed tot zijn recht te komen.
Het zijn voornamelijk werken waarin de straatcultuur en de overweldigende natuur van de Verenigde Staten naar voren komen: McGinley’s directe leefomgeving. Op de foto ‘Highway’, gemaakt in 2007, rennen vier jongeren in hun blootje over de Amerikaanse snelweg. De zon schijnt en het lijkt ze allemaal niks te kunnen schelen. De compositie loopt wat scheef, waardoor de foto het idee van een stiekem door een voorbijganger genomen snapshot krijgt.

Ryan McGinley, India (coyote), 2009. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery

Ryan McGinley, India (coyote), 2009. Particuliere collectie. Courtesy: Ryan McGinley/ Team Gallery

Behind the scenes

De modellen zijn vaak in beweging. Ze rennen, zwemmen, dansen en klimmen. Door de speelsheid van de poses lijken de foto’s spontaan genomen te zijn. En voor een deel is dat ook zo, maar er zit zeker een idee of regie achter. In de educatieve kamer ‘behind the scenes’ krijg je een kijkje achter die schermen bij de ‘on the road’-series van McGinley. Zo zie je de fotograaf zelf met zijn camera in een vijver staan, om zo dicht mogelijk bij het model te kunnen fotograferen. Het maken van één foto vergt veel voorbereiding. McGinley bedenkt ingewikkelde scenario’s om de meest geweldige beelden te maken.
Een prachtig werk uit de collectie is ‘India’ uit 2010, waarop een vrouw een coyote op haar nek draagt. De krassen die het beest heeft achter gelaten zijn duidelijk op haar lichaam te zien. Beiden kijken ze met een doordringende blik in de camera, alsof ze samen één persoon zijn.

De collectie van McGinley’s ‘Photographs 1999-2015’ is soms confronterend, maar nodigt wel uit om langer bij een werk te blijven staan. De foto’s tonen grotendeels modellen tijdens een actie. Het diffuse licht doet aan Instagram-beelden denken, maar dan met naaktfiguren. Het is een weerspiegeling van hoe het leven eigenlijk zou moeten zijn: onbezorgd en vrij.

Boeken / Non-fictie

Het duel om de pikorde

recensie: Jonathan Gottschall - Echte mannen vechten

Van alle mannen die in hun midlifecrisis terechtkomen is Jonathan Gottschall waarschijnlijk degene die daar het meest creatief mee omgegaan is. Op zijn 39e besloot hij zijn baan aan de universiteit te verruilen voor het kooigevecht. Zijn boek Echte mannen vechten vertelt over zijn verrassende carrièreswitch.

Gottschall onderzoekt in zijn boek de oorsprong, het belang en de stand van zaken anno nu van de pikorde bij mannen. Als academicus had Gottschall kunnen kiezen om een uitgebreide literatuurstudie te doen en zijn bevindingen met ons te delen. Dit doet hij dan ook, maar hij voegt er iets wezenlijks aan toe. Iets wat zijn betoog kracht bij zet en tevens zijn betoog kleurt. Hij is zelf op Mixed martial arts (MMA) gegaan. Maanden en maanden trainde hij om een heus kooigevecht te voeren. Dat is de rode draad die door dit vlot geschreven en bij vlagen grappige verhaal loopt. Ondertussen leren we over de geschiedenis en functie van sport, agressie en oorlog. Zijn intrigerende verhaal begint met een anekdote over de functie en ontstaan van het duelleren.

Mooie theorie, lelijke feiten

Je hebt de theorieën vast wel gehoord. Mannen nemen hun plek in de pikorde in, al dan niet na enig proces, en vrouwen zijn als een krabbenmand. Stop je er één krab in, dan probeert ze eruit te kruipen, stop je er twee of meer in, dan houden ze elkaar op de bodem van de mand, want afwijken of exploreren mag blijkbaar niet meer.

Over agressie, vechten, geweld en mannelijkheid doen de mooiste theorieën de ronde, maar zoals Gottschall schrijft, sneuvelen de meeste voor tamelijk lelijke feiten. De vraag die hij zelf stelt: waarom ontkomen we als mens, met al onze beschaving en kennis niet aan onze destructieve oerdriften, is echter ook een vraag die hij niet kan beantwoorden. Dus meandert Gottschall als een boxer in de ring rondom deze vraag en behandelt hij tal van issues. Het genot dat de middeleeuwse mens beleefd zou hebben aan mensen aan een galg en radbraken, het genot van de hedendaagse mens in snuff movies en het fenomeen battle rappers komt voorbij. Zo lijken op het eerste gezicht vroegere tijden een stuk barbaarser dan nu. Toch zie je in teamsporten de extase van het eigen team en de haat naar het andere team nog altijd ernstige vormen aannemen. Dit blijft in de boksring beperkt tot de beide boxers, die, na elkaar lens geslagen te hebben, elkaar broederlijk in de armen vallen en zonder rancune huns weegs gaan.

Juist door de pikorde doen mannen gekke dingen. Alles om – evolutionair uitgelegd – aan de vrouwtjes te laten zien, dat zij de betere keus zijn ten opzichte van de ander. Hierin mist de uitleg dat wie slim genoeg is om zijn tegenstander zonder strijd te verslaan ook veel kans maakt bij het andere geslacht, een meer intellectueler vertoon van spier- (of hersen-) bundels. En hoewel vrouwen meer dan vroeger bij metalconcerten of bokspartijen aanwezig zijn, zijn het nog altijd de mannen die bij dit soort display of power oververtegenwoordigd zijn. Zoals Gottschall ook opmerkt nadat hij zijn vriend, goed thuis in de oosterse martiale kunsten, uitdaagt tot een duel. Hij toont dat MMA superieur is aan de oosterse vechtkunsten, door zijn vriend enkele malen te verslaan. Slechts later leert hij de les dat deze vechtkunsten naast vechten ook gericht zijn op hoe een beter mens te worden: gelukkiger, fitter, flexibeler, intelligenter, enzovoorts. Terwijl de MMA-worstelaars vooral heel sterk worden. Het is ontroerend om deze vonk van zelfinzicht te lezen, na alle ontberingen die Gottschall heeft doorstaan om worstelaar te worden.

Rauwe agressie

Door de focus voornamelijk op de rauwe agressie en de sporten te leggen verkent Gottschall dan ook met name deze kanten van de menselijke (mannelijke?) aard. Dit is fascinerend en soms schokkend om te lezen. Schokkend in de barbaarsheid die hij in de geschiedenis en de vele culturen aan het licht brengt, zoals het martelen en afslachten van tal van dieren. Maar ook krijgsgevangenen, mensen met een lagere sociale klasse en de genotzucht naar rauwe agressie bij schrijvers als Ernest Hemingway, D.H. Lawrence en Joyce Carol Oates.

De vraag waarom mannen en mensen graag naar geweld kijken weet Gottschall bij benadering te beantwoorden, maar een definitieve conclusie blijft uit. Vanuit evolutiepsychologisch oogpunt probeert hij verklaringen te vinden. Zijn landgenoot Chris Hedges schreef eerder het boek War is a force that gives us meaning, waarin een verklaring gevonden kan worden voor de hang naar agressie bij de mens. Ook Gottschall voegt hieraan zijn kennis toe. Soms op een lelijke manier, soms op een grappige manier. Hij lijkt vooringenomen te zijn over de superioriteit van de MMA, wat in een kooigevecht zeker waar is, maar daarbuiten ook zo zijn tekortkomingen kent. Zo zijn we mogelijk weer een stapje dichter bij het snappen van agressie, maar een definitief antwoord zal er wel nooit in zitten.

Boeken / Fictie

Hoogst literair, weinig thriller

recensie: Heerma van Voss & Heerma van Voss - Ultimatum

De gebroeders Daan (1986) en Thomas (1990) Heerma van Voss hebben de handen ineengeslagen en verrijken hun schrijf-loopbaan met de productie van een thriller. Maar de gezamenlijke vingeroefening levert niet meer op dan een goedgeschreven detectiveverhaal.

Dat de broers kunnen schrijven is inmiddels wel bewezen met een lange lijst aan romans, verhalen, essays, columns, enzovoort. Het lijkt dan ook een spontaan plan, misschien ontstaan aan de borreltafel, om eens een thriller aan te pakken. Even komt de beruchte uitspraak van schrijfster Connie Palmen in gedachten, waarmee ze thrillerschrijfster Saskia Noort de toegang tot hogere literaire regionen ontzegt, omdat het kunstmatige label ‘literaire thriller’ volgens Palmen alleen ‘nietsnutten’ vertegenwoordigt. De broers Heerma van Voss kiezen voor de omgekeerde weg: vanuit de literatuur het thrillergenre betreden – waarbij overigens opvalt dat Ultimatum getypeerd wordt als ’thriller’ zónder de vermelding ‘literair’.

Schrijftalent

Ultimatum staat goed in de steigers. De voormalig psychiater Aron Mulder leidt na de onopgehelderde moord op zijn vrouw een teruggetrokken leven. Door de geruchten over zijn betrokkenheid bij haar dood is de breuk met zijn zoon Alexander, die inmiddels in New Orleans woont, definitief geworden. Als Alexander op zijn beurt wordt verdacht van de moord op zijn vriendin Nathalie Underwood vertrekt Aron naar Amerika om zijn zoon bij te staan en zo mogelijk vrij te pleiten. Dan volgt een geijkt patroon van bekende stappen: Aron schakelt een wat morsige privé-detective in maar gaat vooral zelf op onderzoek uit, een overspannen politierechercheur werkt tegelijkertijd aan de zaak, er wordt nog een moord gepleegd en de niet-verrassende oplossing volgt als het ware vanzelf. Een gemiddelde Baantjer-aflevering dus.

De veelbelovende opbouw zegt alles over het schrijftalent van de auteurs. De situatie wordt goed geschetst, te beginnen met de Amerikaanse moordzaak, om vervolgens de hoofdpersonages op een veelzijdige manier neer te zetten. Stuk voor stuk boeiende mensen die hun geloofwaardigheid te danken hebben aan de beeldende beschrijvingen waarmee ze worden getypeerd.

Vindingrijk

Het uit korte hoofdstukken opgebouwde verhaal wordt telkens vanuit een ander personage verder gebracht. Een lineaire voortgang, waarbij aardig is dat de schrijvers ook enkele hoofdstukken vanuit de optiek van de moordenaar hebben geschreven. Dat vergroot het mysterie maar brengt op geen enkele wijze spanning in deze geschiedenis. Het geheel kabbelt rustig verder – er wordt nog een ontvoering aan de verwikkelingen toegevoegd – en eindigt als de moordenaar zich kenbaar maakt maar toch vrijuit gaat. Een wat wonderlijke afloop die als constructie vindingrijk genoemd kan worden maar het begrip thriller op geen enkele wijze recht doet.

De goedbekkende titel Ultimatum – een begrip waar in het verhaal trouwens nergens sprake van is – lijkt, in combinatie met de ijzige sfeer van het omslag, goed in het genre te passen. Komt dit boek onzichtbaar tussen de andere thrillers te liggen of juist opvallend naast het literaire werk van de schrijvende broers? En zal de doorgewinterde thrillerliefhebber het weten te vinden?