Intouchables
Theater / Voorstelling

Weinig ontroerende kopie van filmhit

recensie: Senf Theaterpartners - Intouchables
Intouchables

Mag je de voorstelling Intouchables vergelijken met de gelijknamige Franse filmhit? Een toneelscript als exacte kopie van de film biedt de kijker weinig keus en roept vragen op over het motief van deze theatervertolking.

Met de toneelbewerking van de film Intouchables brengt regisseur Peter de Baan de film uit 2011 naar het theater. Intouchables brengt het waargebeurde verhaal van Philippe Pozzo di Borgo (Huub Stapel), een rijke aristocraat die na een ongeval met paragliden een dwarslaesie oploopt. De straatarme Driss (Cyriel Guds) wordt de persoonlijke verzorger van Philippe. Een theatrale bewerking van de film geeft de kans tot het op een andere manier benaderen van het verhaal. Echter komt dat in deze voorstelling jammer genoeg niet naar voren.

Krachtige band

IntouchablesDe kracht van het oorspronkelijke verhaal zit hem in de band tussen Philippe en Driss. De schatrijke Philippe is een nuchtere kunstliefhebber van middelbare leeftijd uit een familie die al generaties lang het champagnemerk Pommery beheert. Driss is een jonge, kansarme crimineel met een uitzichtloze toekomst uit een Franse banlieue (buitenwijk). Ondanks hun totaal verschillende achtergronden sluiten zij een uiterst ontroerende vriendschap. Philippe heeft genoeg van alle medelijden ten opzichte van zijn handicap en ziet de onconventionele en luchtige benadering van zijn verzorger Driss als een verademing. Zo drijft Driss op een geestige manier de spot met de handicap van Philippe en geeft hij Philippe het gevoel weer te leven.

Ontbrekende chemie

De chemie die in de film ontstaat tussen Philippe en Driss is niet voelbaar in de theaterversie van het verhaal. Er mist een vorm van intimiteit, die wellicht deels te wijten valt aan de letterlijke afstand tussen het toneel en de twintig rijen publiek. Waar daarnaast in de film letterlijk kan worden ingezoomd op subtiele hints van genegenheid, moet het theater het meer hebben van het grote gebaar. Helaas zijn er in de teksten en het spel geen duidelijke keuzes gemaakt om het gebrek aan detail anderszins op te vangen, om zo het publiek echt te raken. De voorstelling is geestig en vermakelijk, maar mist een bepaalde diepgang die de film juist bijzonder en ontroerend maakt.

Schrale interactie

IntouchablesWaar het medium theater het (tot nu toe) wint van film, is op de mogelijkheid tot interactie met het publiek. De monologen van Philippe rechtstreeks gericht tot het publiek, zijn wat dat betreft een aangename toevoeging op de voorstelling. In tegenstelling tot de eerder genoemde fysieke afstand tot het podium, betrekken de monologen het publiek bewust bij het verhaal. Een feestscène waarin de spelers op muziek van Stromae’s ‘Papaoutai’ letterlijk de zaal in gaan om samen met het publiek een feestje te vieren, gaat echter weer net een brug te ver. De carnavaleske sfeer voelt misplaatst en doet afbreuk aan de fijngevoelige sfeer die de artistieke arthouse-film wel heeft.

Breder publiek

De keuze om de film onder te brengen in het theater blijft interessant, gezien het feit dat het geen op zichzelf staande voorstelling is. De film Intouchables trok als een van de weinige arthouse-films een groot, mainstream publiek. Met deze voorstelling wordt dat brede publiek eveneens aangetrokken tot de kunstvorm toneel, een theatergenre met een niet al te populair imago bij deze groep. Dat is een positief effect, hoewel met deze toneelbewerking een strijd tussen het medium theater en het medium film nog lang niet gestreden is.

Adam Johnson
Boeken / Fictie

Pijnlijke prachtvertellingen

recensie: Adam Johnson - Als het lot lacht
Adam Johnson

Het genre van korte verhalen is in Nederland lange tijd een ondergeschoven kindje geweest, maar gelukkig lijkt daar verandering in te komen. Mocht je slechts één korte verhalenbundel lezen dit jaar, laat het dan Adam Johnsons Als het lot lacht zijn.

Met zijn vorige roman Gestolen leven, een epos over het hedendaagse Noord-Korea, won Johnson in 2013 de Pulitzer Prize. Een geweldige prestatie natuurlijk, maar niet eenvoudig te evenaren. Toch presteerde Johnson het om met Als het lot lacht de National Book Award en The Story Prize binnen te slepen. ‘There is poetry and heartbreak on every page’, zo oordeelde de jury van de Book Award. Niet onterecht noemden ze hem een van de meest getalenteerde vertellers van zijn generatie.

Inlevingsvermogen

In zes verhalen toont Johnson zich een veelzijdig schrijver. Zo verplaatst hij zich moeiteloos in een met kanker gediagnosticeerde vrouw wier gezinsleven door haar vingers glipt, een oud-gevangenisdirecteur van de Stasi die het verleden hardnekkig ontkent en twee Noord-Koreaanse deserteurs die een nieuw leven proberen op te bouwen in Zuid-Korea. Het maakt eigenlijk niet uit over wie Johnson schrijft. In ieder verhaal slaagt hij erin geloofwaardige personages neer te zetten. De personages kunnen niets geheimhouden; Johnson biedt de lezer een kijkje in het diepste van hun ziel.

Johnson windt er geen doekjes om: het leven heeft trieste en lelijke kantjes. Hij laat zien dat iedereen wel in een bepaalde strijd is verwikkeld. Op zijn best is hij in ‘Dark Meadow’, een verontrustend verhaal over een getormenteerde pedofiel die voornamelijk in gevecht is met zichzelf. Dark Meadow, zoals hij zich op internet noemt, begeeft zich in het schemergebied tussen dader en slachtoffer. Hij lijkt zijn leven te beteren, maar wordt nog steeds geconsumeerd door de online community waar hij ooit deel van uitmaakte.

Schoonheidsfoutjes

Het is jammer dat er hier en daar een slordigheidje in de tekst sluipt. Zo vertelt een voormalige Stasi-gevangene in ‘George Orwell was een vriend van me’ over haar begane misdaad. In 1985 probeerde ze samen met haar man in West-Berlijn te komen. Ze renden met een glazenwasserstrap naar de muur maar eenmaal boven ontdekten ze dat ze eerst nog een honderd meter lang terrein met prikkeldraad en waakhonden moesten zien over te steken.

Het is ongeloofwaardig dat een inwoner van Berlijn in die tijd niet zou weten hoe de muur was geconstrueerd. Dit soort onvolkomenheden moeten we Johnson echter vergeven. Het zijn slechts kleine rimpelingen in een verder meesterlijke bundeling van vertellingen.

Only the sound remains
Theater / Reportage
special: Van de afdeling Theater: opening Opera Forward Festival
Only the sound remains

Een glimp van gene zijde

De openingsopera van het Opera Forward Festival is een spiritueel spel met waarneming. Vormen doemen op uit de schaduw, klanken rijzen op uit de grond, maar alles vervliegt als je het probeert te vangen. Wat blijft is de nagalm in je hoofd, ingebeeld of niet.

De Amerikaanse regisseur Peter Sellars staat bekend om zijn ongebruikelijke ensceneringen van opera’s, bijvoorbeeld Der Ring des Nibelungen als poppenvoorstelling of La Nozze di Figaro gesitueerd in de Trump Tower. In deze openingsvoorstelling voor Opera Forward is hij minder extravagant en stelt alles in dienst van de muziek van de Finse componiste Kaijo Saariaho. Zij schreef de tweeledige compositie Only the sound remains op basis van twee spelen uit het Nôh-theater, de eeuwenoude Japanse traditie van bewegings- en muziektheater die gekenmerkt wordt door een hoge mate van stilering.

Ongrijpbaar

Only the suonBeide aktes zijn ontmoetingen van de mens met het transcendente en beide aktes zijn even bedrieglijk eenvoudig in vorm. In de eerste akte, ‘Always Strong’, bidt de priester Gyokei (Davone Tines) voor Tsunemasa (Philippe Jaroussky), een luitspeler die een zeemansgraf vond. De geest van Tsunemasa doemt op uit de grond, gelokt door de muziek, maar wordt gekweld door herinneringen aan oorlog. In akte twee, ‘Feather Mantle’, vindt visser Hakuryo (wederom Tines) een verenmantel die toebehoort aan een Tennin, een Japanse engel, gespeeld door Jaroussky en prachtig gedubbeld door de danseres Nora Kimball-Mentzos. De Tennin krijgt enkel haar mantel terug als ze een hemelse dans voor de visser opvoert.

De twee Nôh-stukken hebben een tot op het bot uitgekleed plot en daardoor ligt de spanningsboog voor een westers publiek wat laag. Er is een begin (de opkomst van een geest) en een eind (de verdwijning van een geest), maar alles daartussen is een broeierige stasis. Hetzelfde geldt voor de muziek van de eerste akte, die uiterst impressionistisch is maar daardoor niet altijd de aandacht vast weet te houden. De tweede akte is zowel op muzikaal als op theatraal vlak dansanter en heeft daardoor meer verloop. Van de eerste noten tot het indringende kolkende geluid waarmee dit gedeelte besluit zwiert de muziek van Saariaho als, inderdaad, veren in de wind.

De gedeeltes spelen zich allebei af tegen een enorm grijs paneel vol krassen en grillige lijnen. De schaduwen die op en door de abstract-expressionistisch aandoende achtergronddoeken vallen, zijn echter vol leven: ze brengen nieuw leven voort, slokken de ruimte op en bieden een schuilplaats voor schuchtere zielen. De ongrijpbaarheid van vormen en entiteiten is prikkelend en frustrerend, niet in het allerminst voor de Nôh-personages zelf. Voor een kort moment mogen zij een blik werpen op een andere wereld, maar ze zijn te gulzig en blijven achter met de vage klanken van de natuur en met twijfel aan hun gezonde verstand.

Schemergebied

Voor een DNO-voorstelling is Only the Sound Remains betrekkelijk kleinschalig en minimalistisch. Desondanks, of juist daardoor, weet Sellars de hele zaal om te vormen tot een drempel naar een andere werkelijkheid. Maar, zoals elke openbaring, werkt het najagen alleen maar averechts. Tijdens het festival zal meer toonaangevend nieuw werk en een volgende generatie kunstenaars de toekomst van de opera op dezelfde wijze verkennen. Onder de titel New Voices, New Visions draait het de komende dagen om zowel nieuwe composities als nieuwe artistieke visies op opera. Naast Only the Sound Remains zal de wereldpremière van Blank Out door Michel van der Aa, een nieuwe productie van Chovansjtsjina van Moesorgski en een nieuwe productie van Il matriomonio segreto van Cimarosa te bewonderen zijn.

Muziek / Concert

Huiskamersfeer in kleine zaal Paradiso

recensie: Wakey!Wakey! @ Paradiso

In de kleine zaal van Paradiso is vanavond, helemaal uit Brooklyn, de band rond multi-instrumentalist Michael Grubbs te zien en te horen. Van zijn jeugddroom om priester te worden zag hij op latere leeftijd af, maar vanavond krijgt hij ook de kans om voor een aandachtig publiek zijn verhalen te vertellen.

Al vanaf 2007 schrijft Wakey!Wakey! mooie liedjes. De band heeft inmiddels alweer 10 cd’s en ep’s op haar naam staan. Wereldwijd heeft de band een grote fanbase opgebouwd. Dat veel van hun nummers zijn gebruikt in de Netflix-hitserie One Tree Hill, zal daarbij geholpen hebben. In Nederland hebben ze echter (nog) niet zoveel bekendheid.

Ontspannen sfeer

In de andere zaal van Paradiso speelt vanavond een nogal luidruchtige act. De beats klinken door tot in de kleine zaal beneden, waardoor het publiek ongewenst kan meegenieten. Aan Elizabeth Ziman van Elizabeth & the Catapult de taak om zich hier niks van aan te trekken.
Geen enkel probleem, laat ze weten: ‘Fuck the drum ’n bass!’ Met haar innemende verschijning en een stem die aan Sara Bareilles of Regina Spektor doet denken, brengt ze haar liedjes ten gehore, met gitaar of vanachter de piano. Het handjevol mensen dat op dat moment in de zaal is, is stil en luistert aandachtig. Soms lachen zElizabethe ook, want Elizabeth vertelt veel vermakelijke persoonlijke anekdotes tussendoor. Haar teksten zijn niet doorsnee, zo is een van haar nummers een ode aan alle ondergewaardeerde bassisten in de wereld. Ze kan het niet vaak genoeg herhalen in het nummer: ‘We all wanna fuck a bassplayer’. Elizabeth zet met haar optreden de toon van de avond; een intieme en ontspannen sfeer. Paradiso wordt vanavond voor even een heel grote huiskamer.

Na deze fijne opwarmer betreedt Wakey!Wakey! het podium. Michael Grubbs, verantwoordelijk voor de teksten en muziek, neemt zelf plaats achter het keyboard. Voor de meeste nummers wordt hij bijgestaan door gitarist en violiste. Met zijn drieën laten ze de verhalende liedjes van Wakey!Wakey! goed tot hun recht komen. De teksten gaan bijna allemaal over de liefde – maar liefst drie nummers van de set hebben zelfs een titel waarin ‘love’ voorkomt – en variëren van licht deprimerend tot vrolijk.

Diehard fans

In eerste instantie lijkt Grubbs er weinig zin in te hebben vanavond. Vijf liedjes worden er in hoog tempo doorheen gejaagd, voordat hij eindelijk iets tegen het publiek zegt. Het wordt hem direct vergeven, hierna heeft hij namelijk alle aandacht voor de aanwezigen in de zaal.
Grubbs zit met zijn zijkant naar het publiek toe, maar vaak wendt hij zich in de richting van de zaal om oogcontact te maken. Hier en daar geeft hij zelfs een subtiele knipoog weg. Als hij speelt lijkt hij compleet op zijn gemak op het podium. Dit beeld wordt enkel verstoord doordat hij, als hij zijn handen vrij heeft, nerveus zit te draaien op zijn kruk, en onrustig over zijn benen wrijft. Dat de sfeer misschien iets té ontspannen is, blijkt bij het nummer ‘Homeless Poets’. Als Grubbs een paar woorden heeft gezongen meldt hij dat de tekst van het eerste couplet heGrubbsm ontschoten is. Gelukkig wordt hij uit de brand geholpen door het publiek, dat de tekst wel uit het hoofd kent. Ook de rest van de avond kan een groot deel van het publiek alle teksten meezingen, terwijl de anderen muisstil staan te luisteren. Vanavond telt kwaliteit in plaats van kwantiteit. De zaal mag dan bij lange na niet gevuld zijn, de mensen die er zijn, zijn wel de diehard fans.
Bij een aantal nummers is het meezingen duidelijk te horen. Elke keer als dat gebeurt kijkt Grubbs half trots en half verlegen even de zaal in. Hij lijkt oprecht dankbaar te zijn voor zijn fans. En wat is nou een mooier dankbetoon dan een prachtige set van 21 mooie liedjes? Precies, niks. Na vanavond is duidelijk: Wakey!Wakey! houdt van haar fans, en die liefde is geheel wederzijds.

Boeken / Fictie

Misplaatste gewoontes

recensie: Nell Zink - Misplaatst

Peggy Vaillaincourt is lesbisch maar wordt als eerstejaarsstudente verliefd op poëzie-professor Lee Fleming. Ze trouwt met de man, terwijl ook hij homoseksueel is. Peggy en Lee zijn volgens de verteller van Misplaatst stapelverliefd, toch wordt er vooral getrouwd omdat Peggy zwanger, en het jaar 1966, is.

De verliefdheid duurt welgeteld drie maanden, maar Peggy vlucht pas nadat haar echtgenoot dreigt zijn vrouw in een gesticht te laten opnemen indien ze zich niet ‘gedraagt’: tien jaar later. Peggy laat zoon Byrdie achter, maar neemt haar driejarige dochter Mireille mee. In een poging onvindbaar te blijven nemen Peggy en Mireille een andere, Afro-Amerikaanse, identiteit aan: ze heten nu Meg en Karen Brown. Omdat ze geen geld heeft (een reden om Lee niet eerder te dumpen) vestigt Meg zich met haar dochter in een krot. Meg verdient wat geld in de drugshandel terwijl Karen naar school gaat. Niemand stelt vragen over Karens lichte huid, Megs dochter wordt zonder vragen geaccepteerd als Afro-Amerikaans meisje.

Nell Zink roert in Misplaatst onderwerpen als racisme, discriminatie, homoseksualiteit en feminisme aan. Romans willen wel eens commentaar hebben op de samenleving, zo ook Misplaatst. Zink heeft er voor gekozen problematische situaties te laten zien in plaats van hardop een oordeel te vellen. Het is echter niet moeilijk Zinks bedenkingen op te merken, haar ironie is allesbehalve subtiel. Haar commentaar is allerminst vernieuwend, kort samengevat vindt Zink hokjesdenken maar dom. Begrijpelijk, maar wie is het daar dezer dagen niet mee eens? Wellicht laat Zink ironie daarom de boventoon voeren.

Overheersend ironisch

Het is blijkbaar niet Zinks bedoeling een stelling te verdedigen. Wat wel haar bedoeling is, is een mysterie, want Misplaatst heeft ook geen spannend plot. Sterker, het verhaal is belachelijk simpel. De ontmoeting van Peggy en Lee, het huwelijk, en Peggy’s verdwijnen vinden allemaal in de eerste twee hoofdstukken plaats. Deze hoofdstukken zijn redelijk vermakelijk vanwege de botsende persoonlijkheden van de hoofdpersonen. Daarna bloedt de boel dood. Iedereen wordt ouder en leert mensen kennen; nieuwe personages worden uitgebreid geïntroduceerd om vervolgens weinig tot niets aan het verhaal toe te voegen. Byrdie en Karen gaan naar school, komen elkaar tegen, maar hebben vooralsnog geen idee van hun verwantschap. Byrdie komt in de problemen, Karen is toevallig de enige die hem kan helpen, en plots zit het gezin in één kamer (volgens de blurb een ‘grootse finale’). Het is nog net geen ‘eind goed al goed’-einde.

Is het Zink dan enkel om de ironie te doen? Naast haar niet geringe talent voor bespotten (‘Het feminisme is bedacht om zwarte mannen en homoseksuelen te onderdrukken.’) heeft Zink simpelweg te weinig te bieden om Misplaatst een interessant boek te laten zijn. Omdat ze de lezer niet vraagt te investeren, en ze zelf ook te weinig betrokken is, kan de lezer al snel tot de conclusie komen dat Misplaatst eigenlijk nergens over gaat. Ondertussen blijft Zink ongestoord de geestige schrijver uithangen.

Ambivalentie

Als Meg ergens halverwege Misplaatst te weten komt waar Byrdie naar school gaat, besluit ze in eerste instantie haar zoon niet op  te zoeken. Ze vermijdt bewust de confrontatie, zodat ze in het midden kan laten hoe haar toekomstige relatie met hem er uit zal zien. Zink schrijft:

Dezelfde ambivalentie ten opzichte van de gevolgen weerhielden haar ervan Karen openheid van zaken te geven. Karen voor haar vader verborgen houden: dat loste misschien niet de problemen op die ze momenteel had. Maar ooit had het wel een probleem opgelost en nu ging ze er uit gewoonte mee door.

Zink kampt met eenzelfde probleem: ze weigert haar verhaal serieus te nemen, weigert te accepteren dat de schrijver de lezer nodig heeft om een verhaal af te maken. Net als Meg gaat Zink de verantwoordelijkheid uit de weg. Ze komt sporadisch met verrassende observaties op de proppen, en Zinks korte, scherpe zinnen zorgen ervoor dat het boek op gang wordt gehouden, maar de overheersend ironische toon van de verteller wordt op een gegeven moment zo vervelend dat de neiging ontstaat het boek met veel kracht aan de kant te gooien. 300 pagina’s lang neemt Zink de hokjes-denker in de maling en ze zet daar niets tegenover. Er wordt de lezer, al dan niet expres, geen contrast geboden, waardoor het boek zielloos blijft.

Turing
Theater / Voorstelling

Ontroerende logica

recensie: Lowie van Oers/Generale Oost - Turing
Turing

‘Wat waar is kan worden bewezen, en wat bewezen is, is waar.’ In een korte monoloog vervlecht Lowie van Oers het levensverhaal van Enigma-kraker Alan Turing op een dusdanig geniale manier met dat van zichzelf, dat de wiskunde ook buiten een wetenschappelijke context toepasbaar wordt.

Van Oers was zo’n kind dat in zijn dagelijkse kloffie naar het schoolcarnaval kwam. ‘Ik ben verkleed als robot, want robots lijken precies op mensen,’ rechtvaardigt hij zijn keuze voor een T-shirt en spijkerbroek. ‘Jij bent een robot omdat je de hele dag nog niets geks hebt gedaan,’ concludeert zijn als Sneeuwwitje verklede klasgenootje – en inderdaad. Hij is een dichter, laat hij zich door zijn docenten vertellen, maar tegelijkertijd verklaart zijn voorliefde voor logica zijn verbondenheid met de uitvinder van de turingmachine.

Denker en dichter

TuringVan Oers, die zijn studie natuur- en wiskunde opgaf voor de Arnhemse toneelschool, speelt met een verwondering die ervoor zorgt dat het geen enkele moeite kost te geloven dat hij ooit een puber was die zich afvroeg waarom Sneeuwwitje eigenlijk niet begraven werd. Op een droogkomische manier pluist hij de paradoxen uit die hij overal tegenkomt – in de wiskunde, maar ook in zichzelf als mens. Is hij een denker of een dichter? Met zijn associatieve monoloog is hij erin geslaagd van redenering en abstractie poëzie te maken en daarmee verraadt hij dat het één het ander niet uitsluit. Prachtig geïllustreerd is de cyclus waarin hij vastzit. Hij vertrouwt zodanig op de ratio dat hij uiteindelijk juist op gevoelens en verdriet en boosheid wordt aangewezen – en probeert die wederom te rationaliseren.

Urgentie

Aan de titelheld is eerder de film The Imitation Game gewijd, en Van Oers gunt hem nu de tweede helft van zijn voorstelling. In dezelfde niet-chronologische vertelstijl die hij in het eerste deel hanteert, laveert hij door de schrijnende levensgeschiedenis van Turing, van een gedwongen chemische castratie naar het stervende jeugdvriendje dat naar verluid zijn allereerste liefde werd. Deze tweedeling in opbouw geeft beide biografieën urgentie; het verhaal van Van Oers staat plotseling in een veel groter kader, en de mythische Turing wordt een klein beetje tastbaarder.

Genoeg bewijs

TuringSetontwerper Dennis Vanderbroeck kiest voor enkel een geel doek als decor, en meer is er ook niet nodig. De eenvoudige vorm valt samen met de inhoud; een ode aan de logica behoeft geen glitter en stroboscooplicht. Nergens is gelukkig sprake van kilte of afstandelijkheid, integendeel.

Dit is een eerbetoon aan het soort mens dat zo logisch leeft dat er formules op hem toegepast zouden kunnen worden. Daar zijn er maar weinig van, en van herkenbaarheid moet Turing het dus niet hebben. Als je dan alsnog weet te ontroeren, mag je gerust spreken van geslaagd theater. Hiermee heeft Van Oers voorlopig genoeg bewezen.

Film

Slap Fargo-aftreksel

recensie: Cut Bank (dvd)

De invloed van Fargo, de inmiddels klassieke misdaadtragikomedie van de gebroeders Coen uit 1996, strekt tot ver in de eenentwintigste eeuw. Niet alleen is er een bejubelde vervolgserie op Netflix, ook de speelfilm Cut Bank put nadrukkelijk uit dezelfde bron.

Dwayne McLaren (Liam Hemsworth) wil dolgraag weg uit Cut Bank, een dorp in het Amerikaanse middenwesten. Hij heeft een lullig baantje, een terminale vader en een vriendin die niet zo nodig weg hoeft. Dan wordt hem bijna een fortuin in de schoot geworpen.

Moord op postbode

Tijdens het filmen van een promotiefilmpje van zijn vriendin, Cassandra Steeley (Teresa Palmer), die kandidaat is bij een missverkiezing, filmt Dwayne per ongeluk de moord op de plaatselijke postbode Georgie (Bruce Dern). De video is goed voor een beloning van de posterijen. Alleen sheriff Vogel (John Malkovich) en een rechercheur van het postbedrijf (Oliver Platt) moeten de zaak nog even onderzoeken.

Wat een routineklus lijkt, blijkt toch iets gecompliceerder in elkaar te zitten. Het lijk van de postbode is verdwenen, alle post is weg en Dwayne stond niet geheel toevallig op de juiste plek klaar met zijn camera in de aanslag. Wat volgt is een spel van plotwendingen waarbij Dwayne, de toch niet zo dode postbode, en de aanslagplegers allemaal een gooi doen naar de beloning.

Schetsmatig

De niet bezorgde post zorgt ondertussen voor nieuwe perikelen, wanneer een kluizenaar het niet langer pikt dat zijn pakketje is vertraagd. Wat begon als een vrij onschuldige oplichterstruc ontaardt in een gewelddadige wraakexercitie.

Hoewel Cut Bank keurig het stramien van Fargo volgt en een paar grote namen aan boord heeft, haalt de film nergens het niveau van het grote voorbeeld. Er is een kluns met een iets te simpel plan en er is een laconieke sheriff die veel meer weet. Het probleem is dat de karakters maar schetsmatig zijn uitgewerkt en dat we nergens met hen mee kunnen leven. Hoe ze ook in het nauw komen, als toeschouwer zie je het schouderophalend aan. Daar kunnen grote namen als Billy Bob Thornton, John Malkovich of Bruce Dern ook niets aan veranderen.

Boeken / Reportage
special: Het Rotterdamse Boekenbal - 12 maart 2016

Véél leuker dan Amsterdam

Terwijl menig bezoeker van het Amsterdamse Boekenbal de vervelende kater van de voorgaande nacht nog ligt te verwerken, wordt in Rotterdam – met een vette knipoog – een eigen editie in het leven geroepen. Een waardige aftrap van de Boekenweek 2016: jetzt geht’s los!

De sfeervolle Arminiuskerk aan de rand van het Rotterdamse Museumpark is, geheel volgens Boekenweekthema, omgetoverd tot een wat keurige maar goedbevolkte Duitse bierhal. Het publiek varieert van afwachtende boekliefhebbers in de kerkbanken tot druk converserende festivalgangers aan de biertafels. In de wandelgangen verzamelt zich, nog wat voorzichtig, het Rotterdamse culturele circuit. De lucht is vergeven van Bratwurst en de bierglazen hebben formaat laars.

Unbeschreiblich weiblich

Club Gewalt (foto Arie Kers)

Club Gewalt (foto Arie Kers)

Met een daverende set opent theatergroep Club Gewalt de avond. Onder stevige begeleiding van gitaar en slagwerk weet de onbeschaamd ‘schmierende’ zangeres op meeslepende wijze de zaal te bespelen. De verrassende uitvoering van Nina Hagens Unbeschreiblich Weiblich vormt een mooi slot aan deze heftige uitbarsting van Duitse punkrock.

Als de rust is weergekeerd, is het podium voor schrijfster Sanneke van Hassel. De koningin van de korte baan legt in een snelle beweging de link tussen Duitsland-Angela Merkel-vluchtelingenvraagstuk en komt in een indrukwekkende voordracht met het verhaal over een Afghaanse asielzoeker. Hij wordt tijdelijk ingehuurd als klusjesman en werkt op zijn eigen wijze aan de hem opgedragen taken. Een mooie schets over moeizame communicatie en wederzijdse verwachtingen.

Ondertussen houdt het publiek zich ook bezig met het schrijven van het ‘Rotterdamse Boekenweekgeschenk’. Op een grote rol papier is de eerste zin geschreven door Sanneke van Hassel, waarna het groeiende werkstuk door de zaal rouleert om, zin voor zin, uit te monden in een nogal absurdistisch verhaal. Stift in de aanslag, biertje erbij en menig schrijversambitie krijgt kortstondig vorm.

Bratwurst-alarm

David van Reybrouck (foto Arie Kers)

David van Reybrouck (foto Arie Kers)

Tijd voor het gesprek met David van Reybrouck. De schrijver van het Boekenweekessay Zink is een gepassioneerd verteller en heeft nauwelijks een interviewer nodig om de vaart erin te houden. Zijn essay over het vergeten landje Neutraal-Moresnet is een prachtige ode aan vergeten belangen, oude grenzen en nationale gevoelens. De kleine taartpunt onder Vaals heeft een eeuw als zelfstandige staat bestaan. Na de val van Napoleon, bij de nieuwe indeling van Europese grenzen, kon men het niet eens worden over de belangrijke zinkmijn in dat gebied. De oplossing: een nieuw land waar de belangrijkste staten evenveel invloed hebben. Van Reybrouck vertelt over zijn interesse voor deze geschiedenis en over zijn intensieve werkwijze om het geheel tot een boek te maken.

Terwijl de auteur verder uitweidt over zijn bezigheden in het publieke debat en het aankomende Oekraïne-referendum, wordt hij opeens onderbroken door een oorverdovende sirene. Daar waar de braadworsten fertiggemacht worden, in de plotselinge hittegolf, blijkt het brandalarm ook goed te werken. Precies op het moment dat Van Reybrouck zijn hevige verontwaardiging uit over de invloed van burgers op complexe politieke vraagstukken, worden zijn woorden ondersteund door een indringende waarschuwing.

Über-Amsterdammer

Alex Boogers (foto Arie Kers)

Alex Boogers (foto Arie Kers)

Als laatste is Librisprijs-genomineerde Alex Boogers aan de beurt. Zijn introductie als schrijver uit Rotterdam moet even rechtgezet worden: “Voor Amsterdammers ben ik een Rotterdamse schrijver, voor jullie kom ik gewoon uit Vlaardingen”. Op gedecideerde wijze leest hij de eerste pagina’s van zijn snoeiharde roman Alleen met de goden voor. Is er een Duitse connectie in dit boek? “Mijn hoofdpersonage heet Aaron Bachman, dat lijkt me Duits genoeg.”

Dan kunnen de biertafels aan de kant en slingert dj ClublePop zijn goedfoute Duitse elektroschlagers de zaal in. Terwijl de eerste voetjes schuchter van de vloer gaan en de worsten en bieren gretig aftrek vinden, duikt zelfs de über-Amsterdamse directeur van het CPNB op in de massa. Nog wat suf van zijn exclusieve Amsterdamse feestje lijkt hij zich kostelijk te vermaken op dit ongedwongen, spontane, vrolijke – én voor iedereen toegankelijke! – Rotterdamse Boekenbal.

Theater / Reportage
special: Nieuw circusfestival in Den Haag

Eerste editie circusfestival Cirque Mania

Met de eerste editie van Cirque Mania waagt het Korzo Theater zich aan een weekend vol circus. Het blijkt een succesformule: ‘Dames en heren, er is nog slechts één kaartje voor de volgende voorstelling’, roept de baliemedewerkster door de foyer. Naast de voorstellingen van circusstudenten en professionele circusartiesten is er een debat over talentontwikkeling in het circus georganiseerd. Programmeurs, artiesten, wetenschappers, docenten en andere prominenten komen hier samen om hun inzichten te delen. 8WEEKLY-redacteur en circuswetenschapper Nikki Sneep-Snijders bezocht het debat en enkele van de voorstellingen.

Het festival Cirque Mania is met maximaal 200 zitplaatsen per voorstelling kleinschalig van opzet en biedt een podium aan verschillende Nederlandse circustheaterproducties. Op vrijdag openen de eerstejaars van de hbo circusopleiding Codarts Circus Arts het festival met het Acrobatenkabinet. Het zaterdagprogramma kent een prettig tijdschema met voldoende tijd om te netwerken en ergens een hapje te eten. Leuk is dat het festival naast de incrowd uit het circusveld ook het Haagse publiek weet te bereiken, wat vooral opvalt bij de goed uitgevoerde voorstelling Man met Hoed.

Debat: talentontwikkeling binnen het Nederlandse circuslandschap

Gespreksleider Léon van Geest zorgt voor een vloeiend verloop van het door de Stichting Circus Cultuur georganiseerde debat. Gedurende twee uur wordt gesproken over allerlei mogelijkheden voor talentontwikkeling. Door het korte tijdsbestek is enige haast geboden, terwijl het onderwerp voer geeft voor een bijeenkomst van enkele weken. Het debat levert dan ook geen concrete aanbevelingen of richtlijnen op, maar zorgt voor een startpunt voor een reeks vervolgbijeenkomsten. Hoewel aangekondigd als debat, is meer sprake van een discussie tussen de vijf panelleden onderling en het publiek. Het vijftigtal aanwezigen heeft elk een mening over het huidige circusveld en de toekomst ervan. Toch is de sfeer ontspannen en wordt er naast het geven van kritiek ook samen gelachen en lof geuit op al bestaande ontwikkelingen.

Eén van de vijf panelleden is circusartiest Camiel Corneille. Hij is in 2015 afgestudeerd aan Codarts Circus Arts en merkt op dat je als artiest erg proactief en ondernemend moet zijn om voet aan wal te krijgen in Nederland. Karel de Rooij, van Scala Variété aan Zee, sluit zich hierbij aan en merkt op dat veel professionele circusartiesten naar het buitenland vertrekken. Een belangrijke manier om dit volgens hem te doorbreken is dat er meer aandacht moet komen voor publieksopbouw. Duidelijk wordt dat het Nederlandse circusveld in zijn geheel nog een jong veld betreft en dat er groei vanuit alle kanten moet gaan komen. Zo merkt Arlette Hanson, van wintercircus Martin Hanson, op dat het aantal Nederlandse deelnemers bij internationale circusfestivals klein is, iets wat ook terug te zien is bij het aantal Nederlandse auditanten dat zich aanmeldt bij de hbo circusopleidingen. Aan de andere kant missen er ook productiehuizen, circusdramaturgen, een kloppend circusimago en fondsen specifiek voor circus. Allemaal belangrijke signalen en gelukkig worden ook voorzichtig aan al wel stappen in de goede richting gezet. In vervolgbijeenkomsten zal keer op keer concreter worden hoe het circusveld verder te ontwikkelen en er zal duidelijker worden wat de specifieke wensen zijn.

Her en der ontwikkelt het debat zich richting het preken voor eigen parochie, maar tegelijkertijd is het goed dat aanwezigen meer kennis van elkaar krijgen. Deze kennis vormt dan ook meteen de kern van het debat. Meer kennis van elkaar om te zien wat er al gaande is aan talentontwikkeling, maar ook kennisoverdacht naar studenten, artiesten en andere spelers in het circusveld. Wie het debat aanhoort krijgt de indruk dat het nog behoorlijk schort aan talentontwikkeling in het Nederlandse circusveld. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat de aanwezigen het over één ding allemaal eens zijn: de ontwikkelingen moeten sneller, beter en uitgebreider. En dat terwijl toch ook duidelijk wordt dat er al wel degelijk goede, maar niet altijd even bekende, initiatieven bestaan: Cirque Mania bij Korzo, talentgroep TwoB in Oldenzaal, en circusresidentie Het Klooster in Breda. In het kader van talentontwikkeling zijn uiteraard ook de meer dan zestig jeugdcircussen en de twee hbo circusopleidingen niet te vergeten. Verder wordt gesproken over de mogelijkheden voor productiehuizen, subsidies voor podia, een heus circusdecreet en een middelbare school waar circus beoefend kan worden. Niet zelden wordt een vergelijking gemaakt met dans en popmuziek: relatief jonge velden die in Nederland een soortgelijke ontwikkeling hebben doorgemaakt als waar het circus nu voor staat.

Het debat maakt duidelijk dat talentontwikkeling in het circus vanuit meerdere kanten bekeken dient te worden. Er wordt in deze context gesproken over vier fases van talentontwikkeling: aanboren, ontwikkelen, behouden en motiveren. Op jonge leeftijd kan hier al mee worden begonnen en ook als professioneel circusartiest kan hiermee worden doorgegaan. Naast talentontwikkeling verzandt het debat in een vraagstuk over publieksbereik. Het imago van circus moet beter en er zou niet gesproken moeten worden over ‘nieuw circus’ alsof de klassieke variant het afgedaan heeft. Iets waar het Korzo Theater zichzelf ook schuldig aan maakt, aldus een oplettende aanwezige. Circus gaat niet van de zaagselbak naar het theaterpluche, circus gaat óók naar het theaterpluche. Wie nog wat verder de circusgeschiedenis induikt zal zelfs opmerken dat circus en theaterpluche elkaar niet voor het eerst vinden met de komst van het ‘nieuwe circus’, of ook wel: circustheater. Duidelijk wordt dat het circus geleidelijk vooruit beweegt en er genoeg mensen zijn die zich hier verder voor willen inzetten.

Man met hoed is ongrijpbaar en virtuoos

Cirque ManiaHet publiek krijgt bij Man met hoed van Circuswerkplaats Boost een absurdistisch en geheimzinnig tafereel voorgeschoteld: een doorgezaagd huis met vijf gelijk geklede artiesten en vele muurtjes die fungeren als verstopplekken. Hierdoor komen de artiesten gedurende de hele voorstelling overal en nergens vandaan en wordt een ruimtelijk effect gecreëerd dat magisch aanvoelt.

De voorstelling draait om een kleine man met een hoed. Wat zijn relatie tot de andere vier artiesten is wordt niet geheel duidelijk maar doet denken aan een strijd met zijn innerlijke zelf. Het begin van de voorstelling is veelbelovend. De muziek en lichaamsbewegingen wekken de indruk van de opbouw naar een spannend verhaal. Hiervan is in het vervolg geen sprake. Veel meer gaat het over een bestaande, sluimerende, kabbelende huidige situatie: een staat van het nu. Daarbij wordt overgegaan op een min of meer klassieke insteek van circusacts die elkaar opvolgen. Dit maakt, los van de circusvaardigheden, het begin van de voorstelling tot het sterkste deel. Het is dan ook goed dat de rijkdom van het bewegen excelleert, wat maakt dat de voorstelling op geen enkel moment gaat vervelen. Acrobatiek, trapeze, voetjongleren en flair bartending vormen de hoogstaande circusstaaltjes waarbij alles onvoorspelbaar alle kanten op beweegt. Jammer zijn de enkele missers bij de synchrone hoed-manipulaties, maar deze worden ruimschoots goedgemaakt met het spectaculaire vliegwerk.

De liefhebber van lichaamsbeheersing zal in het bijzonder het laatste deel van de voorstelling kunnen waarderen waarbij de kracht van een herhaalde acrobatiekserie wordt getoond. Vermoeid of niet, de artiesten doorstaan de serie keer op keer met glans. Pas aan het einde van de voorstelling durft het publiek voor het eerst te klappen en ontvangen de artiesten een verdiende staande ovatie.

Langs is tekstueel en gedurfd

Cirque ManiaIn de Korzo Studio is het publiek getuige van de eerste officiële uitvoering van Tall Tales Acrobatics’ voorstelling Langs, uitgevoerd door de Nederlandse circusartiesten Harm van der Laan en Maartje Bonarius. Mooi aan deze voorstelling is dat de artiesten durven te experimenteren met stilte, tekst, langzaam bewegen en herhaling. Het bij circus horende spektakel ontbreekt niet, maar voert ook zeker niet de boventoon. Jongleerballen, papierpropjes en drankflesjes hebben elk hun eigen wil, wat resulteert in een combinatie van illusie en objectmanipulatie. De keerzijde van soortgelijke combinaties uitvoeren met verschillende objecten is dat het publiek het trucje op een gegeven moment wel gezien heeft. Desalniettemin past het wel in de voorstelling: er is een soort sleur te herkennen. De twee eenzame personages leven langs elkaar heen, hebben elk hun eigen wensen maar ook bijbehorende valkuilen. Ze lijken elkaar niet te begrijpen, voelen zich onbegrepen en zoeken naar manieren om nader tot elkaar te komen. Kat- en muisspellen vol acrobatische vaardigheden, rode rozen en een fles wijn moeten de personages dichter bij elkaar brengen. Maar ook de eigen identiteit moet niet verloren gaan: soms is een jongleerbal nu eenmaal interessanter dan een partner. Het aanstoten en aftrekken komt in deze voorstelling goed tot uiting.

Ietwat storend zijn de scènewisselingen in het donker en de hier en daar nog niet geheel kloppende spanningsboog. De toevoeging van tekst zorgt daarentegen voor een grote meerwaarde. Het verheldert het kader van de voorstelling en de eenzaamheid van de artiesten. Daarnaast heeft de luchtacrobatiek de tekst nodig om interessant te blijven. Al met al presenteren Harm en Maartje een gedurfde voorstelling met veel potentie. Het is sterk om een voorstelling af te sluiten met een relatief laag vaardigheidsniveau en juist in te zetten op de afronding van het verhaal. Allicht wat te langdradig door de veelheid aan werkwoorden die langskomen, maar met een helder einde: ik stop, jij stopt, wij stoppen.

Theater / Voorstelling

Een muzikale ontmoeting

recensie: Esther Apituley's Locomotive - Bach en Bleekwater

RECTIFICATIE: in het onderstaande artikel wordt gemeld dat de violiste in de file stond en de voorstelling derhalve een half uur later begon. In werkelijkheid kon de violiste in kwestie niet tijdig in het theater zijn vanwege een miscommunicatie tussen het theater en de musici over de gewijzigde aanvangstijd. Onze oprechte excuses voor de foute berichtgeving.

In Bach en Bleekwater treffen twee uitersten elkaar midden op het toneel, de een met in de hand een altviool, de andere met een stofzuiger. “Ik geef hier een concert.” “Ja, en ik maak hier schoon!” Het probleem ligt daarmee direct op tafel, maar dat deert de pret niet. Onverstoorbaar gaan beide vrouwen door met hun fundamentele taak. Wat volgt is een toegankelijke voorstelling waarin theater en muziek elkaar op komische wijze ontmoeten. Tussen de tonen van altviool van Esther Apituley door worden filosofische gedachtes her en der opgeveegd. De tekst van Ko van den Bosch zit – zoals het een schoonmaakster betaamt- vol poëtische doch rake waarheden. “Nou, ik ga maar, want anders blijf ik.”

BenB_1481_JochemJurgens_web (1)Klassiek swingt!

Het kleurrijke achtkoppige toporkest van Apituley speelt klassiekers als de Chaconne van Bach, maar de composities van Bob Zimmerman hebben een moderner tintje. Versterkt met een elektrische bas, een drummer en zelfs een mondharmonicaspeelster wordt de muziek onverwacht swingend. De dweil van Breederveld zwiert en swingt rustig mee.

Terwijl de muziek tot op de nanoseconde perfect is getimed, is de sfeer van de voorstelling los en gemoedelijk. Als er iets misgaat zegt Apituley: “Tsja, dat kan gebeuren… toch?” Wat een vrouw! De sfeer wordt steeds losser, evenals de schoonmaakster die zich nu brutaler ontpopt als dirigente, gewapend met vochtige vaatdoekjes.

Tussen de maten in

Apituley richt zich tot het publiek en spreekt over de verbeeldingskracht van klassieke muziek. Het is in die verbeeldingskracht dat de schoonmaakster en de violist iets van zichzelf in elkaar terugzien. Op deze momenten, wanneer zij elkaar slechts aankijken, zijn de dames op hun sterkst: als de woorden tekort schieten. “In de onnadrukkelijkheid gebeuren de mooiste dingen.” Wellicht ook door de niet al te sterke tekstbehandeling van Apituley, maar wat kan ze toch goed altviool spelen.

In deze vriendelijke en toegankelijke voorstelling vliegt de tijd voorbij en was dweilen nog nooit zo leuk. Bach en Bleekwater toont dat klassieke muziek van en voor iedereen is. Of je je bij een nummer nou een porseleinen hertje in de kast verbeeld, een smeulende peuk in een glazen asbak of een potvis in verkeerd water: alles kan en alles mag.