The Gift
Film / Films

Eng of eenzaam

recensie: The Gift (dvd)
The Gift

Waarschuwing: voor wie van The Gift wil genieten, kijkt vooraf vooral niet de trailer. Je zou zomaar kunnen denken dat we hier met B-horror vol goedkope schrikeffecten te maken hebben. Niets is minder waar. Het regiedebuut van acteur Joel Edgerton, die zelf ook het verhaal schreef, is een venijnige psychologische thriller.

Edgerton heeft daarbij goed gekeken naar het werk van Hitchcock en films als Fatal Attraction en The Hand That Rocks the Cradle. Zelfs de filmhuisshocker Caché van Michael Haneke schiet in gedachten, maar dan wel een goedgemaakte versie voor de grotere massa.

The Gift draait om drie personen. Het jonge stel Simon (Jason Bateman) en Robyn (Rebecca Hall) verhuist naar de suburbs van LA om daar na een miskraam en psychose een nieuw begin te maken in hun modernistische bungalow. In de supermarkt lopen ze Gordo (Joel Edgerton), een oude bekende van Simon tegen het lijf.

The GiftOngevraagde cadeautjes

Deze wat zonderlinge figuur is snel niet meer uit hun leven weg te denken. Hij komt het echtpaar ongevraagd cadeautjes brengen en nodigt zichzelf uit voor etentjes. Daardoor is The Gift meteen al spannend, want wat wil de opdringerige Gordo nou eigenlijk van de twee?

De sfeer wordt nog eens extra broeierig omdat het stel het maar niet eens kan worden over de bedoelingen van de ongewenste nieuwe ‘vriend’. Robyn ziet vooral een eenzame man die contact zoekt. Simon vindt zijn oude schoolgenoot maar een manipulatieve engerd. Omdat Edgerton zijn rol van indringer vrijwel emotieloos en met uitgestreken gezicht speelt blijft het voor de kijker ook lange tijd een raadsel hoe we Gordo nou moeten duiden.

Het meningsverschil leidt tot relationele spanningen tussen het stel. Zeker wanneer blijkt dat het gedeelde verleden van Simon en Gordo iets complexer in elkaar steekt dan Robyn al die tijd dacht.

Vaardige manipulatie

Edgerton voert bekwaam de druk op. Telkens wanneer je denkt te weten welke kant de film opgaat, volgt er een plotwending die weer nieuwe perspectieven biedt. Enkele goedgekozen schrikeffecten houden de kijker scherp. En dan is er de vierde hoofdrolspeler: de bungalow met de grote glaswanden biedt Edgerton de mogelijkheid om een constante sfeer van dreiging en onbehagen neer te zetten.

Over het verrassende einde valt te twisten. Zeker wanneer je na de eerste schrik bedenkt dat er tegenwoordig toch technieken bestaan die de waarheid achter het onthulde grote geheim kunnen onderzoeken. Maar ook dan nog blijft het sterke ensemblespel van de drie hoofdrolspelers en de vaardige, manipulatieve regie van Edgerton overeind. Een veelbelovend debuut.

Theater / Reportage
special: Oerol 2016 - deel 3

De menselijke natuur op Terschelling

De feestelijkheden rondom de 35ste editie van Oerol, waarin het thema ’tijd’ in vele gedaantes terugkeert, beginnen al op het moment dat de zonnige gele entreekaarten op mijn deurmat vallen. Een verwachtingsvol gevoel tintelt vanuit mijn tenen richting mijn hart, waar dit bijzondere festival vol locatietheater, landschapskunst en muziek een speciaal plekje verworven heeft. Omdat het programma dit jubileumjaar te veel moois beloofde om alleen te kunnen zien, deel ik de feestvreugde met redacteur Tamara de Reus. Haar Oerol-ervaringen zullen later deze week verschijnen. Die van mij beschrijf ik aan de hand van de thema’s Tijd, Trippen en De menselijke natuur in drie delen.

De Dansers – Ten Noorden van Nergens

Een van Terschellings meest fascinerende locaties, het hoogste punt op Seinpaalduin met uitzicht over een groot deel van het eiland, wordt in Ten Noorden van Nergens helaas weinig benut. Het zicht dat zich tussen twee duinen door voordoet op de Waddenzee met daarachter Terschellings meest oostelijke puntje is het enige uitzicht vanaf de tribune, waar nauwelijks mee wordt gespeeld. De Dansers speelden in de choreografie van Josephine van Rheenen vooral met elkaar en hadden daar zichtbaar veel lol in. De duin is hun speeltuin, waarin zij hun eigen grenzen en die van elkaar verkennen. Ze vallen, vechten en vieren met elkaar hun lijfelijke menselijkheid waarin ze veel oogcontact maken met het publiek. In de choreografie wordt moderne dans verweven met capoeira, waardoor beide vormen niet echt tot hun recht kunnen komen. In de muziek, live gespeeld door de indiefolkband La Corneille, komt de intensiteit van de overgave aan de (menselijke) natuur het best tot zijn recht. Deze drie muzikanten zijn de stuwende kracht achter De Dansers.

Ulrike Quade Company – DE WAND

UlrikeQuadeComapany_DeWandOerol2_MaschaJansenIn DE WAND van Ulrike Quade Company lijk ik mij midden in een apocalyps-scenario te bevinden. Slingerende bospaadjes leiden mij langs onnatuurlijke voorwerpen, die met de soundscape van Strijbos & Van Rijswijk klinkend door de koptelefoon mij een onheilspellend gevoel geven. Eenmaal aangekomen bij de tribune ben ik omsloten door bos, zittend te midden van naaldbomen met dunne stammen en prikkende takken, de een nog ieler dan de ander. Door de schel klinkende klanken ga ik de boom pal voor mij met argwaan bekijken: wat zijn dat eigenlijk voor gekke groene plekken? Het lichte groen dat zich links van mij uitstrekt lijkt te fel, als in een computerspel. Ik weet niet meer of de vogels in mijn koptelefoon of in de lucht fluiten. Dan klinkt de stem van Harriet Stroet in mijn oren, zij speelt zeer overtuigend een vrouw die alleen met haar hond in haar weekendhuis in de bergen leeft. Later krijgt zij gezelschap van meer dieren, die zij laat leven met haar poppenspel. De ramp die zich heeft voltrokken wordt in het ongewisse gelaten, de eenzaamheid van de vrouw die dit tot gevolg heeft blijft interessant genoeg gedurende de voorstelling. Hierin wordt slim gebruik gemaakt van de locatie: als de vrouw met haar hond achter de helling verdwijnt waarop zij speelt, ontvouwt zich voor mij een denkbeeldige wereld verder. Ook de plaatsing van de tribune tussen de bomen draagt sterk bij aan de totale ervaring: de bomen waar het publiek omheen moet kijken worden onderdeel van het toneelbeeld. Het zicht wordt hierdoor geregeld beperkt, maar de voorstelling wordt hier juist als werkelijker door ervaren: de vierde wand verdwijnt in DE WAND. Ik word onderdeel van de verhaalwereld waarbij de natuur de toeschouwer met cultuur verbindt. Dit theater is als een ultieme imaginary-realityervaring.

Stichting Daria Bukvić – Nobody Home

In het Hoornse Bos staat de locatiebewerking van Nobody Home, de voorstelling gemaakt door een jonge generatie gevluchte theatermakers waarop al veel lofzangen geuit zijn en die na de herneming het afgelopen seizoen het komende seizoen opnieuw in het theater te zien zal zijn. Deze omgeving heeft voor mij echter geen meerwaarde, al zou het bospad dat naar de voorstelling leidt door de attributen erlangs als vluchtroute gezien kunnen worden en benadrukken de tot lampionnen omgetoverde tassen de dieptewerking van het bos. Even dringt de gedachte aan een Terschellinger Jungle zich aan me op. Aan het begin van de voorstelling leidt de omgeving mij namelijk af van het  toneelbeeld, dat daar wat verdwaald staat. Maar al snel ga ik op in de verhalen van de spelers, waarbij ik Majd Mardo als jong jongetje in Syrië over straat zie lopen en Vanja Rukavina zijn frustratie over de complicatie van zijn herkomstsituatie heel begrijpelijk voor mij maakt. Samen met Saman Amini, wiens gezongen tekst dynamisch werkt, laten zij ons hun kennismaking met Nederland ervaren. Dat land wat niet altijd even tolerant blijkt te zijn. De momenten waarop de spelers even uit hun rol stappen om een ander van commentaar te voorzien (waarbij ook het publiek niet gespaard blijft), doen soms wat flauw aan, maar missen hun effect als luchtig intermezzo niet. Daarbij benadrukken deze uitstapjes het gegeven dat de spelers op het toneel hun eigen verhalen vertellen, waardoor deze nog lang na blijven klinken in mijn hoofd.

Moeremans&Sons / Noord Nederlands Toneel – Crashtest Ibsen III: Ik zie spoken

Na deel I en II uit de Crashtest Ibsen-reeks is Crashtest Ibsen: Ik zie spoken een derde wederom metatheatrale bewerking, geschreven door Joachim Robbrecht en geregisseerd door Sarah Moeremans. Crashtest Ibsen: Nora was vorig jaar voor mij een zeer verrassende kennismaking met dit werk. Helaas doet Ik zie spoken dit jaar meer als een welbekend kunstje aan dat opnieuw wordt uitgevoerd. De actualiteit wordt gekunsteld aan haar haren het verhaal ingesleept, waarbij datingapps, ondernemers, verandermanagement en vluchtelingen her en der opduiken en de imaginaire locaties en personages gecreëerd door de auteur en hijzelf openlijk op het toneel becommentarieerd worden. Dit doen de acteurs met veel plezier, waarbij zij veelal mét hun personage spelen. Deze personages nemen het heft in eigen handen: zo verzekert mevrouw Alving zich tegen de in Ibsens Spoken onontkoombare brand. Maar ook in Crashtest Ibsen is het vuur niet te controleren en gaat het net gebouwde weeshuis toch in vlammen op, samen met de verzekeringspapieren. De mens is 135 jaar na Spokens dato nog steeds net zo min te controleren…

Theater / Reportage
special: Oerol 2016 - deel 2

Trippen op Terschelling

De feestelijkheden rondom de 35ste editie van Oerol, waarin het thema ’tijd’ in vele gedaantes terugkeert, beginnen al op het moment dat de zonnige gele entreekaarten op mijn deurmat vallen. Een verwachtingsvol gevoel tintelt vanuit mijn tenen richting mijn hart, waar dit bijzondere festival vol locatietheater, landschapskunst en muziek een speciaal plekje verworven heeft. Omdat het programma dit jubileumjaar te veel moois beloofde om alleen te kunnen zien, deel ik de feestvreugde met redacteur Tamara de Reus. Haar Oerol-ervaringen zullen later deze week verschijnen. Die van mij beschrijf ik aan de hand van de thema’s Tijd, Trippen en De menselijke natuur in drie delen.

Club Guy & Roni / Slagwerk Den Haag – Mechanical Ecstasy

Mechanical Ecstasy KNELISDe eerste voorstelling die ik zie op deze editie van Oerol is Mechanical Ecstasy van Club Guy & Roni die samen met Slagwerk Den Haag een ode aan rave parties beloven: een clubnight waarin feest en voorstelling dwars door elkaar heen lopen. De Amsterdamse RoXY dient als inspiratiebron, waarbij een poging is gedaan om de lokale Terschellinger dansgelegenheid Braskoer hiertoe om te bouwen. Tijdens de opkomst van de dance eind jaren ’80 was ik nog niet eens geboren, waardoor ik de hoogtijjaren dan ook niet mee heb gemaakt. Mogelijk is dit een gebrek waardoor opgaan in de club deze avond lastig voor mij werd. De show waarvan ik geen deel uitmaakte voltrok zich aan alle kanten om mij heen, op twee diametraal opgestelde podia in de uiterste hoeken tot dansers die overal op de vloer losgaan. Aan het begin van de show dansen zij nog in zichzelf gekeerd, gedurende de show gaan zij steeds meer voor het publiek los en uiteindelijk wordt het publiek door de dansers mee het podium op getroond. Het grootste deel van het publiek laat zich hier makkelijk toe verleiden, uiteindelijk staan er meer mensen op het podium te dansen (algemeen directeur Marelie van Rongen incluis) dan dat er op de vloer staan. Het ongemak dat ik ervaar in mijn rol als toeschouwer – kijk ik nu naar een performance of doe ik hieraan mee – wint het uiteindelijk van de uitzinnige dans en muziek, waadoor ik hier niet in op kan gaan. Als in een slechte trip dringt de leegte van de nacht zich aan me op en bezie ik het fenomeen ‘uitgaan’ als een bizar gebeuren. Club Guy & Roni hebben het gehele publiek in elk geval (letterlijk en/of figuurlijk) bewogen.

Ragazze Quartet / Kapok / Slagwerk Den Haag / Blauwe Uur – Planetary Sunrise

Bij Planetary Sunrise nemen de strijkers van Ragazze Quartet, de jazzmusici van Kapok, de slagwerkers van Den Haag en de visuele kunstenaars van het Blauwe Uur mij mee op een reis door het werk van Terry Riley. De mooie woorden in het programmaboekje losten hun belofte in dit geval geheel in: het prachtige samenspel van beeld en geluid resulteert in een gelukzalige trip tijdens dit theatrale concert in de duinen. Klanken en kleuren voeden elkaar en daarmee zowel kijker als luisteraar. Waar ik muziek vaak liever beluister met mijn ogen dicht, wordt deze nu nog intenser door het licht. Bijzonder is hoe goed de makers de videoprojecties ter plaatse afstemmen op de klankkleuren van de muziek en deze verder voortstuwen. Ook vloeien natuur en cultuur in elkaar over aan het begin en eind van het concert: waar de muzikanten opkomen in het enige maanlicht van die avond, laat de vuurtoren precies zijn licht over hen schijnen op de laatste noten. Een mooi cadeautje van het eiland.

Theater / Reportage
special: Oerol 2016 - deel 1

Tijd op Terschelling

De feestelijkheden rondom de 35ste editie van Oerol, waarin het thema ’tijd’ in vele gedaantes terugkeert, beginnen al op het moment dat de zonnige gele entreekaarten op mijn deurmat vallen. Een verwachtingsvol gevoel tintelt vanuit mijn tenen richting mijn hart, waar dit bijzondere festival vol locatietheater, landschapskunst en muziek een speciaal plekje verworven heeft. Omdat het programma dit jubileumjaar te veel moois beloofde om alleen te kunnen zien, deel ik de feestvreugde met redacteur Tamara de Reus. Haar Oerol-ervaringen zullen later deze week verschijnen. Die van mij beschrijf ik aan de hand van de thema’s Tijd, Trippen en De menselijke natuur in drie delen.

Collectief Walden – WINDSTILLEVEN

In WINDSTILLEVEN van Collectief Walden staat de tijd centraal. Al bij de instructies voorafgaand aan de voorstelling (of is deze nu al bezig?) wordt het publiek gevraagd om hun tijd in te leveren, waarbij alle apparatuur met tijdsindicatie achter slot en grendel gaat. Vervolgens wordt er middels een college in een duinpan door dramaturg en filosoof Thomas Lamers doorgedrongen tot het hart van de tijd, waarin dit veelzijdige begrip aan de hand van Bergson en Einstein belicht wordt. Hierna wordt de tijd even stil gezet als door het collectief een blackbox om het publiek heen gebouwd wordt, waarin teksten van filosoof Hella Godee en diepe geluiden uit de saxofoon van bioloog en muzikant Thijs van Vuure klinken. Eenmaal uit de donkere doos wordt de tijd weer op gang gebracht, waarbij je op een duinpaadje door je eigen leef-tijd loopt. Een menselijke tijdslijn door het verleden, die je laat stilstaan bij het heden en naar de toekomst vooruit doet zien. Het opvolgende verhaal in een zandafgraving over het Proust-effect, wederom door filosoof Hella Godee, brengt je heel dicht bij haar jeugdherinnering. Zo ga je terug in de tijd door herinneringen uit het verleden, die zo sterk zijn dat ze even heel dicht bij het heden komen. Tot slot kijkt het publiek bij het slotapplaus elkaar in de eigen tijd in de ogen.

Schweigman& / Het Houten Huis – Curve

In Curve, dat theatermaker Boukje Schweigman samen met kunstenaar Cocky Eek en geluidsontwerper Martin Franke gecreëerd heeft, staat de tijd in de vorm van het tempo centraal. Al voorafgaand aan het betreden van de installatie, een groot wit opgeblazen ovaal dat in het donker nog buitenaardser lijkt, wordt je vertraagd door het volgen van een bonkend ritme tijdens je route door het weiland en het bos, uitmondend bij de ingang van de curve. Hier begint een onbeschrijfelijke totaalervaring, die ik nu toch zal trachten te beschrijven, maar waarvan ik vooral wil zeggen dat je deze moet ondergaan. In deze installatie worden vele zintuigen geprikkeld: al horend, ziend, ruikend en voelend loop je met de golfstroom mee waarbij je soms je evenwicht moet zien te hervinden. De vertraging van het tempo waarmee je de ervaring doorloopt, brengt verdieping. Even uit de installatie wordt je zelfs helemaal stilgezet: met een bril op worden stimuli verder beperkt waardoor de cadans van het geluid nog intenser gevoeld wordt. Dit werkte bij mij zeer verlichtend, waardoor ik ontspannen de curve verder doorloop. Even ben ik helemaal overgeleverd aan het verdere verloop van de curve, wat mij bij buitenkomst vanbinnen een diepe ontspanning  geeft, zoals ik deze ook weleens na een yogales ervaren heb. Dit was net wat ik nodig had na een lekke band.

Nynke Laverman – Wachter

Het idyllische kerkje van Midsland is het ideale decor voor Nynke Lavermans moderne sprookje Wachter. Als Nynke start met het voordragen van Friese abracadabra op het podium, waarop een dierlijk, van takken en bladeren gemaakt kunstwerk centraal staat, wordt de associatie met een heidens ritueel al snel gelegd. Om mij heen hoor ik mensen die het jammer vinden dat ze de Friese taal niet machtig zijn, maar eigenlijk vind ik dit zelf helemaal niet erg. Het magische karakter van haar woorden wordt zo versterkt, waarbij ik Nynke tot bosnimf zie verworden. Na dit pakkende openingsgedicht vertelt zij haar sprookje over de kunst van het wachten en het opgaan in de natuur vanuit een boek. Deze vertelling ondersteunt de afwisselend Friese en Nederlandse liederen die zij samen met Sytze Pruiksma (piano, slagwerk en elektronica) en Geneviève Verhage (cello) ten gehore brengt. Gedrieën laten zij een ontroerende kwetsbare levenskracht klinken die, zoals Nynke het zo mooi verwoord, de ‘partituur van de natuur’ vormt.

Theater / Voorstelling

Te subtiel voor extreme ruimte

recensie: Conny Janssen Danst - Courage

Conny Janssen droomde er al heel lang van om een voorstelling te maken in de Ferro, een oude gashouder in het Rotterdamse Vierhavengebied, en die droom is uitgekomen. Haar nieuwste choreografie Courage wordt daar gedanst. Maar of ze daar nu zo blij mee moet zijn?

Per openbaar vervoer is het heel makkelijk om de Ferro te bereiken en als je er bent maakt het gigantische gevaarte indruk. Bij binnenkomst in de immense gashouder blijkt de publiekstribune te bestaan uit een grote cirkel van drie rijen stoelen in alle soorten en maten. Boven ons hangt een enorme witte bol, waar later allerlei patronen in te zien zullen zijn. Terwijl het publiek binnendruppelt is een van de dansers bezig een lange rij dekens op de betonnen vloer te leggen.

Dieren

Bij aanvang van de voorstelling lopen de dansers een voor een aarzelend over de dekens de arena binnen. Hun bewegingen zijn fascinerend: ze lijken op dieren, voorzichtig tastend met armen en andere lichaamsdelen, de voeten plat neerzettend. Het is duidelijk dat ze nieuw terrein ontdekken. Als zij de hele ruimte zijn overgestoken haalt de eerste danser alle dekens weer op: een mooi gezicht, de in die enorme ruimte klein lijkende man bedolven onder een berg dekens. Het begin is zeer veelbelovend met fraaie beelden, waaronder de schitterende kostuums van de dansers. Er is tule gebruikt en zijde in diverse kleuren, zeer aantrekkelijk om naar te kijken.

Dan komen de dansers terug en beginnen de ruimte en elkaar te onderzoeken. Aanvankelijk is iedereen alleen, later vormen zich groepjes en uiteindelijk is er een grote groep die samen beweegt. Maar hoe mooi er ook gedanst wordt, en er wordt zeer mooi gedanst, de ruimte is te groot voor de fragiele bewegingen die we te zien krijgen. De choreografie is gelukkig over het hele oppervlak verdeeld, dus geregeld zijn er dansers van dichtbij te zien, maar heel vaak ook niet en dat wreekt zich. De dansers zijn dan kleine figuurtjes, een heel end weg. Je moet je best doen om te kunnen volgen wat er gebeurt en bovendien creëert de afstand tussen toeschouwer en danser ook letterlijk afstand. Het kan je na een tijd niet echt meer schelen wat er met die mensen aan de hand is.

Extreem

De Ferro is qua grootte en sfeer een extreme plek, die om extreme beelden vraagt. Plotseling rent een van de dansers heel hard door de ruimte. Dat is fijn en het past hier heel goed, maar het duurt helaas maar kort. Je verlangt naar meer van dit soort heftige bewegingen. De dans die nu getoond wordt is mooi, maar te subtiel en zacht: hij verdwijnt.

De muziek van Maartje Teussink helpt ook niet echt. Ze is een unieke muzikante, die veel instrumenten bespeelt en prachtig zingt, maar haar speciaal voor deze voorstelling gecomponeerde muziek is, hoe mooi ook, ernstig en soms eentonig. Er zit een livekoor achter haar, maar dat is niet voor iedereen in de ruimte duidelijk. De zangers worden, in tegenstelling tot Teussink, niet speciaal uitgelicht.

Het is zonneklaar dat er heel veel liefde en hard werk in deze voorstelling zit. Maar kennelijk vraagt zo’n gigantische ruimte meer dan een mooie choreografie, prachtige kostuums en fraaie muziek om de dans tot zijn recht te laten komen. Heel jammer.

Boeken / Non-fictie

Sterrenstof tot nadenken

recensie: Sebastiaan de Vet - Praktisch planeetonderzoek voor de zaterdagochtend

Iemand laten vertellen over zijn passie: het kan adembenemende momenten en heerlijke nieuwe informatie opleveren. Bij Sebastiaan de Vet lukt dat in zijn Praktisch planeetonderzoek voor de zaterdagochtend, al is het jammer van de toch wel in het oog springende mankementen.

Sebastiaan de Vet is een planeetonderzoeker, en dat klinkt even opwindend als het in werkelijkheid is. Van zijn verhalen over maankraters, asteroïden en ijsplaneten krijg je gegarandeerd rode oortjes. Zeker wanneer hij erin slaagt om hier en daar zijn betoog met wat poëzie te verrijken. Neem nu deze beschrijving van de Krijt-Paleogeengrens:

‘De overgang tussen twee geologische tijdvakken. Dit is het geologisch equivalent van de overlijdensakte van de dinosaurussen. In de groeve van de Geulhemmerberg is die als een grijszwarte rouwband afgetekend in het lichtgele kalksteen. Onder de zwarte band leefden de dinosaurussen nog, erboven zijn ze dood.’

Verkillend, dergelijke anekdotes, en net daarom zo passend: De Vet beschrijft het universum als groots, koud en meedogenloos, waarin voortdurend verrassende dingen gebeuren. Zo blijkt de maan – waarvan we nog altijd niet zeker weten hoe ze ontstond – zich steeds verder van de aarde te verwijderen, bevinden zich op de Jupitermaan Io 150 actief werkende vulkanen, en bestaat er een doemscenario waarbij Mercurius uit zijn baan zou worden getrokken en met andere planeten in botsing komt. Geen wonder dat de 17e-eeuwse wis- en natuurkundige Blaise Pascal ooit verzuchtte dat de eeuwige stilte van die eindeloze ruimte hem met angst vervulde.

MacGyver

Een boek als Praktisch planeetonderzoek voor de zaterdagochtend kan, door de vele beschrijvingen van planeten en ruimtelijke fenomenen als ‘kometen die gitzwarte ijsbergen zijn’, eigenlijk niet zonder een degelijk fotokatern. En die ontbreekt hier, wat bijzonder jammer is. Zeker wanneer blijkt dat er – nogal kinderlijke – illustraties worden gebruikt om de zelf uit te voeren experimenten, telkens op het einde van een hoofdstuk, te illustreren. Proefjes die het boek een wat ongemakkelijke spagaat doen maken: de tekst is té moeilijk voor middelbare schoolstudenten, maar de experimenten lijken wel duidelijk op die doelgroep gericht. Volwassen lezers zie ik niet gauw opstaan uit hun stoel en MacGyver-gewijs aan de slag gaan met schroevendraaiers, campingpitjes en ijzerzagen.

Richard Smeets, Het vlot van de Medusa, 8weekly
Kunst / Interview
special: Richard Smeets' visie op Het vlot van de Medusa
Richard Smeets, Het vlot van de Medusa, 8weekly

Richard Smeets en Het vlot van de Medusa

In het Noord-Limburgse Heijen woont en werkt de internationaal gekende kunstenaar Richard Smeets. Onlangs verwierf hij de opdracht om een groot schilderij te maken gebaseerd op een schilderij uit de negentiende eeuw. Alle reden om hem eens op te zoeken en het naadje van de kous te weten te komen over zijn opdracht en natuurlijk om aandacht te besteden aan de kunstenaar zelf, die vast niet iedereen kent. Samen met kunstbemiddelaar Janny Vos sprak 8WEEKLY uitvoerig met Smeets op 19 mei van dit jaar.

In het Louvre in Parijs hangt het schilderij Het vlot van de Medusa, dat wereldberoemd genoemd mag worden. De romantische schilder Théodore Géricault schilderde het naar aanleiding van de ramp met het schip de Medusa, waarbij de officieren de bemanning aan haar lot overlieten. De overlevenden dobberden dagenlang op een vlot op zee voordat ze gered werden. De link met de bootvluchtelingen in onze tijd is snel gemaakt. Dit inspireerde Smeets tot het voorbereiden van dit kunstwerk. Hij ging op zoek naar een opdrachtgever om zijn idee te kunnen uitwerken. Die opdrachtgever vond een bestemming in een kasteel waar het doek zal komen te hangen als het over een jaar klaar zal zijn.

Een kijkje in Smeets’ atelier

Bij het betreden van het atelier van Richard Smeets word je onmiddellijk gegrepen door de gigantische omvang van het doek waaraan hij werkt. Twee bij drie meter en veertig centimeter is een indrukwekkende maat voor een schilderij. De Facebookvrienden van de schilder hebben de vorderingen van de laatste maanden online een beetje kunnen volgen. Van de vele studies, tekeningen, detailuitwerkingen en het opzetten van het uiteindelijke doek zijn een paar foto’s verschenen. Smeets heeft nog een veelvoud van deze voorbereidingen gemaakt en dat toont hij maar al te graag in zijn atelier. Ondanks zijn stijl, die expressionistisch genoemd mag worden, schildert deze kunstenaar als een romanticus dat zou doen, met veel voorbereiding en heel veel detail. Een echte expressionist zou een schilderij produceren in een paar uur. Smeets produceert vijftien, hooguit twintig werken per jaar. Voor deze opdracht heeft hij zelfs een vol jaar uitgetrokken.

Zoals dat bij iedere opdracht van Smeets gaat, werkt hij bij deze moderne versie van Het vlot van de Medusa tegelijkertijd aan twee versies van zijn eindproduct. Het tweede doek is echter nog maagdelijk wit als wij een bezoek brengen aan zijn atelier. Maar dat zal niet lang meer zo zijn, vertrouwt Smeets ons toe. Rechts van het doek hangt een A4’tje met een afdruk van de foto van het originele werk dat als basis dient voor deze opdracht.

Richard Smeets, Het vlot van de Medusa, 8weekly

Théodore Géricault, Het vlot van de Medusa, 1818.

Het originele schilderij als inspiratie

Het Franse fregat de Medusa leed in juli 1816 schipbreuk op de Atlantische Oceaan. Een vlot dat werd gebouwd van de resten van het fregat, dobberde twaalf dagen rond tot het werd teruggevonden door het zusterschip Argon. Van de honderdnegenenveertig opvarenden leefden toen nog twaalf mensen. Ze waren door de kapitein en officieren zonder voedsel of water aan hun lot overgelaten, terwijl de bemanning aan boord van de rest van het schip bleef. Zowel dit voorval als het schilderij van Géricault kreeg veel aandacht in Europa. Het originele doek is vijf bij zeven en een halve meter groot. Het schilderij kent in zijn tijd zowel bewonderaars als mensen die het te morbide vinden en het verafschuwen. Toch trekt het doek door de jaren heen veel kijkers met als toppunt – in de tijd dat de schilder nog leeft – een tentoonstelling in 1820, waar het doek in Londen vijftigduizend bezoekers trekt. Het is het schilderij dat Smeets als inspiratie bedacht tijdens zijn pop-up tentoonstelling eerder dit jaar in Nijmegen. Hij was eerst van plan het daar voor het raam te realiseren terwijl hij toeschouwers had voor zijn tentoonstelling, en van anderen die toevallig langs zijn raam zouden trekken. Toch koos hij voor een andere weg, omdat al snel helder was dat hij niet lang genoeg in Nijmegen zou blijven.

Carrière van Richard Smeets

Smeets volgde heel klassiek een opleiding aan de kunstacademie. Hij ontwikkelde zijn eigen stijl, waarna hij werd ontdekt door de Amsterdamse galeriehouder Herman Krikhaar, die zijn oog liet vallen op één van zijn kunstwerken. Door steeds meer van hem in zijn galerie te tonen, weet hij de naam van Smeets op te bouwen. Heel selectief worden er steeds meer werken van Smeets aan zijn verzameling toegevoegd. Door deze manier van werken ontwikkelde Smeets ook de zakelijke kant van de kunst. Want als kunstenaar kun je nog zulk mooi, baanbrekend werk maken; als je de kunst niet aan de man weet te brengen, kun je er niet of nauwelijks van leven. Voor Smeets zit de verdienste niet in de omvang van zijn productie, maar in de inhoud van zijn werken en zijn zakelijk inzicht.

Het is eigenlijk makkelijk, vertelt Smeets: “Ieder schilderij heeft een kostprijs. Het doek kost een x-bedrag, afhankelijk van de grootte van het werk. De verf heeft zijn prijs. Ik werk graag met olieverf vanwege de huidvorming die het krijgt als het droogt. Natuurlijk heb je daarna de uren die in het werk gaan zitten om het te creëren. Als je dat allemaal optelt, heb je de kostprijs van het schilderij. Door de klassieke manier van werken in plaats van de expressionistische manier, gaan er veel uren in mijn werken zitten. Ik ben ook heel eenvoudig met prijzen. Als de koper niet bereid is het werk voor de vraagprijs te kopen, dan verkoop ik het niet. Geen probleem, even goede vrienden”.

De gouden jaren voor de kunst liggen alweer ver achter ons. Dat was volgens Smeets de tijd tussen 1885 en 2001, de jaren waarin voor gevestigde kunstenaars goed geld te verdienen viel. Daarna werd het moeilijker, helemaal toen in 2008 ook nog de economische crisis er overheen kwam. Nu is er niet alleen creativiteit nodig om kunst te maken, maar ook om het te verkopen. Gelukkig beschikt Smeets ook op dat laatste gebied over voldoende ideeën en is hij nog lang niet uitgedacht. Hij toonde ooit zijn werk op een colonne van tien vrachtwagens, exposeerde onlangs in de Nijmeegse stadsschouwburg, had een pop-up galerie in Nijmegen en voor zijn huidige project zocht hij een opdrachtgever voordat hij het werkelijk ging maken. Hier zocht de verkoper dus een klant, met de opdracht uitgedacht en uitgeschreven in de hand. De enige aanpassing werd het formaat. Over de rest heeft de koper niets te zeggen. Hoe bedoel je creatief in het handelsproces rondom kunst? Ook voor jonge kunstenaars heeft Smeets een concept in gedachten, dat voortkomt uit wat hij ziet op de crowdfunding-markt. Als meerdere mensen via dat systeem investeren in een beginnende kunstenaar, kan deze via zo’n fonds voorzien in zijn levensonderhoud totdat hij van de kunst kan leven.

De realisatie van het doek

Voordat Richard Smeets een streek olieverf op het grote witte doek zet, werkt hij vele ideeën uit op papier: kleine opzetjes van wat het schilderij zou kunnen worden. Een aantal van deze ideeën is hieronder te zien. Pas op het moment dat vanuit de studies een definitief idee ontstaat, wordt het witte doek ontmaagd en start Smeets met een ruwe opzet. Hier is duidelijk de romanticus aan het werk, met een expressionistisch resultaat. Wat lijkt op een schilderij dat vluchtig is neergezet, wordt in werkelijkheid in elk detail uitgewerkt. Terwijl Smeets verder werkt aan het grote doek, worden namelijk telkens weer nieuwe details in kleine werken voorbereid, opnieuw studiemateriaal, dat later zijn definitieve vorm krijgt in het grote werk op het grote doek.

Wanneer het eerste grote doek een stuk op weg is naar zijn definitieve vorm, zal Smeets ook een tweede grote doek maken, waarop zijn tweede idee van het kunstwerk vorm zal krijgen met detailverschillen en net andere keuzes. Zo krijgt de opdrachtgever bijna altijd de keuze uit twee uitvoeringen. “De klant kan zo altijd kiezen. Al kiest hij het ene doek niet omdat zijn gevoel daar iets onduidbaars in ziet, dan wordt het dus het andere doek en dat is dan altijd goed. Keuze hebben is goed voor de klant en voor de kunstenaar, er zijn namelijk altijd meerdere oplossingen denkbaar voor een schilderkunstig probleem. Die kan ik dan vrij van enige druk vanuit de opdrachtgever uitproberen”.

Net als wijzelf, zijn Smeets en de opdrachtgever benieuwd naar het uiteindelijke resultaat. Vele tussenstappen worden dan ook gedeeld. De opdrachtgever is altijd welkom om de vorderingen te zien. Zoals gezegd, zal Smeets nog tot het einde van het jaar werken aan deze opdracht; genoeg tijd om het wordingsproces te volgen. Ook op zijn Facebookpagina maakt hij de wereld die hem volgt deelgenoot van de fases die het schilderij doorloopt. Het is een fascinerende reis naar de moderne versie van dit klassieke werk. Smeets verklapt ons dat veel drenkelingen herkenbaar zullen zijn aan de oranje kleur van de zwemvesten, zoals we die zien op de vele foto’s van de bootvluchtelingen van nu. Zo wordt de klassieke tijd verbonden met de actualiteit, en wordt het niet alleen een moderne versie van Het vlot van de Medusa, maar ook een actueel kunstwerk.

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

Richard Smeets ©

 

 

 

 

 

Kunst / Reportage
special:

De megalomanie van Art Basel

Afgelopen donderdag opende de 47e editie van de prestigieuze kunstbeurs Art Basel. Verzamelaars, kunstenaars, galeriehouders, curatoren en velen anderen uit de kunstwereld reizen voor een paar dagen af naar Zwitersland om te kopen, te ontdekken, te kijken – en gezien te worden.

Art Basel

Satoshi Hashimoto, Pie Charts Everything and Others, 2014. Foto; Aoyama Meguro

Ontdekkingstocht

Nederland is aardig vertegenwoordigd in Basel, zowel in bezoekersaantallen,  geselecteerde kunstenaars als in de aanwezige galeries: alhoewel alleen Annet Gelink en Borzo op de hoofdbeurs staan, zijn er op de kleinere beurzen als Liste en Volta diverse andere galeries van Hollandse bodem te vinden. Die bescheidener beurzen zijn bovendien zeker niet minder de moeite waard om te bezoeken. Hier vind je misschien niet de explosie van giganten waaraan men op de hoofdbeurs snel gewend raakt, maar de mooie gebouwen en de intiemere sfeer van Volta en Liste zijn in zekere zin een verademing. Het is meer een ontdekkingstocht, mijns inziens toch een van de leukere aspecten van het kunst kijken. Er is meer ruimte voor experiment, verrassing en onverwachte presentaties in kelders en zolderruimtes. Zo stuit je in het bijzondere gebouw van de Liste-beurs op de humoristische ‘pie charts’ van Satoshi Hashimoto. En als je niet goed oplet kijk je zo over de verzameling miniatuur-sculpturen van Carlos Motta heen. De figuurtjes in homo-erotische poses kopieerde Motta van beeldjes die zijn gevonden tijdens de Spaanse verovering van Zuid-Amerika.

 

Art Basel

Rafael Lozano-Hemmer & Krzysztof Wodiczko, Zoom Pavilion, 2015.

Grootsheid

Niettemin is een bezoek aan de hoofdbeurs een interessante ervaring. De honderden galeries troeven elkaar minzaam af met Rothko’s, Lichtensteins en Kandinsky’s, en de bezoekers proberen elkaar niet in mindere mate te overtreffen met designeroutfits en gepolijste gezichten. Toch ervaar je na een paar uur een soort verdoofdheid, een symptoom van het stendhalsyndroom wellicht. De overdaad aan kunst en de duizelingwekkende bedragen waarvoor die verkocht wordt is eenvoudigweg niet te bevatten. Na een tijdje ontstaat dan ook het verlangen naar wat meer rust en ruimte.
Gelukkig wordt die behoefte ruimschoots vervuld door de magnifieke Unlimited-tentoonstelling. In de ruim opgezette show worden kolossale installaties, schilderingen en sculpturen afgewisseld met live performances en video-werken. Ook hier wordt je bijna omver geblazen door de omvang en intensiteit van de werken. Toch biedt de enorme hal zo’n ruimte dat je er met gemak uren kunt ronddwalen zonder moe te worden. Ook hier zijn grote en ruimschoots gevestigde namen vertegenwoordigd, waaronder Tracey Emin, Martha Rosler, Anish Kapoor en Ai Wei Wei.

Er wordt echter ook werk van relatief onbekende kunstenaars getoond. De thematiek van de werken loopt sterk uiteen waardoor een duidelijke rode lijn ontbreekt. Gelukkig zijn er veel afzonderlijke hoogtepunten in de tentoonstelling.

 

Art Basel

Jonah Freeman & Justin Lowe, Still uit The San San Trilogy, 2014-2016. Foto: Marlborough Fine Art Gallery.

Hypnotiserende films

Een van de highlights is The San San Trilogy van Freeman en Lowe: een surrealistische mix van documentaire en fictie. Vertrekpunt voor de film was de voorspelling van futurist Herman Kahn in 1967 dat de kustlijn tussen San Diego en San Franscisco zou uitgroeien tot één grote metropolis. Deze fictie gaat in de trilogie een geheel eigen leven leiden en wordt gevoed door inspiratie van de Zuid-Californische jeugdcultuur. De kunstenaars combineerden vervallen stadsbeelden met hypnotische reclames en overkoepelden het geheel met verschillende voice-overs. Het resultaat is een hypnotiserende totaal-installatie waaruit je moeilijk kunt ontsnappen.

Art Basel

Stan Douglas, Still uit Luanda-Kinshasa, 2013.

Een andere video waar je op vergelijkbare wijze in wordt gezogen, is Stan Douglas’ Luanda-Kinshasa. De zes uur durende film biedt een muzikaal intermezzo in de tentoonstelling waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten. Douglas maakte een magnifieke reconstructie van een fictieve opname-sessie in ‘The Church’, een legendarische muziekstudio in het Manhattan van de jaren ’70. De hedendaagse muzikanten weten middels setting, kleding en haardracht feilloos de sfeer neer te zetten van de toenmalige muziekscene en diens Afrikaanse wortels. De aanstekelijke beats van de schijnbaar eindeloze improvisatie – de film is in een loop gemonteerd – resoneren nog lang in je lichaam.

 

Art Basel

Ariel Schlesinger, Two Good Reasons, 2015. Foto: Galeria Minini.

Poëzie en surveillance

Een meer poëtische insteek wordt verschaft door de romantische installatie van Ariel Schlesinger. Two Good Reasons is een driedimensionaal gedicht, dat vervolgens weer vertaald is in geschreven poëzie. De twee witte vellen die als verlegen geliefdes om elkaar heen draaien, elkaar ontmoeten en weer hun eigen weg gaan voeren een betoverende cyclische dans op.
De lichtheid die dit werk bij de bezoeker teweegbrengt wordt echter rücksichtslos weggevaagd door de meest beangstigende installatie in de show. Bij het betreden van het Zoom Pavilion van Lozano-Hemmer en Wodiczko wordt je geconfronteerd met close-ups van je eigen gezicht, geregistreerd door roofzuchtige camera’s die worden gestuurd door gezichtsherkennende algoritmes. Het werk drukt ons met de neus op de rap voortschrijdende technologische ontwikkelingen, waar we liever niet te lang en te diep over nadenken.

Art Basel

Samson Young, Canon, 2015.

Op de terugweg valt op het laatste moment nog een half verborgen werk op: bovenop een van de centrale wanden staat een Aziatisch-uitziende man in uniform. Bij het zien van de figuur met microfoon komt de realisatie dat dit de bron is van de vogelgeluiden die je al veel eerder gehoord had. Het blijkt een ‘Long Range Acoustic Device’, een geluidskanon dat over een afstand van een kilometer individuele personen kan ‘neutraliseren’. Met deze wetenschap in het achterhoofd verlaat je als bezoeker enigszins geïntimideerd de tentoonstelling.

Een bliksembezoek van twee dagen aan Art Basel leidt tot inspiratie, maar maakt ook duidelijk hoe groot het verschil is tussen beurs en tentoonstelling. Hoe mooi de beurs-stands ook ontworpen zijn en hoe uitzonderlijk de werken die er hangen: een goede ervaring van kunst kan pas echt ontstaan in de juiste context, zoals Unlimited laat zien.

 

 

 

Boeken / Non-fictie

Als Debby door het leven

recensie: Jannah Loontjens - Roaring nineties

Op zoek naar een eigen identiteit, zoals alle opgroeiende mensen, heeft Jannah Loontjens steun en troost gevonden bij de filosofen. Van dat project geeft ze in acht essays een intelligent en vermakelijk verslag. Of de negentiger jaren van de vorige eeuw net zo ‘roaring’ waren als de fameuze moderniteit van de jaren ’20 is de vraag, maar Loontjens heeft er op het persoonlijke vlak uitgehaald wat erin zat.

Haar ouders, aan wie de bundel is opgedragen, verruilden als echte hippies het burgerbestaan in Nederland voor een open plek in de Zweedse bossen. Autarkisch leven was het ideaal, zonder een controlerende overheid, een zeurende buurman en vooral zonder een God die alles ziet. Dit laatste aspect, ook bekend als ‘het verdwijnen van de Grote Verhalen’ vormde het uitgangspunt voor de naoorlogse filosofie die met name in Frankrijk een hele generatie voortbracht onder de noemer poststructuralisme. Het ging niet langer om het zoeken naar de waarheid, de kern van het zelf, of de echte realiteit. Dat alles bestond niet en het concept werd op vernuftige wijze filosofisch afgebroken.

De held uit New York

In het kort kwam de afbraak hier op neer: de wereld bestaat niet uit vastgestelde waarheden en normen. Alle cultuur is samengesteld uit losse vertellingen, meningen, beelden en spiegelbeelden die telkens naar elkaar verwijzen. De context bepaalt de betekenis van wat zich voordoet. Voor een opgroeiende puber zoals Jannah uit de Zweedse bossen die opeens in Den Haag op school zat, een onbegrensde keuze aan mogelijkheden. Terwijl haar moeder rustig doorleefde in een artistiek milieu, probeerde zij andere kringen uit. Ze werd ‘ordinair’ en liet zich een tijdlang Debby noemen. Maar Debby ging filosofie studeren en dook het intellectuele debat in. Jacques Derrida, de Franse kampioen van de ‘deconstructie’ werd haar held.

De colleges in New York, waar Derrida les gaf, leerden haar dat het leven een spel is en de eigen identiteit een keuze die men ieder moment kon veranderen. Met een snufje dialectisch denken erbij kon men zelfs de identiteit ontkennen en vervolgens voor zich uit projecteren in een eindeloze beweging op weg naar..… tja, alle idealen waren afgebroken, dus misschien op weg naar Niets?

Spiegelwereld

Prachtig beschrijft Loontjens hoe vreemd het is om ergens te zijn waar niemand je kent en je iedere rol kunt spelen die in je opkomt. Echter, naarmate ze verder leeft, schrijft en een plaats in de Nederlandse maatschappij probeert te vinden, blijkt dat de spiegelwereld waarin ieder beeld voorbeeld is ook onzeker maakt. Want hoeveel Derrida’s er ook rondlopen om je wijs te maken dat ons ‘ik’ niet bestaat – toch dringen de vragen naar onszelf en de relatie met de wereld om ons heen zich telkens op. Lid worden van de ene of de andere groep: kunstenaars, krakers, communes – het helpt niet. Ten slotte keren de beelden van de lichte zomernachten en de eindeloze winters in Zweden terug. Was dat het dan, het eenvoudige bestaan, zonder televisie en sociale media?

Misschien moet Loontjes zich tevreden stellen met een doorleefd-denkende buitenstaander te zijn en alle banden van liefde en vriendschap zo goed mogelijk onderhouden. Maar ze blijft twijfelen en dat is nu juist het aardige. Er loopt een lijn van puberale experimenten naar een zekere rijping door deze bundel. Een iets oplettender redacteur had enkele alinea’s over het bederf dat tv en media veroorzaken wel mogen schrappen. Het is vaker en al veel eerder gezegd en doet oubollig aan. Maar verder is deze poging om abstract denken werkelijk te integreren in het dagelijks leven zonder meer geslaagd.

Boeken / Fictie

Zoete liefdesreclame

recensie: Grégoire Delacourt - De vier seizoenen van de zomer

De Franse auteur Grégoire Delacourt schrijft met De vier seizoenen van de zomer een mierzoete roman over de liefde. Er zit een lichtheid in zijn stijl die goed bij het onderwerp past, maar verder is het vooral tenenkrommend proza.

Delacourt probeert in vier losse verhalen een ode aan de liefde te brengen. Zo is daar de prille liefde, beschreven in een verhaal over de vijftienjarige Louis die zijn buurmeisje Victoire in het geheim adoreert. De verloren liefde vindt haar plek in het tweede deel; hier probeert een 35-jarige vrouw aan te pappen met haar opnieuw tegen het lijf gelopen jeugdliefde. Vervolgens zijn we getuige van een oudere, wanhopige dame die – al smachtend – de liefde herontdekt. Ten slotte belanden we bij een hoogbejaard echtpaar dat hun onvoorwaardelijke liefde niet wil laten verzanden in gebrekkige ouderdom.

Gesmeed concept

Grégoire Delacourt is – naast een gevierd auteur – reclamemaker en eigenaar van een reclamebureau in de Franse hoofdstad. En misschien is dat juist wat deze roman de das om doet: reclamemensen zijn volledig gericht op een concept dat vervolgens wordt omgezet in een pakkende advertentie of een meeslepende tv-commercial. De schrijver heeft met dit boek ook duidelijk een concept gesmeed dat een nogal geforceerde uiting oplevert.

Dat is zichtbaar in een aantal overeenkomsten. Ten eerste spelen de vier verhalen zich grotendeels af in Le Touquet, een badplaats aan de Normandische kust die in de volksmond ook wel Paris-Plage wordt genoemd, omdat hier de meeste Parijzenaars hun strandvertier zoeken. Daarnaast is 14 juli 1999 de dag waarop de meeste bewegingen zich afspelen en als feestelijke quatorze juillet een verbindende factor dient te zijn. Ook de aankomende eeuwwisseling wordt aangestipt in de verschillende verhalen: het einde van de wereld wellicht? Wat staat ons, en dus de liefde, te wachten? Dan is er nog een overdreven insteek met het Franse chanson, veel titels en teksten worden ingevoegd om wat ‘couleur locale’ op te roepen. Als laatste is er het bloementhema, op de een of andere manier vindt de schrijver het noodzakelijk een aantal bloemsoorten als naamgever en metafoor van de hoofdstukken te laten fungeren.

Kunstmatige vorm

Met deze onderdelen boetseert de schrijver/reclamemaker zijn boek. Hij is pas klaar als alles klopt, als alle onderdelen met elkaar matchen en de verhalen als een uitwaaierend geheel in elkaar overlopen. Wat hij over het hoofd ziet is dat zijn roman inmiddels een volslagen geconstrueerde en kunstmatige vorm heeft aangenomen. Het eerste verhaal, van de vijftienjarige pubers, is nog het meest charmant in het onvoorspelbare verloop en het Lolita-achtige einde. De andere delen worden gevormd door vervelende en quasi-romantische kitsch, waarbij Delacourt zich uitput in vermoeiende lyriek om zijn concept sluitend te maken. Met als dieptepunt het stuk over de smachtende dame die uiteindelijk tussen de lakens belandt met haar zojuist opgedoken liefde en zich naderhand in zwelgende gedachten uitspreekt:

Dankjeweldankjeweldankjeweldankjeweldankjewel

Deze roman, die de hartstochtelijke liefde zou moeten beschrijven – wat al een moeilijke opgave an sich is – verzandt in een voorgebakken vorm die niets overlaat aan originaliteit, spontaniteit en werkelijke passie. De schrijver doet een poging om, volgens het schrijfcursushandboek, de diepste menselijke gevoelens te beschrijven, maar verdrinkt in het verraderlijke moeras van clichématige uitkomsten.