object rotterdam
Kunst
special: OBJECT Rotterdam
object rotterdam

Design aan boord

In drie dagen toont designbeurs OBJECT Rotterdam de fine fleur van de Nederlandse ontwerpklasse. Op het majestueuze cruiseschip SS Rotterdam is het alle hens aan dek, maar ook een zoektocht naar overtuigende kwaliteit en naar de altijd noodzakelijke en aangename verrassing.

Directeur en curator Anne van der Zwaag brengt meer dan 75 presentaties bijeen op de verschillende dekken van het voormalige HAL-vlaggenschip. Jonge ontwerpers tussen gevestigde namen, bekende labels afgewisseld met aanstormend talent. Er wordt veel ambachtelijkheid getoond; makers die hun creatieve inzicht kracht bijzetten door met een grote dosis (materiaal)kennis hun ontwerpen te realiseren.

object rotterdam

Helix – Marc de Groot

De atmosfeer draagt daaraan bij: tijdens de route door het schip staat de kijker oog in oog met hedendaags design tegen een achtergrond die een breed spectrum aan ouderwetse nautische nijverheid laat zien. De aandacht voor uiterlijkheid, en in mindere mate voor functionaliteit, komt in beide werelden naar voren.

Stoelbeleving

In de La Fontaine-zaal zijn de robuuste banken van GjaltProducties de grootste blikvangers. De iconische status van deze zitmeubels uit de New Yorkse metrostations heeft de Nederlandse producent doen besluiten ze opnieuw uit te brengen. De stevige constructie en basale uitvoering zorgen voor een indruk die degelijk en lichtvoetig tegelijk is. Maar waar plaats je dit apparaat en hoe krijgt het een nieuwe functie? De moderne kantoorinrichting kan er wellicht haar voordeel mee doen.

Ook centraal in deze ruimte hangen de lampen van Marc de Groot. De uit facetten opgebouwde structuren vormen een geometrisch geheel waarbij het licht subtiel door de naden schijnt. Een effectieve benadrukking van een bijzondere constructie, wonderschoon uitgevoerd in aluminium of brons plaatwerk.

object rotterdam

100 jaar Nederlands stoelontwerp (foto Esther Bos)

In het kleine binnenzwembad, ooit ontworpen door de Rotterdamse architect Maaskant, is een ruimtelijke presentatie van het designagentschap Tuttobene te zien. De sfeer is bijzonder: het groenblauwe tegelwerk als omgeving voor de strakke meubelobjecten werkt zowel bevreemdend als intiem. De kleedhokjes en massagekamer vormen – alsof ze kort geleden verlaten zijn – een wat sinister decor in deze ‘ontspanningsruimte’.
Een stukje dieper in de buik van het schip zijn de enorme machinekamers ingericht als kruip-door-sluip-door tentoonstellingsruimten. De Utrechtse gallery Workshop of Wonders heeft hier honderd stoelen bijeengebracht, die tezamen ‘100 jaar Nederlands stoelontwerp’ representeren. Van Gerrit Rietvelds rood-blauwe stoel uit 1917 tot de meest actuele ontwerpen, alles staat uitgestald tussen de ketels en zware generatoren. Dit gaat meer om de beleving van het geheel dan om een nauwkeurig overzicht van de getoonde stoelen, maar het dramatische effect is er niet minder om.

Koffiebouwstenen

Op het bovenliggende dek is de Queens Lounge gevuld met veel designproducenten, maar er zijn slechts enkele uitschieters die de aandacht trekken. De intrigerende textielcollectie Fungy! van Roos Soetekouw laat zien hoe vorm en inhoud een doeltreffende samensmelting ondergaan. Microscopische schimmels, in hoge kwaliteit overgebracht op placemats, tafelkleden en servetten, vormen een boeiende entourage om een maaltijd aan te kleden.
Nog een opvallende aanwezige: Functionals met de Miller stoelencollectie van ontwerper Serener. De perfect uitgevoerde stoel (er is een hoge en een lage variant) is een genot voor het oog én voor de vermoeide billen. Het massief stalen framewerk en solide zit- en rugvlakken – van dik leer van Zuid-Duitse koeien – suggereren een grove aanpak, maar de details in de afwerking tonen pure eenvoud en zorgvuldig vakmanschap. ‘Wij doen niet aan trends’, zegt Functionals-voorman Simon van Esch, en dat is te zien aan deze ontwerpen: bijna opgaand in de omgeving en toch opvallend op de voorgrond.

object rotterdam

Fungy! – Roos Soetekouw

De rondgang op het promenadedek toont een wirwar aan ontwerpers en hun producten. De ruimte is smal, de akoestiek is slecht en de stroom aan bezoekers worstelt zich langs de diverse uitstallingen. En struikelt bijna over Mayra Sérgio die op de grond, met een handpers, bouwstenen produceert uit gemalen koffie. Op een kaartje spreekt de onderbouwende tekst van ‘een performance als onderzoek naar afkomst en een gevoel van thuis’. Dat klinkt bijna als een Douwe Egberts-reklame, terwijl de berg gemalen koffie in de hoek langzaam transformeert tot een stapel broze bakstenen. En niemand die zich geroepen voelt een vraagteken te zetten bij de voedselverspilling die hier gepresenteerd wordt.

Wapenarsenaal

Dan toch nog een paar verrassingen. De fragiele kubussculpturen van Anne Rose Regenboog springen nauwelijks in het oog, maar een witte wand volgehangen met deze objecten vormt een geweldig kijkavontuur. Het lijnenspel van de uit dunne staafjes opgebouwde kubussen verandert voortdurend van vorm en ritme. Erlangs lopen levert een beweging van wijkende en naar voren springende vlakken op, telkens weer anders en opnieuw. Een muur met deze ornamenten in de huiskamer en de tv kan definitief de deur uit!

object rotterdam

Playing with weapons – Hannah van Lutterveld

Aan het einde van de omloop wordt het klapstuk gepresenteerd: de bommen en granaten van Hannah van Lutterveld onder de noemer ‘Cuddly toys of mass destruction’. Uitgevoerd in zachte wol en in de juiste kleuren zet de ontwerper een compleet wapenarsenaal neer, bestaande uit raketten, kleine granaten, clusterbommen (met inhoud), chemische bommen en mortiergranaten. Alle wapens zijn exact gereproduceerd – zelfs de Hiroshima-atoombom Little Boy – en voorzien van een label met (soort)naam. De warme uitstraling van deze vernietigende objecten, de tegenstelling tussen extreem geweld en een vertederende knuffelfactor, is met recht ontwapenend te noemen. Dit is design op z’n best: een sterk concept, een brede zwaai realiteit vermengd met een flinke scheut verbeelding, perfect gemaakt en geconcentreerd doorgevoerd. Maar het is vooral de humor en de ironie die het vaak iets te serieuze designlandschap met de broodnodige glimlach weet op te fleuren.

Boeken / Non-fictie

Ruwe, liefdevolle essays

recensie: Doeschka Meijsing - Hoe verliefd is de lezer?

Hoe verliefd is de lezer? Het antwoord uit de onlangs verschenen bundeling essays van Doeschka Meijsing met die titel moet zijn: zéér verliefd. Al komt dat niet altijd even goed over.

Ze heeft weleens tegen Doeschka Meijsing gezegd zich te richten op het publiceren van meer dan romans en verhalenbundels alleen, vertelde Xandra Schutte onlangs bij Nooit meer slapen, het nachtelijke boekenprogramma van VPRO. Alle grote schrijvers doen dat; van hen verschijnen brievenbundelingen, memoires, autobiografische essays. Meijsing bleef koppig: pas in 2016, vier jaar na haar vroegtijdige dood, verscheen En liefde in mindere mate, een selectie uit haar vroege dagboeken.

Humor

Schutte, alweer negen jaar hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer en ex-geliefde van Meijsing, zat bij Nooit meer slapen om te praten over Hoe verliefd is de lezer? In dit door haar samengestelde boek zijn Meijsings beste literatuurbeschouwende essays, redes en lezingen opgenomen. Veel stukken gaan over auteurs wier werk haar geïnspireerd heeft, zoals Vestdijk, Yourcenar en Nabokov. Andere essays gaan over Sophia Loren (die al lezend de cover van het boek siert) of het schrijfproces.

De gemene deler van alle hier opgenomen stukken is Meijsings humor, haar gave om met spot en een kwinkslag haar gehoor of lezerspubliek te vermaken. Neem ‘Hoe een schrijver een haas eet’, oorspronkelijk de in 2001 uitgesproken Louis Paul Boon-lezing, over Bourdieu, literatuursociologie en de marketingtrucs van auteurs. De eerste schrijver ‘trekt een jas van kraanvogeldons’ aan, de tweede pocht met dure vulpennen, de derde laat zich opbellen in het Américain (dat was Mulisch) en dan komt de grap:

En de Vierde Man beweert bij hoog en laag dat hij boeken schrijft voor de mensen in de tuinsteden, ondanks het feit dat zijn werk zelf dat nadrukkelijk tegenspreekt en eindigt in het gezelschap van een matroos derde klas die uit pure armoede zijn spullen in de uitverkoop doet.

Scherp

Dat is, natuurlijk, Reve. Op zulke momenten, waarvan er gelukkig genoeg zijn in Hoe verliefd is de lezer?, is Meijsing zowel scherp als grappig. Doeschka Meijsing kon knorrig zijn, dat gaf Schutte in het radio-interview ook meteen toe, maar gelukkig was ze een brompot met zelfkennis en relativeringsvermogen. Haar liefde voor auteurs als Nabokov en Borges belijdt ze openlijk en erudiet, dan zie je sporen van het jonge meisje uit En liefde in mindere mate dat overliep van liefde en de noodzaak om lief te hebben.

Niet alle essays zijn zo, of de essays zijn niet altijd zo. Niet altijd weet Meijsing haar leesplezier of auteursliefde volledig over te brengen. Vooral de stukken over bewonderde schrijvers en boeken lijden weleens aan een te slappe spanningsboog. Misschien is dat tegelijkertijd ook een teken van het verschuiven der tijden: wat is belang van Rudy Kuisbroek of Dick Hillenius tegenwoordig? Wat betekenen zij nog?

Frisse blik

Schutte schrijft in haar voorwoord dat ze af en toe verschillende versies van stukken in elkaar geschoven heeft, of meerdere versies tegenkwam. Uit die ruwheid van het in Hoe verliefd is de lezer? verzamelde materiaal spreekt meteen waarom dit zo’n belangrijke bundeling is: de essays werpen een frisse blik op kanten van Doeschka Meijsing die we misschien wel, misschien nog niet kenden.

Boeken / Non-fictie

Schrijvers op weg naar het einde

recensie: Katie Roiphe - Het uur van het violet

Wie met de dood geconfronteerd wordt – en dat geldt voor ons allemaal – staat in zekere zin voor een raadsel. Het is het ding dat niet onder controle te krijgen is. Je kan je erop voorbereiden en proberen ermee om te gaan. Katie Roiphe werd als kind levensgevaarlijk ziek en bleef daarna gefascineerd door het sterven. Het uur van het violet is een erudiete en genuanceerde poging om iets van het raadsel te begrijpen.

Roiphe beoefent met haar verslag de oeroude kunst van ars moriendi – de kunst van het sterven – aan de hand van de laatste dagen van een aantal schrijvers. Zouden schrijvers, en dan vooral succesvolle, beroemde schrijvers, anders met hun naderende dood omgaan? Anders dan “gewone mensen?” De vraag wordt niet beantwoord en dat is niet erg, want in zeven hoofdstukken geeft ze een bijna compleet beeld van de vele manieren waarop een terminale patiënt het onafwendbare tegemoet kan treden.

 

Ars moriendi

Na een autobiografische proloog volgt een lang, minutieus verslag van de dood van Susan Sontag. Tientallen jaren hield Sontag zich bezig met de vraag of ziekte een betekenis heeft. Vooral in de jaren ’80 van de vorige eeuw, toen de aidsepidemie woedde, zocht ze naar de vele (morele) oordelen die mensen gaven aan ziek worden en doodziek zijn. Haar insteek was strikt rationeel: het ziekteproces is een fysiologische afbraak, en moet dienovereenkomstig bestreden worden. Toen ze zelf kanker kreeg slaagde ze er met rigoureuze en soms experimentele behandelingen in de aanvaller te overwinnen.

 

Toch zou Sontag uiteindelijk de oorlog verliezen, maar niet nadat ze tot het uiterste (en een flink stuk daaroverheen) was gegaan. Ondertussen tiranniseerde ze haar intieme kring van vrienden en vriendinnen en niet in het minst haar zoon. Over de dood mocht niet gesproken worden – juist in een periode dat het taboe door nabestaanden en behandelende artsen doorbroken werd. Men begon in te zien dat zwijgen meestal een belemmering is voor het samen verwerken van het stervensproces. Sontag wilde er niets van weten. Ze zou ook deze keer genezen, punt uit.

 

Zelfdestructie van een dichter

De vroege dood, op zijn 39e, van de dichter Dylan Thomas, lijkt een traject dat tegenovergesteld is aan de rationele oorlogvoering van Sontag. Zijn hele leven was Thomas bezig met het raadsel van het sterven. “Het dierlijk schepsel loopt met vreugde op het onvermijdelijke, betreurenswaardige einde af” – zo karakteriseerde Thomas een gedicht over zijn verjaardag.

 

Roiphe probeert hem te volgen in zijn angsten, verlangen en zelfdestructie en citeert uit zijn poëzie. Langzamerhand liep hij vast in zijn werk en dronk zich dood. Ook in andere opzichten maakte hij alles zo moeilijk mogelijk: een haat-liefde-huwelijk, vele minnaressen en chaotische vriendschappen. Iedereen waarschuwde hem, probeerde hem te helpen gezonder te worden, hem te sturen en op een andere koers te krijgen, maar het was tevergeefs.

 

Sigaren en euthanasie

Sigmund Freud volgde zijn eigen ziekteproces – kanker van de mond- en keelholte – met nauwgezette belangstelling en weigerde alle pijnstilling en verdoving. Tot hij uiteindelijk verzocht om de met zijn arts afgesproken euthanasie. Bewustzijn van het proces was zijn centrale houvast; zelfs een van de oorzaken van zijn ziekte, het roken, gaf hij ondanks alle heldere inzichten niet op. Hij begreep alles behalve misschien zijn honger naar sigaren roken. Het lijkt totaal tegenstrijdig en toch maakt het hem tot een gewoon mens.

 

De stijl van Katie Roiphe is een ritmisch, poëtisch proza. Ze schrijft korte alinea’s, onderbroken door witregels. Alsof ze even iets denkt, ziet, voelt, en dan de adem inhoudt alvorens te zwijgen. Een mooi boek van een begaafde, betrokken schrijfster.

Prins Igor @ DNO
Theater / Voorstelling

De ontmaskering van oorlogsretoriek

recensie: De Nationale Opera - Prins Igor
Prins Igor @ DNO

Dmitri Tsjerniakov Prins Igor bij De Nationale Opera is op enkele cruciale stukken wezenlijk anders dan de gebruikelijke uitvoeringen van Alexander Boridons opera. Hierdoor weet hij het warrige patriottenstuk om te vormen tot een prachtig pleidooi dat oorlogszucht een tevergeefse poging is om twijfel en intern conflict te ontlopen.

De boodschap van deze uitvoering van Prins Igor is niet te missen. Bij aanvang wordt op het voordoek pontificaal de tekst ‘Het ontketenen van een oorlog is de beste manier om jezelf te ontvluchten.’ geprojecteerd. Subtiel is het niet, doeltreffend wel: het vreemde en onaf aandoende verhaal wordt een heldere allegorie over het wegrennen voor je verantwoordelijkheid.

 

Complexe ontstaansgeschiedenis

Er zijn meerdere redenen waardoor het oorspronkelijke verhaal wat rommelig is. Ten eerste is het gebaseerd op middeleeuwse kronieken die door de eeuwen heen talloze keren zijn herschreven. Ten tweede heeft Borodin de opera nooit voltooid en gingen collega-componisten met het materiaal aan de haal. Hoe dan ook, de opera vertelt het verhaal van Prins Igor (Ildar Abdrazakov) die, ondanks slechte voortekenen de interne problemen in zijn stad Poetivil, ten strijde trekt tegen de nomadische Polovtsen. Hij wordt echter al snel gevangengenomen gedurende de strijd. Thuis ziet zijn vrouw (Oksana Dika) met lede ogen aan hoe haar incapabele broer Prins Galitski (een magistraal schmierende Dmitri Ulyanov) de macht grijpt, terwijl de vijand aan de poorten staat. Igor ontsnapt en komt terug in een verwoeste stad, maar de mensen koesteren geen wrok voor zijn nalatigheid en halen de vorst met gejuich binnen.

 

Wrange kleurenpracht

De vormgeving is vaak wonderschoon én inhoudelijk. In de eerste akte (voorafgegaan door de proloog) is Igor is door de Polovtsen gevangengenomen. Het publiek ziet op het voordoek de grauwe realiteit van de oorlog geprojecteerd, maar Igor verkeert in een shellshock en leeft in een prachtig vormgegeven en daardoor extra wrange hallucinatie. In een veld van klaprozen – bloemen die welig tieren in verwoeste grond – ontmoet hij onder meer zijn vrouw en zijn zoon (Pavel Černoch), maar ook de vijandige veldheer Kontsjak Khan (wederom Ulyanov) en zijn dochter (Agunda Kulaeva). Het hoogtepunt van de eerste akte wordt gevormd door de beroemde Polovetzer Dansen, een zinderende choreografie van aantrekken en afstoten door Polovtsische jongelingen. Ook de viriele dansen in de tweede akte, nadat Igors zwager de macht heeft gegrepen, zijn duizelingwekkend en aanstekelijk. Tot het besef indaalt dat je wordt meegesleurd in het politiek opportunisme en kortzichtige populisme van Galitski.

 

Terug naar de realiteit

Omdat er geen definitieve versie van Prins Igor bestaat, kunnen de regie en muzikale leiding zich enige vrijheid verschaffen binnen de compositie. Waar de gangbare uitvoering van Prins Igor afsluit met een groot vreugdekoor voor de teruggekeerde vorst, beroept Tsjerniakov zich op ander materiaal uit Borodins schetsen en kiest voor de loutering. De prins is weliswaar terug, maar hij schaamt zich dat hij in tijd van nood ten strijde is getrokken. Er zit niets anders op dan met gebogen hoofd het puin te ruimen en te beginnen aan de wederopbouw. Dit alles wordt begeleid door bitterzoete melodieën en het gehuil van de vrouwen in het decor van een verwoeste stad.

 

Door niet klakkeloos de geijkte uitvoering over te nemen en het bronmateriaal op een intelligente (en in zekere mate authentiekere) manier te selecteren, maakt Tsjerniakov van een nationalistisch pronkstuk een universeel verhaal. Door de sensuele muziek en de kolkende visualisatie neemt hij de toeschouwer mee in eenzelfde roes die de titelheld ondergaat. De verwoesting die zijn escapisme teweeg heeft gebracht, komt daardoor extra hard aan. Waar waren we al die tijd?

 

Muzikale leiding: Stanislav Kochanovsky
Regie en decor: Dmitri Tcherniakov
Orkest: Rotterdams Philharmonisch Orkest
Koor: Koor van De Nationale Opera

afbeelding van een glas wijn bij recensie over 'De existentialisten' van Sarah Bakewell
Boeken / Non-fictie

Zijn en wijn

recensie: Sarah Bakewell – De existentialisten
afbeelding van een glas wijn bij recensie over 'De existentialisten' van Sarah Bakewell

In De existentialisten schetst Sarah Bakewell een levendig, spannend en interessant beeld over één van de invloedrijkste filosofische en maatschappelijke stromingen van de vorige eeuw: het existentialisme. We leren de hoofdrolspelers, hun leven, vriendschappen en gedachten van dichtbij kennen.

De Engelse schrijfster Sarah Bakewell werd bekend door haar biografie van de Franse filosoof Michel de Montaigne, die meerdere prijzen won. In haar nieuwste boek De existentialisten neemt ze ons mee terug in de tijd, naar het Parijs van de jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw. Samen met Bakewell bezoeken we een druk café, waar filosofen discussiëren terwijl ze wijn drinken en pijp roken. Er wordt gepraat, gedronken en gedanst. In een donker hoekje zit iemand druk te schrijven, en achterin zitten geliefden met elkaar te fluisteren. We gaan naar binnen, zoeken een plekje uit en luisteren naar de gesprekken van al deze bevlogen en geëngageerde denkers.

Filosofie als biografie

Dat Bakewell een sterke biografe is blijkt ook uit dit werk. De manier waarop ze over een aantal decennia van de geschiedenis van de filosofie vertelt is totaal anders dan andere werken die over dit onderwerp gaan. Bakewell vertelt niet alleen over de ideeën van denkers als Sartre, De Beauvoir, Camus, Merleau-Ponty, Heidegger en Husserl, maar leert ons bovendien de personen daarachter kennen.

Zo vertelt ze over de jonge Sartre en Simone de Beauvoir die (uiteraard in een café, onder het genot van een cocktail) van een vriend hoorden over een nieuwe filosofie die in Duitsland was ontstaan: de fenomenologie. Het verhaal gaat dat Sartre direct naar de boekhandel vertrok en daar riep: ‘Geef me alles wat u over heeft over fenomenologie!’ Ondanks dat het 1933 was en Hitler net aan de macht was vertrok Sartre nog hetzelfde jaar naar Berlijn om zich in die nieuwe filosofie te verdiepen.

De fenomenologie had als motto: ‘Terug naar de dingen zelf!’ Deze filosofen stelden geen grote vragen, maar poogden de wereld en de dingen zoals die zich aan ons voordoen te beschrijven en onderzoeken. Geïnspireerd door deze manier van denken ontwikkelde Sartre zijn eigen filosofie, die het existentialisme zou heten en veel filosofen en schrijvers zou beïnvloeden.

Vervlechting van denkbeelden

Bakewell leert ons tal van denkbeelden kennen. Ze wijst aan hoe en waar de verschillende zienswijzen elkaar beïnvloedden en hoe deze denkers met elkaar in discussie gingen. Toch is het omvangrijke boek op geen enkel punt saai. Doordat Bakewell beschrijft hoe de existentialisten leefden en welke invloed de gebeurtenissen daarin hadden op hun denken, is het boek van begin tot eind spannend. We lezen hoe de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, hoe de manuscripten van Husserl naar een veilige plek gesmokkeld worden, hoe Sartre als krijgsgevangene leeft, hoe Heidegger zich aansluit bij de nazi’s en hoe het Husserl verboden wordt les te geven omdat hij Joods is. Ook zien we hoe het weer vrede wordt en hoe niet lang daarna de Koude Oorlog uitbreekt.

Intussen denken, schrijven en doceren de existentialisten verder, worden ze beroemd en raken ze vaak met elkaar in verhitte discussies verzeild over politiek. Vriendschappen ontstaan en worden verbroken. Bakewell toont in wat voor een ongelofelijk interessante en roerige tijd het existentialisme is ontstaan, waardoor de denkbeelden veel levendiger worden dan wanneer je ze zou bestuderen los van de plaats en tijd waarin ze ontstonden.

Filosofie van de vrijheid

De schrijfster geeft een zeer gedegen beschouwing van de inhoud van deze moeilijk te definiëren filosofische stroming. Andere werken over het existentialisme gaan vaak een definitie uit de weg, omdat de verschillende filosofen te uiteenlopende denkbeelden zouden hebben. De existentialisten doet recht aan die verschillen, maar laat ook het overeenkomende- en achterliggende idee zien.

Zo komt Bakewell tóch tot een definitie van het existentialisme, wat in het kort de filosofie van de vrijheid genoemd kan worden. De mens is volledig vrij en daardoor verantwoordelijk voor alles wat hij doet en kiest. Wel is hij altijd gesitueerd in een wereld waar hij ‘geworpen’ is. ‘Het menselijk bestaan is dan ook dubbelzinnig.’ De existentialisten verschilden vaak met elkaar van mening, maar dachten ieder op verschillende manier wel over dit menselijk bestaan in vrijheid na. Ze waren geëngageerd, stonden midden in de maatschappij en schreven over al wat gebeurde en wat dat betekende.

Hedendaags existentialisme

Bakewell laat zien dat vandaag de dag het existentialisme nog even actueel is als in de tijd waarin het ontstond. Vrijheid is een begrip dat in de moderne samenleving weer aandacht verdient.

Ons bekruipt het gevoel dat de samenleving op een ongezonde manier wordt beheerst door grootschalig management en allerlei controlemechanismen.

Racisme en discriminatie zijn nog niet verdwenen uit de samenleving, en door verschillende politici wordt de vrijheid om vrijuit te spreken en schrijven aangevallen.

Het existentialisme blijft essentieel omdat de vragen die het onderzoekt de belangrijkste vragen zijn voor de mens in de wereld. ‘Wat zijn we en wat moeten we doen?’ De existentialisten is een prachtige, vermakelijke en leerzame schets van een fascinerende tijd in de nabije filosofiegeschiedenis, waar we bovendien nuttige gedachten uit kunnen halen voor de hedendaagse maatschappij.

Dizzy Mizz Lizzy @ Bosuil Weert
Muziek / Concert

Dizzy Mizz Lizzy @ De Bosuil, Weert

recensie: Na 18 jaar nog steeds ijzersterk
Dizzy Mizz Lizzy @ Bosuil Weert

In de zaal zijn duidelijk twee groepen te onderscheiden. De ene groep volgt de band al sinds het begin, heeft de leeftijd van mijn ouders en zingt alle oude nummers uit volle borst mee. De andere groep zingt met name de nummers van het nieuwe album mee, draagt skinny jeans en een t-shirt van de band.

Zelf behoor ik tot een eenzame derde groep: geen skinny jeans, geen band t-shirt en geen van de nummers kan ik meezingen, maar daar komt verandering in. Het is bijzonder om in een zaal te staan met zo’n divers publiek, maar niet heel vreemd als je de geschiedenis van de band Dizzy Mizz Lizzy kent. Dizzy Mizz Lizzy is een Deense rockband, opgericht in 1988. Met name tussen 1994 en 1997 waren de drie rockers erg succesvol in eigen land en in Japan om vervolgens in 1998 uit elkaar te gaan. Uiteindelijk komen ze weer samen en in 2016 verscheen het derde studioalbum Forward in Reverse.

Rauwe, ongepolijste rockmuziek

Een gat van zo’n 18 jaar verklaart het gemengde publiek van trouwe fans van het oude werk en nieuwe fans die voornamelijk het meest recente werk kennen. Van een aantal mensen in het publiek hoorde ik dat ze de band vorig jaar leerden kennen op Bospop. Daar maakte de band veel indruk. 28 januari was het dan zover,in de Bosuil in Weert stond ik samen met drie vrienden klaar voor een avond rockmuziek. En dat kregen we.

In het voorprogramma staat BloYaTop, een driekoppige Limburgse rockband. Energie en tempo. Qua muziek in grote lijnen te vergelijken met ZZ Top, Foo Fighters en The Offspring. Zichtbaar genieten ze van het publiek, ieder op een eigen manier. Gitarist Mark Ferguson speelt met zijn ogen dicht, Paul Huge drumt juist met zijn ogen wijd open en zanger en bassist Mr. E geeft de zaal steeds meer energie. Fijne muziek om naar te luisteren én naar te kijken, heerlijk!. Rauw, ongepolijst en ook wel herkenbaar. Jammer alleen dat de zanger met zijn stem niet voldoende boven de muziek uit komt, waardoor hij slecht verstaanbaar is.

Na een goede drie kwartier BloYaTop is het tijd voor het hoofdprogramma.. Met ‘Mindgasm’ laat Dizzy Mizz Lizzy direct horen waar ze voor kwamen: lekkere melodieuze rockmuziek met de bijzondere stem van zanger en gitarist Tim Christensen. Een stem die goed past bij de gevoelige platen, maar waar hij ook flink mee uit kan halen. Een stem die je herkent uit duizenden.

Geen geouwehoer

Ik ga naar concerten voor de muziek, dus dat Dizzy Mizz Lizzy gas geeft en weinig tijd verspilt met geouwehoer doet mij veel plezier. Hier mag lekker geknald worden en daar voorziet Dizzy Mizz Lizzy zeker in. De setlist wisselt tussen oud en nieuw materiaal en combineert ruig met rustig. Mijn persoonlijke favorieten? In de nummers ‘Love is a loser’s game’ en ‘Made to believe’ komt de stem van Christensen met name in de rustige stukken extra goed naar voren. Bij ‘Barbedwired Baby’s Dream’ komen ze muzikaal even goed los wat vooral blijkt uit de rondende solo’s.

Aan het eind van de set staan drie rustige, ingetogen mannen op het podium. Een band die perfect op elkaar ingespeeld is, veteranen die hun vak verstaan. Hier kan ik van genieten, voor praatjes luister ik wel naar de radio. Dizzy Mizz Lizzy, jullie hebben er een fan bij!

mcewan
Boeken / Fictie

Hamlet in de baarmoeder

recensie: Ian McEwan - Notendop
mcewan

Voor hartstochtelijke lezers is het raadzaam eens in de zoveel tijd een boek van Ian McEwan ter hand te nemen. Om weer even te proeven van de weergaloze verbeeldingskracht van een topschrijver, een auteur die inmiddels thuishoort in de hoogste regionen van de wereldliteratuur.

McEwan weet zijn publiek keer op keer te boeien met ogenschijnlijk eenvoudige verhalen waarin de mens en diens benepen levenswandel centraal staat. Ondeugden worden uitvergroot, zwakheden tot leidend thema gemaakt, terwijl de geschreven taal alles in het werk stelt om het geheel scherp en met een dosis cynisme weer te geven. De minuscule wendingen in de verhoudingen tussen zijn personages – aantrekking, afkeuring, steken onder water – worden door McEwan haast terloops, maar daardoor des te virtuozer in woorden gevat. Typisch zo’n schrijver die zijn lezer dwingt tot een uiterst laag leestempo, om de ingenieuze woordcombinaties als bonbons op de tong te laten smelten.

Crime passionnel

Met de jongste roman Notendop is weer een nieuw luikje opengezet in het complexe bouwwerk waar zijn oeuvre inmiddels uit bestaat. Hoofdpersoon in deze tragikomedie is een observator pur sang: een ongeboren vrucht die vanuit de baarmoeder de rol van verteller krijgt toebedeeld. ‘Hier ben ik dan, ondersteboven in een vrouw’ luidt de openingsgedachte van deze jonge beschouwer, terwijl hij vaststelt dat zijn ‘zorgeloze jeugd’ voorbij is nu hij binnen afzienbare tijd zijn ‘privé-oceaan’ zal moeten verlaten. Met nog nauwelijks ruimte om te manoeuvreren krijgt hij alles mee wat buiten zijn cocon plaatsvindt, met zijn oor tegen de ‘bloedige wanden’ gedrukt luistert en onthoudt hij, denkt na en maakt zich zorgen.

In deze creatieve Hamlet-remake is de foetus getuige van de beraming van een moord. Moeder Trudy (Gertrude in Shakespeares tragedie) heeft met haar geliefde Claude (Claudius) het plan opgevat haar echtgenoot John (Hamlet senior) – de verwekker van de verteller – te vermoorden. De aanleiding is te verwaarlozen: Trudy en Claude willen hun stormachtige liefde voortzetten en het waardevolle herenhuis, dat eigendom is van John, te gelde maken. De nogal onnozele plannenmakerij wordt op de voet gevolgd door de observerende baby die zich verwondert over zowel de moraal als de uitvoering van deze crime passionnel.

Sauvignon blanc

Op fraaie wijze geeft McEwan zijn verteller een stem: het is de onschuld van de nieuwkomer die hij laat samenvallen met het geluid van de meer volwassen waarnemer. Het vertoonde inzicht wordt opgedaan door met Trudy mee te luisteren naar de nieuwsberichten op de radio en podcasts over allerhande onderwerpen. Als er behoefte is aan meer informatie, bij nachtelijke verveling, geeft hij zijn moeder een flinke schop zodat ze wakker wordt en de radio aanzet. Zo doet deze foetus aan stevige zelfontwikkeling en filosofeert hij er lustig op los over moslimterrorisme, transgenders, klimaatverandering, de Europese gedachte en immigratiestromen.

‘Het oude Europa stampt en rolt in haar dromen tussen meelij en angst, tussen helpen en afstoten.’

Ondertussen leeft Trudy niet bepaald het leven van een aanstaande moeder. Haar doorlopende drankinname zorgt dat de verteller (‘Ik deel graag een glas met mijn moeder’) al vroeg een connaisseur op het gebied van wijn is. Bij het ontkurken van de zoveelste fles sauvignon blanc geeft hij fijntjes aan dat zijn voorkeur naar een sancerre was uitgegaan. Ook de onstuimige seks tussen Trudy en Claude zorgt voor veel interne opschudding: ‘Niet iedereen weet wat het is om de penis van je vaders rivaal op een paar centimeter van je neus te hebben’.

In die atmosfeer van ernst en satire is Ian McEwan op zijn best. Met merkbaar plezier heeft hij aan zijn personages gesleuteld en het construeren van de ongeboren hoofdpersoon moet hem bijzonder hebben geprikkeld. Notendop is een uitzonderlijk goed geschreven pastiche op de klassieke Hamlet-tragedie, waarin aan het credo ’to be, or not to be, that is the question’ een nieuwe dimensie wordt toegevoegd.

Boeken / Non-fictie

Hoe te lezen?

recensie: Damon Young - De goede lezer

Als lezer sta je er niet zo vaak bij stil hoe het leesproces in zijn werk gaat, of dient te gaan. Ten onrechte, zo meent de Australische filosoof Damon Young. In zijn nieuwste werk stelt hij daarom de lezer centraal.

In de waardering van literatuur ligt de nadruk doorgaans op de auteur en diens vaardigheden. De rol van de lezer lijkt evident en zodoende wordt daar maar al te vaak aan voorbij gegaan volgens Young. In De goede lezer legt hij aan de hand van een zestal Aristoteliaanse deugden – weetgierigheid, geduld, moed, trots, matigheid en rechtvaardigheid – uit wat er van lezers verwacht mag worden wanneer ze een boek ter hand nemen. Young laat zien dat de van oudsher Griekse deugden nog uiterst relevant zijn.

Rechtvaardig lezen

Waar de meeste lezers zich wel iets zullen kunnen voorstellen bij weetgierigheid en geduld als vereisten voor een goede lezer, lijken de overige vier deugden wat lastiger om te duiden. Gelukkig zijn Youngs voorbeelden goed gekozen. Neem bijvoorbeeld Virginia Woolfs lezing van James Joyce’s Ulysses. Aanvankelijk was Woolf niet te spreken over Joyce’s onderneming en omschreef ze de roman als ‘het bewuste, berekenende onfatsoen van een wanhopige.’ Pas op latere leeftijd komt ze tot inkeer en herkent ze het talent van Joyce.

Het voorbeeld is volgens Young illustratief voor de deugd rechtvaardigheid. Woolf is volgens de filosoof geen onrechtvaardige lezer geweest maar enkel te gehaast of te trots. Waar ze in Joyce misschien eerder een rivaal zag, weet ze hem uiteindelijk als collega te waarderen. Zo kan het ook met eigen leeservaringen gaan. Je kunt te jong zijn voor een tekst, hem met een bepaalde bril op lezen of simpelweg niet alles eruit halen. Het is echter niet rechtvaardig de tekst en de auteur hierop af te rekenen, zoals sommige recensenten doen. Met een ontvankelijke en kritische houding dient de lezer de inspanningen van de auteur te erkennen, aldus Young.

Gevarieerde voorbeelden

De canon waar Young uit put is zeer divers: moeiteloos springt hij van H.P. Lovecraft naar Friedrich Nietzsche en van Jorge Louis Borges naar Star Trek-fictie. Dit brede palet werkt verfrissend. Niet iedere auteur komt er overigens vlekkeloos vanaf: Dan Brown wordt flink door het slijk gehaald om zijn voorspelbare plots, platte personages, voor de hand liggende metaforen en incorrect bronnengebruik. Het lezen van De Da Vinci Code zou dan ook niets meer zijn dan de bereidheid van de lezer om doelloos te lijden. Geen onterechte gewaarwording misschien, maar het draagt weinig bij aan Youngs betoog.

Al met al vormt De goede lezer een eerbetoon aan de lezer. Het is een prettig gevoel als lezer gewaardeerd te worden en een actieve rol toebedeeld te krijgen. Youngs liefde voor lezen en literatuur is er een waardoor je je graag laat meeslepen.

Film / Films

De bubbel van de buschauffeur

recensie: Paterson

Paterson (Adam Driver) is buschauffeur in Paterson, New Jersey. In zijn arbeidsvrije uren schrijft hij gedichten. Een film over sereen leven in je persoonlijke bubbel.

Paterson wordt wakker en ziet op zijn polshorloge dat het kwart over zes is. Hij geeft zijn vriendin Laura (Golshifteh Farahani) een kus, ontbijt met Honey Loops en loopt naar de garage. In de bus luistert hij naar de gesprekken die de passagiers achter hem voeren, over vrouwelijk schoon, of over de Italiaanse anarchist Gaetano Bresci. Tijdens de lunch schrijft hij gedichten. Na de door Laura bereide avondmaaltijd laat hij Marvin uit, hun Engelse buldog. Onderweg drinkt hij een glas bier in een café. Terwijl hij dit doet observeert hij zijn omgeving met een belangstelling die anderen slechts bewaren voor hun telefoon. Bovenstaande is de film in een notendop, maal 7, met variaties. Paterson: Jim Jarmusch’ filmische viering van details, dagelijkse interacties en variaties op die dingen, als tegengif voor de meer actiegeoriënteerde, hevig dramatische films van vandaag de dag.

Lief universum

Het Paterson dat Jarmusch de kijker voorschotelt is dus een lief universum: Laura staat op zaterdag vroeg op om met haar zelfgebakken cupcakes naar de boerenmarkt te gaan; ondanks het feit dat Engelse buldoggen in zwang zijn bij hondendieven kan Paterson Marvin buiten het café aan de lijn leggen zonder dat hij gestolen wordt; en hij loopt er zomaar een tienjarig meisje tegen het lijf dat prachtige gedichten schrijft en net zo veel van Emily Dickinson houdt als hij. Wanneer iemand een pistool trekt om dan uiteindelijk toch voor wat dramatiek te gaan zorgen, blijkt het vuurijzer achteraf slechts een speelgoedpistooltje te zijn. De grootste problematiek komt in de gedaante van falende elektronica, en Marvin, die zijn tanden in een voorwerp zet waar hij van af had moeten blijven.

Sereniteit

In Paterson staan lieflijkheid, sympathie, begrip voor elkaar, liefde voor kunst en aandacht, zowel voor het bijzondere als voor het alledaagse, centraal. Ondanks het feit dat een en ander soms iets té onwaarschijnlijk overkomt, is deze doelbewuste naïviteit niet per se een probleem. Niet elke film hoeft immers te gaan over het waarheidstrouwe gekrijs dat gepaard gaat met de bende die mensen van hun eigen of andermans leven maken. Het feit dat de thematiek van de Don Quichotachtige observant die volgens zijn eigen codes leeft al vaker en scherper door Jarmusch behandeld is (in Ghost Dog: The Way of the Samurai [1999] en The Limits of Control [2009]), maakt niet veel uit. Want hoe vaak gebeurt het dat iedere bioscoopbezoeker pas aanstalten maakt om te vertrekken nadat de aftiteling is afgelopen? Zo sereen is de week waarop de kijker getrakteerd wordt, en zo goed is Driver. Jarmusch laat je op een andere manier naar de wereld kijken, en daarom is Paterson een film waarvan het onmogelijk is om er minder dan vier sterren aan te geven.

 

Arnon Grunberg
Boeken / Non-fictie

Aan leesplezier geen gebrek

recensie: Arnon Grunberg - Aan nederlagen geen gebrek
Arnon Grunberg

Van Arnon Grunberg weten we twee dingen zeker: dat het een veelschrijver is, en dat zijn werk gekenmerkt wordt door milde ironie. Beide worden met verve aangetoond in Aan nederlagen geen gebrek, een kloeke aanvulling op de prestigieuze reeks Privé-domein.

De foto op de voorkant van het boek, waarop een piepjonge Grunberg de lezer enigszins spottend maar vol zelfvertrouwen aankijkt, geeft het al aan: dit is een jongen – een ‘eeuwige puber’ zoals hij zichzelf noemt – die vanaf het prille begin wist wat hij zou doen en worden. Dit boek is daar de weerslag van. Een bundeling van brieven, reminders en bedenkingen, geschreven tussen zijn 17e en zijn 23e. Ze zijn gericht aan een schare correspondenten: van uitgevers tot actrices en serveersters in Italiaanse restaurants.

Zoals dat in brievenboeken gaat, is de kwaliteit van de stukken wisselend. Waar het bij momenten adem happen is om zoveel stilistisch talent, zijn er evengoed kattebelletjes in te vinden van amper een paar zinnen met weinig literaire waarde. Maar toch slaagt hij er alsnog in daar iets van te maken. Zoals een ansichtkaart waarop hij noteert: ‘Alles gebeurt hier vandaag – nooit morgen of gisteren’.

Ontkiemend meesterschap

Qua stilistisch meesterschap kan Aan nederlagen geen gebrek niet tippen aan klassieke brievenboeken zoals Op weg naar het einde en Nader tot U (Reve) en Brieven uit Genua (Ilja Leonard Pfeijffer). Maar dat is ook geen eerlijke vergelijking: de brieven van Reve en Pfeijffer hadden van meet af aan een uitgesproken literair karakter en een brede doelgroep. Deze uitgave moeten we eerder op dezelfde hoogte plaatsen als het vorig jaar verschenen De brieven. Het schitterend verzorgde brievenboek van Frans Kellendonk, die veel te vroeg aan aids overleed. In beide boeken is ontkiemend meesterschap vast te stellen, net als de drang en wil om van de pen te leven, en het gebrek aan schroom om nederlagen en ontgoochelingen toe te geven.

En af en toe is het ook ronduit genieten, van kleine literaire traktaties als deze:

‘Ik begrijp dat je in de sombere periode zit. Ik kan niets tot troost zeggen. Alleen dat sombere periodes bij gevoelige zielen horen, als Beatrix bij Claus.’

Dit is een boek voor wie Grunberg wil leren kennen als ruwe diamant. Als de jongen die in het diepst van zijn gedachten al heel lang wist dat hij een groot schrijver zou worden. Of voor mensen die ervan houden de kiem en vervolgens de wordingsgeschiedenis van een kunstwerk van dichtbij mee te maken (in dit geval Blauwe maandagen, Grunbergs debuut). Bovendien bevat het boek een verhelderend notenapparaat voor extra duiding.

Kortom, Aan nederlagen geen gebrek is een schatkist om in te graaien, met weliswaar flink wat zilverpapier, maar ook authentieke juweeltjes.