Kunst / Expo binnenland

Een troosteloze confrontatie met onszelf

recensie: Béla Tarr - Till the End of the World

Béla Tarr, Till the End of the World, over het indrukwekkende oeuvre van Hongarije ‘s grootste filmmaker Béla Tarr (1955), is nog tot 7 mei in EYE Filmmuseum te bezoeken. De bijzondere tentoonstelling toont geraffineerde installaties van fragmenten uit zijn films en confronteert ons met de schaduwzijde van de mens.

De tentoonstelling Béla Tarr, Till the End of the World, begint met een grens. Daadwerkelijke hekken, prikkeldraad, met daarachter beelden van vluchtelingen. Syrische vluchtelingen, gestrand in het binnenland van Hongarije. Er is een parallel met de personages uit de films van Béla Tarr. Ook zij zijn verdwaald, getergd, opgesloten in een leven vol herhaling, in troosteloze landschappen met ijzige regen en geselende wind. In Tarr’s films zijn de mensen lelijk, de beelden zwart-wit, de shots eindeloos lang en de herhalingen tergend. En dit alles begeleid door de melancholische, wat vermoeiende muziek van zijn vaste componist Mihály Vig. Kortom, de tentoonstelling biedt geen vrolijk schouwspel.

Een sluis vol wind

Béla Tarr

Béla Tarr – Till the End of the World – EYE © Studio Hans Wilschut

De eerste zaal met zijn persfoto’s van vluchtelingen en beelden van bombardementen in Aleppo confronteert ons met de realiteit. De tweede zaal fungeert als sluis. Een overgangsplek tussen het hier en nu en het universum van Tarr. In die wereld tussen realiteit en fictie staat een bladloze boom gelijkend op de boom uit Tarr’s laatste film The Turin Horse (A torinói ló). Bladeren dwarrelen, schaduwen van de takken krioelen over de wanden. De onheilspellende wind irriteert, maakt lawaai en maakt zelfs duizelig. Het is deze hinderlijke, tergende wind die de bezoeker de parallelle wereld van Tarr binnensleurt. Wat volgt is een confrontatie met onze eigen tekortkomingen.

Tarr’s universum

Het universum van Tarr wordt gepresenteerd door middel van zorgvuldig samengestelde constellaties van fragmenten uit zijn films, uit The Turin Horse (2011), Sátántangó (1994), Werckmeister Hamóniák (2000). Tarr’s boodschap is concreet. Symboliek interesseert hem niet; objecten, landschappen en echte mensen des te meer. We zien vier beelden die na elkaar tot leven komen. Vier lange scenes die, zoals karakteristiek is voor zijn oeuvre, in één take zijn opgenomen. De personages doen iets, en tegelijkertijd doen ze niets. Ze dansen, wachten, lopen, terwijl ze in het niets staren. Arm en passief zijn ze en ongetwijfeld gebaseerd op de mensen die Tarr dagelijks zag in het communistische Hongarije. Door ons deze mensen te tonen, confronteert Tarr ons met het onvermogen van de mens om iets moois van de wereld te maken.

Trance

De magische films van Tarr kenmerken zich door lange takes en herhaling, een verhaallijn is er niet echt. We raken erdoor in trance, raken onze concentratie kwijt. Een oude boer die zich in de harde wind op zijn paardenwagen probeert voort te bewegen. Een meisje dat zo in de war is dat ze haar kat heeft vermoord en nu met die dode kat uren doelloos door de regen zwerft. Een immigrantenkind dat in de metro van Sarajevo urenlang hetzelfde verschrikkelijke deuntje speelt, waarbij de lens enkel op zijn gezicht gericht is; een korte film die Béla Tarr overigens specifiek voor deze tentoonstelling maakte. Hoe lang willen we hiernaar kijken? Eigenlijk niet te lang, of liefst helemaal niet. En precies dat wil Tarr ons met deze tentoonstelling laten zien; ons ongemak met de ongemakken van de ander, onze voorkeur voor wegkijken en ons gebrek aan empathie. Deze kant van zijn bijzondere oeuvre komt in de tentoonstelling prachtig tot zijn recht en wijst ons er op dat juist aan empathie in onze wereld zo’n sterke behoefte is. En daarom is Till the End of the World een must see.