maria barnas recensie
Boeken / Fictie

Het innerlijk kompas

recensie: Maria Barnas - Altijd Augustus
maria barnas recensie

In het hoofd van het meisje Augustus spelen zich veel zaken af. Haar vader is verdwenen, ze moet zich voorbereiden op een spreekbeurt, er sluimert een probleem met eten én ze vermoedt dat de bedreigde schrijver Salman Rushdie zich in haar schuur verbergt.

Maria Barnas heeft veel te vertellen in Altijd Augustus. Om daar een medium voor te vinden is de jonge Augustus in het leven geroepen: een meisje in haar puberjaren, ongeveer dertien, veertien jaar oud. Daarmee begeeft Barnas zich meteen op glad ijs: hoe laat je een kind denken en spreken in woorden die een volwassene in het hoofd heeft? Daar trekt de schrijver zich niets van aan; ze presenteert Augustus als een begaafd, weldenkend, kritisch en zichzelf telkens bevragende halfvolwassene. Dat is even wennen, maar de conceptuele vorm van deze roman – de geconstrueerde afstand tot de realiteit – vaart er uiteindelijk wel bij.

Vader op cassette

Augustus wil een spreekbeurt houden over het verdoemde boek De duivelsverzen van Salman Rushie. Ze is getriggerd door de beelden op tv, de boekverbranding die volgde op de uitgesproken fatwah jegens de schrijver. Het lezen ervan brengt passages naar boven die kenmerkend zijn voor Augustus’ omstandigheid: ‘De wanhoop van Djibriel gutste door haar lijf wanneer ze las dat hij zich door de werkelijkheid bewoog als door een droom’. Het is juist de werkelijkheid in de wereld van Augustus die haar parten speelt. Ze probeert houvast te vinden in woorden, het omzetten van een verhaal in een geconstrueerde waarheid. En vice versa.

Die waarheid wordt gevoed door haar verdwenen vader. Hij is slechts aanwezig door Augustus cassettebandjes met gesproken boodschappen te sturen. Ze hunkert naar dit eenzijdige contact, berichten over zijn werk als architect, over de troost van de schoonheid en de manipulatie van de waarheid. Wat Augustus weer tot nieuwe bespiegelingen voert: ‘Ik geloof niet zozeer dat hij de waarheid vertelt. Hij schopt de waarheid voor zich uit als een slapende hond. Ik bedoel: zijn werkelijkheid ontwaakt terwijl hij erover praat, terwijl hij hem met geweld in beweging houdt’.

Rushdie in de schuur

Maria Barnas laat haar poëtische stem op prachtige wijze door deze roman ademen. Eigenlijk is Altijd Augustus één lang gedicht, waarbij de schrijver de hier en daar onstane gaten opvult met flarden proza. Verfijnde regels als: ‘De wind blaast het haar uit mijn gezicht en jaagt wolken door mijn hoofd’ zijn direct herkenbaar als barnasiaanse poëzie en laten zien hoe de schrijver – evenals in haar gedichten – de woorden proeft, weegt en op de juiste plek neerzet. Daarnaast is er ruimte voor het inweven van ongetwijfeld geliefde onderwerpen als: architectuur van Le Corbusier, het toneelstuk Equus, de poëzie van Neeltje Maria Min en – is dit een stokpaardje van hedendaagse damesschrijvers? – de avonturen van verdwijnkunstenaar Bas Jan Ader. Wel of niet aanwezig zijn, het vastleggen van een positie, wordt hier in vele gedaanten gevisualiseerd.

Zo ook de wonderlijke aanname dat Rushdie hoogstpersoonlijk in de schuur verblijf houdt. Augustus zet af en toe een bord eten bij de deur, de volgende dag staat het leeggegeten en schoongemaakt weer op dezelfde plek. Het is opnieuw de verbeelding die de overhand heeft, helemaal in het kielzog van de verhalende werkelijkheid: ‘Sommige verhalen moeten worden verteld omdat ze, als je ze eenmaal de buitenlucht hebt laten opsnuiven, staan te hijgen bij de deur (…).’

In die gejaagde fantasie, met de aanhoudende poging de realiteit te doorgronden beweegt Augustus zich door haar eigen droomwereld. De spreekbeurt transformeert uiteindelijk in een gerichte zelfbeschouwing, met het moeilijke eten komt het wel goed en haar verdwenen vader blijft een ‘innerlijk kompas voor exacte waarneming’. Maria Barnas laat Augustus op een indrukwekkende manier aan zelfonderzoek doen, een coming of age uit eigen beweging:

Zo kon het niet langer. Ze had een fundament nodig, besloot ze. Ze moest stevig in de wereld staan. Met muren als wervels om haar solide te maken.

Theater / Voorstelling

De roes van een verzopen huwelijk

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – Wie is er bang voor Virginia Woolf?

De welbekende klassieker Wie is er bang voor Virginia Woolf? verhaalt over het falen van de Amerikaanse droom en de spil daarvan: het gelukkige gezin. Het ontbreekt de hoofdpersonages echter aan alles: liefde, kinderen en een voorspoedige carrière. Deze voorstelling draait om het geniepige spel van een echtpaar dat elkaar te kakken zet. Hoewel het verhaal goed wordt uitgespeeld, is het vooral tot gapens toe langdradig.

Wie Martha (Carine Crutzen) het podium op ziet strompelen, lachend om de grappige sprongetjes van haar man George (Warre Borgmans), zou niet denken dat er een hoop drama op de loer ligt. Het begin is ‘zoetjes’. Martha noemt haar man liefkozend ‘poekie’ en maakt spottende opmerkingen die nét niet venijnig zijn. Uren later, als de spelers volop aan het spelen zijn, zal Martha alle grenzen van fatsoen en empathie overschrijden en George met de (toneel)grond gelijk maken. Het gemis aan eigen kroost en de falende pogingen om iets van het leven te maken, levert het echtpaar ruzies en een hoop ellende op. Het geluk dat van het jonge stel Honey en Nick afstraalt, die op een laat avonduur op visite komen, slaat in als een bom en is ondraaglijk, voor met name Martha.

Soms lonkt het oor naar een ruzie tussen echtparen en smul je van het drama dat eraf druipt. Bij de vete tussen Martha en George is dat anders: het publiek is toeschouwer van een erg ongemakkelijke woordenwisseling en is gedoemd om twee uur lang toe te kijken hoe George ineenschrompelt door de vernederende kritiek van zijn vrouw. Tegelijkertijd komt het stel Nick (Dragan Bakema) en Honey (Yara Alink) – hij een gepromoveerde wetenschapper, zij een zenuwachtig typetje ‘zonder heupen’ – ook niet onder de ongemakkelijke sfeer uit. Nick en Honey zitten gevangen in het spel dat Martha en George al jaren met elkaar spelen: elkaar liefhebben en keihard afstoten.

Zware kost, sterk spel

De tamelijk zware kost die ‘Wie is bang voor Virginia Woolf?’ is, wordt met verve neergezet door de vierkoppige cast. Warre Borgmans weet het publiek meteen naar zijn hand te zetten: de zaal leeft werkelijk met hem mee als er weer een belediging naar zijn hoofd wordt geslingerd. Borgmans maakt van George een innemende man die een goede sfeer probeert te behouden, wat resulteert in halfslachtige koetjes-en-kalfjesgesprekken met Nick. Het taalspel tussen George en Nick is in die eerste korte gesprekken fantastisch én vooral herkenbaar, want iedereen kent de miscommunicatie die ontstaat na een flinke borrel. Regisseur Johan Doesburg creëert hier een komisch effect en timet grappen op precies de juiste momenten. Aan de andere kant blijkt George net zo sadistisch te zijn als Martha en neemt ook hij zijn gasten mee in zijn ondergang.

De rol van Martha lijkt op het eerste gezicht niet veel om het lijf te hebben. Ze is een duidelijk geërgerde en veeleisende vrouw, wiens woede zich met de minuut vermenigvuldigt. Toch blijkt haar rol meer diepgang te krijgen, als ook haar verdriet om een nooit vervulde kinderwens begint door te schemeren. Het is wonderbaarlijk dat Crutzen zo energiek blijft optreden, want het is een erg lange voorstelling.

Tevens is Bakema een speler op wie je graag je ogen richt, omdat hij de afwegingen die zijn personage Nick maakt (wel of niet op de gastvrouw springen?) met overtuiging brengt. Zijn personage wordt helemaal opgeslurpt door het echtpaar Martha en George en hij wordt een speelbal, waar ze gretig gebruik van maken. Evenzo geldt dat voor Honey- hier verhollandst uitgesproken als ‘Hannie’ – de ietwat onbeholpen petieterige vrouw van Nick. Zij is de zwakke schakel in de groep, een gemakkelijke prooi, die al snel het eerste slachtoffer van George en Martha wordt. Honey nipt tijdens haar bezoek aan Martha en George iets teveel van haar cognac en al snel zit de zoom van haar jurk tussen haar tanden. Honey moet de grappige dronkaard voorstellen. Haar rol verliest daardoor aan diepgang en Alink valt weg tussen de andere spelers.  Alleen op het einde, als Honey weer is ontnuchterd, weet Alink op een integere wijze haar gevoelens te tonen.

Het spel van de vier spelers vult de ruimte al genoeg. Wellicht is er daarom gekozen voor een karig interieur: een leren doek met uitgesneden deur en een ronddraaiend ondervlak met vier grote stoelen. Het probleem is echter dat de voorstelling zó lang duurt dat niet alleen het spel begint te vervelen, maar ook die abstracte, knullige achtergrond. De lengte van de voorstelling leidt tot veel gegaap onder de toeschouwers. Het mag de spelers dan veel energie kosten, maar wellicht kost het toneelstuk het publiek nog wel meer energie. Het kinderachtige gedrag van Martha en haar bitse voorkomen werken de toeschouwer op de zenuwen. Gelukkig hebben ze acteur Warre Borgmans de rol van George toegedicht en dat maakt het allemaal net ietsje draaglijker om naar te kijken.

 

Film / Films

Post-truth volgens Ibsen

recensie: Dvd/vod: The Daughter

Een vrije verfilming van een losse theaterbewerking van een modernistische toneelklassieker. Dat is de Australische film The Daughter. De theatervoorstelling was al te zien op het Holland Festival, waarbij regisseur Simon Stone bedolven werd onder de vijfsterrenkritieken. Die score haalt de filmversie net niet.

The Daughter is een hedendaagse interpretatie van De Wilde Eend (1884), een van de betere stukken van de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Motto van het verhaal is dat het soms beter is om de waarheid niet te kennen. Zeg maar post-truth volgens Ibsen.

Duistere geheimen

Die waarheid komt aan het licht wanneer fabrikantenzoon Christian na lange afwezigheid terugkeert in zijn geboorteplaats. Zijn moeder is al enige tijd overleden. Zijn vader Neilson gaat nu trouwen met een veel jongere vrouw.

Christian ruziet met zijn vader over de dood van zijn moeder. Hij verwijt Neilson dat zijn overspelige gedrag haar overlijden heeft veroorzaakt. Hij zoekt zijn toevlucht bij zijn jeugdvriend Oliver, die getrouwd is met Charlotte, de vroegere huishoudster van zijn vader, en die een dochter heeft. Uit wrok over de dood van zijn moeder begint hij te spitten in het familieverleden en stuit daar op enkele duistere geheimen die ook het leven van zijn vrienden raken.

Randje van melodrama

Regisseur Stone benadrukt de invloed van het verleden door beeld, geluid en gesproken tekst niet helemaal synchroon te laten lopen, een ingreep die mooi past bij het motto van het verhaal. Zo praten de personages op momenten dat ze beter kunnen zwijgen.
De beelden van in mist gehulde bossen en de droevige soundtrack onderstrepen de sfeer van beklemming en melancholie. Ruimte voor ironie, zoals bij Ibsen wel het geval, is hier niet. The Daughter is bittere ernst en schuurt soms tegen het randje van melodrama. Dat Stone met zijn film aan de goede kant van de streep blijft is dan ook mede te danken aan het subtiele en ingetogen spel van topacteurs als Geoffrey Rush, Sam Neill en Miranda Otto.

Theater / Voorstelling

Wilde dieren vooralsnog een beetje tam

recensie: Theater Utrecht - The Family deel 1

In 1973 regisseerde Lodewijk de Boer het door hem zelf geschreven toneelfeuilleton in vier delen The Family, dat veel opzien baarde en een theaterhit werd. Theater Utrecht brengt nu een nieuwe versie, in regie van Casper Vandeputte. De delen kunnen apart, in tweetallen of in marathonvorm worden bekeken. Het eerste deel begint veelbelovend maar blijkt gaandeweg, misschien ook vanwege de repetitietijd van slechts drie weken, nog een beetje tam.

The Family bestaat uit de onaangepaste broers Doc en Kil, hun zusje Gina en Docs vriendin Branka, die aan het eind van het eerste deel geïntroduceerd wordt. Iedere aflevering heeft ook een of meer gastacteurs, vanavond is dat Mark Kraan als leningverstrekker Cabotin.

De voorstelling wordt gespeeld in Theater de Paardenkathedraal, dat een onconventionele rauwe sfeer heeft. Het is een grote lege ruimte met aan weerszijden stoelen, bankjes en kussens om op te zitten. Koffie, bier, frisdrank, chips en snickers staan aan alle kanten klaar, je turft wat je neemt en rekent na afloop af. Deze ambiance maakt dat je in de juiste stemming komt en het spannende begin met tegenlicht, bijna blote gespierde mannenlijven en een de zaal binnenrijdend busje versterkt dat.

Kennismaking

Het is vrij snel duidelijk dat Doc de baas is en Kil en Gina niet helemaal sporen. Kil (Sanne den Hartogh) heeft agressieve aanvallen, maar echt bang word je daar niet van. Hij maakt vooral een onhandige, kwetsbare indruk en in zijn omgang met Gina is hij lief. Kil maakt zich grote zorgen om haar en weet zich geen raad met zijn gevoelens. Doc (Sadettin Kirmiziüz) lijkt op een maffiagast: zich kalm opdrukken, olie op zijn bast, een mooi glanzend pak aan.

Gina wordt gespeeld door een fascinerende Isabel Houdtzagers. Zij kan niet praten, maar is in fysiek opzicht zeer eloquent. Gina kleedt zich om de haverklap uit en wil met iedereen seks, ook met haar broers. Daar wordt veel misbruik van gemaakt behalve door Kil, die het meest van haar houdt.

De buitenwereld komt binnen in de vorm van de, als running gag, steeds weer natgeregende en geestige danspassen makende kredietverstrekker Cabotin.

Wennen

Het is even wennen allemaal. Het schokeffect dat De Boer ruim veertig jaar geleden bereikte is er nu niet, daarvoor zijn we teveel gewend. Vandeputte zal andere manieren moeten vinden om ons bij de lurven te grijpen, maar dat lukt nog niet helemaal. Het ziet er rauw uit, is geweldig om naar te kijken, maar het spel is nog wat onsamenhangend en hier en daar te traag. The Family bestaat nog niet echt uit de wilde dieren waar de tekst het over heeft. Maar met deze acteurs kan het niet anders dan goed komen.

Colson Whitehead
Boeken / Fictie

Tasten naar licht in de duisternis

recensie: Colson Whitehead - De ondergrondse spoorweg
Colson Whitehead

Tot voor kort was Whitehead voornamelijk een writer’s writer. Met zijn De ondergrondse spoorweg, dat over het Amerikaanse slavernijverleden gaat, won Colson Whitehead de National Book Award en beleeft hij eindelijk zijn doorbraak bij een breder publiek.

Centraal in De ondergrondse spoorweg staat de rebelse Cora, geboren en getogen op een plantage in Georgia. Wanneer blijkt dat haar slavenhouder Randall zijn zinnen op Cora heeft gezet, besluit ze de benen te nemen. Samen met Ceasar, die ervan overtuigd is dat Cora geluk brengt wegens de vermeende succesvolle ontsnapping van haar moeder, ontvlucht ze de sadistische praktijken van Randall. Of het gras altijd groener is aan de overkant moet maar blijken. De wijdverspreide haat van witten jegens hun zwarte medemens kent immers vele gezichten, zo toont Whitehead.

Creatieve geschiedschrijving

De ondergrondse spoorweg staat in Amerika bekend als het vluchtnetwerk voor slaven. Abolitionisten hielpen slaven van het conservatieve Zuiden naar het wat meer ruimdenkende Noorden. In De ondergrondse spoorweg zet Whitehead de geschiedenis naar zijn hand en tovert hij het netwerk om tot een echt spoorwegstelsel. Een gewaagde keuze, maar Whitehead heeft zo’n trefzekere pen dat je het graag voor zoete koek slikt.

Het is Whitehead sowieso niet te doen om historische correctheid. Veeleer gaat het om het uitdragen van een tijdsbeeld: hij laat zien hoe diepgeworteld de afkeer van zwarten was. Whitehead weet de uitzichtloze situatie van slaven goed te vangen. Zelfs als het hen lukt om te ontsnappen aan hun slavenhouders zijn ze nog niet veilig of zeker van een verbeterde situatie.

Onderkoelde toon

In de ogen van Cora en Ceasar is het leven voor de zwarte bevolking van South Carolina, de eerste halte die ze met de ondergrondse treffen, behoorlijk goed. Verlost van Randalls geselwerktuigen lijkt alles een verademing. Pas wanneer ze wat langer in South Carolina verkeren, ontdekken ze de waarheid achter de zogenaamde welwillende dokterspraktijken. Aan Randall ontsnappen was niet voldoende; zwarten worden overal veracht. Het uit zich alleen niet altijd in de kat met de negen staarten.

Whitehead beschrijft de schokkende geweldsdaden van blanke slavenhouders jegens hun zwarte slaven met een terloopsheid die het zo mogelijk nog heftiger maakt. Zowel witten als zwarten lijken gewend geraakt aan het buitensporige geweld. Niemand kijkt op van een keukenmeid wier tong is afgehakt meer of minder. Het zijn niet zozeer de gruwelijke geweldsdaden zelf, maar eerder de gewenning die bij de personages optreedt wat maakt dat het geheel zo huiveringwekkend is.

Toch weet Whitehead ondanks het zware onderwerp een speelsheid in zijn schrijven te verwerken die maakt dat je door wil lezen. Een surreëel element als de spoorweg geeft het boek de broodnodige hoop: wanneer een nieuw oord toch niet zo gastvriendelijk is als het lijkt, lonkt altijd de mogelijkheid van een volgende, meer noordelijk gelegen halte. Met De ondergrondse spoorweg toont Whitehead zich meester van een gewaagd genre-experiment.

Floris Visser
Muziek / Interview
special: Interview met Floris Visser
Floris Visser

Fortress Europe – een metaforisch microdrama op een xenofoob continent

Het is nacht. Politicus Frans, die op een Grieks eiland de stroom van vluchtelingen tegenhoudt, waant zich alleen in dit verlaten grensgebied. Maar ’s nachts komt er een vreemdeling langs en vertelt dat er een boot met eenenvijftig vluchtelingen is omgeslagen. Hij is de enige overlevende. De politicus gooit de deur meteen dicht. Dat is zijn opdracht. De vluchteling probeert naar binnen te komen, hij loopt zich bijna te pletter tegen de gesloten deur. Zijn onmacht en wanhoop escaleren in harde slagwerkmuziek. Frans raakt in een gewetensconflict: mag hij nee tegen het leven van een ander zeggen?

Met deze sleutelscène van het muziektheaterstuk Fortress Europe wil Floris Visser, regisseur, focussen op het conflict tussen angst, onzekerheid en compassie. Hij is van plan in de periode 2017 – 2020 in samenwerking met De Nationale Opera en Asko|Schönberg elk jaar een opera te schrijven onder de gezamenlijke titel Sign of the Times om snel te kunnen reageren op de actualiteit.

Tijdens het Amsterdamse Opera Forwards Festival dat ook dit jaar veel jonge mensen aantrekt, wil hij in een actieve dialoog komen. Een dialoog over waarden die niet meer werken, idealen die sneuvelen en compassie van het individu dat Europa alsnog van een ondergang kan redden. Hoe wil hij dat doen? Wat beoogt hij met zijn vernieuwende operaconcept? En waarom is dat zo belangrijk voor hem?

Ik ontmoet Floris Visser op een vrijdagochtend in café-restaurant Stanislavsky in Amsterdam, drie dagen voor de wereldpremière die op maandag 20 maart 2017 in de Stadsschouwburg zal plaatsvinden.

Storytelling

‘Ik geloof in de kracht van een goed verhaal, in storytelling. Netflix of HBO bewijzen dat mensen bereid zijn uren-, dagen- en zelfs wekenlang – en dat ook nog in zo veel mogelijk seizoenen – een verhaal te volgen. Mijn drive is stukken maken over grote veranderingen die over echte mensen gaan en die vanuit hun microperspectief verteld worden. Grote thema’s gaan altijd over kleine levens. Zoals het vluchtelingenprobleem niet over politiek maar over ons allemaal gaat. Ishet de welvaart? Of het economisch systeem dat mensen voor “niet reageren” laat kiezen? Ik proef gebrek aan idealen, we zijn ze kwijtgeraakt. Na de Tweede Wereldoorlog is er een nieuw tijdperk aangebroken, ik heb voor Sign of the Times niets aan verhalen die niet bij de actuele problemen aansluiten. Mijn publiek leeft nu en hun wil ik met mijn zoektocht bereiken. Ik tracht niet alleen nieuwe muziek te maken maar ook nieuwe opera’s die aansluiten bij de tijdsgeest van de verandering van tijdperk. Alles verandert. Ontzuiling en secularisatie hebben ons van onze dromen beroofd, ik bedoel daarmee niet dat iedereen nu meteen weer naar de kerk moet rennen. Het gaat me om het geloof zelf. Na de ontzuiling vertelden de media een negatief verhaal. Maar geloof en/of religie is ook een sterk ideaal: als we geloven staan we ergens voor, samen, vol compassie. Dat zie ik op dit moment weinig om me heen. Ja, ook in mijn generatie zie ik nog waar weinig dromen.’

Metaforen

‘Fortress Europa gaat over de vluchtelingencrisis, angst en compassie. Het libretto waar ik onder anderen ook aan meewerkte, is gebaseerd op het verhaal van Ilja Leonard Pfeijffer Gelukzoekers. Pfeijffer vertaalt een Griekse mythe naar het hier en nu: hij ziet Europa als een Noord-Afrikaanse oudere vrouw die ooit vol moed de wereld tegemoetzag en op de rug van een stier – de god Zeus – de Middellandse zee overstak en het continent Europa stichtte. Nu leeft ze oud en teruggetrokken in Brussel, bang voor de toekomst klampt ze zich vast aan haar vergane gloriedagen en durft haar kamer in de Europese stad niet meer te verlaten. Ze heeft een zoon Frans, hij is politicus en hij krijgt opdracht de poort naar Europa op een anoniem Grieks eiland te bewaken. Dan komt die scene die ik al genoemd heb. De angst die onder het verhaal ligt is begrijpelijk maar welke kant zou jij opgaan als je een vluchteling die net de dood ontkomen is in de ogen kijkt? Blijft Frans een politicus die trouw zijn opdracht uitvoert of wint toch zijn menselijke kant? En hoe gaat Europa, zijn moeder, met zijn beslissingen om? Deze vertelling is een grote metafoor.

Ik denk aan de negentiger jaren: fatsoen, hoop en vrijheid waren toen het parool. Dan valt de Berlijnse muur – ook een zinnebeeld voor de vrijheid, de wereld wordt een walhalla van onbegrensde mogelijkheden, euforie en vrijdom nemen de overhand. En wat gebeurt in het begin van het jaar 2000? De totalitaire secularisatie verdooft de menigte met materialisme. Hebben in plaats van geloven, de idealen over echte waarden brokkelen af. Hoe lang willen we nog doorgaan op die manier?’

Debat

‘Daar gaat het me om, wat kan ik als individu doen? Hoe kom ik dichter bij mijn publiek? De opera is compact omdat het ten koste van de actualiteit gaat als ik me in details verlies. Mijn concepten zijn minimalistisch om zo veel mogelijk met de verbeelding van de kijker in tweespraak te komen. Voor Fortress Europa, heb ik Calliope Tsoupaki, componiste, benaderd voor de muziek omdat haar Griekse afkomst het muziekverhaal authentiek en invoelbaar maakt. Ze roept de werelden van het oude Griekenland en ook het Midden-Oosten op met Byzantijnse klanken en Arabische modi en maakt de cultuur van de vluchteling op die manier toegankelijk. Fantastisch hoe ze dat vertaalt. Door de beelden dicht op de huid van het personage te houden grijp ik de kijker bij de strot. De keus voor 3-4 personages en een 90 minuten durende voorstelling biedt mogelijkheden om elkaar na afloop te ontmoeten. Daarom nodig ik het publiek uit voor een debat na de voorstelling. Er zijn drie begeleiders in de zaal aanwezig die het discussieverloop sturen. Ik wil graag uitspraken en tegenstellingen horen, politieke en sociale meningen over de inhoud van de opera, waarin het publiek tegelijkertijd actief deelneemt aan de formulering van een nieuw beschavingsideaal voor deze snel veranderende wereld. Om te voorkommen dat deze productie een politiek pamflet wordt, belicht ik in metaforen en nuances alle zijden van de vluchtelingencrisis, de staat van Europa en de opkomst van het populisme. Met dit forum beoog ik een “ver-innering” waarmee ik verinnerlijking bedoel te activeren in plaats van een passieve “her-innering” achter te laten. Deze confrontaties wil ik graag als inspiratie voor het tweede en derde deel van Sign of the Times gebruiken, waarmee ik nu al bezig ben. Wat alle drie stukken verbindt, is de gedachte dat we ons opnieuw moeten uitvinden als westerse maatschappij. Anders zal het niet goedkomen met Europa . ’

Verwachting

‘Media sturen onze aandacht op dit moment meer naar Trump en politiek dan naar de vluchtelingencrisis. Wat niet weet, wat niet deert maar de vluchtelingencrisis is niet van tafel. Integendeel, kijk maar naar het wereldnieuws, afgelopen week is er weer een schip vergaan voor de poorten van ons xenofobe Europa. Ik snap de angst maat toch vind ik stilzwijgen vanuit mijn vak niet acceptabel. Fortress Europa staat symbool voor een situatie die zich iedere dag aan Europa’s grensgebieden voordoet. En ik mis het oprechte medegevoel. Door mijn stukken wil ik dat mensen gaan protesteren vanuit het ideaal en niet vanuit angst. Daarom is de ontmoeting met mijn publiek zo belangrijk voor mij, iemand zei tegen mij: het debat is de tweede acte van de opera. Ja, het is een experiment, of het een succes wordt – moeten we afwachten. Realisme op het toneel werkt niet. Daarom gebruik ik liever metaforische beelden en ga op zoek naar het wezen van de werkelijkheid. Ik geloof in de oerkracht van de klassieke vormen, zoals de mythe. Een klassiek verhaal is een blauwdruk van onze beschaving. Een actueel conflict geplaatst in een metafysische context activeert een levendig voorstellingsvermogen. En de context moet authentiek blijven. Als ik ergens bang voor ben dan is het “onwaar” te zijn. Misschien schep ik daarom afgesloten werelden die dicht op de huid van de personages blijven. Ik geloof dat de focus op een microwereld meer raakt dan grote woorden over een anonieme massa.’

Theater / Voorstelling

Zoektocht naar erkenning

recensie: Toneelgroep Oostpool - Een Meeuw

Het gebeurt zelden dat de vormgeving meer verbaast dan het spel. In deze uitvoering van Een Meeuw van Toneelgroep Oostpool leveren de acteurs over het algemeen interessant werk en spelen ze met de toneelconventies, maar de grootste vondsten zijn van de hand van scenograaf Theun Mosk en kostuumontwerper Lotte Goos.

Mosk gooide al eerde hoge ogen bij toneelgroep Oostpool met zijn decorontwerp voor Angels in America, waarin hij de teloorgang van de personages treffend weergaf door de toneelvloer met aarde te bezaaien. Ook nu creëert hij met minimale middelen een ruimte die de strekking van het stuk symboliseert. Tsjechovs Een Meeuw speelt zich oorspronkelijk af aan het einde van de 19e eeuw in een Russisch buitenverblijf rond een meer. Op een stoel, een bank en een trappetje na, bestaat het decor nu enkel uit felle kleuren die in vlakken van elkaar gescheiden zijn. Ze vormen wellicht een geheel, maar in feite zijn de vlakken stuk voor stuk individuen die met hun kleuren stuk voor stuk om aandacht vragen. Dat geldt ook voor de personages, waar bij sommigen de kleur van de kleding overeenkomt met de kleur van het decor. Dankzij Lotte Goos geven de personages met hun boblijn, wijde broekspijpen en plateauzolen een mooi jaren ’70-tintje aan de hele ruimte.

 

Oud versus nieuw

Een Meeuw is een toneelstuk over toneel, over de oude versus de nieuwe generatie kunstenaars. De jonge schrijver Kostja (Vincent van der Valk) heeft een toneelstuk geschreven voor zijn muze Nina (Sigrid ten Napel). Ze vindt het stuk niet al te best, maar speelt het toch omdat ze graag actrice wil worden. Kostja’s moeder, de beroemde actrice Arkadina (Ariane Schluter), en haar vriend, de gevierde schrijver Trigorin (Martijn Nieuwerf), vinden het helemaal niets. Dit drukt zo zijn stempel op Kostja dat na vandaag niets hetzelfde is. Hij blijft zoeken naar zijn identiteit als kunstenaar en probeert zijn moeder en Nina van zijn kunstvormen te overtuigen, maar Nina kiest voor Trigorin. Terwijl ze allebei tevergeefs hun dromen najagen, blijft ook de oude generatie kunstenaars op zoek naar erkenning. Wanneer Kostja beseft dat hij zijn ambitie niet waar kan maken, stort de hele club mensen als een kaartenhuis in elkaar.

 

De last van toneelconventies

Je zou het niet geloven, maar Tsjechov had met dit stuk een tragikomedie voor ogen. Er kan zeker ook worden gelachen in Een Meeuw. Vooral de hoogbejaarde dokter Dorn (leuk gespeeld door Daniel Cornelissen) heeft met zijn droogkomische humor de lachers op zijn hand. Hij is de vrolijke noot in een tamelijk conceptuele setting. Regisseur Marcus Azzini laat de acteurs niet zozeer met elkaar, maar met de toneelconventies spelen. Ze richten zich op het publiek dat steeds meer de rol van het beruchte meer inneemt. Hier gaan de personages heen om zich terug te trekken, om hun dromen, verlangens en verdriet te uiten. Kortom: om gezien en gehoord te worden. Helaas doet dit soms wel afbreuk aan het tempo. Doordat de personages op cruciale momenten niet met elkaar interacteren, maar zich tot het publiek richten, wordt het toneelspel statisch, wat ten koste gaat van de geloofwaardigheid en intensiteit van de dramatiek. Aan de andere kant wordt hiermee wel duidelijk dat niet alleen de personages, maar ook de acteurs zelf op zoek zijn naar erkenning van het publiek. Dat hoort bij hun vak. Dat je daar dan soms ten onder aan kan gaan blijkt wanneer het toneel vol met water van het meer komt te staan en de personages het als een last met zich meedragen.

Wozzeck
Muziek / Concert

Superieure muzikale vertolking en overdadige regie

recensie: Wozzeck @ Nationale Opera
Wozzeck

De opera Wozzeck van de Weense componist Alban Berg, bij Nationale Opera en Ballet in een nieuwe productie, imponeert met een heldere en virtuoze uitvoering van de partituur. De regisseur heeft echter zoveel eigen elementen toegevoegd aan het oorspronkelijke gegeven dat de boodschap minder sterk is geworden.

Het oude adagium dat overdaad schaadt is jammer genoeg weer bewezen in de nieuwe productie van DNO. Op basis van het toneelstuk Woyzeck van Georg Büchner schreef Alban Berg zijn eerste opera, na diep geraakt te zijn door de thema’s. Wozzeck, een gevoelige, intelligente man uit wat we nu het precariaat noemen, de onderste laag van de samenleving, wordt zo lang vernederd en gekweld dat hij zijn geestelijke vermogens verliest. Wozzeck doodt zijn liefste en daarna zichzelf – en maakt hun buitenechtelijke kind tot het ultieme slachtoffer van een meedogenloze wereld.

Kind van de rekening

De Poolse regisseur Krzysztof Warlikowski, zelf opgegroeid in een achterbuurt en evenals Berg geraakt door de thema’s ‘harde samenleving’ en ‘kind van de rekening’ heeft gemeend aan de cast een groep kinderen toe te moeten voegen. Deze kinderen moeten de maatschappelijke uitsluiting en de bijbehorende ontsnappingsfantasieën van de hoofdpersoon weerspiegelen. Hij laat een schare ballroom dansende kinderen in communiepakjes minutenlang het begin van de opera uitstellen. Naast vertederd applaus veroorzaakt dit afleiding en verminderde concentratie. Zo wordt de snijdende eerste dialoog van militaire barbier Wozzeck en de Hauptmann afzwakt.

Gedurende de hele opera – de voortschrijdende vernietiging van de mens Wozzeck en zijn ‘immorele’ gezin – komen deze verstoringen terug. Het zoontje van Wozzeck en Marie vertelt in het Nederlands over het bange, eenzame kind dat op zoek gaat en slechts rotzooi en leegte vindt. Kinderen rennen rond in de non-descripte ruimte die afwisselend een achterbuurt, een kazerne en een herberg verbeeldt. Ze glijden van een soort skatebaan, treden op als Mickey Mouse, dansen wals en foxtrot, kortom: houden de boel op. Misschien was dat precies de bedoeling… De enige regievondst die iets toevoegt aan de handeling is de voortdurende aanwezigheid op het toneel van het kind. Dat te veel ziet en heeft gezien.

Pech voor de regisseur

Warlikowski heeft de pech dat er vergelijkingsmateriaal is. In 1994 en 1998 produceerde DNO de beroemde ‘gele Wozzeck met de huisjes’ o.l.v. dirigent Hartmut Haenchen en regisseur Willy Decker. Het expressionistische, groteske en tegelijk gestructureerde karakter van de opera – drie maal vijf scènes – kreeg maximale zeggingskracht door felgekleurde personages in zwarte huisjes tegen een gele achterwand. De felle kleuren van de afwisselend atonale en laatromantische partituur kwamen tot uitdrukking in een geserreerde enscenering en genereerden daarmee de beoogde concentratie op de kern van de opera.

Sublieme muzikale vertolking

Het is goed dat te midden van alle drukte op het toneel dirigent Marc Albrecht rustig en ondersteunend bleef, het geweldig spelende Nederlands Philharmonisch Orkest in bedwang hield en bij de orkestrale climaxen zijn musici de vrije teugels gaf. Glanzende strijkers, fel koper en slagwerk, fraai kleurende blazers in deze absoluut niet gemakkelijke partijen: hulde.

Eva Maria Westbroek is ongeëvenaard als aardse, wulpse Marie (een voorafschaduwing van Berg’s Lulu) die geen weerstand biedt aan de verleidingskunsten van de belachelijke alfa-aap Tamboer Majoor. En aan het eind, na de zonde, wanhopig bidt tot de Heiland die in het Bijbelverhaal de overspelige vrouw niet wilde oordelen. Christopher Maltman is een droevig hallucinerende, overtuigende Wozzeck. Vreselijk is de scène waarin hij, onderworpen aan de medische experimenten van Doktor, geknield en met zijn tong uit zijn mond, getuige is van de buitenechtelijke seks van Marie.

De tragische afloop is een bloedrood toneel. Een groepje spelende kinderen – en die staan nu juist wel in de partituur! – roept naar het weesjongetje. ‘Hee joh, je moeder is dood!’ en vervolgens, tussen de weifelende laatste akkoorden: ‘Kom mee, we gaan kijken!’.

‘Hop, hop, hop,’ zingt het kind dan. Hij moet namelijk op zijn stokpaardje het toneel af galopperen. Om onnaspeurbare redenen gooit hij in deze productie bij zijn ‘hop, hop’ losgemaakte organen uit een anatomisch model in een aquarium. Tja. Gelukkig zorgen Berg’s en Albrecht’s laatste, pendelende akkoorden voor het beoogde kippenvel.

Wozzeck is de eerste opera in het kader van Opera Forward Festival.
De volgende voorstellingen zijn hier te vinden.

Kunst / Expo binnenland

Bijna echt

recensie: Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst

Een precieze weergave van de werkelijkheid, dat is wat de hyperrealisten voor ogen staat. Maar kan dat eigenlijk wel, het exact naschilderen van de werkelijkheid? En is dat dan nog realiteit te noemen? De Kunsthal toont mooie plaatjes maar komt niet met antwoorden.

Roberto Bernardi, Confini Segreti (2013), Courtesy of Bernarducci.Meisel.Gallery, New York

En dat hoeft ook niet. De bezoeker van de tentoonstelling Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst krijgt een veelzijdig overzicht van de stroming voorgeschoteld, door de jaren heen. De schilderijen – gegroepeerd in drie generaties sinds de jaren 70 – roepen voldoende vragen op om uitvoerig geanalyseerd te worden. Met een wat filosofische gedachtenstroom tot gevolg.

Plaatjes naschilderen

Hyperrealisme is in Amerika ontstaan als reactie op de alom aanwezige abstracte en conceptuele kunst. Het simpelweg reproduceren van een bestaande situatie, vanaf een gecomponeerde foto het beeld op het schildersdoek overbrengen, was het doel van de kunstenaars. De zuiverheid van hun bedoeling lag voor een deel in ambachtelijkheid, maar is ook zeker een uiting van artistieke visie geweest. Het lijkt erop dat de betekenis van het ‘plaatjes naschilderen’ vele malen groter is geworden sinds de moderne fotografie en vooral de fotobewerking een vlucht heeft genomen. Wat is echt en wat is onecht, dat zijn de vragen die in deze tentoonstelling continue door het hoofd spoken. Niet als een op te lossen puzzel, maar als confrontatie met een vaag besef van bestaande werkelijkheid.

Ralph Goings, America’s Favourite (1989), Collection of Susan P. and Louis K. Meisel, New York

Het stilleven America’s Favourite van Ralph Goings uit 1989 is een fotografisch geschilderd ensemble dat zo terug te vinden is op de plakkerige tafel van een willekeurige diner. De weergave is subliem, de lichtval en stofuitdrukking zijn op een virtuoze wijze op het doek overgebracht. Goings heeft maandenlang gewerkt om dit beeld, dat hij eerst zorgvuldig heeft gecomponeerd en gefotografeerd, te reproduceren tot een iconische afbeelding. De flinke uitvergroting – kenmerkend voor het hyperrealisme ­– maakt de kijkervaring nog intenser. Anders dan in de fotografie, waar alleen de cameralens en het oog van de fotograaf voor afstand zorgt, is hier de hand van de kunstenaar in alle details aanwezig. Hoezeer elke kwaststreek ook is weggepoetst in de ondergrond, hij blijft zichtbaar in de algehele verbeelding. Juist de poging om (in een flink tijdsbestek) een ogenblik van de werkelijkheid na te bootsen, bewijst op hetzelfde moment het falen ervan.

Abstracter dan Mondriaan

Het is de ‘stolling’ van een fractie van een seconde, uitgesmeerd over enkele maanden werk, vastgelegd om jaren later door ons gezien te worden. De realiteit is hier niet hyper, ze is zelfs geheel verdwenen: gek genoeg zijn deze beelden stuk voor stuk abstracter dan de meest onbegrijpelijke doeken van Mondriaan. Alle beslissingen die de kunstenaar genomen heeft, zijn gericht op het in vorm weergeven van een realiteitsbesef. Om daar vervolgens zelf in te verdwijnen. Dat komt veel dichter bij abstracte en conceptuele kunst dan de vroege hyperrealisten gewenst zouden hebben.

Robert Bechtle, Alameda Chrysler (1981), Courtesy of Louis K. Meisel Gallery, New York

In 1981 schilderde Robert Bechtle het gigantische doek Alameda Chrysler. Een indringend tafereel, bijna niet van echt te onderscheiden.­ De precieze uitvoering van de kleding van de dame, de glanzende huid van de auto, alles lijkt perfect. Toch is, nog los van de stolling in de tijd, de werkelijkheid ook hier op afstand gehouden. Vrijwel alle hyperrealisten hebben moeite met het plaatsen van hun onderwerp in een omgeving. Dat is de reden waarom de meeste schilderijen een geïsoleerd stilleven bevatten of een sterk uitvergroot detail van een voorstelling: de achtergrond is daarbij te verwaarlozen. De begrenzingen van de belangrijkste onderdelen in de opbouw van verschillende lagen verraden de menselijke hand. De kunstenaar focust zich voornamelijk op zijn hoofdonderwerp, terwijl de beschouwer altijd de verbinding met de omgeving op zijn netvlies heeft.

Hyperrealisme – 50 jaar schilderkunst is een tentoonstelling die opvallend veel losmaakt bij de doordenkende kijker. Natuurlijk is er de virtuositeit van de kunstenaars, maar veel indringender is het bewustzijn van onze eigen waarneming. Hoe tijd en ruimte een confronterende uitwerking hebben op de beoordeling van deze veelzeggende kunstwerken.

 

 

Boeken / Fictie

Een caleidoscoop vol grijstinten

recensie: Marijn Sikken - Probeer om te keren

Wat doen mensen in dorpjes? In Probeer om te keren probeert Marijn Sikken tot een antwoord te komen. Het resultaat had spannender gekund.

Twee jaar geleden was Michelle, de laagbegaafde dochter van Alma, ineens kwijt. Na een lange zoektocht werd ze teruggevonden, of eigenlijk: een onbekende jongen kwam met haar aangelopen. Sindsdien zwijgt het meisje vooral, eet ze pakken hagelslag en boterhammen met bacon en werkt ze in de lokale variant van de Bruna – ‘werkt’, want taken van echt belang voert ze niet uit. Dit is de grondstof van Probeer om te keren, Marijn Sikkens romandebuut.

De wereld van Alma en Eline, die Michelle in de winkel begeleidt, komt in aanloop naar het honderdjarig bestaan van hun dorp op z’n kop te staan. De centrale vraag in deze roman lijkt vooral te zijn: hoe houdbaar zijn de keuzes die deze personages hebben gemaakt? Zo worstelt Eline, met een 8,2 geslaagd, met de druk die haar omgeving op haar legt vanwege haar beslissing niet te gaan studeren. Verpietert ze niet in Leem, een vijfduizend zielen tellend dorpje, dat gelukkig nog net een treinstation heeft en dus niet helemaal van de buitenwereld is afgesloten?

Communicatie

In deze tijden van krimpregio’s en stagnerende middensteden snijdt Sikken dus urgente problematiek aan. Sikken, in 2011 de grote winnaar van schrijfwedstrijd Write Now!, schetst een donkere wereld. Vanaf het moment dat Alma heeft vernomen dat de jongen met wie Michelle twee jaar geleden gevonden werd weer in het dorp is, is ze van slag en op de hoede. Ook andere dorpsbewoners gaan zich in toenemende mate vreemd gedragen. Wat het meest opvalt, is hoe weinig er écht gecommuniceerd wordt. Mensen zijn nors of teruggetrokken, of vallen midden in een gesprek weg in gepeins. Een uitgebreid, open gesprek is er in de roman niet te vinden; Sikken blijft het verhaal voortstuwen in schijnbaar steeds kortere hoofdstukjes.

Weinig bijzonder

Een spannend thema dus, en een setting waarmee dit verhaal zich onderscheidt van de stadsromans die doorgaans gepubliceerd worden. Het is daarom jammer dat Probeer om te keren net zo weinig ambitie lijkt te hebben als Eline. Sikkens stijl is namelijk weinig bijzonder en over het geheel in lijn met dat van haar generatiegenoten. Het ritme van de korte, staccato zinnetjes wordt af en toe onderbroken door een gewaagder formulering, het zoeken naar een mooi beeld. Vaak ontstaat juist het beeld van een opsomming, schijnbaar zonder einde – wat de sleur van het dorpsleven goed weergeeft, maar iets meer fonkeling had dit verhaal geen kwaad gedaan.

Alma ruimt de tafel af en denkt: als ik een vrolijk mens was, zou ik fluiten, dit is een handeling om bij te fluiten. Het is stil in huis. Het kastje waarin ze hagelslag, vruchtenhagel en chocoladevlokken bewaart heeft sinds kort een sleutel.

Wel geslaagd in deze roman is hoe Sikken in dialogen verschillende tijdslagen mengt. De roman heeft als het ware een intern geheugen: zo keert bijvoorbeeld het beeld van het nest verlatende vogels in verschillende hoofdstukken terug. Ook komen objecten in scènes meerdere keren terug: gedachten die telkens onderbroken worden door, bijvoorbeeld, een appel die op tafel staat, opgepakt wordt, gegeten. Dat geeft Probeer om te keren een caleidoscopische kwaliteit, waarin zulke motiefjes telkens in een nieuw licht geplaatst worden. Jammer dat we door de lens van de caleidoscoop zoveel grijs zien.