El Botón de Nácar
Film / Films

Chileense watervrees

recensie: El Botón de Nácar (dvd)
El Botón de Nácar

Het langgerekte Chili heeft een kustlijn van 6000 kilometer. Toch staat het land met de rug naar de zee. De Chilenen zijn vooral gericht op het binnenland, van het water moeten ze niet zoveel hebben.

In het aangenaam meanderende filmessay El Botón de Nácar probeert de Chileense documentairemaker Patricio Guzmán de watervrees van zijn landgenoten te doorgronden. Hij schuwt daarbij het grote gebaar niet. In zijn film verbindt hij het Chileense water met de geschiedenis en het universum.

Stelselmatige uitroeiing

Hij laat zien hoe de inheemse volkeren die op de vele eilanden in Patagonië leefden stelselmatig zijn uitgeroeid door de Spaanse kolonisten en door de van hen afstammende Chilenen. Guzmán spoorde enkele afstammelingen van deze ‘waterstammen’ op, wat een aantal ontroerende gesprekken oplevert die worden gecombineerd met prachtige archieffoto’s.

Daarbij laat de filmmaker het niet. In zijn dichterlijke essaystijl trekt hij de lijn van de uitroeiing van de Patagoonse bevolking door naar het Pinochet-bewind. Ook daarin speelt water weer een belangrijke thematische rol. Gevangenen werden door de junta-militairen gedrogeerd en vervolgens, verzwaard met een stuk spoorrail, uit een helikopter of vliegtuig in zee gedumpt. De stukken verroest staal op de zeebodem markeren nog steeds de vele doden.

Lyrische beelden

Dat klinkt als een – letterlijk – loodzwaar verhaal, maar toch weet Guzmán met zijn beschouwende toon de film aangenaam poëtisch te houden. El Botón de Nácar is geen fel politiek pamflet, maar de literaire aanklacht die in lyrische beelden van oceanen, gletsjers, bergen en woestijnen verpakt is, komt daardoor des te harder aan. Schoonheid, woede en ontroering komen zo op een wonderlijke manier samen in dit bijzondere filmessay.

Muziek / Concert

De pikante nacht van Figaro en Susanna

recensie: Le nozze di Figaro @ Nationale Opera

Haarfijn weeft de Duitse regisseur David Bösch in de opera Le nozze di Figaro van Wolfgang Amadeus Mozart tijdens de première in De Nationale Opera (Amsterdam) stemmen en actie tot een meesterlijk (on)navolgbaar verhaal met een ingewikkelde quid-pro-quo van verklede personages, misverstanden en komische wendingen.

Mozart

Zonder enige filosofie of bedachte subtekst blijft Bösch’ spelleiding drie en half uur lang dicht bij muziek en woord. Wat krijg je dan? Een spiegeling van Mozart zelf: speels, vrolijk muziektoneel met een – soms banale – kwinkslag. De geest van het wonderkind is alom tegenwoordig: ieder gebaar is afgestemd op de muziek, iedere gezichtsuitdrukking dient de logica, de pikante incorrectheid van de vlotte recitatieven wordt meesterlijk door de lichaamstaal verraden. Het is moeilijk tijdens deze productie niet aan de film Amadeus te denken.

Bannwart

Figaro is een ensemblestuk met veel coups de théatre -onverwachte wendingen- en speelt “in één enkele doldwaze dag” (de ondertitel van het oorspronkelijke toneelstuk van de Franse schrijver Baumarchais). De karakters zijn constant met elkaar in gevecht. Figaro en Susanna, de Graaf en de Gravin, Marcellina en Bartolo – ze trouwen, bedriegen en vooral intrigeren om eigen belangen uit te spelen. Het perspectief verschuift als Cherubino, een puberende jongeling verschijnt. Mozart gebruikt hem als running gag en laat hem altijd op het verkeerde moment een scene verstoren, waarmee hij nog meer verwarring in de plot brengt. De conflicten zorgen voor versnelde opeenvolging van scherp gesneden scenes, wat Bösch inspireert om zijn toneelschikking rondom een conflict op te bouwen. Hij kiest voor een jonge cast en dynamisch lichaamstaal. Kostuums (Meentje Nielsen) zijn een houvast om de logica van de steeds ingewikkelder wordende plot simpel te houden: geen achttiende-eeuwse jurken maar functionele karakterstekende dracht. De Zwitserse ontwerper Patrick Bannwart gaat nog verder, hij laat – letterlijk en figuurlijk – het melodrama van het echtpaar Almaviva in de veel te grote slaapkamer “draaien” en zet daarentegen Suzanne en Figaro in een claustrofobisch hokje dat de “gulheid” van hun werkgevers weerspiegelt. Chic en trashy eindigt Bannwart de voorstelling met een brandstapel van stoelen die het desolate universum van de personages weerspiegelt.

Maar het fundament waarop Bösch zijn constructie bouwt is Mozart’s muziek – zeer organisch toch af en toe met iets te weinig dynamische precisie door Nederlands Kamerorkest onder leiding van Ivor Bolton deze avond gespeeld – en de formidabele zangers. Met gemak en veel virtuositeit beheerst Stéphane Degout zijn schurkenrol als de Graaf die in zijn laatste aria Contessa perdono het publiek raakt. De Duitse Christiane Karg als Susanna creëert onophoudelijk spanning niet alleen met haar perfecte zangkunst maar ook met het nabootsen van een simpel maar slim meisje in al doen en laten. De Italiaanse Eleonora Buratto, nog wat angstig en onzeker in de eerste twee akten, komt alsnog op gang en overtuigt als Gravin Almaviva in de finale.
Maar wie amuseert tijdens deze voorstelling het meest? Figaro of Cherubino?

De Italiaan Alex Esposito, geen onbekende voor het Amsterdams publiek (DNO – productie Il turco in Italia) vertolkt Figaro’s illusies met een persoonlijke touch en neemt in de aria Aprite un po’ quegl’occhi speels het smoezelende publiek mee. Doch het meeste gegiechel wekt de Franse Marianne Crebassa in haar travestierol van Cherubino. Keer op keer zorgt ze voor hilariteit en verwent het publiek telkens met een magnifieke mix van zang en beeld. Vast staat dat wie naar deze voorstelling gaat – en in dit geval kunnen zelfs toneelliefhebbers dat wagen – een hoogstaand plezier zal beleven en een pienter entertainment.

Theater / Voorstelling

Mensen kijken in de Schouwburg

recensie: Als De Beren Komen & Inge Wannet - Klapvee

Terwijl het Nederlands Theaterfestival in volle gang is, presenteert Klapvee zich als een ode aan de Stadsschouwburg Amsterdam. De plek waar het uiteindelijk om twee dingen draait: zien en gezien worden.

Klapvee is een voorstelling van theatercollectief Als de Beren Komen en regisseur Inge Wannet. Een kleine productie van 30 minuten, die mooi voor een andere voorstelling gepland kan worden. Zowel de theatermakers van Als de Beren Komen als Inge Wannet zijn gespecialiseerd in locatietheater. Het mag dan ook niet verbazen dat Klapvee niet in een van de zalen, maar in de foyer van de stadsschouwburg wordt opgevoerd.

Voyeuristische ervaring

Het theaterpubliek wordt zijn trouwste zintuig ontnomen: een blinddoek moet voor. Daarnaast gaat ook een koptelefoon op, waardoor Klapvee begint als een hoorspel. De voorstelling handelt over zien en gezien worden. Een thema dat zich prima leent voor een theaterschouwburg, waar mensen voor in ieder geval een van twee komen. Klapvee wordt opgevoerd in de aanloop van de hoofdvoorstellingen die op de programmering staan van het Nederlands Theaterfestival. Dit betekent dat de foyer langzaamaan steeds drukker wordt. Wanneer de blinddoek af mag maar de koptelefoon opblijft, ontvouwt zich het interessantste element van deze voorstelling: theater en realiteit lopen letterlijk door elkaar heen. Er staan verschillende figuranten in de foyer, maar het duurt even voor je door hebt wie dat zijn. Daarnaast zijn er ook reguliere bezoekers die een drankje drinken terwijl ze staan te wachten voor een andere voorstelling. Doordat het geroezemoes gedempt wordt door je koptelefoon, voel je je lichtelijk afgesloten van de ruimte waar je in zit en kan een voyeuristische ervaring ontstaan. Lekker mensen kijken. Onderwijl spreekt acteur Alex van Bergen je toe door de koptelefoon en vraagt je goed te kijken naar wat je ziet.

Misschien had het daarbij moeten blijven, maar de makers willen ook nog een verhaal vertellen. Een liefdesverhaal dat helaas geen interessante aanvulling levert op het thema van zien en gezien worden en daarom overbodig aanvoelt. Het leidt af van het voyeurisme en laat Klapvee daardoor net niet beklijven.

Black Oak - Equinox
Muziek / Album

Black Oak – Equinox: Geslaagde symbiose

recensie: Vooraankondiging Live @ De Kapel Roepaen
Black Oak - Equinox

De band Black Oak is een samenwerking tussen singer-songwriters Geert van der Velde (The Black Atlantic) en Thijs Kuijken (I am Oak). De nieuwe bandnaam is een samentrekking van delen van beide ‘band’-namen.

Met het album Equinox verraste de beiden heren eind mei de muziekliefhebber van fijne singer-songwriter liedjes. De samenwerking tussen Van der Velde en Kuijken mag zeker een geslaagd experiment heten. Een fraaie symbiose van twee creatieve geesten in een nieuwe formatie.

De elf composities op het album zijn van een bijzondere schoonheid die vooral de stemmen van beide singer-songwriters volledig de ruimte laten om te excelleren. De instrumentale begeleiding staat vooral in dienst van de vocale ondersteuning en inkleuring van de melodielijnen. Nergens wordt het schreeuwerig. Het is dan ook bij uitstek luistermuziek, geen festivalmuziek. Of dat laatste zou op een folkfestival moeten zijn en bij voorkeur tijdens het ochtendgloren of in de schemering. Dat is waar Equinox prima zal gedijen.

Ter ondersteuning van het verschijnen van het album speelde de beiden mannen met drummer Mischa Porte een intiem optreden in Sounds in Tilburg waarbij ze tevens de tijd namen om de luisterschare te spreken. Porte kreeg daarbij maar een hele kleine drumkit om het geluid heel klein en akoestisch te houden. Onderstaand is ook een opname te zien en te luisteren van een van de ten gehore gebrachte liedjes.

Binnen niet al te lange tijd zal de band in De Kapel van het klooster Roepaen te Ottersum een volledig optreden geven. Mooi weerzien op een bijzondere locatie. Daar kan de band haar akoestische prestaties toevertrouwen aan de akoestiek van De Kapel. Voor iedere band een uitdaging om niet te galmen en voor de luisteraars een bijzondere ervaring.

Schrijf de datum 14 oktober a.s maar in de agenda! Kaarten voor dit optreden kun je hier winnen.
black oak

 

weg
Boeken / Non-fictie

Weg van de Weg

recensie: Michael Puett en Christine Gross-Loh - De weg
weg

De colleges Chinese filosofie van auteur en Harvardprofessor Michael Puett behoren tot de populairste van de prestigieuze universiteit. Dan valt te hopen dat hij daarin meer aandacht besteedt aan deze filosofie, want in zijn werk De Weg laat hij hierbij behoorlijke steken vallen.

Chinese filosofie staat de laatste jaren flink in de belangstelling, zowel in China als in het westen. Dit leidt tot tal van publicaties waarin we op toegankelijke wijze bekend kunnen raken met Chinese filosofen, die doorgaans een volstrekt eigen en andere manier hebben om naar de wereld te kijken. Een zienswijze die veel mensen vandaag de dag aanspreekt. Een denken dat onze alledaagse ervaring van de wereld ofwel op z’n kop zet, ofwel verrijkt met details. Veelal komt het Chinese denken erop neer dat te veel ambitie onze ondergang wordt en dat we gelukkig worden door ons er niet meer mee bezig te houden. Populaire filosofische stromingen vanuit China zijn het taoïsme en het confucianisme. Er is echter meer dan dat en daarvan wil De Weg een overzicht geven. Daarnaast koppelt Puett het denken aan praktische hedendaagse voorbeelden.

Stellig

Wat opvalt in de manier waarop Puett het oude Chinese denken (vaak ouder dan 2000 jaar) aan de huidige tijd koppelt, is de stellige toon die hij gebruikt. Een conflict met een collega zouden we in de lijn van Mencius kunnen voorkomen wanneer we beseffen dat we allebei allerlei verwachtingen hebben, die we zonder te checken op elkaar afvuren. Zo gaan we met korte lontjes een gesprek in en flippen we gemakkelijk. Beter zou het zijn wanneer we, doordat we De Weg gelezen hebben, begrip tonen voor de ander. Eerder zegt Puett geen zelfhulpboek te hebben willen schrijven, om vervolgens met het ene na het andere advies te komen. In een ander voorbeeld stelt Puett dat het beter zou zijn een collega te helpen die tien minuten van je tijd vraagt, ook al ben je erg vermoeid en wil je het liefst naar huis om uit te kunnen rusten. Wanneer je dan vijftien minuten later dan voorzien klaar bent, zo stelt hij, zul je meer tevreden zijn, omdat je deze collega geholpen hebt. Het boek staat vol van dit soort ‘omgangsregels’.

Missers

Puett schreef De Weg samen met journaliste Christine Gross-Loh. Het lijkt erop dat hij zich meer thuis voelt in het confucianisme dan in het taoïsme. Ten eerste omdat hij het confucianisme kernachtiger weet te vangen en een aantal belangrijke principes helder uiteen weet te zetten, zoals het concept Ming, van Mencius. Ming is vrij vertaald het noodlot en het begrip staat voor Mencius voor de wisselvalligheid van het bestaan. Of het belang van rituelen waar Confucius prat op ging. Rituelen die ons helpen hoe we met verschillende ambten en levensgebeurtenissen moeten omgaan, om ons zo soepel mogelijk door het leven te bewegen. Daarentegen mist Puett één van de kernprincipes van het taoïsme, het wu wei, wat hij slechts terloops noemt en nauwelijks uitwerkt. Ook verzuimt hij het werk van de wijze Lao Zi bij de juiste naam te noemen, namelijk de Daodejing. In plaats daarvan noemt hij het werk steevast de laozi. Hij stelt dat het taoïstische gedachtegoed aangewend kan worden om nieuwe werelden te scheppen. Een eigentijdse interpretatie.

Verbijsterend is het dat hij Ronald Reagan ten tonele brengt als een man die een nieuwe wereld schiep. Het neoliberale ideaal van Reagan is de antithese van waar het taoïsme voor staat. Dat Puett dan ook met Xun Zi eindigt is niet zo vreemd. Deze denker past het best bij het huidige Amerikaanse pragmatisme en neoliberale denken. Dat de Chinese filosofie doordrenkt is met maat houden en harmonie nastreven, laat Puett op de cruciale punten achterwege. Een gemiste kans.

Zo is dit boekje een introductie in met name het confucianistische denken, waarbij hij er in slaagt een aantal kernbegrippen helder uit te leggen. Maar tegelijkertijd is het veel te eenzijdig en te weinig kritisch hoe de Chinese filosofie van weleer antwoorden kan bieden voor de werkelijke problemen van vandaag de dag. Antwoorden die ze wel degelijk heeft. De vele onrealistische en stellige voorbeelden doen verder af aan de bruikbaarheid van het Chinese denken, wat dit denken geen recht doet. Ondanks een aantal aardige inzichten raakt De Weg aardig van het padje.

Childhood of a leader
Muziek / Album

SCOTT WALKER | THE CHILDHOOD OF A LEADER OST

recensie: Grafharde Klankbak
Childhood of a leader

Als Scott Walker (Noel Scott Engel) zijn keel opentrekt, kruipen mensen van panische angst de grond in. Een onaardse, doodsbenauwde vibrato als zenuwen op brekens. Een stem die zich ontzield van de zanger losmaakt, als loodzwaar spook alle duisternis naar zich toe trekt. De huiveringen van platen The Drift en Bisch Bosch galmen nog lang na. Op soundtrack The Childhood of a Leader fungeert niet Walker zelf, maar de orkestbak als zijn klankkast.

Daar jaagt de bleke componist de eerste spanning door de orkestbak, die daarop onrustbarend wrange klanken uitstoot. Iemand breekt een zweep, links en rechts piepen zieke speelgoedtrompetjes. Dan plaatst Walker zijn wrange toonblokken als een waanzinnige Bruckner.

Grafhard

“His enormous eyes as he arrives – Coming nearer in the surrounding darkness – His strange beliefs about the moon.” (Clara, uit The Drift) Strijkers trekken als inktzwarte bommenwerpers de stad over. Op Childhood of a Leader dicteert de film, al werpt de muziek bij vlagen een grafharde schaduw. Zelfs op een klein intermezzo als ‘Village Walk’ trekt Walker de strijkers doormidden. Opdat er geen enkele reden overblijft om te vermoeden dat het hier gaat om een zorgeloze promenade.

Er zijn driftbuien van de kleine dictator, waarbij Ligeti die zijn glimlach heeft ingeruild voor een emmer azijn. De orkestbak grieft, cello’s schuren tegen elkaar en fragmenteren alles daarboven. Zo ploegt de bleke componist zich in kleine vignetten van vaak nog geen twee minuten door een kleine canon Moderne Meesters. Hier en daar een schaduw van herkenning, waarmee Childhood of a Leader zich alvast geheel vrij speelt van de gekluisterde klankbauw op The Drift, Bish Bosch of de onverteerbare samenwerking met Sun 0))), Soused.

In staal gevat

De romantiek op deze soundtrack is van een andere soort. Geheel volgens traditie organiseert Walker alle miniatuurtjes, scherven en fragmenten zó, dat de spanning pas scheurt en dondert op het eind. Ronkend koper, machinale percussie en ziekmakende strijkers. Dan een gillende sirene. Dit is waar bij alle toeschouwers het zweet uit duizend poriën barst.

Er ontsnapt nog eens een laatste benepen kreet uit de klankkast en de stilte is weer volledig. De plaat mag een half uur duren, maar de muziek is als in hevig en loodzwaar staal gevat. En zo is de afwezigheid van Walkers stem als een nog diepere duisternis: geen lamp, geen kaars, geen maan. Te weinig licht om op zoek te gaan naar een uitgang.

 

Orchestra Tuning Up (concertmeester): “Okay, let’s try this please!”

 

reflecties
Kunst / Kunstboek

Een goed gesprek tussen kunst en filosofie

recensie: Onno Zijlstra en Wendy Janssen - Reflecties. 25 kunstwerken 24 filosofen
reflecties

Voor in het schitterend uitgegeven boek Reflecties staat een motto van Kant dat meteen al aangeeft waar het de auteurs Onno Zijlstra en Wendy Janssen om te doen is: mensen kunnen over hun eigen, subjectieve oordeel heen stappen en zijn in staat een algemeen standpunt in de nemen en daarop te reflecteren. Dat geeft, zeggen zij, hoop.

Dat is wat Zijlstra en Janssen in de eerste plaats hun studenten aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, afdeling Zwolle, willen leren: reflecteren met een open, haast naïeve blik. En vervolgens nemen ze ons, lezers van wat in wezen een inleiding in de esthetica is, op sleeptouw. Want dat is het wat ze, ook qua aansprekende schrijfstijl, doen.

Praatjes en plaatjes

Het is een aparte inleiding. Weliswaar passeren vierentwintig filosofen chronologisch de revue, maar dan telkens gekoppeld aan vijfentwintig concrete kunstwerken uit deze en de vorige eeuw. Het zijn geen praatjes bij een plaatje, of omgekeerd. Filosofie en kunst leggen elkaar als het ware uit, waarbij het aan de lezer/kijker is er meer of iets anders uit te halen. Op die manier wordt een beroep op actief lezen, kijken en denken gedaan.
Het is geen gemakkelijke kost, maar omdat de inhoud in eerste instantie voor studenten is bedoeld, is de toon begrijpelijk en soms ook verluchtigd: ‘Mondriaan raakt me altijd diep (…). Iedere keer is het weer raak. (Heb ik toevallig een jetlag, dan raakt het werk me dubbel)’.
In de tekst zijn gekleurde tekstblokjes aangebracht met citaten van filosofen, kunsthistorici en enkele dichters. Bovendien zijn de hoofdstukken relatief kort en behapbaar en worden ze afgesloten met een literatuurlijstje voor wie verder wil lezen.

Hoop

alexander calder

Alexander Calder, Rouge triomphante, 1959-1965 (Calder Foundation, New York) c/o Pictoright Amsterdam 2016

Hoe dat in zijn werk gaat, van een subjectief tot een algemeen geldend oordeel komen, blijkt direct in het eerste hoofdstuk, over Mondriaan en Plato: ‘Diotima’s leerschool van de liefde pikt de leerling op waar hij is, in het geval van Socrates bij een mooi jongenslichaam, en voert hem vandaar naar twee en vandaar naar alle mooie lichamen, van mooie lichamen naar mooie gebaren, vandaar naar mooie wetenschappelijke ontdekkingen, en vandaar naar de studie van “de schoonheid zelf”.’
Of in het hoofdstuk over Eliasson en Augustinus: ‘In Augustinus’ Belijdenissen lezen we over de twijfel van een jonge man die op zoek is naar het absolute goed en fout. Het is een persoonlijk en tegelijkertijd een algemeen verhaal over de twijfel.’ En in de voetsporen van de eerder genoemde Kant heet het: ‘Omdat we allemaal mensen zijn en we een verbeeldingsvermogen hebben, komen we tot een persoonlijk, maar toch algemeen oordeel van wat mooi is. Hieruit spreekt hoop.’

Fronsende wenkbrauwen

Het gevolg van deze insteek is dat zowel aan de beeldende kunst als de filosofie recht wordt gedaan, en dat geïnteresseerde lezers in de ene, of de andere discipline – of in beide – veel van hun gading zullen kunnen vinden.
Al zullen kunsthistorici hun wenkbrauwen fronsen wanneer ze bijvoorbeeld lezen dat het werk Luna, dat is gemaakt van wrakhout, als ‘schilderij met lijnen’ wordt bestempeld. De link met Merleau-Ponty die in dit verband wordt gelegd, is overigens ook wat mager, en had juist hier sterker kunnen zijn wanneer de materie van de assemblage als uitgangspunt was genomen. En filosofen zullen hun wenkbrauwen fronsen wanneer ze lezen dat Adorno joods was. Zijn moeder was rooms-katholiek, dus hij was een zogeheten ‘vader-jood’.
Wat overeind blijft, is een op mooi glanzend papier en van bijna tweehonderd kleurenfoto’s voorzien boek dat aanzet tot het zelf verzinnen van combinaties. Wat bijvoorbeeld te denken van Goethe’s kleurenleer en Ellsworth Kelly (momenteel te zien in Museum Voorlinden) of Katja Mater?

 

Reflecties. 25 kunstwerken 24 filosofen.
Schrijvers: Onno Zijlstra en Wendy Janssen
Uitgever: Uitgeverij DAMON
Bladzijden: 208
Prijs: € 29,90
ISBN: 978 94 6036 225 5

Theater / Reportage
special: ValkhofTheaterAvenue 2016

Een gemoedelijk, alternatief theaterfestival met persoonlijke voorstellingen

Het was weer een mooie theaterzomer met festivals als de Parade en Theater Boulevard. Maar de zomer is nog niet voorbij. Een van de afsluiters is de ValkhofTheaterAvenue, een gemoedelijk, alternatief theaterfestival met gevarieerde, persoonlijke voorstellingen, voor zowel jong als oud.

De organisatie van het festival omschrijft het als ‘de theatrale kermis van het oosten’. Die omschrijving is op zich niet verkeerd: overal staan kleine tentjes, pipowagens en zelfs houten huisjes waar bezoekers allerlei voorstellingen kunnen bekijken. Sommige artiesten nemen het kermisaspect overigens erg serieus. Met een megafoon proberen zij als medewerkers van de Octopus of The Diamond Wheel de bezoekers naar hun voorstelling te krijgen. Anderen daarentegen houden zich meer op de achtergrond en wachten tot de bezoekers vanzelf naar hun voostelling komen kijken. Het festival is dan ook eerder een klein theaterdorp waar iedereen bij elkaar kan aankloppen, gelegen in een van de mooiste parken van de stad. Dat er dankzij het zonnige weer een veel betere bezoekersopkomst is dan de dag ervoor, maakt de sfeer des te beter.

Minimalistisch schimmenspel in knusse setting

DeMol08De dag is nog jong, dus trap ik af met een voorstelling voor het jongere publiek. Met De mol maakt Theatergroep De Rode Spreeuw een schimmenspel over een mol die gedwongen wordt haar huis te verlaten. Er moet een gasleiding door haar huis gelegd worden. De mol wil er alles aan doen om dit te voorkomen, maar zij is een alleenstaande mollenmoeder en kan dus moeilijk haar drie blinde mollenbaby’s achterlaten. Daarom schakelt ze de hulp van de worm in. Als tegensprestatie belooft ze dat ze hem een jaar lang niet zal opeten.

Dit keer geen flets kinderverhaal waarin alles maar snel, snel, snel gaat, nee, gemoedelijkheid en het verhaal staan hier voorop. Het decor en de dieren zijn dan ook erg eenvoudig en minimalistisch – slechts een wit doek met daarop een boom, een gat in de grond en een paar dieren van papier – maar dat is juist de kracht van deze familievoorstelling. Qua vorm doet De mol enigszins denken aan het prachtige VPRO-kinderprogramma De boze heks. Tel daar de knusse sfeer, de zitzakken en matrassen in bonte kleuren bij op en je hebt alle ingrediënten voor een geslaagde, traditionele kindervoorstelling. Hier en daar verliest het verhaal vaart doordat de dieren met elkaar in discussie gaan over van alles en nog wat en het een spelletje welles-nietes wordt, maar al met al is De mol een prettige kindervoorstelling die een diepere boodschap uitdraagt zonder overdreven educatief te worden. Wel jammer dat het uiteindelijk voor de mol eind goed, al goed is, maar de worm over een jaar alsnog wordt opgegeten.

Naden en naaien. Op zoek naar contact

Het festival komt meer tot leven en het aantal bezoekers neemt toe. Men geniet van het mooie weer en wordt spontaan toegezongen door De Italianen, een groep die is ontstaan op de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Zwolle en waarvan overigens niemand Italiaans lijkt. Met hun spontane serenades voor jong en oud maken zij het festival extra sfeervol.

Dan door naar Naad van Anne Nusselder. Met deze cabaretvoorstelling probeert Nusselder contact te maken, en als het aan haar ligt het liefste heel intensief en met iedereen. Dat lukt haar aardig goed. De charmante Nusselder weet het publiek heel natuurlijk naar zich toe te trekken. Met een titel als Naad kom je al gauw bij de naai-metafoor en voor je het weet ben je bij allerlei seksueel getinte grappen. Die worden, zeker door het middelbare publiek, niet altijd even goed begrepen, maar daartegenover staat dat Nusselder moeiteloos zware onderwerpen als zelfmoord erbij betrekt zonder het vlotte cabaretspel uit het oog te verliezen.

Mata Hari als betovergrootachtertante

Chantal Inen_ Leguaan KleurOok Chantal Inen gaat in haar theatervoorstelling Nieuwe sporen in op het thema van contact maken, maar richt zich vooral op contact maken met jezelf en je verleden. Als een leguaan betreedt ze het podium, op zoek naar insecten. Met een gebrekkig Nederlands dat ze hierbij gebruikt, verwijst Inen subtiel naar de oer-vrouw die zich steeds meer evolueerde (de leguaan-metafoor is hier een mooie vondst voor) tot de hedendaagse, moderne vrouw, het soort vrouw zoals Inen. Hoewel, Inen voelt zich juist steeds meer van haar ‘vrouwelijkheid’ verwijderd geraakt. Ze probeert haar vrouwelijke identiteit weer te ontdekken door deel te nemen aan het Wild Women Weekend in Wommels, maar met een stel middelbare vrouwen naakt in een vijver staan maakt haar allerminst meer vrouw. Terwijl ze de vrouw in haar zoekt, graaft ze steeds meer in haar complexe, multiculturele verleden en probeert ze zij te verplaatsen in haar betovergrootachtertante Mata Hari. Ze maakt hierbij veelvuldig gebruik van lichaamstaal. Een enkele keer schiet dit uit tot een spelletje hints dat weliswaar tot publieksparticipatie leidt, maar enigszins de vaart uit het verhaal haalt. Dankzij haar poëtische vertelkracht en metaforen weet ze alsnog haar verhaal prikkelend te houden en laat ze de toeschouwer achter met interessante vragen omtrent vrouwelijkheid door de eeuwen heen.

Een ware troef

Gras_relatieshow 3Dan is het eerste gezelschap aan de beurt, en niet het minste. Met 45 spelers, zowel professionals als freelancers, is Theatergroep Gras het grootste theatercollectief van Nijmegen. Maar op ValkhofTheaterAvenue hebben ze het klein gehouden. Met z’n drieën spelen ze De Grote Relatieshow. De titel zou zo een programma van een grote, commerciële tv-zender kunnen zijn. Programma’s over bizarre eters of verslaving hebben we immers al. Zulke programma’s beweren begrip te willen wekken voor het ‘afwijkende’ gedrag van ‘de ander’, maar doen juist het tegenovergestelde door zoveel mogelijk kijkers te lokken door het gedrag van de ander nog meer te ridiculiseren.

De Grote Relatieshow speelt hier heel slim op in door dergelijke media een kritische spiegel voor te houden. Aanvankelijk zou het zo een aflevering van het bovenstaande kaliber kunnen zijn. De acteurs mogen slechts in twee zinnen vertellen waarom hun liefdesleven zo bizar is. De één is een jonge vrouw die getrouwd is met een zeventien jaar oudere man, die een eigen huis en twee kinderen heeft en die, als hij het over zijn ideale vrouw heeft, zijn ex bedoelt. De ander is een man die twijfelt over werkelijk alles, zo ook over zijn vierjarige huwelijk. Zijn vrouw weet dit, toch durft hij de knoop niet door te hakken. En dan is er een 26-jarige transgendervrouw die nog nooit een vriendje heeft gehad.

Wat deze voorstelling zo bijzonder maakt is dat deze verhalen de werkelijke verhalen en problemen van de acteurs zijn. Zij weten dit om te zetten in slim theater dat nooit de subtiele, kritische blik op de media verliest. Ze vertellen steeds meer over hun relaties, over hun problemen, angsten en verlangens. Hun verhalen worden intiem en aan de hand van specifieke gebeurtenissen uit hun leven – een eerste kus, of voor het eerst vader-moedertje spelen – leer je de kwetsbaarheid van deze mensen kennen. Een indrukwekkende voorstelling waarin elke acteur je raakt.

Persoonlijke liedjes en verhalen

Na deze ontroerende voorstelling staat er even geen theater op de agenda, maar muziek. Van Jorien Habing. Met een zachte, aantrekkelijke stem zingt zij persoonlijke, maar tegelijkertijd universele liedjes over liefdes(verdriet), dementie en dromen. Haar stemgeluid is zo prettig en veelzijdig, en ze weet ritme en metrum zo treffend in haar muziek te verwerken, dat ze het zelfs presteert om een nummer, dat eigenlijk niets meer is dan een veredeld boodschappenlijstje, nog tot een aangenaam nummer weet om te toveren.

Een andere artiest die persoonlijke liedjes in haar voorstelling gebruikt is Katalijn Ritsema van Eck. In haar cabaretvoorstelling Waanzingeving legt ze uit hoe je kunt voorkomen om gek te worden. Waanzingeving heeft iets weg van een mini-college waarin zij aan de hand van nature/nurture uitlegt hoe eventuele gekte kan ontstaan. En als we naar haar leven kijken dan heeft ze genoeg reden om bang te zijn gek te worden, zegt ze. Op luchtige, humoristische wijze vertelt ze over haar broer met downsyndroom. Tegelijkertijd weet ze dit onderwerp om te zetten in een klein, kwetsbaar lied. Datzelfde geldt ook voor vader, die ze op jonge leeftijd heeft verloren. Door haar humor weet ze het onderwerp niet te zwaar beladen te maken, maar het sterkst is zij als ze haar thema’s omzet in heldere teksten die de kijker raken.

De Nederlandse Blue Jasmine

Voordat het donker wordt en de meeste bezoekers weer huiswaarts gaan, bezoek ik als laatste de voorstelling Scala van Daphne Gakes. Zij lijkt zo de Nederlandse versie van het hoofdpersonage van Woody Allen Blue Jasmine, alleen speelt Gakes een vrouw die de controle op het leven allang heeft verloren. En dat is het mooie aan deze voorstelling, die zich laat kijken als een kort verhaal. We zien een elegante vrouw die gaat dineren met een vriendin die ze al een tijd niet heeft gezien. Maar deze vrouw is continu bang dat ze bekeken en bekritiseerd wordt. Wat haar precies mankeert wordt niet echt duidelijk, maar het is duidelijk dat ze al een tijd geleden de regie over haar eigen leven is kwijtgeraakt. Ze bekijkt alles en iedereen van een afstand en schuwt er niet voor om anderen – de ober, de dikke vrouw achter haar, zelfs haar vriendin – van haar ongezouten mening te voorzien. Het etentje loopt steeds meer uit de hand, de vrouw doet er alles aan om de grip op haar leven terug te krijgen, maar dat is tevergeefs.

De voorstelling duurt oorspronkelijk anderhalf uur en in die vorm zal Gakes komend seizoen ook op tournee gaan. Voor ValkhofTheaterAvenue heeft Gakes moeten inkorten en dat verklaart aan de ene kant wel dat sommige scènes vluchtig zijn en de vrouw soms iets te overprikkeld lijkt, bijna tegen het psychotische aan. In een langere voorstelling krijgt dit schrijnende personage waarschijnlijk meer ruimte en diepgang. En één ding moet gezegd: een half uur kijken naar het acteertalent van Gakes, naar haar scherpe, dynamische spel en mimiek, is al een plezier. Dan is een voorstelling die drie keer zo lang duurt een mooie bijkomstigheid.

Boeken / Fictie

Dansen op de golven

recensie: J. M. Coetzee - De schooldagen van Jezus

De wereldpremière van de nieuwe Coetzee is in het Nederlands. De Nobelprijswinnaar laat je in zijn nieuwe roman gissen naar antwoorden, twijfelen over bedoelingen en verwonderen over verwijzingen.

J. M. Coetzee is zonder twijfel een van de meest geprezen schrijvers van ons tijdperk. Hij won tweemaal de Man Booker Prize en ontving in 2003 al de Nobelprijs voor zijn gehele oeuvre. Het levenswerk van de gelauwerde literator dijt ondanks, of misschien wel dankzij die onderscheidingen nog altijd uit.

Het nieuwste boek van Coetzee, De schooldagen van Jezus, is eerder in de Nederlandse vertaling van Peter Bergsma op de markt gekomen dan in het Engelse origineel. Ook bij eerdere werken van Coetzee is dat het geval geweest. Het onderstreept de populariteit van zijn oeuvre in Nederland.

Gestript van context

Wie denkt dat deze roman ook werkelijk over de schooldagen van Jezus gaat, heeft het mis. De opvolger van De kinderjaren van Jezus (2013) gaat over David, Simon en Ines, die in het hedendaagse Chili (?) na een bootvlucht een nieuw bestaan proberen op te bouwen. Dat vraagteken staat daar niet voor niks: Coetzee stript zijn roman van alle context en laat de lezer overal naar gissen. Zelfs het land waarin de gehuchten uit het verhaal – Novilla en Estrella – zich bevinden, wordt niet duidelijk.

Het enige waar Coetzee je niet over laat twijfelen, is het Jezus-motief: dat zet hij gewoon al in de titel. De jonge David is zo eigenzinnig en vroegwijs, dat zijn pleegouders Simon en Ines niet weten wat ze met hem aan moeten. Hij verkondigt telkens in het openbaar dat zijn ouders zijn ouders niet zijn en dat David zijn echte naam niet is. Als volmaakt en onbegrepen door de afwezige Ines en de te rationele Simon beleeft David zijn schooldagen.

Dansen voor getallen

Die schooldagen zijn uiteraard niet gewoontjes. Een normale school waar de kinderen taal en rekenen leren, past niet bij David. Al zijn docenten en ook de huisonderwijzers weten geen raad met hem. De dansacademie van het artistieke en misschien zelfs zweverige echtpaar señor Arroyo en Ana Magdalena moet uitkomst bieden. Daar is hij in zijn sas, als hij de getallen van waar ze leven tussen de verre sterren naar beneden mag dansen.

Simon doet zijn uiterste best om David te doorgronden, maar het lukt hem niet. David wil voor iedereen dansen, behalve voor Simon, omdat ‘hij het niet begrijpt’. Ondanks de afwijzingen van David, blijft Simon zich over de jongen ontfermen. Ook als de ontreddering bij Simon nog verder toeneemt, wanneer er een lustmoord in het dorp plaatsvindt en Simon en David daar op een ingewikkelde manier bij betrokken zijn.

Ontsnapt aan de golven

De schooldagen van Jezus zit vol met Bijbelse, filosofische en literaire verwijzingen. Jezus, Cervantes’ Don Quichot en Plato komen allemaal om de hoek kijken. De zielen van de hoofdpersonages komen uit een ander leven. Als Simon aan señor Arroyo vraagt hoe hij David moet leren begrijpen, krijgt hij als antwoord dat de kleine jongen ‘integraal’ is. Bij eenieder worden herinneringen aan een vorig bestaan door de golven weggewassen, maar is dat ook het geval bij David?

Veel duidelijker wordt het er allemaal niet van: het werkt eerder vervreemdend. Dat is echter ook de bedoeling en de kracht van deze roman, die voor verschijning al op de longlist van de nieuwe Man Booker Prize werd gezet. Coetzee geeft je flarden, een paar aanknopingspunten, maar nooit een overzicht. Zijn heldere en uitgeklede schrijfstijl en het gebrek aan context zorgt ervoor dat de verwarring en verwondering aanhoudt tot de laatste pagina en ver daarna.

zeventiende eeuw
Boeken / Non-fictie

Durven denken

recensie: A.C. Grayling - De tijd van het genie. De zeventiende eeuw en de geboorte van het moderne denken
zeventiende eeuw

Het lijdt geen twijfel: intellectueel gezien was de zeventiende eeuw de belangrijkste die de mensheid ooit heeft gekend. Hoog tijd dus voor een waardig (en kloek) eerbetoon, uit de pen van een van de meest gerenommeerde intellectuelen uit Groot-Brittannië.

Stel je voor: het hele mensbeeld van de mensheid berust op het feit dat de aarde het centrum van het universum vormt. Logisch, aangezien de mens als kroon van de schepping wordt beschouwd. Maar dan komt Galilei met de wetenschappelijke verklaring dat de aarde rond de zon draait. Het waren deze en andere ontdekkingen en bevindingen die de zeventiende eeuw zo bijzonder maakten. Wellicht nooit was er zo’n concentratie aan intelligente en culturele weelde in de westelijke wereld. Naast Galilei had je Newton, Shakespeare, Bach, Händel, Rubens, Bacon, Spinoza, Caravaggio, Pascal enzovoort. Het beeld dat Grayling van die mensen schetst, is vaak erg ontnuchterend. Zo bleek Descartes, bekend om zijn ‘Ik denk dus ik ben’, een godvrezende man die wel heel bizarre dromen  – over buitenlandse meloenen, schimmen en luide knallen’ – had. En Bacon stierf dan weer aan een longontsteking, als gevolg van zijn experimenten om kip langer te bewaren door die met ijs te vullen.

Oude Wereld

In het tweede deel verliest het boek wel wat aan spankracht. Dit komt doordat Grayling iets te lang blijft stilstaan bij de – toegegeven, verwoestende – Dertigjarige Oorlog die in de zeventiende eeuw Europa teisterde (en in 1648 eindigde). Het is natuurlijk een beruchte contradictie met de intellectuele revolutie die aantoont tot wat de mens in staat is. En ook schetst het heel mooi de beklemmende sfeer die toen in de Oude Wereld heerste. Aan de andere kant staat het onderwerp van oorlog een beetje haaks op het hoofdthema van het boek.

Met De tijd van het genie presteert Grayling eigenlijk hetzelfde als Bill Bryson en diens Een kleine geschiedenis van bijna alles, maar dan louter gefocust op de zeventiende eeuw. Dit is een doorwrocht werk, rijk aan anekdotes en bol van de wetenschappelijke inzichten die op mensenmaat worden uitgelegd. Het boek bevat in het midden bovendien een heel verzorgd beeldkatern.

Bewijst of bewezen?

Wel nog een waarschuwing voor wie het boek openslaat en het openingscitaat van Thucydides leest. Daar staat ‘Geschiedenis is filosofie, bewijst met voorbeelden’. Een knoert van een schrijffout zou je denken – moet het niet ‘bewezen’ zijn? – maar dat klopt niet: ‘bewijst’ betekent hier gewoon ‘wijzer maken’. En zo valt er letterlijk op élke pagina wel iets te leren.