Boeken / Non-fictie

Een nieuwe dimensie van A. Alberts

recensie: Graa Boomsma - Leven op de rand

Van A. Alberts, auteur van klassiekers als De eilanden (1952) en De vergaderzaal (1974), is weinig bekend. Graa Boomsma heeft een verhelderende biografie geschreven.

De smeuïgste onthullingen uit Leven op de rand. Biografie van A. Alberts stonden rondom publicatie in Graa Boomsma’s lijfblad De Groene Amsterdammer. Alberts, die voordat hij begon te publiceren een loopbaan als ambtenaar in Nederlands-Indië achter de rug had en tijdens de Tweede Wereldoorlog in Japanse kampen had gezeten, verzette zich in het tijdschrift fel tegen de politionele acties. In zijn stukken verwoordde Alberts telkens weer waarom hij, in tegenstelling tot het merendeel van de vaderlandse pers en bevolking, tegen de oorlog was. Niet alleen laat Boomsma zo subtiel zien dat niet iedereen na de oorlog voor behoud van Nederlands-Indië was, hij kantelt ook ons beeld van Alberts: de schrijver, die notoir weinig over zichzelf vertelde en weinig interviews gaf, krijgt hiermee in één klap kleur.

Privébestaan

Leven op de rand is een keurige schrijversbiografie: Boomsma richt zich vooral op Alberts’ publieke bestaan. Albert Alberts, geboren in Haarlem in 1911 en op 84-jarige leeftijd in Amsterdam overleden, was lange tijd aanstormend schrijver. Zo promoveerde hij vlak voor de oorlog op een proefschrift over Thorbecke, waarna hij naar Nederlands-Indië verhuisde. In 1946 kwam hij terug naar Nederland, waar hij als ambtenaar bij verschillende ministeries en journalist bij De Groene Amsterdammer werkzaam was. Vanaf zijn pensioen, in 1976, richtte hij zich volledig op het schrijven.

Grotendeels is Leven op de rand dus een portret van de publieke A. Alberts. Boomsma duikt op drie momenten echter het privébestaan van de schrijver in. Een eerste keer gebeurt dat in de jaren dertig. Alberts was verliefd op Liesbeth Dobbelmann, met wie hij bijna trouwt. Uiteindelijk ketst de affaire toch af. In die ontwikkelingen ziet Boomsma een ervaring die Alberts zijn hele leven bijblijft: niet alleen besluit hij hierdoor scheep te gaan, ook op zijn latere schrijven heeft het zijn weerslag, bijvoorbeeld in zijn onderwerpkeuze.

Nederlands-Indië

Het tweede trauma wordt gevormd door Alberts’ tijd in Indië, in de interneringskampen van de Japanners. De geschiedenis van Nederlands-Indië komt vaak terug in Alberts’ schrijven, niet alleen in romans en verhalen, maar ook in enkele van de meer wetenschappelijke studies die hij schreef. Bovendien creëerden deze twee gebeurtenissen, de afgebroken affaire en de internering, een sterk gevoel van heimwee in Alberts: zijn ‘enige zekerheid’, noemt Boomsma dat. Twintig, dertig jaar later blijft het verleden spreken.

Door allerlei toeval en ongelukkige keuzes krijgt Alberts vanaf 1976 maar een klein pensioen. Om toch rond te kunnen komen, probeert hij elk jaar een boek te publiceren. Zijn jongere vrouw, Fientje, werkt niet, en het stel heeft een duur uitgavenpatroon: Boomsma refereert aan enkele verbouwingen van hun Blaricumse huis en een sterke hang naar veiligheid en alarmsystemen die de kosten opstuwen. Alberts’ uitgever Geert van Oorschot maakt dan zijn opwachting in Leven op de rand zoals we hem kennen: nors, maar altijd bereid een vriend te helpen, in dit geval door boekhoudkundig te goochelen met voorschotten.

Een extra laag

Al deze gebeurtenissen worden door Boomsma stap voor stap bij langsgegaan. Af en toe vermoeit die aanpak wat: zeker wanneer Alberts zijn literaire productie opgevoerd heeft, nemen de samenvattingen en korte analyses van de inhoud veel ruimte in. Jammer is ook dat er voor de receptie te weinig aandacht is. Het is maar de vraag of de lezer die minder goed bekend is met Alberts en zijn werk, aan het einde van Leven op de rand begrijpt hoe deze teruggetrokken auteur van korte romans tot een redelijk prominente positie in de Nederlandse letteren heeft kunnen komen.

Het mooie van deze biografie is enerzijds Boomsma’s terughoudendheid, en anderzijds de manier waarop hij publiek en privé met elkaar verbindt. Op die manier doet Leven op de rand wat een goede schrijversbiografie moet doen: een extra laag aan het oeuvre van de schrijver toevoegen. Daarmee geeft Graa Boomsma Alberts opnieuw aan de lezer.

Blaudzun
Muziek / Interview
special: Interview met Blaudzun
Blaudzun

‘Ik hou het meest van zonnige melancholie.’

Deel 1 en 2 van zijn trilogie ‘Jupiter’ zijn inmiddels verschenen, deel 3 volgt nog. 8WEEKLY sprak met Blaudzun in TivoliVredenburg, na afloop van de repetitie met zijn band. “Soms moet je eerst keihard neergaan om weer op te kunnen staan.”

Hoe ging het?

‘Zes weken hebben we geen show meer gedaan, dus dan is het altijd goed om weer even te repeteren. We zijn nu achter de komma aan het werken. Dat is nodig, want foutjes die je live maakt moet je creatief kunnen oplossen. Maar uiteindelijk word je van een optreden voor een publiek uiteindelijk zoveel beter. Dan ben je gewoon scherper. Repeteren is toch een soort van kantoorbaan.’

Vanavond spelen jullie in de Grote Zaal van TivoliVredenburg. Denk je nog wel eens terug aan het oude Tivoli?

‘Die zaal mis ik soms wel ja. Intussen zijn er gelukkig ook veel mooie shows geweest in TivoliVredenburg, dus langzaam komt de ziel er wel in. Maar al met al ben ik toch meer van de oude vibe van Tivoli aan de Oudegracht.’

Vanwaar die titel ‘Jupiter’ voor de trilogie?

‘Ik vind het wel een grappig gegeven dat Jupiter, de grootste planeet van ons zonnestelsel, de vijfde planeet is vanaf de zon gezien. Dit is ook mijn vijfde album. Bovendien is Jupiter een soort magneet die, door de zwaartekracht, veel zooi uit de ruimte weghaalt. Bij kunst werkt dat ook zo: goede kunst trekt slechte dingen bij je weg, zoals de rommel die in je hoofd zit.’

In eerdere interviews vertelde je openhartig over je depressie en een relatiebreuk. Werkt muziek helend voor jou?

‘Zeker, net als andere kunst overigens. Een lied, een compositie of een schilderij kan je wegtrekken uit de sfeer waar je in zit en brengt je op andere gedachten. Ook van zingen gaat een heilzame werking uit: Er zit veel kracht in en er gebeurt iets moois in je hersenen, of je nu vrolijk bent of niet. Dat klinkt bijna religieus, maar dat bedoel ik niet in godsdienstige zin.’

Ik las ook dat je bij Oerol een bijna-doodervaring hebt gehad toen je een verkeerd drankje had genomen …

‘Daar heb ik al genoeg over gezegd. Dat moment is wel een keerpunt in mijn leven geweest: dat je zo naar terechtkomt, en dat je daar zo van schrikt. Als je zo dicht bij de dood bent weet je wel opeens: ik wil helemaal niet dood. Al gebeurde dat in een fase dat ik het leven niet erg leuk vond. Maar op dat moment besloot ik dat ik alleen wilde leven op een manier die bij me past en waar ik gelukkig van word. Heel bewust sla je op zo’n moment dan een bepaalde weg in.’

Je hebt altijd een voorliefde gehad voor de donkere kant van het leven …

‘Dat klopt wel. Van Nick Cave heb ik geleerd dat je muziek die alleen vanuit positivisme is geschreven moet wantrouwen. Donkere liedjes zijn eerlijker en beklijven meer. Maar eigenlijk hou ik het meest van zonnige melancholie, en niet per se van hele donkere dingen. Er moet wel hoop in zitten.’

Op ‘Jupiter’ staat een lied over het bombardement op Rotterdam in de WO II. Kun je daar iets meer over vertellen?

‘Ik gebruik die gebeurtenis als metafoor voor het leven. Rotterdam is toen helemaal platgebombardeerd, maar in de loop van de jaren weer heel mooi opgebouwd. De energie en de overlevingsdrift is echt in de stad en de mensen gaan zitten. Heel inspirerend vind ik het dat voor iets dat wordt afgebroken altijd weer iets moois in de plaats komt, als je de handen maar uit je mouwen steekt. Soms moet je eerst keihard neergaan om weer op te kunnen staan. Het is misschien gevaarlijk om te zeggen, maar soms is dat zelfs nodig. Ja, dat geldt ook wel voor mij.’

Iets heel anders: Verrassend op je nieuwe album is het geluid van de saxofoon …

‘In een groot deel van de jaren tachtig werd de sax heel mooi gebruikt, maar eind jaren tachtig, en ook in de jaren negentig, is het een klef instrument geworden. Dat kwam met name door de Kenny G’s van deze wereld. En een sax is gewoon seks natuurlijk. Dat zit em met name in de sound van het instrument: melodisch en bassig tegelijk. Ja, er is zeker een connectie tussen muziek en seks. Fascinerend vind ik het dat mensen seks hebben op een nummer van mij, terwijl datzelfde nummer ook wordt gedraaid bij een begrafenis. Mooi dat dat kan. ‘Jupiter’ heb ik sowieso meer vanuit de heup geschreven, en dan wordt het al snel meer dansbaar, ritmischer en dus meer sexy. Er kan op geneukt worden.’

Een andere manier om fit te blijven is sport. Je bent een groot wielerliefhebber. Ben je alweer op de fiets gestapt?

‘Helaas was het kutweer de laatste tijd. Voor mij is het dan ingewikkeld om te gaan fietsen met alle shows nog in het verschiet. De kans is dan te groot dat ik ziek word. Maar als het weer beter wordt ga ik zeker weer. Het is een fijne manier om mijn hoofd leeg te maken, en vervolgens weer op te vullen. Ik fiets dan twee of drie keer in de week, meestal een uurtje of twee. Op de Utrechtse Heuvelrug, in de Veluwe, bij de Posbank, of in polder. Nee, een koptelefoon heb ik dan niet op: ik luister alleen naar mijn eigen adem en naar de omgeving. Soms ontstaan er goede ideeën tijdens een tocht. Vroeger dacht ik: een goede inval komt later altijd terug. Maar dat is niet zo, dus nu leg ik het meteen vast. Dan stop ik even en zing ik een tekstfrase of een melodietje in. Maar ik stop liever niet tijdens het fietsen.’

Kunst / Expo binnenland

Een troosteloze confrontatie met onszelf

recensie: Béla Tarr - Till the End of the World

Béla Tarr, Till the End of the World, over het indrukwekkende oeuvre van Hongarije ‘s grootste filmmaker Béla Tarr (1955), is nog tot 7 mei in EYE Filmmuseum te bezoeken. De bijzondere tentoonstelling toont geraffineerde installaties van fragmenten uit zijn films en confronteert ons met de schaduwzijde van de mens.

De tentoonstelling Béla Tarr, Till the End of the World, begint met een grens. Daadwerkelijke hekken, prikkeldraad, met daarachter beelden van vluchtelingen. Syrische vluchtelingen, gestrand in het binnenland van Hongarije. Er is een parallel met de personages uit de films van Béla Tarr. Ook zij zijn verdwaald, getergd, opgesloten in een leven vol herhaling, in troosteloze landschappen met ijzige regen en geselende wind. In Tarr’s films zijn de mensen lelijk, de beelden zwart-wit, de shots eindeloos lang en de herhalingen tergend. En dit alles begeleid door de melancholische, wat vermoeiende muziek van zijn vaste componist Mihály Vig. Kortom, de tentoonstelling biedt geen vrolijk schouwspel.

Een sluis vol wind

Béla Tarr

Béla Tarr – Till the End of the World – EYE © Studio Hans Wilschut

De eerste zaal met zijn persfoto’s van vluchtelingen en beelden van bombardementen in Aleppo confronteert ons met de realiteit. De tweede zaal fungeert als sluis. Een overgangsplek tussen het hier en nu en het universum van Tarr. In die wereld tussen realiteit en fictie staat een bladloze boom gelijkend op de boom uit Tarr’s laatste film The Turin Horse (A torinói ló). Bladeren dwarrelen, schaduwen van de takken krioelen over de wanden. De onheilspellende wind irriteert, maakt lawaai en maakt zelfs duizelig. Het is deze hinderlijke, tergende wind die de bezoeker de parallelle wereld van Tarr binnensleurt. Wat volgt is een confrontatie met onze eigen tekortkomingen.

Tarr’s universum

Het universum van Tarr wordt gepresenteerd door middel van zorgvuldig samengestelde constellaties van fragmenten uit zijn films, uit The Turin Horse (2011), Sátántangó (1994), Werckmeister Hamóniák (2000). Tarr’s boodschap is concreet. Symboliek interesseert hem niet; objecten, landschappen en echte mensen des te meer. We zien vier beelden die na elkaar tot leven komen. Vier lange scenes die, zoals karakteristiek is voor zijn oeuvre, in één take zijn opgenomen. De personages doen iets, en tegelijkertijd doen ze niets. Ze dansen, wachten, lopen, terwijl ze in het niets staren. Arm en passief zijn ze en ongetwijfeld gebaseerd op de mensen die Tarr dagelijks zag in het communistische Hongarije. Door ons deze mensen te tonen, confronteert Tarr ons met het onvermogen van de mens om iets moois van de wereld te maken.

Trance

De magische films van Tarr kenmerken zich door lange takes en herhaling, een verhaallijn is er niet echt. We raken erdoor in trance, raken onze concentratie kwijt. Een oude boer die zich in de harde wind op zijn paardenwagen probeert voort te bewegen. Een meisje dat zo in de war is dat ze haar kat heeft vermoord en nu met die dode kat uren doelloos door de regen zwerft. Een immigrantenkind dat in de metro van Sarajevo urenlang hetzelfde verschrikkelijke deuntje speelt, waarbij de lens enkel op zijn gezicht gericht is; een korte film die Béla Tarr overigens specifiek voor deze tentoonstelling maakte. Hoe lang willen we hiernaar kijken? Eigenlijk niet te lang, of liefst helemaal niet. En precies dat wil Tarr ons met deze tentoonstelling laten zien; ons ongemak met de ongemakken van de ander, onze voorkeur voor wegkijken en ons gebrek aan empathie. Deze kant van zijn bijzondere oeuvre komt in de tentoonstelling prachtig tot zijn recht en wijst ons er op dat juist aan empathie in onze wereld zo’n sterke behoefte is. En daarom is Till the End of the World een must see.

Theater / Voorstelling

De marathon rennen met een lach en een traan

recensie: De Marathon - Kemna Theater en Senf Theaterpartners

In 2012 kwam de film De Marathon uit over vier onsportieve mannen die uit pure wanhoop besluiten de marathon van Rotterdam te lopen om geld op te halen voor hun garage die bijna failliet is. De film trok veel bezoekers en was met drie Gouden Kalveren een echte hit. Nu brengen Kemna Theater en Senf Theaterpartners een musicalversie van deze succesvolle film op de planken met liedjes geschreven door Thomas Acda en David Middelhof. Een gewaagde keuze, want kan de musical wel tippen aan de film?

Veel gelach, af en toe een traan

Gerard (John Buijsman) heeft voor zijn collega’s lang verborgen weten te houden dat zijn garage bijna failliet is. De vier collega’s en vrienden proberen een manier te bedenken om veel geld op te halen om zo de achterstallige rekeningen te betalen. Manusje van alles Yusuf (Gürkan Kücüksentürk), een vijfde collega die weinig aansluiting vindt bij de rest, vertelt dat hij vroeger marathons liep en daar veel geld mee verdiende. Dit brengt de onsportieve mannen op het idee om een deal te sluiten met een rijke autohandelaar: als ze alle vier de marathon van Rotterdam uitrennen, betaalt de sponsor de schulden van de garage. Lukt ze dat niet, dan komt de garage in handen van de sponsor.

Het verhaal heeft veel weg van de musical The Full Monty waarin onsportieve werkloze mannen gaan strippen om geld te verdienen, maar De Marathon heeft door de verschillende uitgewerkte verhaallijnen veel meer diepgang. Zo lijken de vier vrienden op hun werk stoere en zorgeloze mannen, maar thuis blijken ze allerlei problemen te hebben. Gerard heeft kanker en wil dit aan niemand vertellen, Nico ontdekt dat hij homo is en worstelt hiermee, Kees en zijn vrouw verwerken ieder de dood van hun kind op een andere manier en de vrouw van Leo blijkt terug te vallen in haar oude leven als heroïnehoer. Deze persoonlijke problemen maken het voor de mannen niet makkelijk om te trainen voor de Rotterdamse marathon. Yusuf, die zich ontpopt als trainer van de vier, heeft er een zware klus aan.

IJzersterke musical op alle vlakken

De heren zingen zacht en integer, iets wat de geloofwaardigheid van het verhaal goed ondersteund. Alleen Lucretia van der Vloot laat in het nummer “Je bent vrij tot aan de voordeur” haar vocale kunsten zien. De nummers die ze zingen zitten goed in elkaar en zorgen regelmatig voor een lach of een traan. Zo is “Mijn Lichaam is een Tempel” het nummer waarop de heren trainen, hilarisch. Daarentegen is “Bloemen en gebak” over het regelen van een begrafenis erg ontroerend.

Met het decor hebben de makers groots uitgepakt: het podium is omgebouwd tot garage met zelfs een echte auto. Aan elk detail is gedacht. Wanneer de scène zich bij een ander huishouden afspeelt, is zelfs te midden van het garagedecor nog steeds te herkennen bij wie we thuis zijn. Zo wordt er op een benzinefles een kruisje zichtbaar wanneer de scène zich afspeelt bij de strenggelovige Jolanda. In de filmversie staat het trainen en rennen van de marathon centraal, maar hoe verbeeld je dit op het toneel? Er wordt gebruik gemaakt van loopbanden, waarop hele choreografieën worden gedanst. De keuze hiervoor is inventief en de choreografiën van Daan Wijnands zijn hilarisch.

Het was een gewaagde keuze van de makers om van de filmhit een musical te maken, maar het was zeker een goede keuze. De musical heeft een hoge dosis droge humor, is ontroerend,  geloofwaardig en is zeker het recept voor een musicalhit. De Marathon is een aanrader voor iedereen die een gezellige avond wil hebben in het theater.

Theater / Voorstelling

Politieke koortsdroom met de branie van een cartoon

recensie: De Nationale Opera - The New Prince

Door het moordende tempo en de waanzin doet The New Prince van De Nationale Opera denken aan een tekenfilm. Daar is overigens niets denigrerends aan.

De Florentijnse politiek filosoof Niccoló Machiavelli (1469-1527) staat in het collectief geheugen te boek als de theoreticus van een gewiekste politiek waarin geen middel geschuwd wordt om de macht in handen te houden. De vorst moet geliefd én gevreesd worden om zijn macht te consolideren. Wat de plaats is van deze koele berekenende kijk op beleidsvoering binnen de huidige media- en machopolitiek onderzoekt regisseur Lotte de Beer in het overdadige The New Prince, een nieuwe opera van componist Mohammed Fairouz en librettist David Ignatius.

Gedoemde persoonlijkheidspolitiek

Niccoló Machiavelli (Joshua Hopkins), eens de belangrijkste raadgevers van de Medici’s, is uitgekotst in zijn thuisstad en wordt door de godin Fortuna (Karin Strobos) naar de toekomst gestuurd. Vijfhonderd jaar na het verschijnen van ‘Il Principe’, zijn handboek voor de macht, wordt hij weer gemaand een heerser te adviseren. Was dit in de zestiende eeuw Cesare Borgia, in 2032 is het Wu Virtu (Simon Lim) de president van Amerasiopia en een kruising tussen een dictator en een rockster. Aan de hand van historische voorbeelden geeft Machiavelli, bijgestaan door de politiek incorrecte sidekick Henry Kissinger (Marc Kudish), drie nieuwe adviezen ter aanvulling op zijn klassieker. Het betoog ‘Waarom prinsen zich moeten hoeden voor revolutie’ wordt bijvoorbeeld geïllustreerd middels Mao en de protesten op het Tahrirplein in Caïro, het hoofdstuk ‘Waarom prinsen hun menselijke driften moeten bedwingen (of verbergen)’ met de affaire Lewinsky (Nora Fisher). Virtu kijkt vanuit de loge toe met een grote zak chips en hoort in de adviezen van Machiavelli alleen wat hij wil horen.

Geen tijd voor bezinning

In de muziek van Mohammed Fairouz buitelen de ideeën en invloeden over elkaar heen. Hij combineert zonder enige hoorbare moeite het idioom van Philip Glass (de typische gebroken drieklanken), Eisleriaanse marsen en het bombastische koperwerk dat we kennen van Disneyslechterikken. Extra knap is het vervolgens dat Fairouz, in al zijn grilligheid, toch de aandacht weet vast te houden.

Hoezeer alle elementen ook in elkaar grijpen, de voorstelling wordt vooral gemaakt door de weergaloze regie van Lotte de Beer. Zij schiet met spervuur en creëert een carnavaleske revue van politieke kopstukken, met een tempo dat doet denken aan de manische cartoons uit de jaren veertig en vijftig. Mensen vliegen over het podium en door de lucht en lijken haast van elastiek. Door meerdere kostuums onder elkaar te dragen verandert de Italiaanse revolutionaire monnik Savonarola bijvoorbeeld in luttele seconden in Hitler en later weer in Mao. De enorme trapconstructies zijn constant in beweging en het spel met licht is indrukwekkend. Er zijn geen personages, alleen levensgrote karikaturen. Ja, het is over the top en ja, het lijkt soms te gemakkelijk, maar oh, wat is het geweldig om te zien.

Het politieke toneel

Laat alle hoop op subtiliteit of verstilling varen. Voor naturalistische emoties of ontroering is het al te laat. Groteske tijden vragen om groteske kunst. Tegelijkertijd is The New Prince te midden van alle dictators en demonstranten niet per se een politieke opera. Het is eerder een kolkende beschouwing van al die eigenschappen die het politieke landschap creëren en bemoeilijken: rede, emotie, instinct en al wat nog meer menselijk is. De toeschouwer mag zich gelukkig anderhalf uur lang verliezen in deze wirwar van krachten; een politicus kan het de kop kosten.

Film / Serie

De unieke huizen van Alex van Warmerdam

recensie: Gebouwd voor de film (dvd-box)

Wie is er bezig met het decor in een film? Afgezien van bouwvakkers en filmwetenschappers waarschijnlijk niemand. Toch liet schrijver-regisseur-acteur Alex van Warmerdam voor zijn laatste drie films – De laatste dagen van Emma Blank (2009), Borgman (2013) en Schneider vs. Bax (2015) – drie unieke huizen bouwen die voldeden aan zijn artistieke visie. Een prijzige maar prijzenswaardige beslissing, want het geeft de films een volstrekt unieke uitstraling.

De villa in Borgman is daar misschien het beste voorbeeld van. Het gezin van Marina (Hadewych Minis) en Richard (Jeroen Perceval) heeft zich met betonnen, raamloze muren volledig afgeschermd van de buitenwereld. Binnen genieten ze in alle rust van hun strakke, moderne inrichting. Het enige uitzicht dat ze hebben is op hun tuin. Maar dit perfect bijgehouden hof moet eraan geloven als de schuldbewuste Marina, Camiel Borgman (Jan Bijvoet) in haar leven toelaat. De meelijwekkende zwerver blijkt namelijk niet van deze wereld te zijn en heeft geheel eigen plannen met het gezin.

De gebeurtenissen die zich vervolgens ontvouwen zijn tegelijkertijd hilarisch absurd en onderhuids ongemakkelijk. Van Warmerdams script is open en suggestief: antwoorden blijven consequent uit. Borgman en zijn vrienden laten een onbegrijpelijk spoor van vernietiging achter, maar worden nooit onsympathiek. Marina en haar gezin zijn in wezen geen slechte mensen, maar hebben wel hun scherpe randjes. Wat overblijft is verwarring: een leeg huis en verwoeste tuin, en niemand weet waarom.

Menselijk falen

De droogkomische misdaadfilm Schneider vs. Bax bewandelt een wat toegankelijkere weg. Huurmoordenaar Schneider (Tom Dewispelaere) krijgt op zijn verjaardag de opdracht om schrijver Ramon Bax (Alex van Warmerdam) te vermoorden. Deze is net op dat moment bezig de crisis rondom zijn verongelijkte minnares, hysterische dochter en perverse vader te bezweren – het liefst met een boel alcohol en drugs. De film bestaat uit weinig meer dan een opeenvolging van voortdurend menselijk falen, wat tragisch zou zijn als het niet zo hilarisch was.

Bax huist in een klein, op steigers gebouwd huisje in het riet. Het maagdelijk witte gebouw zou een bastion van rust moeten zijn, maar wordt van alle kanten door de meest uiteenlopende bedreigingen bestookt. Toch is het op gebied van production design niet Bax’ huis dat de show steelt, maar het kantoor van Schneiders opdrachtgever Mertens (Gene Bervoets). Deze uit louter bruintinten bestaande ruimte, waar Mertens’ outfit perfect op is afgestemd, is zo over the top dat het moeilijk is om bij de eerste aanblik niet onmiddellijk in de lach te schieten.

De dood

Waar het huis welverdiend alle aandacht naar zich toetrekt, is in De laatste dagen van Emma Blank. De zwarte villa met klassieke inrichting weerspiegelt perfect de aard van het titelpersonage (Marlies Heuer): klasse vanbinnen maar apart naar buiten toe. Terwijl deze dame op de dood wacht, deelt ze haar bedienden-annex-familie – in die volgorde – de meest uitzinnige bevelen uit. Zo moet haar man Haneveld (Gene Bervoets) van de ene op de andere dag een volgroeide snor dragen, en mag haar broer Theo (Alex van Warmerdam) letterlijk de hond uithangen.

In Van Warmerdams wereld proberen personages zich zo goed mogelijk te redden in zulke belachelijke situaties. Soms lukt hen dat aardig, andere keren worden ze tot waanzin gedreven. Vaak komt er geweld aan te pas, vrijwel altijd grappig maar nooit op een verheerlijkende manier. Zo wordt ook de dood een absurd moment dat nu eenmaal een keer plaatsvindt. Die existentiële onbestemdheid maakt zijn films een genot om te zien – voor iedereen, maar in het bijzonder voor bouwvakkers.

maria barnas recensie
Boeken / Fictie

Het innerlijk kompas

recensie: Maria Barnas - Altijd Augustus
maria barnas recensie

In het hoofd van het meisje Augustus spelen zich veel zaken af. Haar vader is verdwenen, ze moet zich voorbereiden op een spreekbeurt, er sluimert een probleem met eten én ze vermoedt dat de bedreigde schrijver Salman Rushdie zich in haar schuur verbergt.

Maria Barnas heeft veel te vertellen in Altijd Augustus. Om daar een medium voor te vinden is de jonge Augustus in het leven geroepen: een meisje in haar puberjaren, ongeveer dertien, veertien jaar oud. Daarmee begeeft Barnas zich meteen op glad ijs: hoe laat je een kind denken en spreken in woorden die een volwassene in het hoofd heeft? Daar trekt de schrijver zich niets van aan; ze presenteert Augustus als een begaafd, weldenkend, kritisch en zichzelf telkens bevragende halfvolwassene. Dat is even wennen, maar de conceptuele vorm van deze roman – de geconstrueerde afstand tot de realiteit – vaart er uiteindelijk wel bij.

Vader op cassette

Augustus wil een spreekbeurt houden over het verdoemde boek De duivelsverzen van Salman Rushie. Ze is getriggerd door de beelden op tv, de boekverbranding die volgde op de uitgesproken fatwah jegens de schrijver. Het lezen ervan brengt passages naar boven die kenmerkend zijn voor Augustus’ omstandigheid: ‘De wanhoop van Djibriel gutste door haar lijf wanneer ze las dat hij zich door de werkelijkheid bewoog als door een droom’. Het is juist de werkelijkheid in de wereld van Augustus die haar parten speelt. Ze probeert houvast te vinden in woorden, het omzetten van een verhaal in een geconstrueerde waarheid. En vice versa.

Die waarheid wordt gevoed door haar verdwenen vader. Hij is slechts aanwezig door Augustus cassettebandjes met gesproken boodschappen te sturen. Ze hunkert naar dit eenzijdige contact, berichten over zijn werk als architect, over de troost van de schoonheid en de manipulatie van de waarheid. Wat Augustus weer tot nieuwe bespiegelingen voert: ‘Ik geloof niet zozeer dat hij de waarheid vertelt. Hij schopt de waarheid voor zich uit als een slapende hond. Ik bedoel: zijn werkelijkheid ontwaakt terwijl hij erover praat, terwijl hij hem met geweld in beweging houdt’.

Rushdie in de schuur

Maria Barnas laat haar poëtische stem op prachtige wijze door deze roman ademen. Eigenlijk is Altijd Augustus één lang gedicht, waarbij de schrijver de hier en daar onstane gaten opvult met flarden proza. Verfijnde regels als: ‘De wind blaast het haar uit mijn gezicht en jaagt wolken door mijn hoofd’ zijn direct herkenbaar als barnasiaanse poëzie en laten zien hoe de schrijver – evenals in haar gedichten – de woorden proeft, weegt en op de juiste plek neerzet. Daarnaast is er ruimte voor het inweven van ongetwijfeld geliefde onderwerpen als: architectuur van Le Corbusier, het toneelstuk Equus, de poëzie van Neeltje Maria Min en – is dit een stokpaardje van hedendaagse damesschrijvers? – de avonturen van verdwijnkunstenaar Bas Jan Ader. Wel of niet aanwezig zijn, het vastleggen van een positie, wordt hier in vele gedaanten gevisualiseerd.

Zo ook de wonderlijke aanname dat Rushdie hoogstpersoonlijk in de schuur verblijf houdt. Augustus zet af en toe een bord eten bij de deur, de volgende dag staat het leeggegeten en schoongemaakt weer op dezelfde plek. Het is opnieuw de verbeelding die de overhand heeft, helemaal in het kielzog van de verhalende werkelijkheid: ‘Sommige verhalen moeten worden verteld omdat ze, als je ze eenmaal de buitenlucht hebt laten opsnuiven, staan te hijgen bij de deur (…).’

In die gejaagde fantasie, met de aanhoudende poging de realiteit te doorgronden beweegt Augustus zich door haar eigen droomwereld. De spreekbeurt transformeert uiteindelijk in een gerichte zelfbeschouwing, met het moeilijke eten komt het wel goed en haar verdwenen vader blijft een ‘innerlijk kompas voor exacte waarneming’. Maria Barnas laat Augustus op een indrukwekkende manier aan zelfonderzoek doen, een coming of age uit eigen beweging:

Zo kon het niet langer. Ze had een fundament nodig, besloot ze. Ze moest stevig in de wereld staan. Met muren als wervels om haar solide te maken.

Theater / Voorstelling

De roes van een verzopen huwelijk

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – Wie is er bang voor Virginia Woolf?

De welbekende klassieker Wie is er bang voor Virginia Woolf? verhaalt over het falen van de Amerikaanse droom en de spil daarvan: het gelukkige gezin. Het ontbreekt de hoofdpersonages echter aan alles: liefde, kinderen en een voorspoedige carrière. Deze voorstelling draait om het geniepige spel van een echtpaar dat elkaar te kakken zet. Hoewel het verhaal goed wordt uitgespeeld, is het vooral tot gapens toe langdradig.

Wie Martha (Carine Crutzen) het podium op ziet strompelen, lachend om de grappige sprongetjes van haar man George (Warre Borgmans), zou niet denken dat er een hoop drama op de loer ligt. Het begin is ‘zoetjes’. Martha noemt haar man liefkozend ‘poekie’ en maakt spottende opmerkingen die nét niet venijnig zijn. Uren later, als de spelers volop aan het spelen zijn, zal Martha alle grenzen van fatsoen en empathie overschrijden en George met de (toneel)grond gelijk maken. Het gemis aan eigen kroost en de falende pogingen om iets van het leven te maken, levert het echtpaar ruzies en een hoop ellende op. Het geluk dat van het jonge stel Honey en Nick afstraalt, die op een laat avonduur op visite komen, slaat in als een bom en is ondraaglijk, voor met name Martha.

Soms lonkt het oor naar een ruzie tussen echtparen en smul je van het drama dat eraf druipt. Bij de vete tussen Martha en George is dat anders: het publiek is toeschouwer van een erg ongemakkelijke woordenwisseling en is gedoemd om twee uur lang toe te kijken hoe George ineenschrompelt door de vernederende kritiek van zijn vrouw. Tegelijkertijd komt het stel Nick (Dragan Bakema) en Honey (Yara Alink) – hij een gepromoveerde wetenschapper, zij een zenuwachtig typetje ‘zonder heupen’ – ook niet onder de ongemakkelijke sfeer uit. Nick en Honey zitten gevangen in het spel dat Martha en George al jaren met elkaar spelen: elkaar liefhebben en keihard afstoten.

Zware kost, sterk spel

De tamelijk zware kost die ‘Wie is bang voor Virginia Woolf?’ is, wordt met verve neergezet door de vierkoppige cast. Warre Borgmans weet het publiek meteen naar zijn hand te zetten: de zaal leeft werkelijk met hem mee als er weer een belediging naar zijn hoofd wordt geslingerd. Borgmans maakt van George een innemende man die een goede sfeer probeert te behouden, wat resulteert in halfslachtige koetjes-en-kalfjesgesprekken met Nick. Het taalspel tussen George en Nick is in die eerste korte gesprekken fantastisch én vooral herkenbaar, want iedereen kent de miscommunicatie die ontstaat na een flinke borrel. Regisseur Johan Doesburg creëert hier een komisch effect en timet grappen op precies de juiste momenten. Aan de andere kant blijkt George net zo sadistisch te zijn als Martha en neemt ook hij zijn gasten mee in zijn ondergang.

De rol van Martha lijkt op het eerste gezicht niet veel om het lijf te hebben. Ze is een duidelijk geërgerde en veeleisende vrouw, wiens woede zich met de minuut vermenigvuldigt. Toch blijkt haar rol meer diepgang te krijgen, als ook haar verdriet om een nooit vervulde kinderwens begint door te schemeren. Het is wonderbaarlijk dat Crutzen zo energiek blijft optreden, want het is een erg lange voorstelling.

Tevens is Bakema een speler op wie je graag je ogen richt, omdat hij de afwegingen die zijn personage Nick maakt (wel of niet op de gastvrouw springen?) met overtuiging brengt. Zijn personage wordt helemaal opgeslurpt door het echtpaar Martha en George en hij wordt een speelbal, waar ze gretig gebruik van maken. Evenzo geldt dat voor Honey- hier verhollandst uitgesproken als ‘Hannie’ – de ietwat onbeholpen petieterige vrouw van Nick. Zij is de zwakke schakel in de groep, een gemakkelijke prooi, die al snel het eerste slachtoffer van George en Martha wordt. Honey nipt tijdens haar bezoek aan Martha en George iets teveel van haar cognac en al snel zit de zoom van haar jurk tussen haar tanden. Honey moet de grappige dronkaard voorstellen. Haar rol verliest daardoor aan diepgang en Alink valt weg tussen de andere spelers.  Alleen op het einde, als Honey weer is ontnuchterd, weet Alink op een integere wijze haar gevoelens te tonen.

Het spel van de vier spelers vult de ruimte al genoeg. Wellicht is er daarom gekozen voor een karig interieur: een leren doek met uitgesneden deur en een ronddraaiend ondervlak met vier grote stoelen. Het probleem is echter dat de voorstelling zó lang duurt dat niet alleen het spel begint te vervelen, maar ook die abstracte, knullige achtergrond. De lengte van de voorstelling leidt tot veel gegaap onder de toeschouwers. Het mag de spelers dan veel energie kosten, maar wellicht kost het toneelstuk het publiek nog wel meer energie. Het kinderachtige gedrag van Martha en haar bitse voorkomen werken de toeschouwer op de zenuwen. Gelukkig hebben ze acteur Warre Borgmans de rol van George toegedicht en dat maakt het allemaal net ietsje draaglijker om naar te kijken.

 

Film / Films

Post-truth volgens Ibsen

recensie: Dvd/vod: The Daughter

Een vrije verfilming van een losse theaterbewerking van een modernistische toneelklassieker. Dat is de Australische film The Daughter. De theatervoorstelling was al te zien op het Holland Festival, waarbij regisseur Simon Stone bedolven werd onder de vijfsterrenkritieken. Die score haalt de filmversie net niet.

The Daughter is een hedendaagse interpretatie van De Wilde Eend (1884), een van de betere stukken van de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Motto van het verhaal is dat het soms beter is om de waarheid niet te kennen. Zeg maar post-truth volgens Ibsen.

Duistere geheimen

Die waarheid komt aan het licht wanneer fabrikantenzoon Christian na lange afwezigheid terugkeert in zijn geboorteplaats. Zijn moeder is al enige tijd overleden. Zijn vader Neilson gaat nu trouwen met een veel jongere vrouw.

Christian ruziet met zijn vader over de dood van zijn moeder. Hij verwijt Neilson dat zijn overspelige gedrag haar overlijden heeft veroorzaakt. Hij zoekt zijn toevlucht bij zijn jeugdvriend Oliver, die getrouwd is met Charlotte, de vroegere huishoudster van zijn vader, en die een dochter heeft. Uit wrok over de dood van zijn moeder begint hij te spitten in het familieverleden en stuit daar op enkele duistere geheimen die ook het leven van zijn vrienden raken.

Randje van melodrama

Regisseur Stone benadrukt de invloed van het verleden door beeld, geluid en gesproken tekst niet helemaal synchroon te laten lopen, een ingreep die mooi past bij het motto van het verhaal. Zo praten de personages op momenten dat ze beter kunnen zwijgen.
De beelden van in mist gehulde bossen en de droevige soundtrack onderstrepen de sfeer van beklemming en melancholie. Ruimte voor ironie, zoals bij Ibsen wel het geval, is hier niet. The Daughter is bittere ernst en schuurt soms tegen het randje van melodrama. Dat Stone met zijn film aan de goede kant van de streep blijft is dan ook mede te danken aan het subtiele en ingetogen spel van topacteurs als Geoffrey Rush, Sam Neill en Miranda Otto.

Theater / Voorstelling

Wilde dieren vooralsnog een beetje tam

recensie: Theater Utrecht - The Family deel 1

In 1973 regisseerde Lodewijk de Boer het door hem zelf geschreven toneelfeuilleton in vier delen The Family, dat veel opzien baarde en een theaterhit werd. Theater Utrecht brengt nu een nieuwe versie, in regie van Casper Vandeputte. De delen kunnen apart, in tweetallen of in marathonvorm worden bekeken. Het eerste deel begint veelbelovend maar blijkt gaandeweg, misschien ook vanwege de repetitietijd van slechts drie weken, nog een beetje tam.

The Family bestaat uit de onaangepaste broers Doc en Kil, hun zusje Gina en Docs vriendin Branka, die aan het eind van het eerste deel geïntroduceerd wordt. Iedere aflevering heeft ook een of meer gastacteurs, vanavond is dat Mark Kraan als leningverstrekker Cabotin.

De voorstelling wordt gespeeld in Theater de Paardenkathedraal, dat een onconventionele rauwe sfeer heeft. Het is een grote lege ruimte met aan weerszijden stoelen, bankjes en kussens om op te zitten. Koffie, bier, frisdrank, chips en snickers staan aan alle kanten klaar, je turft wat je neemt en rekent na afloop af. Deze ambiance maakt dat je in de juiste stemming komt en het spannende begin met tegenlicht, bijna blote gespierde mannenlijven en een de zaal binnenrijdend busje versterkt dat.

Kennismaking

Het is vrij snel duidelijk dat Doc de baas is en Kil en Gina niet helemaal sporen. Kil (Sanne den Hartogh) heeft agressieve aanvallen, maar echt bang word je daar niet van. Hij maakt vooral een onhandige, kwetsbare indruk en in zijn omgang met Gina is hij lief. Kil maakt zich grote zorgen om haar en weet zich geen raad met zijn gevoelens. Doc (Sadettin Kirmiziüz) lijkt op een maffiagast: zich kalm opdrukken, olie op zijn bast, een mooi glanzend pak aan.

Gina wordt gespeeld door een fascinerende Isabel Houdtzagers. Zij kan niet praten, maar is in fysiek opzicht zeer eloquent. Gina kleedt zich om de haverklap uit en wil met iedereen seks, ook met haar broers. Daar wordt veel misbruik van gemaakt behalve door Kil, die het meest van haar houdt.

De buitenwereld komt binnen in de vorm van de, als running gag, steeds weer natgeregende en geestige danspassen makende kredietverstrekker Cabotin.

Wennen

Het is even wennen allemaal. Het schokeffect dat De Boer ruim veertig jaar geleden bereikte is er nu niet, daarvoor zijn we teveel gewend. Vandeputte zal andere manieren moeten vinden om ons bij de lurven te grijpen, maar dat lukt nog niet helemaal. Het ziet er rauw uit, is geweldig om naar te kijken, maar het spel is nog wat onsamenhangend en hier en daar te traag. The Family bestaat nog niet echt uit de wilde dieren waar de tekst het over heeft. Maar met deze acteurs kan het niet anders dan goed komen.