In de vernieuwde, grote zaal van 013 is er nu meer ruimte voor het podium, waardoor er zo’n duizend man meer in kan dan voorheen. De karakteristieke trapstructuur is gelukkig behouden. Door de extra ruimte is ook de foyer groter geworden en zijn er twee lange barren aan de zijkanten van de zaal geïnstalleerd. De nieuwe zaal is minstens net zo fijn als dat het al was.
Op het podium is er nu ook extra ruimte, waardoor artiesten beter gebruik kunnen maken van attributen. Maar niet voor Kamelot. Zelfs het gebruik van kleine elementen of attributen op het podium is ingewikkeld en kost veel geld. Je zou er bijvoorbeeld een nieuwe truck voor nodig hebben om het te vervoeren en daar heeft Kamelot simpelweg het geld niet voor, legt Oliver uit. Gelukkig is er veel support van metalmuziekfans, waardoor ze veel inkomsten halen uit de verkoop van hun producten om zo de tour in de plus af te sluiten. Nederland heeft volgens Oliver waarschijnlijk de beste podia van de wereld:
“The standard here is really high compared to the rest of the world. Even the small stages are really well equipped. That is so cool, also for young bands. We basically have the same list of good and less good countries. The venues in Holland are usually on first or second place.”
Goede samenwerking en communicatie backstage
Backstage hangt er in ieder geval een ontspannen sfeer en iedereen lijkt er zin in te hebben. “I don’t have tension. I’m not the person for that,” vindt Oliver, terwijl de zanger van Gus G haastig de gangen doorloopt op zoek naar eten. De samenwerking en de communicatie tussen de bands verlopen erg goed.
“Both support acts are really nice guys, it’s a very relaxed tour, which is not always the case. Sometimes, especially young support bands, have really big egos. We make it very clear what their position is. That is necessary because if else, the show doesn’t run well. Everybody has to know his place, we do that too when we support. When we were supporting Nightwish we were definitely not number one, but some support bands just don’t understand that.”
Maar niet alleen de artiesten houden rekening met hun positie, het publiek laat ook zeker wel blijken dat er onderscheid is tussen de support acts en het hoofdprogramma. Zij lijken toch echt alleen voor Kamelot te zijn gekomen.
Kobra and the Lotus brengen hun optreden een beetje overdreven theatraal. Door de grote mate van vibrato is de zangeres nog nauwelijks te verstaan. De concertgangers blijven dan ook stijf staan; ze kijken en huiveren, niet zo goed wetende wat ze hiervan moeten vinden.
De band van gitarist Gus G – onder andere bekend van Ozzy Osbourne en Firewind, nu op solotour met eigen band – haalt het publiek gelukkig uit de stijve toestand tijdens hun set. Pas halverwege wordt het publiek echt warm door de power van de band. Ze plaatsen ook wel een heel mooi en gelikt sologedeelte halverwege de set voor de muzikanten. Vingervlugge passages van zestiende triolen en dreigende tromslagen vullen de zaal. Zelfs de zanger lijkt er steeds meer zin in te hebben en zoekt meer en meer interactie met het publiek door ze mee te laten schreeuwen. Wanneer blijkt dat de band nog paar minuten over heeft voor ze plaats moeten maken voor de hoofdact, spelen ze nog even Ozzy’s ‘Crazy Train’ als toegift; het dak gaat er af. Bijna letterlijk, want aan de druppels te voelen is het dak toch nog niet helemaal waterproof.
Hervonden energie
Het laatste album Haven, wat eerder dit jaar werd uitgebracht, is met lovende recensies ontvangen. De band lijkt zich in een stijgende lijn te bevinden na het tegenvallende album Poetry for the Poisoned uit 2010. Volgens Oliver doet de nieuwe zanger Tommy Karevik veel goeds met de band.
“The thing is, before Roy (de vorige vocalist) left, I had the feeling that the pool of energy was being drained. The last album before he left, Poetry of the Poisoned, was in my opinion one of the weakest. When Tommy came in, he brought a lot of new energy and motivation with him, and he’s a very easy guy to work with. That experience was good for me.”
En dat geldt niet alleen voor Oliver, maar de hele band bloeide er weer van op. Het was de start voor een nieuwe fase van Kamelot, waarin ze succesvoller zijn dan ooit. In tegenstelling tot veel andere artiesten, leeft Kamelot niet van hun oude hits. Sterker nog, de laatste twee albums hebben zelfs meer aandacht gekregen dan alle voorgaande, wat voor de band nogal een verrassing is. Voor Oliver was dat bij zijn vorige bands niet het geval.
“I played guitars for eight years with Doro. All the fans wanted was the old stuff from the 80s and the new stuff was so quickly forgotten… That’s an example of a band that didn’t really make it. She is still successful though, but that’s one of the reasons I couldn’t stay.”
Kamelot heeft de overstap wel kunnen maken, zonder daarbij haar unieke positie in het metalgenre te verliezen: “It has a certain thing that is unique and that’s great, because I don’t wanna sound like any other band. That’s what I always tell young bands, saying that the things they have to work on, you’ve gotta find your uniqueness,” vertelt Oliver, hoewel hij zich er bewust van is dat het publiek natuurlijk het meest bepalend is voor het ontvangen van de concerten. Het is dan ook moeilijk te bepalen waar nu precies de kracht van Kamelot ligt; de bandleden missen een compleet overzicht gezien ze de shows alleen van binnenuit kunnen beoordelen.
Uitingen van filosofieën
Tegenwoordig gaan de ideeën van de band richting het science-fictionthema. Oliver legt het idee achter Haven uit. Hoewel het op eerste gezicht veel weg heeft van een conceptalbum, is dat niet zo. De verhaallijnen van de liedjes hebben wel een connectie met elkaar.
“We are talking a lot during the night when we drive, about philosophies and current events. In Silverthorn there really was a story, this time it’s really about mankind at the moment: bio-technology, virtual reality, artificial intelligence, all these things are playing a role in there. That is definitely an open book right now, in which direction we are drifting. That’s why the album sounds a bit open; we just have to see in which direction we eventually go.”
Een van die richtingen is meer de kant op van liedjes met een zogenaamde hook, zoals bij ‘Fallen Star’ en ‘Insomnia’ het geval is; krachtige melodische lijnen en teksten die veel herhaald worden en blijven hangen. Deze liedjes zijn volgens Oliver toegankelijker voor de hele wereld, niet slechts de symfonische metalwereld. Deze worden dan afgewisseld met liedjes waarin meer geëxperimenteerd wordt, die meer cinematografisch klinken en minder makkelijk te grijpen zijn zoals ‘Here’s to the Fall’. Uiteindelijk is het een groot en lang werk, wat vooral in de details gaat zitten. Het is één groot proces, je blijft er als het ware aan sleutelen.
Epische uitvoering
Voor de aanvang van het concert, galmde backstage door de gang dat dit optreden een soort try-out is voor de dvd die ze volgend jaar willen gaan opnemen. Dat kan haast niet anders een spectaculaire show worden met veel vuureffecten (zoals blijkt uit de setlist). Toch maakt Kamelot de verwachtingen vanavond niet helemaal waar. Er worden vooral veel oudere liedjes gespeeld; slechts vijf van de dertien nieuwe liedjes op het album, en dat van de totale negentien liedjes op de setlist. Een aantal killers van het album ontbreken geheel. Tijdens het interview vertelt Oliver dat een live-performance altijd anders uitpakt dan in de studio;
“The funny thing is that sometimes songs that are killers on the album, don’t work live. An example is ‘Fallen Star’, we thought this would be the song to open the show because it is has great rhythm, melodic lines, hymne style… It’s a powerhouse. We played it about 10-15 times, but it never took off well and there’s almost too much. The orchestration is very dense, and live it is very difficult to mix it, so that’s reason why it’s no longer on the setlist.”
Desalniettemin gaan de vuisten en de corna (ook wel bokkegroet of duivelshoorns) aan het eind van elk nummer in grote getalen de lucht in. Er zijn vele spontane acties van het publiek tijdens de show, waaronder veel geklap en geschreeuw. Bij ‘Forever’ neemt het publiek de band zelfs op voortouw als Tommy (te) lang wacht met het inzetten van de zang. Daarnaast wordt er met de hele zaal ‘Happy Birthday’ gezongen, want drummer Casey Grillo is vandaag jarig.
Visueel is het spel van de band een lust voor het oog. De bandleden gaan helemaal op in de show, waarbij het podium compleet benut wordt en de draaiende haren bij het headbangen als extra verbeeldend effect dienen. De energie straalt van het optreden af. Bassist Sean Tibbetts bespeelt zijn bas zelfs bij een paar nummers als een cello. En zoals gebruikelijk is voor de optredens van Kamelot, ontbreekt ook een gastartiest niet. Elize Ryd van Amaranthe verzorgt additionele vocals. Er werden echter wel meerdere gastartiesten verwacht door de grote collaboratie op het album.
Het zal voor Kamelot, gezien de Nederlandse metalcommunity, altijd fijn zijn om terug te keren naar Nederland.
“In some Eastern European countries metal music is still underground, but for us it’s nice to play for more people. That’s important, a concert is always giving and taking. If the audience is great, we feel great afterwards. But if that’s not the case and we really have to work for a concert, we’re dead after the concert. “
Het had zeker niet misstaan als de bandleden na het afwerken van de setlist inclusief drie encores nog wel een paar uur door zouden spelen. De energie en het enthousiasme straalde van het optreden af tijdens de laatste show van hun tour. Kamelot voelt zich duidelijk thuis op Nederlandse bodem.
Ultieme test voor nieuwe zaal 013
Na Gregory Porter, Rowwen Hèze en de Stereophonics, was het nu de beurt aan het zware werk, de metalmuziek van Kamelot, om de nieuwe zaal te testen voordat deze definitief in gebruik wordt genomen op 13 november. 8Weekly was er bij en interviewde niemand minder dan toetsenist Oliver Palotai over de nieuwe richting die Kamelot is ingeslagen.
In de vernieuwde, grote zaal van 013 is er nu meer ruimte voor het podium, waardoor er zo’n duizend man meer in kan dan voorheen. De karakteristieke trapstructuur is gelukkig behouden. Door de extra ruimte is ook de foyer groter geworden en zijn er twee lange barren aan de zijkanten van de zaal geïnstalleerd. De nieuwe zaal is minstens net zo fijn als dat het al was.
Op het podium is er nu ook extra ruimte, waardoor artiesten beter gebruik kunnen maken van attributen. Maar niet voor Kamelot. Zelfs het gebruik van kleine elementen of attributen op het podium is ingewikkeld en kost veel geld. Je zou er bijvoorbeeld een nieuwe truck voor nodig hebben om het te vervoeren en daar heeft Kamelot simpelweg het geld niet voor, legt Oliver uit. Gelukkig is er veel support van metalmuziekfans, waardoor ze veel inkomsten halen uit de verkoop van hun producten om zo de tour in de plus af te sluiten. Nederland heeft volgens Oliver waarschijnlijk de beste podia van de wereld:
“The standard here is really high compared to the rest of the world. Even the small stages are really well equipped. That is so cool, also for young bands. We basically have the same list of good and less good countries. The venues in Holland are usually on first or second place.”
Goede samenwerking en communicatie backstage
Backstage hangt er in ieder geval een ontspannen sfeer en iedereen lijkt er zin in te hebben. “I don’t have tension. I’m not the person for that,” vindt Oliver, terwijl de zanger van Gus G haastig de gangen doorloopt op zoek naar eten. De samenwerking en de communicatie tussen de bands verlopen erg goed.
“Both support acts are really nice guys, it’s a very relaxed tour, which is not always the case. Sometimes, especially young support bands, have really big egos. We make it very clear what their position is. That is necessary because if else, the show doesn’t run well. Everybody has to know his place, we do that too when we support. When we were supporting Nightwish we were definitely not number one, but some support bands just don’t understand that.”
Maar niet alleen de artiesten houden rekening met hun positie, het publiek laat ook zeker wel blijken dat er onderscheid is tussen de support acts en het hoofdprogramma. Zij lijken toch echt alleen voor Kamelot te zijn gekomen.
Kobra and the Lotus brengen hun optreden een beetje overdreven theatraal. Door de grote mate van vibrato is de zangeres nog nauwelijks te verstaan. De concertgangers blijven dan ook stijf staan; ze kijken en huiveren, niet zo goed wetende wat ze hiervan moeten vinden.
De band van gitarist Gus G – onder andere bekend van Ozzy Osbourne en Firewind, nu op solotour met eigen band – haalt het publiek gelukkig uit de stijve toestand tijdens hun set. Pas halverwege wordt het publiek echt warm door de power van de band. Ze plaatsen ook wel een heel mooi en gelikt sologedeelte halverwege de set voor de muzikanten. Vingervlugge passages van zestiende triolen en dreigende tromslagen vullen de zaal. Zelfs de zanger lijkt er steeds meer zin in te hebben en zoekt meer en meer interactie met het publiek door ze mee te laten schreeuwen. Wanneer blijkt dat de band nog paar minuten over heeft voor ze plaats moeten maken voor de hoofdact, spelen ze nog even Ozzy’s ‘Crazy Train’ als toegift; het dak gaat er af. Bijna letterlijk, want aan de druppels te voelen is het dak toch nog niet helemaal waterproof.
Hervonden energie
Het laatste album Haven, wat eerder dit jaar werd uitgebracht, is met lovende recensies ontvangen. De band lijkt zich in een stijgende lijn te bevinden na het tegenvallende album Poetry for the Poisoned uit 2010. Volgens Oliver doet de nieuwe zanger Tommy Karevik veel goeds met de band.
“The thing is, before Roy (de vorige vocalist) left, I had the feeling that the pool of energy was being drained. The last album before he left, Poetry of the Poisoned, was in my opinion one of the weakest. When Tommy came in, he brought a lot of new energy and motivation with him, and he’s a very easy guy to work with. That experience was good for me.”
En dat geldt niet alleen voor Oliver, maar de hele band bloeide er weer van op. Het was de start voor een nieuwe fase van Kamelot, waarin ze succesvoller zijn dan ooit. In tegenstelling tot veel andere artiesten, leeft Kamelot niet van hun oude hits. Sterker nog, de laatste twee albums hebben zelfs meer aandacht gekregen dan alle voorgaande, wat voor de band nogal een verrassing is. Voor Oliver was dat bij zijn vorige bands niet het geval.
“I played guitars for eight years with Doro. All the fans wanted was the old stuff from the 80s and the new stuff was so quickly forgotten… That’s an example of a band that didn’t really make it. She is still successful though, but that’s one of the reasons I couldn’t stay.”
Kamelot heeft de overstap wel kunnen maken, zonder daarbij haar unieke positie in het metalgenre te verliezen: “It has a certain thing that is unique and that’s great, because I don’t wanna sound like any other band. That’s what I always tell young bands, saying that the things they have to work on, you’ve gotta find your uniqueness,” vertelt Oliver, hoewel hij zich er bewust van is dat het publiek natuurlijk het meest bepalend is voor het ontvangen van de concerten. Het is dan ook moeilijk te bepalen waar nu precies de kracht van Kamelot ligt; de bandleden missen een compleet overzicht gezien ze de shows alleen van binnenuit kunnen beoordelen.
Uitingen van filosofieën
Tegenwoordig gaan de ideeën van de band richting het science-fictionthema. Oliver legt het idee achter Haven uit. Hoewel het op eerste gezicht veel weg heeft van een conceptalbum, is dat niet zo. De verhaallijnen van de liedjes hebben wel een connectie met elkaar.
“We are talking a lot during the night when we drive, about philosophies and current events. In Silverthorn there really was a story, this time it’s really about mankind at the moment: bio-technology, virtual reality, artificial intelligence, all these things are playing a role in there. That is definitely an open book right now, in which direction we are drifting. That’s why the album sounds a bit open; we just have to see in which direction we eventually go.”
Een van die richtingen is meer de kant op van liedjes met een zogenaamde hook, zoals bij ‘Fallen Star’ en ‘Insomnia’ het geval is; krachtige melodische lijnen en teksten die veel herhaald worden en blijven hangen. Deze liedjes zijn volgens Oliver toegankelijker voor de hele wereld, niet slechts de symfonische metalwereld. Deze worden dan afgewisseld met liedjes waarin meer geëxperimenteerd wordt, die meer cinematografisch klinken en minder makkelijk te grijpen zijn zoals ‘Here’s to the Fall’. Uiteindelijk is het een groot en lang werk, wat vooral in de details gaat zitten. Het is één groot proces, je blijft er als het ware aan sleutelen.
Epische uitvoering
Voor de aanvang van het concert, galmde backstage door de gang dat dit optreden een soort try-out is voor de dvd die ze volgend jaar willen gaan opnemen. Dat kan haast niet anders een spectaculaire show worden met veel vuureffecten (zoals blijkt uit de setlist). Toch maakt Kamelot de verwachtingen vanavond niet helemaal waar. Er worden vooral veel oudere liedjes gespeeld; slechts vijf van de dertien nieuwe liedjes op het album, en dat van de totale negentien liedjes op de setlist. Een aantal killers van het album ontbreken geheel. Tijdens het interview vertelt Oliver dat een live-performance altijd anders uitpakt dan in de studio;
“The funny thing is that sometimes songs that are killers on the album, don’t work live. An example is ‘Fallen Star’, we thought this would be the song to open the show because it is has great rhythm, melodic lines, hymne style… It’s a powerhouse. We played it about 10-15 times, but it never took off well and there’s almost too much. The orchestration is very dense, and live it is very difficult to mix it, so that’s reason why it’s no longer on the setlist.”
Desalniettemin gaan de vuisten en de corna (ook wel bokkegroet of duivelshoorns) aan het eind van elk nummer in grote getalen de lucht in. Er zijn vele spontane acties van het publiek tijdens de show, waaronder veel geklap en geschreeuw. Bij ‘Forever’ neemt het publiek de band zelfs op voortouw als Tommy (te) lang wacht met het inzetten van de zang. Daarnaast wordt er met de hele zaal ‘Happy Birthday’ gezongen, want drummer Casey Grillo is vandaag jarig.
Visueel is het spel van de band een lust voor het oog. De bandleden gaan helemaal op in de show, waarbij het podium compleet benut wordt en de draaiende haren bij het headbangen als extra verbeeldend effect dienen. De energie straalt van het optreden af. Bassist Sean Tibbetts bespeelt zijn bas zelfs bij een paar nummers als een cello. En zoals gebruikelijk is voor de optredens van Kamelot, ontbreekt ook een gastartiest niet. Elize Ryd van Amaranthe verzorgt additionele vocals. Er werden echter wel meerdere gastartiesten verwacht door de grote collaboratie op het album.
Het zal voor Kamelot, gezien de Nederlandse metalcommunity, altijd fijn zijn om terug te keren naar Nederland.
“In some Eastern European countries metal music is still underground, but for us it’s nice to play for more people. That’s important, a concert is always giving and taking. If the audience is great, we feel great afterwards. But if that’s not the case and we really have to work for a concert, we’re dead after the concert. “
Het had zeker niet misstaan als de bandleden na het afwerken van de setlist inclusief drie encores nog wel een paar uur door zouden spelen. De energie en het enthousiasme straalde van het optreden af tijdens de laatste show van hun tour. Kamelot voelt zich duidelijk thuis op Nederlandse bodem.
Kamelot
Gezien op vrijdag 16 oktober 2015 in 013, TilburgLink: Napalm Records
Link: Foto's
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Rijk en indrukwekkend
‘Je ziet wat hij ziet, maar je ziet vooral wat hij voelt, wat dat met hem doet, hoe dat bij hem aankomt’, zei schilder Chris Berens ooit over de zelfportretten van Vincent van Gogh. Een uitlating die je bij de tentoonstelling in Museum Arnhem vergezelt.
Niet dat er ‘een Van Gogh’ hangt, want de aandacht is gericht op de 20e en 21e eeuw. Maar het is een goed uitgangspunt. Zeker als je ‘hij’ regelmatig vervangt door ‘zij’. Want kunst door vrouwen is óók een aandachtsveld van het museum. Net als de bekenden uit de collectie die je terugziet: Jan Mankes, Dick Ket. Maar ook, en dat is een eyeopener, uit de kring om hen heen. Zoals werk van Mien Cambier van Nooten (1881-1972) en Johan Mekkink (1904-1991).
Je vindt ze terug in de eerste zaal, die zoals alle zalen van de expositie een eigen accent legt. Hierdoor verschuift eigenlijk ook de inhoud van de uitlating van Chris Berens telkens mee. Dit bij elkaar, de keuze van de werken, de achtergrond die eraan wordt gegeven en de diepte die daardoor meekomt, maakt de tentoonstelling bijzonder rijk en indrukwekkend.
Gerrit van ’t Net, IK, ca. 1932, olieverf op paneel. Collectie Museum Arnhem
Figuratie en abstractie
Naast werk van Cambier van Nooten is er ook ander werk, zoals foto’s, van vrouwelijke kunstenaars. Daaronder zelfportretten van Eva Besnyö en Rineke Dijkstra. Uit deze portretten spreekt – om bij Berens aan te haken – duidelijk wat zij voelden, wat dat met hen deed en hoe dat aankwam.
In het vervolg valt ook bekend werk, van Mondriaan, Van Doesburg en Paul Citroen, naast onbekende maar indrukwekkende kunst te bewonderen, zoals het filosofisch aandoende beeld ± (plusminus) van Antoine Berghs (1997).
Hoofd en lichaam verbonden
Verder lopend kom je Citroen weer tegen, zoals ook met andere kunstenaars gebeurt. Zo wordt ook hierdoor een ontwikkeling getoond en worden de kunstenaars niet in een hokje gestopt, maar vergeleken met internationale ontwikkelingen.
In de zaal met surrealistisch werk wordt een zelfportret getoond van Gerrit van ’t Net. Hierop zijn hoofd en lichaam verbonden door middel van een porseleinen flesje, hetgeen herinneringen oproept aan het werk van Frida Kahlo. Zoals Hendrik Valk doet denken aan Magritte.
Marinus Boezem, The Absence of the Artist, 1970-1995. Courtesy Upstream Gallery Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij
Het zelfportret, de maatschappij en concepten
Verschillende zelfportretten richten de blik naar binnen. Mooi in dit verband zijn een krachtig zelfportret van de sterke Gisèle d’Ailly-van Waterschoot van der Gracht dat zij pal na de Tweede Wereldoorlog maakte, en een indrukwekkende video van Mathilde Heijne van een vrouw die zichzelf in brand steekt.
De identiteit (sekse, culturele achtergrond en dergelijke) komt in de loop van de tijd in het zelfportret steeds meer onder druk te staan. Afwezigheid van een persoon speelt een rol in een installatie van Marinus Boezem: een lege stoel, een paar lakschoenen en een borduurraam. Ook wordt in dezelfde zaal een sterke, en bekende video getoond: Piëta van Erzsébet Baerveldt.
Ik als de ander
Tenslotte toont de tentoonstelling werk waarin het ik een andere identiteit aanneemt, van clown tot acteur. Mooi zijn de installaties – of eerder egodocumenten?, zoals Sandra Kisters zich in de fraaie begeleidende publicatie bij de tentoonstelling afvraagt – van Caspar Berger en Maria Roosen die glas met wol verbindt.
Aan het eind wordt aangeknoopt bij de figuratieve kunst waarmee de tentoonstelling opent, door de nieuwe figuratieve kunst van Alphons Freymuth. De cirkel is rond.
Begeleidende publicatie: Spiegeloog (Uitgeverij Waanders) € 19,95
Spiegeloog. Het zelfportret in de Nederlandse kunst 1900-2015
Gezien in: Museum Arnhem, ArnhemNog te zien tot: zondag 24 januari 2016
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Londen, schreeuwerig West End en een blokkendoos aan de Theems
/ 0 Reactiesdoor: Elisabeth Oosterling0 SterrenNu de herfst iedereen guur wakker heeft geschud, is ook het laatste restje zomergevoel verdwenen. Exit t-shirts, exit terrasjes – en waar heb je je sjaal ook alweer gelaten? Theaterbezoekers zijn opgeschrikt uit hun zomersluimer na biertjes op festivalterreinen van Noorderzon in Groningen tot Boulevard in Den Bosch. De theaters zijn weer open, het seizoen is volop begonnen.
Opdat we met z’n allen niet al te diep weg te zakken in het rode pluche, kijkt 8WEEKLY over de grens, zo halverwege de herfst van dit nieuwe theaterseizoen. Gastredacteur Elisabeth Oosterling pakte de trein naar Londen en struinde door de Engelse hoofdstad. Daar bezocht ze twee voorstellingen van het grootste gesubsidieerde gezelschap van Engeland, het National Theatre: The curious incident of the dog in the night-time en The red lion. Wat doen al die toeristen toch in het theater?
Hoeveel theaters we in Nederland ook hebben, zoiets als West End kennen we hier niet. Zelfs Amsterdam kent geen stadsdeel waar de voorstellingstitels je zij aan zij tegemoet glimmen en – het moet gezegd – het pretparkgevoel nooit ver weg is. Maar of je er nou van houdt of niet: in Londen kun je onmogelijk heen om dit musicalwalhalla waar Les misérables al dertig jaar speelt en Agatha Christie’s The Mousetrap zelfs ruim zestig jaar op de planken staat. Dit is het Broadway van Groot-Brittannië met bijna veertig theaters die permanent bespeeld worden. Is de keus voor het Nederlands musicalpubliek toch vooral beperkt tot het Beatrix Theater in Utrecht of het Circustheater in Scheveningen; in Londen spelen ruim twintig musicaltitels tegelijkertijd. Klassiekers (naast ‘Les mis’ bijvoorbeeld Miss Saigon), maar ook nieuwe producties als The book of Mormon uit 2011 of Kinky boots uit 2012.
Musicals en toegankelijkheid?
Bij een bezoekje aan West End struikel je over de toeristen die rustig een paar tientjes neertellen voor een Britse musical. West End is hypercommercieel – je voelt de handel vibreren als je door de straten rond Leicester Square struint. Titels op felgekleurde affiches vechten om voorrang in je blikveld, op praktisch iedere straathoek prijkt een schreeuwerig ‘tickets’ je tegemoet. Maar ook gesubsidieerd theater vecht om een plekje in de schijnwerpers tussen al dat commerciële geweld. Zo speelt in het Gielgud Theatre, het theater naast de schouwburg waar Les Misérables te zien is: The curious incident with the dog in the night-time. Deze theaterbewerking van het succesvolle boek van Mark Haddon ging in 2012 in première en won in 2013 maar liefst zeven Laurence Olivier Awards – de Engelse equivalent van de Musicalawards. Nog steeds zijn de zalen goed gevuld en speelt de voorstelling, na een tournee door het Koninkrijk, nog bijna iedere avond (soms zelfs meerdere keren per dag). The curious incident doet wat betreft publieksbereik misschien denken aan een musical, maar liedjes kent de voorstelling niet. Oftewel: dit is ‘gewoon’ toneel voor een groot publiek. Onder de vleugels van het National Theatre hebben bewerker Simon Stephens en regisseur Marianne Elliott een productie gemaakt die zeer toegankelijk is, maar zeker eer doet aan Haddons roman. In een wiskundig-futuristisch decor ontvouwt zich het verhaal van de autistische Christopher (Siôn Daniel Young) die een zoektocht begint naar de ‘moordenaar’ van zijn buurvrouws hond. Doordat de voorstelling permanent in het Gielgud staat, is er ruimte voor een decor met allerlei indrukwekkende foefjes. Als Christopher naar Londen reist, verkleint het ruimtelijke toneelbeeld tot een smal metrostation, Christopher rent over wanden, in een andere scène duiken van alle kanten treintjes op. Het decor blijft verrassen en waarborgt de vaart in de voorstelling. Gecombineerd met het strakke spel van de acteurs (de indrukwekkende Young aan kop) en de heldere tekst, is The curious incident geschikt voor een breed publiek. Het verhaal verveelt nergens, maar als het toch wat tekstueel wordt, schuift er weer iets tevoorschijn (of opzij) in het toneelbeeld en is gapen nog steeds geen optie. The curious incident is eenduidig, maar verliest – knap genoeg – nergens haar poëtische klank.
Toneel van eigen bodem?
Adopteren we in Nederland veel musicals uit het buitenland: in Londen spelen opvallend veel voorstellingen zich af op eigen bodem. Het recente (en door de pers bejubelde) Bend it like Beckham bijvoorbeeld, gebaseerd op de Britse romcom uit 2002. Of musicalhit Billy Elliot en klassieker Mary Poppins – allemaal spelen zich ze af in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel Nederland de afgelopen jaren aan een nationalistische inhaalslag lijkt begonnen (met musicals als Ciske de Rat, Petticoat, Zij gelooft in mij en Moeder, ik wil bij de revue) is dit verschijnsel in Engeland nog prominenter. Zo’n typisch Britse voorstelling is ook The red lion, een productie die niet op West End speelt, maar in de indrukwekkende blokkendoos van het National Theatre aan de Theems.
Hoewel The red lion, net als The curious incident, uit de portefeuille van het National Theatre komt, verschillen de voorstellingen als dag en nacht. The red lion van Patrick Marber vertelt het verhaal van voetbaltalent Jordan (Calvin Demba) die heen en weer wordt geslingerd tussen loyaliteit aan zijn (teloorgaande) club en het grote geld bij andere clubs. Het toneelstuk speelt in de kleedkamer van de armoedige voetbalclub. In een reeks opeenvolgende scènes gaan drie acteurs de confrontatie met elkaar aan. Naast Jordan verschijnen coach Kidd (Daniel Mays) en het club-manusje-van-alles Yates (Peter Wright) ten tonele. In vergelijking met The curious incident doet The red lion een stuk ‘naturalistischer’ aan. De kleedkamer is zo waarheidsgetrouw mogelijk nagebouwd. Gedurende het stuk rolt het verhaal zich keurig chronologisch uit. Er wordt nauwelijks geabstraheerd of gespeeld met de theatrale ruimte. Een beetje volgens het principe: wat er is, is er; wat je niet ziet, is er niet. (Of nou ja, achter die kleedkamer zijn de douchejes en buiten het clubhuis is een grasveld, maar dat wordt allemaal netjes gesuggereerd.) De personages leven in dat decor, proberen – al spelend – de realiteit te benaderen. Binnen de muren van die kleedkamer botsen ondertussen belangen en ego’s op elkaar, tot het beklemmende slotakkoord van de voorstelling. (Een slotakkoord dat trouwens zo volledig wordt uitgespeeld dat iedere misinterpretatie onmogelijk is.)
Niet op West End, geen musical en toch blijkt ook The red lion toegankelijk voor een onverwacht publiek. Door het ‘volkse’ onderwerp zitten er een paar jongens in de zaal, die je – op het eerste gezicht – eerder langs de lijn van een voetbalveld zou verwachten dan in dit moderne Dorfman Theatre. In Londen blijkt de drempel voor theaterbezoek soms verrassend laag. Lager dan in Nederland? Maar dan hebben wij natuurlijk ook niet zoiets als West End en geen blokkendoos aan een rivier die onze hoofdstad doorklieft.
Then again, in Londen weten ze niet dat er op een Amstel na de voorstelling toch echt een schuimkraag hoort.
Misschien ook iets voor u
Via eigen problemen naar maatschappijkritiek
Fresku maakte eerder al een sterk (en gelijknamig) debuutalbum in 2010, waarmee hij zichzelf op de kaart zette bij hiphopliefhebbers. Daarna volgde Maskerade (2012), dat wat wisselvallig was, maar uiteindelijk ook gewoon overtuigde. Nu is plaat nummer drie gearriveerd, die Fresku’s status consolideert.
Aan Nooit Meer Terug ging een aantal singles vooraf. De eerste, ‘Ik Wil’, viel niet erg op; het was een nummer over Fresku’s twijfels en onzekerheden, eigenlijk zoals hij er al veel meer had gemaakt. ‘Kreeft’ was een gewoonweg fijn nummer waarop Fresku zijn humoristische kant weer liet zien. Maar met de derde single was het écht raak: ‘Zo Doe Je Dat’ zorgde voor opschudding. Het nummer was een aanklacht aan het adres van radiostations, en dan vooral aan 3FM, omdat er te weinig hiphop op de radio zou komen.
‘Zo Doe Je Dat’ is een soort korte hiphopopera geworden. Producer Teemong kruipt in zijn briljante couplet in de huid van een radioprogrammeur: ‘Het heeft niks te maken met huidskleur / We weten wat ons publiek het liefst luistert / Doe je rapjes met een melodietje / Gebruik geen slang, dat klinkt te negroïde’. Verderop zingt Fresku een Engelstalig refreintje met een warrige tekst, eigenlijk zoals je ze zoveel op de radio hoort: een geslaagde pastiche op de vage, nietszeggende teksten van veel rockbands en singer-songwriters.
Angstcultuur
Fresku heeft, net zoals op zijn vorige platen, weer veel te vertellen. Soms valt hij wat in de herhaling of is hij wat moralistisch met teksten over de losse seksuele moraal van velen. Daar staat het ijzersterke slotnummer ‘Angst’ tegenover, waarin de hedendaagse angstcultuur en de behandeling van islamieten behandeld wordt. Ook de media krijgen ervan langs: ‘Waar is het nieuws als moslims levens redden / Of als neonazi’s moskeeën tergen?’ Maar hij betrekt zijn eigen situatie er ook bij (hij is immers zelf ook moslim en niet-blank): ‘Is dit nou veiligheid? Ik voel me minder safe / Want jouw beveiliger mishandelt en fouilleert me steeds / En niet op basis van m’n daden, maar m’n kenmerken’.
Producer Teemong leverde al eerder uitstekende beats voor Fresku, maar zet zichzelf met Nooit Meer Terug echt op de kaart. Hij heeft alles geproduceerd, en laat een fraai geluid horen. Veel nummers hebben een snufje jaren tachtig-pop meegekregen (die beat van ‘Trots’!), of een flinke scheut van de atmosferische r&b van bijvoorbeeld Drake. De nadruk op synthesizers zorgt ervoor dat album als geheel ook een duidelijk geluid heeft, in tegenstelling tot Maskerade, dat soms alle kanten op schoot.
Maatschappijkritiek
Eerlijk is eerlijk, net als Maskerade is Nooit Meer Terug weer tien tot vijftien minuten te lang en hadden er makkelijk wat nummers weggelaten kunnen worden. Het eerste deel van de plaat is gewoon heel sterk, en ook ‘Ik Wil’ komt op het album echt tot bloei. Daarna gaat het tempo wat omlaag en zijn de nummers wat minder overtuigend, op het fantastische ‘Alzheimer’ na. Daarin ontmoeten de serieuze en melige kant van Fresku elkaar; de tekst heeft afgezaagde passages in het Duits, flauwe grappen, en een pijlsnelle verse over ‘rappers zien nog steeds m’n penis als ze mediteren’, maar het gaat eigenlijk over de angst om vergeten te worden. Die extra laag komt hard aan.
Fresku’s onzekerheden zijn ook deze keer weer een belangrijk thema. Maar de grootste kracht van Nooit Meer Terug is uiteindelijk dat hij om zich heen kijkt en hij niet in zijn eigen problemen blijft steken, maar die vaak aangrijpt voor scherpe maatschappijkritiek. Dat maakt het eenvoudig om die paar mindere momenten en te lange speelduur door de vingers te zien.
Fresku
Album: Nooit Meer TerugPrijs: 15,99
Aantal tracks: 14
Link: Fresku.com
Misschien ook iets voor u
Stop met afdwingen!
Inleiding taoïstische filosofie is een boek van een aantal sinologen en kenners van de oosterse filosofie dat tracht de vaak lastig te begrijpen gedachten uit het verre Oosten in moderne, toegankelijke taal te vangen. Dat is verrassend goed gelukt.
Vandaag de dag worden we geconfronteerd met talloze zaken die ons bestaan bedreigen. Er heerst een economische crisis, die ons in onzekerheid dompelt. Er is sprake van een klimaatverandering waarvan de gevolgen niet te overzien zijn, doch niet in ons voordeel zullen uitvallen en overal in Europa is er sprake van politieke crises en onrust. Sociologen, historici, politicologen en filosofen zijn druk doende te duiden wat er aan de hand is.
Ook op individueel vlak kennen we ondanks onze enorme welvaart (we leven als vorsten) een heel scala aan ongemak. Vage lichamelijke klachten zijn aan de orde van de dag. Een zeurende psyche en een onvermoeibare zoektocht naar geluk – zonder dat we precies weten wat geluk nou is – putten ons fysiek en psychisch uit. We laten ons leven, we voelen ons gevangen door onze agenda’s en verplichtingen. Wat dat betreft zijn we als vorsten, al is het lastig genoeg om ons eigen leven te besturen, laat staan een hele staat.
Te midden van deze chaos, wat nou te doen?
Herbronnen
Het antwoord op veel, zo niet alle hedendaagse problemen is terug te vinden in de oude Chinese filosofie, het taoïsme in het bijzonder. Een belangrijk filosofisch concept in met name het taoïsme is het wu wei. Simpel vertaald betekent dat: niet-doen. En dan is er een belangrijke zegswijze uit deze zelfde filosofie: wu wei er wu bu wei: wanneer niet-doen wordt gedaan blijft niets ongedaan. Ga er maar aan staan. De kern van het taoïsme gehuld in nevelen.
Toch is de Daodejing van Laozi tot het op een na meest gelezen boek ter wereld (de Bijbel staat op nummer 1). Blijkbaar zoeken (en vinden) veel mensen een houvast in de Daodejing, hetgeen ‘boek van de weg en de deugd’ betekent, ondanks dat het zo’n lastig te begrijpen boek is. Een begrijpelijke inleiding in dit geschrift en de hieruit voortgesproten filosofie is dan ook zeer wenselijk. De vier auteurs van Inleiding taoïstische filosofie zijn hier alleszins in geslaagd.
De opbouw van dit boek zit goed in elkaar. Als een zacht kabbelend beekje vaar je op je vlotje langzaamaan nieuwsgierig dieper de taoïstische filosofie in, aan de oevers van ondertiteling voorzien door de auteurs. Eerst wordt door Michel Dijkstra een historische context geschapen: vanuit welke achtergrond ontstond het taoïsme? Dan voert René Ransdorp ons mee naar het hart van de Daodejing. Niet alleen het wu wei, ook het ziran (vanuit zichzelf zo zijn) komt aan de orde. Woei-Lien Chong gaat op verhelderende wijze in op de karakters van Wu en Wei. Haar uiteenzetting van deze karakters is buitengewoon verrijkend, zelfs voor degenen die zich al een tijd interesseren voor het taoïsme. Jan de Meyer vertelt over de leegte en het concept hiervan in de bredere taoïstische literatuur en weet, evenals de taoïsten zelf, soms zeer grappig uit de hoek te komen. Hij prikt de illusie door dat filosofie en religie in het oude China gescheiden zouden zijn. Tot slot legt Michel Dijkstra een brug tussen het taoïstische denken en het zenboeddhisme, met name in de poëzie van Dogen, een Japanse zenmeester uit de dertiende eeuw. In het nawoord volgt een taoïstische visie op ecologie. Ondanks de vele jaren die deze ecologische visie oud is, is ze verrassend actueel.
Verdwaald
De taoïsten zagen in de tijd dat ze opkwamen (ten tijde van de Periode van de Strijdende Staten van 475 tot 221 voor Christus), wat een te veel doen, een te dwangmatig ingrijpen en een te groot belang aan zogenaamd nuttige zaken voor kwalijke gevolgen had. Allerlei waarden als onderwijs, zorg en kunst worden onderworpen aan de vraag of het economisch wat oplevert. Omgezet in cijfers waarmee tegelijkertijd de creativiteit van de kinderlijke natuur gesmoord wordt. Ondanks alle technologische vooruitgang, alle vergaarde kennis over een gezonde samenleving en psyche zijn we nog dagelijks verdwaald in oorlogen, financiële crises en een voor onze ogen stervende natuur.
Er is een andere weg.
Inleiding taoïstische filosofie. Leven vanuit niet-doen
Schrijver: Michel Dijkstra (red.), René Ransdorp, Jan de Meyer en Woei-Lien ChongUitgever: ISVW Uitgevers
Prijs: 14,95
Bladzijden: 184
ISBN: 9789491693526
Misschien ook iets voor u
Achter de schermen bij acht jongens
“Do it! Just do it!” Deze zinnen uit het vele malen geïmiteerde motivatiefilmpje van Shia LaBeouf geven de kern van de voorstelling 100% Selfmade aan. Acht jongens geven een kijkje achter de schermen bij hun repetitieproces voor het maken van de voorstelling.
We zien hoe de jongens zich opwarmen, bewegingen aanleren vanaf een filmpje op de laptop, elkaar helpen bij stukken choreografie en improviseren. Ook zien we via een projectie hoe het er achter de schermen uit ziet: de kleding, stoelen, spullen (en soms dansers) die er liggen. De projectiewand wordt omgedraaid, waardoor het toneelbeeld een complete repetitieruimte wordt, inclusief kleding en spiegels. Het leuke aan dit veelzijdige beginbeeld is dat we de jongens een beetje leren kennen: wie het buitenbeentje is, wie beter is in welke dansstijl en wie de leiding neemt. Hierdoor is het een leuke introductie, maar ook een scène die lang aanvoelt. Er worden namelijk niet veel hints gegeven over de rest van de voorstelling, mijn blik wordt te weinig gestuurd, waardoor het onduidelijk blijft welke kant de voorstelling op zal gaan.
Hilarisch maar gemiste kansen tot diepgang
Na de kennismaking met de acht jongens, allen met een achtergrond in breakdance/b-boying en sommigen ook met een modernedansopleiding, zien we in de opvolgende scènes hoe ze de voorstelling zelf maken. Om beurten tonen ze elkaar ideeën voor scènes die in de voorstelling zouden moeten komen, inclusief het aanvragen van het licht, veranderen van de achtergrondfilmpjes en het commentaar van de anderen achteraf. De volgorde van deze scènes lijkt onwillekeurig en is chaotisch. Toch komen de jongens ermee weg door hun oneindige charme en humor. Wat wel een gemis is, is dat de momenten waarin de jongens hun talent laten zien ook worden overschaduwd door humor. Zo worden we bijvoorbeeld tijdens de indrukwekkende moves à la James Brown afgeleid door de grote bos haar die de danser los gooit. De bewegingen krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Daardoor laten de dansers kansen lopen om (ook andere kanten van) zichzelf echt te laten zien en vooral ook meer diepgang in het werk toe te laten.
Een luchtige conclusie
Aan de hand van een lijstje “wat moet er in de voorstelling komen?”, dat via een projector te zien is, wordt de nadruk gelegd op de vraag hoe je eigenlijk een voorstelling maakt? Hoe zorg je dat datgene wat je bedacht hebt, ook daadwerkelijk op de goede manier erin komt? Dit, in combinatie met een flinke dosis zelfspot, zorgt voor meerdere uiteenlopende momenten waarop er hardop wordt gelachen. Na alle ‘repetitiescènes’ is de nieuwsgierigheid naar het moment van de waarheid flink opgebouwd: gaat het de jongens lukken om een voorstelling te maken en wat komt erin? Het antwoord: just do it! En zo doen de jongens ook. Als je een serieus en gevat einde verwacht, is het een teleurstelling. Maar wat is er belangrijker, het doel of de weg ernaartoe? Wat zeker is, is dat je met een lach op je gezicht de zaal uit loopt. De combinatie van zelfspot en een heleboel charme en theatraliteit maakt 100% Selfmade een luchtige voorstelling voor iedereen, maar met gemiste kansen tot meer dan dat.
Dox/Maas Theater en Dans - 100% Selfmade
Artiest: DOX/Maas Theater en DansGezien op zaterdag 17 oktober 2015 in Maastheater, Rotterdam
Nog te zien tot dinsdag 16 februari 2016
Misschien ook iets voor u
Pleidooi voor diepgang
De klassieker La rebellion de las masas werd dit jaar opnieuw vertaald door Spanje-kenner en filosoof Diederik Boomsma. Het boekt stamt uit 1930: is het pleidooi 85 jaar na dato nog altijd relevant?
Voor iedereen die geïnteresseerd is in het karakter van de moderne mens, is dit boek een aanrader. Sterker nog: het is wellicht interessanter voor iemand uit 2015 dan voor iemand uit de tijd van Ortega y Gasset. Daarover straks meer. Allereerst: waar gaat over?
Massamens
Het onderwerp van het boek is de massamens. Wat is dat? Het moet niet verward worden met een bepaalde sociaal-economische klasse. De massamens vindt men overal, zowel onder rijken als armen en zowel onder hoger- als lager-opgeleiden. De opkomst van dit type mens is het gevolg van de enorme vooruitgang die sinds de negentiende eeuw is geboekt. Door de Industriële Revolutie zijn de mogelijkheden van de burger toegenomen, door de Franse Revolutie zijn rechten. Ortega y Gasset prijst deze verworvenheden, maar wijst in dit boek op de negatieve kanten. Die bedreigen al deze verworvenheden, zo meent hij.
Door de toegenomen mogelijkheden en rechten is de massamens niet meer gewend beperkingen en grenzen aan zichzelf op te leggen. Alles kan en ik heb overal recht op, zo lijkt de massamens te denken. En daarom is hij zo ondankbaar. “Geen mens is dankbaar voor de lucht die hij ademt, omdat niemand de lucht heeft gemaakt,” schrijft Ortega y Gasset. “De materiële en sociale verworvenheden van de samenleving lijken tegenwoordig volmaakt en natuurlijk. Deze verwende massamens is dom genoeg om te geloven dat zij even spontaan zijn ontstaan als de lucht en hem op dezelfde manier gratis ter beschikking staan.”
Diepgang
Men zou moeten weten waar alles vandaan komt, zo luidt Ortega y Gassets pleidooi. We nemen het gemak van een auto voor lief zonder dat we beseffen dat een eeuwenlange beschaving die onderzoek en wetenschap mogelijk maakte, daar een voorwaarde voor is. Dit geldt niet alleen voor technische verworvenheden maar ook – en dat is wellicht nog belangrijker – voor sociale verworvenheden. Onze liberale democratie en onze rechtsstaat zijn eveneens het gevolg van een beschaving die bepaalde deugden cultiveert en van mensen die zich hiervoor hebben ingespannen. We moeten daar volgens hem dankbaar voor zijn. Die dankbaarheid is geen doel op zich: pas als we weten hoe fragiel de democratie is, zijn we in staat haar te verdedigen en weerbaar te maken. “De beschaving is er niet spontaan en vanzelf, en houdt zichzelf niet in stand. Onze wereld is kunstmatig en heeft dus ‘kunstenaars’ nodig.”
Ortega y Gassets boek is in wezen een pleidooi voor diepgang. De sociale verworvenheden zijn slechts van oppervlakkige waarde: we moeten onder de motorkap kijken willen we verborgen anatomie van de democratische rechtsstaat begrijpen. En dit pleidooi zouden ook wij 21ste-eeuwers niet in de wind moeten slaan. Ortega y Gasset is zo visionair dat zijn analyse zelfs meer op deze tijd van toepassing lijkt dan op de tijd waarin hij het schreef. Bovendien komt het boek nu intellectueel gezien beter tot zijn recht. Ortega’s pleidooi werd in zijn tijd vooral gezien als waarschuwing voor de dreiging van het fascisme en communisme. Die dreiging van die totalitaire ideologieën is vandaag de dag afwezig en dat maakt de huidige lezer ontvankelijker voor Ortega’s diepere (opbouwende) kritiek op de liberale democratie. Behalve over de dreiging van het fascisme en communisme schrijft hij namelijk over de zelfondermijnende factoren van de liberale democratie die, als we niet uitkijken, het hele systeem van binnenuit aanvreten. Zo’n waarschuwing, die ook nog eens heel bloemrijk is opgeschreven, zouden we in een tijd dat de liberale democratie weer onder druk staat, niet naast ons neer moeten leggen.
De opstand van de massamens
Schrijver: José Ortega y GassetUitgever: Lemniscaat
Prijs: 34,95
Bladzijden: 272
ISBN: 978904770686
Misschien ook iets voor u
Verstilde ervaringen die ontroeren
Leven is kunst, kunst is leven, is de toepasselijke titel van een overzichtstentoonstelling van een oeuvre dat de Chinese gangbare politieke statement-kunst naast zich neerlegt. Song Dong heeft een eigen, oprechte en menselijke stem.
Original Fake, Cream Grass
© Song Dong courtesy of Pace Beijing
‘Je mag hier met water tekenen’, fluistert een meisje tegen haar vriend. Interactieve kunst”, lacht ze ongemakkelijk. De kunstwerken van de Chinees staan symbool voor iets – hij vangt ervaringen. Zijn wereld is rustig en helder en elk kunstwerk lijkt een residu van een beweging.
In de eerste grote zaal aan de rechterhand komt de bezoeker het concept van The Waterdiary tegen; de zelf uitgevonden praktische uitvoering van een misschien wel Westerse behoefte in combinatie met een Oosterse leer van vluchtigheid- de Tao. Zijn emoties en gevoelens besloot de kunstenaar op een blok steen in water te kalligraferen. Zo raakte hij ze kwijt, zonder dat hij iets vastlegde. Het is een zeer prettige ervaring, zo zegt hij in een van de zaalteksten. Een paar zalen verder heeft hij dan ook een verrassing: de bezoeker mag het zelf ook doen.
Water roerbakken
Nadat de bezoeker de grote openingstekst gelezen heeft komt hij in een klein zaaltje terecht waar aan de muren video’s hangen. Het zijn voorbeelden van geëvolueerde ‘Apartment art’, zo leert de zaaltekst – kunst die eerst alleen voor vrienden en familie werd gemaakt.
Alle video’s laten handelingen zien waarbij alleen de video overblijft- een vaak voorkomend gegeven in de Westerse videokunst. Bijvoorbeeld de film Frying Water. Het water verdampt, op hoog vuur, er wordt rustig in geroerd. In de video’s waarin zijn vader een rol speelt wordt al duidelijk waar Song Dong eigenlijk groot in is: zijn voornaamste thematiek is hoe iedereen familiebanden en persoonlijke ervaringen beleeft. Daarbij zet hij zijn kunst in om familieproblemen op te lossen.
Waste Not, 2005
Courtesy Song Dong en Tokyo Gallery en BTAP
Nuttige bewaardrang
Een van die dingen waarvoor Song Dong de kunst bijvoorbeeld toepaste was het heftige rouwproces van zijn moeder na de dood van zijn vader – ze kon niet stoppen met dingen verzamelen, maar ze verzoop daarin. In de installatie Waste Not laat hij haar de kunstenaar zijn. ‘Dit maakte mijn moeder erg gelukkig. “Het was dus toch nuttig die dingen te bewaren!’” riep ze uit’, vertelt hij hierover.
Het Coop Himmelblau paviljoen is er met zijn grove uitstraling perfect voor: het lijkt of er een soort garage sale gaande is. Geuren overheersen: hout, stof, slaapkamer-mens-geur. Esthetisch is het zeer prettig om de orde die er in de chaos is aangebracht te zien. Bezoekers slaan hand voor hun mond als ze de hoek om slaan. ‘Je zal maar zo’n moeder hebben’, zegt er één.
Touching
‘Toen kon ik de kracht van de kunst echt voelen, daar ben ik de kunst echt dankbaar voor.’ De zaaltekst van Touching my father is bedoeld om getuigenis te doen van een ander belangrijk moment in Song Dongs leven. Het kunstwerk: een (video van) een virtuele hand die op een beeld van zijn vader wordt geprojecteerd. Vader werd live gefilmd en deed op dat moment zijn bovenkleding uit. Zo leek het of hij hem huid op huid aanraken kon. De kunstenaar was zeer ontroerd, zo dicht was hij nog niet bij zijn vader geweest.
In het gastenboek is ‘ontroering’ het woord dat het vaakst voorkomt. Song Dong wil communiceren, hij wil dat de bezoeker zijn ervaringen begrijpt en omdat die zo universeel en menselijk zijn is dat wat deze tentoonstelling je als bezoeker oplevert: ontroering.
Misschien ook iets voor u
Inspirerend, verrassend en betaalbaar
Van 6 oktober tot en met 10 oktober konden we genieten van de derde editie van Art The Hague in de Fokker Terminal in Den Haag. Dit jaar deden er 45 galeries mee, waar werk van ruim 200 kunstenaars werd getoond. Er is echter een vraag die aan het denken zet. Wordt de beurs nog wel gedomineerd door het Haagse?
De beurs werd geopend door Rudi Fuchs in aanwezigheid van zo’n 1.500 bezoekers. Fuchs is kunsthistoricus en voormalig directeur van diverse musea voor moderne kunst. Op de ruim opgezette beurs in de prachtige industriële ruimte van de Fokker Terminal kwam de kunst goed tot zijn recht. Bovendien werd er bij binnenkomst direct een heldere plattegrond uitgereikt.
Behalve gerenommeerde galeries als Nouvelles Images en Galerie Ramakers uit Den Haag, namen ook jonge galeries, zoals Kers Gallery uit Amsterdam, deel aan de beurs. De beurs verraste ons met werk van een aantal internationale topkunstenaars zoals: Helen Sears (Wales), Heri Dono (Indonesië) en Emily Kame Kngwarreye (Australië). Zij presenteren hun werk ook op de Biënnale van Venetië. Zo toonde Galerie Wit werk van herman de vries (“geen hoofdletters graag!”), de Nederlandse inzending voor de Biënnale. Zijn werk is daar nog tot 22 november 2015 te zien.
Er was op de beurs voor iedereen wel iets van zijn of haar gading te zien. Fotografie, teken-, schilder-, beeldhouwkunst, figuratief en abstract, wisselden elkaar af. Het streven naar een beurs met betaalbare kunstwerken pakt goed uit. De prijzen variëren van 300 euro tot duizenden euro’s. Maar ben je echt verliefd geworden op een werk, dan kun je bij veel galeries gebruik maken van de kunstkoopregeling, zodat je een werk kunt kopen met een aanbetaling en renteloze lening.
Lisa Carletta, Just a few clouds between us…, 2015.
Highlights
Veel standhouders waren enthousiast om over het werk van hun protegées te vertellen. Dat maakte het des te interessanter. Een mooi voorbeeld hiervan was Just a few clouds between us… (2015), het meest recente werk van de Belgische fotografe Lisa Carletta. Door de standhoudster van Sophie Maree Gallery uit Den Haag werd op het achterliggende verhaal gewezen. Carletta ensceneert haar foto’s tot in detail. De serie vertelt over haar ervaringen toen ze verhuisde naar Londen. Je ziet een jong meisje, in prachtige, fel gekleurde en gedetailleerde kleding, die dromend voor zich uit staart. Aan haar voeten staan een paar koffers. Wat zal de toekomst haar brengen? Het beeld vermengt herkenbaarheid met nostalgie. Carletta creëert een herkenbare, maar toch ook nieuwe wereld waarin ze haar verhaal vertelt. Dat werkt vervreemdend en uit zich in alle werken van deze serie.
Justine Tjallinks, Hurt, uit de serie Silk
Bij dezelfde galerie was ook het werk te zien van de Nederlandse fotografe Justine Tjallinks. Imperfecte meisjes uit Aziatische landen worden verborgen gehouden en hebben geen stem. Ze worden gedwongen een geïsoleerd leven te leiden. Haar portretten laten prachtige jonge Aziatische meisjes zien in hun eenzaamheid en verdriet. Een statement dat je aan het denken zet.
Een bontjas zo gedetailleerd en op ware grootte getekend, gaf het gevoel dat je hem zo kon aantrekken. Een van de tekeningen van Ingrid Berger getoond door Galerie Adorable Art & Design uit Den Haag.
Nieuw
Een aanwinst voor de beurs was de aanwezigheid van Aboriginal Art Gallery uit Rotterdam, met prachtig werk van hedendaagse inheemse Australische kunst. Deze kunst komt voort uit traditioneel gebruik van symbolen, afbeeldingen en tekens. Heel terecht dat deze kunst meer onder de aandacht komt.
Matthieu Klomp, Muur van de Waarheid, 2014
Er was ook ruimte voor jong talent. Zeer opvallend was het werk van Matthieu Klomp, gepresenteerd door Kers Gallery uit Amsterdam. Klomp maakt sculpturen van plastic folie. In zijn werk zet hij het historische, heroïsche af tegen het alledaagse. Dat doet hij door in plaats van marmer, plastic te gebruiken. Terwijl het plastic refereert aan marmer is het tegelijkertijd een goedkoop alledaags wegwerpproduct met een eeuwigheidswaarde. Marmer erodeert, plastic vergaat niet.
Hoewel de beurs Art The Hague heet, sluiten ook steeds meer galeries uit andere steden aan. Het verschil met de KunstRai, oorspronkelijk ontstaan uit Amsterdamse galeries, is eigenlijk niet zo groot. Dezelfde galeries presenteren zich daar ook. Naast liefde voor de kunst blijft het hoogste streven… kunst verkopen!
Terugblik Haagse Kunstbeurs Art the Hague
Gezien in: Fokker Terminal, Den HaagMisschien ook iets voor u
Bezemsteel, haardvuur, ketel en kat
Curator Dunja Hak vraagt op de multimediatour bij de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent aan de bezoeker bij het laatst getoonde schilderij, Heksensabbat van Leonaert Bramer, wat er op dit schilderij ontbreekt. Het antwoord luidt: een haard.
Een haardvuur is één van de attributen die je op zo’n heksensabbat aantreft. Naast een bezemsteel, een ketel en een, meestal zwarte, kat. Dat het haardvuur bij de Delftse schilder Bramer ontbreekt, heeft volgens Hak tot gevolg dat de voorstelling minder leesbaar wordt: gaat het hier wel om een heksensabbat?
De consequentie die zij hieraan verbindt, lijkt ook het uitgangspunt van de expositie: close reading van de kunstwerken uit de tijd van heksenvervolgingen in de Nederlanden (1450-1700). Weinig meer en niets minder. Van voornamelijk kunstenaars die, in de voetsporen van Pieter Bruegel, heksen verbeeldden.
Heksenfluit-versierd-met-doodshoofd-en-rattenpoot-ca.-1850-Collectie-MAS-Museum-aan-de-Stroom-Antwerpen-foto-Louis-de-Peuter
Bruegel
Bruegel ontwierp in 1565 twee heksenprenten: Jacobus bij de tovenaar en Jacobus en de val van de tovenaar (Rijksmuseum Amsterdam); voorstellingen van het verhaal van Jacobus en Hermogenes. Laatstgenoemde is de verpersoonlijking van het kwaad. Op die prenten vinden we de vier standaardattributen (bezemsteel, haardvuur, ketel en kat) voor het eerst terug.
De tentoonstelling laat zien hoe dit iconische beeld zich ontwikkelde, tot aan fragmenten uit griezelfilms voor kinderen uit onze tijd aan toe. Al zal een doorgewinterde volwassen toneelliefhebber bijvoorbeeld de drie heksen uit Shakespeares Macbeth of Het temmen van de feeks, missen.
Het overzicht wordt in de eerste zaal aangevuld met een onheilspellende wind als achtergrondgeluid. Voor kinderen is dit een leuke toevoeging, net als de virtuele heksenvlucht over Utrecht halverwege de expositie en de Hexpert-tour. Het magische rattenfluitje (Museum aan de Stroom, Antwerpen) zal voor kleintjes echter best eng overkomen: een fluitje uit ca. 1850, versierd met een doodshoofd en een rattenpootje.
Heksen toveren tijdens heksensabbat, Hans Baldung Grien (ontwerper), 1510, Staatliche Museen zu Berlin – Kupferstichkabinett, Berlijn
Schatten
De wind is niet alleen sfeerverhogend, maar slaat ook op de rampspoed die West-Europa in de 16e en 17e eeuw trof in de vorm van noodweer, oorlogen en mislukte oogsten. Het waren immers heksen, in zeven van de tien gevallen vrouwen, die hiervan de schuld kregen en als zondebok dienden. Al was niet iedereen het hiermee eens, zoals ds. Balthasar Bekker, van wie een druk van De betoverde wereld (1691) wordt getoond.
Dit is één van de schatten uit de collectie van het museum zelf. Twee andere voorbeelden, prenten van Hans Baldung Grien (1510), komen uit respectievelijk het Rijksmuseum in Amsterdam en de Staatliche Museen zu Berlin.
Close reading
Het concept van de tentoonstelling is gebaseerd op het proefschrift Vrouwen op den besem en derghelijck ghespoock (2011) van gastconservator Renilde Vervoort. Dit verklaart de louter kunsthistorische insteek, waarbij je je als bezoeker betrapt op het, naast Shakespeare en dergelijke, missen van uitstapjes als het verschijnsel Walpurgisnacht. Tot je je beseft dat dit niet binnen het kunsthistorische accent van de tentoonstelling past. Gelijktijdig met de expositie verschijnen enkele boeken over het fenomeen heksen, waarin – meer dan je in het museum in Utrecht zou verwachten – de nadruk op de theologiegeschiedenis valt, zoals De duivel van Philip C. Almond en Duivelskwartier van Johan Otten. De belangstelling voor heksen leeft nog steeds voort.
In de bus tref ik een meisje voor mij dat in haar mobieltje roept: ‘Meisjes zijn heksen! Jaloers tot en met’. Maar volgens het informatieve, begeleidende boekje bij de tentoonstelling zou althans de bezoeker van de tentoonstelling na afloop beter moeten weten: ‘De volgende keer dat u een afbeelding van een heks ziet met een ketel vol toverdrank, een bezem en een haard dan denkt ú aan een Vlaamse meester’.
De heksen van Bruegel
Gezien in: Museum Catharijneconvent, UtrechtNog te zien tot: zondag 31 januari 2016
Misschien ook iets voor u