Film / Films

Malick op herhaling

recensie: Song to Song

Na het meesterlijke Knight of Cups (2015) doet Terrence Malick weer een stapje terug met het licht tegenvallende en te weinig vernieuwende Song to Song.

Faye (Rooney Mara) wil het gaan maken in de muziekindustrie. Om haar droom te bereiken en het gevoel te krijgen dat ze écht leeft, moet ze het aanleggen met gewetenloze platenbaas Cook (Michael Fassbender), een sujet waarmee haar geliefde BV (Ryan Gosling) reeds slechte ervaringen heeft gehad. Ondertussen legt Cook het aan met serveerster Rhonda (Natalie Portman), laat Faye zich verleiden door Zoey (Bérénice Marlohe) en raakt BV in de ban van Amanda (Cate Blanchett). Hoofdzakelijk tegen de achtergrond van urbane en landelijke Texaanse landschappen, wervelen bovenstaande figuren elkaar in Song to Song dromerig om elkaar heen.

Malicks stijl

Dit is hoe de Kluizenaar van Austin tegenwoordig films maakt: Malick trekt de wijde wereld in, zijn rugzak gevuld met digitale camera’s en een trits groothoeklenzen, een reeks Hollywoodsterren in zijn kielzog. Vervolgens schiet hij alles wat los en vast zit, lekker laissez-faire. Mara en Gosling draaien om elkaar heen, hebben fysiek contact met hun kleren aan, werpen elkaar achteloze en serieuze blikken toe. Wanneer Malick daar genoeg van heeft, mikt hij de camera op de kunstvogels aan het plafond, of steekt hij de straat over om een vlinder te vangen. Malick, democraat bij uitstek, schiet alles wat los en vast zit, snoeit zijn honderden uren aan beeldmateriaal terug tot het formaat van een bioscoopfilm, gooit er wat voice-overs onder om een soort van coherentie te creëren en levert een nieuwe film af. Dit is Malicks modus operandi anno 2017.

Decadent

Dolend door hun bestaan, soms balancerend op de afgrond der vertwijfeling, dan weer jubelend van levensgeluk, dwalen de Hollywoodsterren door ruimtes die voor de gemiddelde kijker terra incognita zijn en blijven. Soms treffen de existentiële pijlen de roos en met regelmaat is het zuiver ritmische en esthetische genot bedwelmend. Maar waar het veel radicalere Knight of Cups bovenstaande modus de volle speelduur wist vast te houden, slaagt Song to Song daar helaas niet in.

Zo zijn de omgevingen cinematografisch veel minder prikkelend, wordt er net iets te veel om elkaar heen gedraaid in lege kamers, is de voice-over af en toe erg belegen, en maakt een en ander een wel erg decadente indruk. Zo komen de Red Hot Chili Peppers voorbij, mag Val Kilmer een minuutje gek doen, doet Iggy Pop een halve minuut zijn dingetje en hangt Patti Smith haar poëtische zelf uit. Toppunt van decadentie: Cate Blanchett krijgt slechts een minuut of vijf schermtijd. Alles bij elkaar opgeteld is Song to Song een zeer genietbare film, maar het frisse is nu wel zo’n beetje van Malicks poëtische beeldtaal af.

Boeken / Fictie

Café als boksring, en de verliezer wint

recensie: Carson McCullers - De ballade van het treurige café

Deze vertaling, van Molly van Gelder, is de derde: de eerste verscheen in de titel van De ballade van de droeve herberg, de tweede in De ballade van het trieste café en de recente in De ballade van het treurige café. Gezien het eigenaardige taaleigen van het zuidelijk Amerikaans, lijkt de korte roman de beste vertaling gekregen te hebben.

Carson McCullers (1917-1967), geboren in Georgia, was goed bekend met de weinig fijnzinnige cultuur van de gehuchten in The Deep South. Een fabriek met arbeidershuizen er dicht omheen, een kerk, een Winkel van Sinkel en een café. Jaren dertig. Armoe, verveling, drank, ruzies en wraakzucht. De hoofdpersonages in De ballade van het treurige café veroorzaken misère of lijden eronder, om beurten of tegelijkertijd.

Mannetje

Miss Amelia is een eigenzinnige dame die haar mannetje staat; ze leeft goed van haar winkel die opeens tot een café blijkt uit te kunnen groeien. Ze is tien dagen getrouwd geweest met een ruwe bolster die er alles voor over had om voor haar te blijven vallen. Van meet af aan vergeefs. Ze deelden het bed niet eens. Grote vraag: waarom trouwde ze dan met de man? Aasde ze op wat hij in zijn koffer meebracht? De lezer mag gissen.

Niet alleen die vraag blijft door het hoofd gaan, ook wil je weten wat de dreiging is die in de lucht hangt. Wraak van de afgewezen echtgenoot? Stap voor stap neemt McCullers de lezer mee richting het afschuwelijke. Spannend dus, maar om die spanning is het niet in de eerste plaats te doen. Ze is het effect van hoe de drie hoofdpersonages in elkaar zitten en op elkaar reageren. Hun gedragingen nemen steeds meer absurde vormen aan. Het groteske lijkt ingezet om het bizarre van de gebeurtenissen te verhevigen, want die gaan soms over de top.

Compact

McCullers’ stijl van schrijven staat stoer overeind. Het is genieten geblazen van haar kunst om locaties voor het geestesoog op te roepen. Ze weet allerlei soorten mensen raak te karakteriseren. Volgens haar biografie ontleent ze haar beschrijvingen niet uit haar fantasie, maar uit haar eigen herinneringen van bestaande locaties en mensen. Het lijkt alsof ze tegenover je in een rocking chair zit en een verhaal in flashback vertelt.

Pas geleden is ook haar befaamde roman Het hart is een eenzame jager verschenen. Deze novelle was opgedragen aan de minnaar van McCullers’ echtgenoot. Op de eerste had ook zij een oogje, met de tweede hertrouwde ze na hun scheiding. Iets van dit ingewikkelds is in De ballade van het treurige café terug te vinden.

Halverwege het verhaal onderbreekt McCullers zichzelf met een korte beschouwing over de liefde. Als je die achteraf weer leest, vraag je je af in hoeverre je erin kunt vinden; zowel in verband met het verhaal, als met je eigen ervaring in de liefde.

Boeken / Fictie

Pijn die laat ademhalen

recensie: Guzel Jachina - Zulajka opent haar ogen

Helemaal vrij van smetten is het niet, maar slechts zelden verschijnt er een debuutroman die zich zo vol in het beschreven leven stort als Guzel Jachina’s Zulajka opent haar ogen.

De eerste pagina’s van Zulajka opent haar ogen moeten de koudste zijn uit alle recent verschenen literatuur. Het is januari 1930, we openen midden in het ‘doffe geloei van de januarisneeuwstorm’ en de vloer is zo koud dat hij voetzolen ‘brandt’. Tientallen pagina’s gaat Guzel Jachina (1977) door: sneeuw, sneeuw, sneeuw, en te midden van die barre omstandigheden het leven van Zulajka, haar man en haar schoonmoeder. Misschien is overleven het betere woord.

Deportatie

Dan vallen de Sovjetautoriteiten binnen: Zulajka’s familie werkt als boer. Als koelak, wat betekent dat Zulajka’s man Moertaza een rijke boer is – een nogal rekkelijk begrip, stelt vertaler Arthur Langeveld in een verhelderend nawoord: zo rekkelijk, dat het vooral neerkwam op de meest ijverige boeren. In het land der blinden is eenoog koning. In de eerste maanden van het jaar 1930 betekent dat weinig goeds voor die eenoog: de door Stalin ingezette collectivisatie van de landbouw is dan net op gang gekomen. Als afschrikmiddel worden de koelakken, de vermoedelijke tegenstanders van Stalins beleid, vermoord of naar Siberië gedeporteerd. Dat eerste overkomt Moertaza, dat tweede Zulajka.

Wat volgt, is een roman over een van de meest gruwelijke geschiedenissen uit de twintigste eeuw. Het bestaan in het kamp in de Siberische taiga is zwaar, mensonterend en de gang van zaken is niet te volgen. De van oorsprong Tartaarse Jachina beschrijft levens die ontdaan zijn van bijna alles waarmee mensen zich normaliter mee omringen. Te midden van dat alles zoekt Zulajka naar een pijn die haar ‘tenminste laat ademhalen’ – en Jachina vindt dat.

Overdonderend

Uitgeverij Querido schrijft op het achterplat dat Jachina zich voor Zulajka opent haar ogen gebaseerd heeft op het verhaal van haar grootmoeder. Maar een dergelijk autobiografisch frame is wel het laatste dat deze roman nodig heeft. Zulajka opent haar ogen is een overdonderende debuutroman, die alleen naar het einde toe ontsierd wordt door minder scherpe dialogen en door een overvloed aan onnodige cliffhangers. Vanaf de eerste pagina is echter duidelijk dat Jachina een natuurtalent is.

Haar proza combineert volkswijsheden (‘voor zonsopgang is de slaap het diepst’), lyrische natuurbeschrijvingen (‘De weelderige groene borst van de linkeroever bolde steil op als deeg dat in een kuip is gerezen’) en de gruwelijkheden in het kamp (Zulajka die haar zoon geen moedermelk, maar haar eigen bloed voert). Door dat alles heen klinkt Zulajka’s ongeletterde stem door in het verhaal. Het effect is een tragische, rijke, treurige roman: zware kost, maar nergens onverteerbaar.

Europa
Boeken / Non-fictie

Waarschuwing voor Europa

recensie: James Kirchick - Het einde van Europa
Europa

In Het einde van Europa schetst de Amerikaanse journalist James Kirchick een somber beeld van Europa. Alles wat we voor vanzelfsprekend houden – vrijheid, welvaart en vrede – staat op de tocht.

Let Europe be whole and free.’ Dit, zo zei de toenmalige Amerikaanse president George Bush in een toespraak in 1989, zou de nieuwe missie van de NAVO worden. De tijd dat de verdeling van Europa in een vrij en in een door de Sovjet-Unie overheerst deel als vaststaand feit geaccepteerd diende te worden, was voorbij. Na vier decennia moest het IJzeren Gordijn geopend worden. Enkele maanden na deze toespraak, viel de Berlijnse Muur en was de Koude Oorlog over.

Verdeel en heers

Dit vrije Europa staat echter weer onder druk, zo waarschuwt de Amerikaanse journalist James Kirchick. En het gevaar komt wederom uit Rusland. De marxistische ideologie van de Sovjets is ingeruild voor het nationalistische en traditionalistische geluid van Vladimir Poetin, maar het doel is hetzelfde: Europa losweken van Amerika zodat Oost-Europa weer binnen de Russische invloedssfeer komt te liggen.

Met de aloude ‘verdeel en heers’-tactiek probeert Rusland dat doel te bereiken. Moskou is bezig een wig te drijven tussen Europa en Amerika en tussen West- en Oost-Europa. De Russen zetten allerlei middelen in om de verdeeldheid te bewerkstelligen: propaganda (‘nepnieuws’), het paaien van politieke elites, het steunen van anti-Europese populisten als Marine Le Pen, het dreigen met geweld en, zoals in het geval van Oekraïne en Georgië, het ook daadwerkelijk overgaan tot militair geweld.

Edward Snowden en Julian Assange zijn ook pionnen in het Russische spel. Snowden is volgens Kirchick geen klokkenluider maar een verrader die, net als Assange, met Rusland onder één hoedje speelt. Hard bewijs heeft hij niet, maar hij maakt het wel aannemelijk. Want waarom kreeg hij zo makkelijk asiel in Rusland? En wat betreft Assange: waarom zijn er via WikiLeaks alleen documenten uitgelekt die Westerse landen schaden maar blijven Rusland en China buiten schot? De veiligheidsdiensten van die landen gaan toch veel verder in het controleren van hun burgers?

Gemakzuchtig

Kirchick houdt een pleidooi voor het belang van Europa en de Europese waarden en waarschuwt ervoor dat die niet vanzelfsprekend zijn en dus verdedigd moeten worden. Met name de West-Europese landen gaan volgens hem te gemakzuchtig met de Russische dreiging om. Europese landen geven nog steeds te weinig uit aan defensie en werken onvoldoende samen aan een gemeenschappelijk buitenlandbeleid. Het gevoel van urgentie is er in sommige Oost-Europese landen, maar zeker niet in de hoofdsteden van West-Europa.

Meer nog dan aan Europeanen, lijkt het boek gericht aan Amerikanen. Want ook in de VS voelt men niet de urgentie van de dreiging, schrijft Kirchick, terwijl Europa het strategische brandpunt van Amerika zou moeten zijn. ‘Een kleinere rol van Europa op het wereldpodium, om niet te spreken van een ineenstorting, zou niet alleen voor het continent zelf maar ook voor de Verenigde Staten en de wereld een tragedie zijn.’ Europa en Amerika hebben elkaar nodig om de vrijheid in de wereld te verdedigen.

Het boek is merkbaar geschreven voor een Amerikaans publiek dat minder goed op de hoogte is van de Europese politieke actualiteit. De hoofdstukken die niet gaan over de Russische dreiging, kenmerken zich door oppervlakkigheid. Het hoofdstuk over de Brexit gaat met name over de ‘ranzige’ campagne van de Brexiteers maar een degelijke duiding van de Brexit blijft achterwege. Dezelfde intellectuele gemakzucht ligt ten grondslag aan het ondermaatse niveau van de hoofdstukken over de Griekse crisis, de benarde situatie van Joden in Frankrijk en de nationalistische kijk op de geschiedenis van de Hongaarse premier Viktor Orbán. Misschien interessant voor de Amerikaanse lezer, maar voor de gemiddelde Europeaan die wel eens een krant leest, is het allemaal oud nieuws. Het enige wat Kirchick eraan toevoegt, is zijn morele verontwaardiging – en daar is hij zo scheutig mee, dat het irritatie opwekt.

Eenzijdig

Kirchick had zich beter volledig op de Russische dreiging kunnen richten. In plaats van die oppervlakkige uitstapjes, had hij meer aandacht kunnen besteden aan de visie van Moskou en de Europese politici die hij beschuldigt handlangers van Poetin te zijn. Waarom staan zij voor een betere relatie met Rusland? Kirchick verklaart dat alleen uit omkoping of autoritaire neigingen van die Europese leiders, maar dat verklaart niet waarom de (voormalige) Italiaanse premier Matteo Renzi ook immer pleitte voor toenadering tot Rusland. Kirchicks wens van een gezamenlijk Europees buitenlandbeleid, maakt hem blind voor de verschillende nationale belangen van de Europese lidstaten.

Ook besteedt Kirchick weinig aandacht aan de visie vanuit Moskou. Waarom streeft Rusland naar een minder op Europa betrokken Amerika? Waarom vreest het land de uitbreiding van de NAVO en de EU? Wat zijn de belangrijkste stategische doelen van de Russen – en waarom?

Dat Kirchick weigert de positie van de tegenstander serieus te onderzoeken lijkt te zijn ingegeven door de misvatting dat begrip hebben van gelijkstaat aan begrip hebben voor. Dat is zonde. De dreigingen die hij schetst zijn reëel maar voor een oplossing is een begrip van de beweegredenen van de tegenstander geen overbodige luxe. Daartoe doet hij geen poging en daarmee maakt hij zich schuldig aan wat hij de Europeanen verwijt: hij neemt de dreiging niet serieus genoeg.

Theater / Reportage / Voorstelling

Theaterbewerkingen van Houellebecq relevanter dan ooit

special: NTGent - Platform/Onderworpen

Op 23 april – de dag van de eerste verkiezingsronde in Frankrijk – ging het theatertweeluik Platform/Onderworpen van NTGent in première in Stadsschouwburg Amsterdam. Beide stukken zijn een bewerking door Johan Simons van de gelijknamige romans geschreven door de Franse auteur Michel Houellebecq. In de huidige Franse verkiezingscampagne hebben beiden werken aan hernieuwde waarde gewonnen.

Platform werd in 2005 ook al in de regie van Simons opgevoerd door NTGent. Evenals in de gelijknamige roman wordt de wereld beschouwd door Michel, een typisch Houellebecq-personage: cynisch, solitair en amoreel – op het apathische af: een complete antiheld. Michel is zoals alle Houellebecq-protagonisten de belichaming van absolute middelmatigheid. Een baan als ambtenaar bij de overheid waar hij geen voldoening uit haalt en geen relaties met andere mensen die tot emotionele bevrediging leiden. Een leven dat weinig hoogtepunten kent en net zo weinig dieptepunten, want ook drama en sentimentaliteit is de Houellebecq-protagonist vreemd.

Michel besluit, bij wijze van doorbreking van de sleur, een georganiseerde reis naar Thailand te boeken. Tijdens deze reis ontmoet hij Valérie. Er ontstaat een liefdesrelatie tussen de twee en Valérie geeft Michel voor het eerst het gevoel dat het leven de moeite waard is. Valérie werkt in de toeristenindustrie waar ze concepten voor nieuwe vakantiereizen uitwerkt. De groepsreis in Thailand, en de aldaar in grote getale aanwezige prostituees, brengen Michel op het idee van luxe seks-resorts. Hier kunnen Westerlingen zich niet alleen laven aan grote hoeveelheden eten en cocktails, maar ook seks kan onbeperkt geconsumeerd kan worden. Het idee blijkt succesvol en de liefde tussen Michel en Valérie wordt nog verder omhoog gestuwd.

 

De Toerist als Massamens

Platform handelt over een typisch Houellebecq-thema: toerisme. Dit onderwerp komt ook terug in werken als Lanzarote en Elementaire deeltjes. Met de beschouwing van het massatoerisme ziet Houellebecq de perfecte ingang om onze hedendaagse maatschappij te analyseren en te bekritiseren. Immers, waar komt genotsconsumptie en uniforme gelijkschakeling zo mooi samen als tijdens de vakantie? Hier wordt iedereen hetzelfde merkwaardige personage: de toerist. Dat wat je ziet, doet, eet, voelt, fotografeert en ervaart is allemaal van tevoren uitgedacht en bovendien geperfectioneerd omdat al duizenden anderen je zijn voorgegaan. Daarmee wordt de toerist voor Houellebecq een symbool van Westerse leegte; de vakantieganger als geoptimaliseerde massamens. Ironisch genoeg is deze gelijkschakeling juist voortgekomen uit een op hol geslagen individualisme waarin het persoonlijk genot centraal staat. Om de steeds groter wordende genotseisen te kunnen bevredigen moet men efficiënt te werk gaan, et voilà: de georganiseerde groepsreis kan beginnen.

Houellebecq wordt vanwege zijn kritiek op de lege Westerse waarden vaak geïnterpreteerd als een onheilsprofeet die het einde van Westerse culturele suprematie voorspelt. Onze eigentijdse liberale en kapitalistische maatschappijen bieden geen enkele vorm van een positieve levensbeschouwing die tot een zinvolle invulling van het leven leidt. Toch toont Houellebecq zich in Platform nog een optimist: de liefde kan voor ieder individu redding brengen. Voor Michel komt deze redding in de vorm van Valérie. Opmerkelijk is dat deze liefde floreert in een Westers systeem van seksindustrie. Houellebecq laat een andere ideologie aan dit liefdesverhaal een einde maken: de islam komt in een van de laatste hoofdstukken in de vorm van een aantal zelfmoordterroristen om de hoek kijken. Tijdens een aanslag op een van de resorts in Bali komt Valérie om het leven. Michel overleeft, maar kwijnt vervolgens weg in ellende. Met de plotwending van een aanslag bewees Houellebecq voor het eerst zijn griezelige grip op de tijdgeest: een jaar na de uitgave van het boek vonden in 2002 de Bali Bombings plaats waarbij 202 mensen – met name toeristen – overleden. Anno 2017 komt Platform natuurlijk ook in de context te staan van de aanslagenreeks die Frankrijk sinds 2015 teistert. Het is dan ook niet vreemd dat regisseur Simons er voor kiest om zijn bewerking te openen met de aanslag en de voorstelling in het puin te laten plaatsvinden. Daarmee geeft hij terrorisme een veel centralere rol dan Houellebecq deed. Het puin – bestaande uit kapotte terrasstoeltjes, strandtafels en andersoortig vakantieplastic – verwijst naar een Westers waardensysteem dat het ook even niet meer weet; de personages lopen er doorheen alsof ze nooit een andere wereld hebben gekend.

 

De Sharia in Frankrijk

Het tweeluik wordt vervolgd en afgesloten met een bewerking van Onderworpen, Houellebecqs meest recente roman uit 2015. Ditmaal volgen we François, wederom een cynische klootzak en daarnaast ook docent literatuur aan de Parijse universiteit Sorbonne. De Franse verkiezingen zijn onlangs gewonnen door Mohammed Ben-Abbes van de Moslimbroederschap (zijn uitdager was Marine Le Pen) en Frankrijk wordt omgebouwd tot een islamitische staat met een gematigde shariawetgeving. Houellebecq schetst zo een interessant gedachte-experiment in de vorm van een dystopie. Een dystopie die door het hoofdpersonage overigens kalmpjes wordt beschouwd. Het duurt namelijk niet lang voor François de bijkomende voordeeltjes van de herpositionering van het patriarchaat begint in te zien. In eerste instantie krijgt François een aanzienlijke oprotpremie aangeboden van de Sorbonne – dat nu gefinancierd wordt door de Saoedi’s – waar hij gretig mee instemt: het gezapige leven aan de academie stond hem al een tijdje tegen. Maar Houellebecq heeft zijn protagonist geen levensdoel, droom, hobby of enig andere vorm van een idee van een zinvolle levensinvulling meegegeven, waardoor François weer begint terug te verlangen naar zijn leven aan de universiteit. De analogie tussen François en de auteur waar hij op gepromoveerd is – Joris-Karl Huysman – ontgaat François niet. Huysman behoorde ooit tot de stroming der decadenten maar heeft zich op latere leeftijd bekeert tot het katholicisme, hopende zijn leven een zinvolle invulling te geven. François lijkt hem achterna te gaan wanneer de Sorbonne hem nog veel meer geld biedt om weer terug te komen om een nieuw boek te schrijven over Huysman. Hiervoor dient hij aan één vereiste te voldoen: bekeerling worden van de islam.

Houellebecq is in Onderworpen cynischer dan in Platform. De liefde brengt geen oplossing voor de leegte van het leven: François’ Joodse scharrel is al lang weggevlucht naar Israël. Biedt religie dan een uitweg? Houellebecq is hier dubbelzinnig over (er zijn al ellenlange discussies gevoerd over het al dan niet islamofobe karakter van Houellebecqs werk) maar in mijn interpretatie voert Houellebecq religiositeit toch vooral op als een duistere verleider die langskomt op je meest zwakke momenten, van verlossing is echter geen sprake.

 

Charlie Hebdo

Als Houellebecq in Platform het failliet van het Westerse waardesysteem aankondigt dan is Onderworpen het laatste zetje richting de afgrond. François’ wereldbeschouwing is zo volstrekt leeg dat hij zich bij het eerste de beste duwtje in de rug aansluit bij de politieke islam. Hij staat niet alleen, ook vele voormalig rechts-extremisten stappen zonder al te veel moeilijkheden over op een samenleving gefundeerd in de islam. Met Onderworpen bewijst Houellebecq andermaal zijn gevoel voor de tijdgeest. Op de dag dat Onderworpen uitkwam vond de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo plaats. Houellebecqs markante kop prijkte op de cover van het tijdschrift. Houellebecq staakte zijn publiciteitstoer maar kreeg met deze aanslag meer publiciteit dan anders ooit mogelijk was geweest: het had een cynische gebeurtenis uit een van zijn eigen boeken kunnen zijn.

De continuïteit tussen beide verhalen wordt in de theaterbewerking door Simons verbeeld door Onderworpen in het puin van de aanslag uit Platform te laten afspelen. Daarnaast worden zowel Michel als François op identieke lijzige wijze gespeeld door Steven Van Watermeulen. Hij speelt zijn personages met een gepaste afstand zoals ook Michel en François zich met een afstand tot de wereld verhouden. Alsof de wereld waarin ze leven niet werkelijk hun wereld is en de gebeurtenissen die ze meemaken niet werkelijk met hen van doen hebben. Deze afstand wordt verder gecreëerd doordat met name in Platform veel in de derde persoon gespeeld wordt. Hoewel het de mooie Houellebecqiaanse oneliners het meeste recht doet, is het prettig dat van dit stijlmiddel in Onderworpen minder gebruik wordt gemaakt.

Het is een logische keuze om Platform na een dikke tien jaar weer in de theaters te brengen. Het verhaal heeft een hernieuwde waarde verkregen in de context van een Frankrijk waar al anderhalf jaar de noodtoestand van kracht is en waar- met enig gevoel voor dramatiek gesteld – al even lang een strijd der ideologieën gaande is. Onderworpen heeft sinds zijn verschijning al helemaal aan relevantie gewonnen. Hoewel het twee op zichzelf staande verhalen zijn, vormen ze tezamen een consistente kijk op eigentijdse mondiale ontwikkelingen en een kritiek op de afkalving van de Westerse levensbeschouwing. Daarbij moet wel vastgesteld worden dat Le Pen het zondag niet opneemt tegen een politiek islamist, maar tegen een sociaalliberaal die misschien wel de verpersoonlijking vormt van Westerse idealen als gelijkheid en vrijheid. Als Houellebecq een onheilsprofeet is die deze idealen heeft doodverklaart, dan lijkt zijn boodschap prematuur te komen. We kunnen nog even door.

mythen
Boeken / Non-fictie

Het geheim van verbeelding

recensie: Hugo Koning (vert.) - Mythen moet je niet geloven!
mythen

Geloofden de Oude Grieken in hun eigen mythen? Dat is een lastige vraag. ‘Geloof’ is namelijk een complex begrip. In Mythen moet je niet geloven! worden in ieder geval drie auteurs uit de Oudheid opgevoerd die mythen kritisch onder de loep namen en voorzagen van rationele verklaringen.

Verreweg de belangrijkste criticaster van de Griekse mythen is Palaiphatos. Veel weten we niet over deze auteur, behalve dat hij rond 335 v.Chr. actief was in Athene. Deze exponent van de zogenaamde rationaliserende methode baseert zich op de stelling dat mensen zonder scholing bereid zijn alles te geloven wat ze verteld wordt, maar wijze mensen nooit zonder meer iets geloven. Palaiphatos was uniek in zijn werkwijze omdat hij de mythen op zichzelf beoordeelt en consequent wijst op verkeerde interpretaties zonder af te doen aan het bovennatuurlijke karakter van het verhaal. In Mythen moet je niet geloven! worden onder andere 45 analyses die zijn overgeleverd uit het werk Ongelofelijke zaken van Palaiphatos in een hedendaagse vertaling opnieuw onder de aandacht gebracht. De laatste Nederlandse vertaling dateert uit 1661.

Het werk van Palaiphatos is het meest lezenswaardig in deze vertaling. De bundel wordt namelijk nog aangevuld met werk van twee auteurs die min of meer schatplichtig zijn aan Palaiphatos. Van ene Herakleitos lezen we een ‘weerlegging of behandeling van traditionele verhalen die in strijd zijn met de natuur’ en van een anonieme auteur zijn ook nog 23 ongestructureerde en enigszins chaotische fragmenten toegevoegd. Vooral deze ‘Anonymus’ heeft echt te weinig om het lijf om te kunnen boeien.

Misverstane historische gebeurtenissen

Dat geldt dus niet voor Palaiphatos. Telkens wanneer hij een bekende mythe heeft uiteengezet, komt hij met een leuke en vlotte verklaring. Zo lezen we over het afschuwelijke, zes hondenkoppen tellende monster uit de Odyssee genaamd ‘Skylla’ (p. 57). ‘Toen Odysseus voorbij voer pakte ze zes man van zijn schip, volgens Odysseus “het meest meelijwekkende” van al zijn avonturen op zee.’ Palaiphatos analyseert dan onbewogen: ‘Het is wel heel dom om zich zo’n wezen voor te stellen.’ Vervolgens vertelt hij de ‘werkelijke’ betekenis: de Skylla was niets meer dan een snel oorlogsschip met een vreeswekkende beschildering. Palaiphatos neigt mythen, zo lezen we in de welkome inleiding van vertaler Hugo Koning, altijd te relateren aan echte gebeurtenissen die vervolgens aanleiding hebben gegeven tot fantastische verhalen. ‘Mythen zijn ontstaan uit misverstane historische gebeurtenissen, en dat is het.’ (p. 14)

Van mythe naar mythologie

De Oude Grieken blijven tot de verbeelding spreken. De Franse filosoof Blaise Pascal schrijft in zijn Pensées: ‘We stellen ons Plato en Aristoteles altijd voor in lange academische gewaden, maar het waren geschikte kerels die met hun vrienden plezier maakten, zoals ieder ander.’ (1997, p. 265) Zo moet ook menig Griek met een goed glas wijn in de hand zijn vrolijke bedenkingen hebben gehad bij alle sterke verhalen die zijn tijd hebben gekleurd. Palaiphatos geeft daarvan blijk op schrift en draagt daarmee bij aan de emancipatie van het Griekse denken. Zijn verklaringen maken het boekje de moeite waard, maar verder blijft het vooral stof voor de classicus en echte liefhebber.

 

Verder lezen: Veyne, P. (1988). Did the Greeks Believe in their Myths? An Essay on the Constitutive Imagination. Chicago: The University of Chicago Press

Muziek / Album

Luisterdance met een kwaliteitskeurmerk

recensie: Daniel Brandt – Eternal Something

Daniel Brandt slaagt in zijn opzet: nummers met een dance-opbouw maken die weinig te maken hebben met clubmuziek. Met Eternal Something, dat luisterdance bevat waarbij zomaar een trombone langskomt, is dat met glans gelukt.

‘Elektro-akoestische’ muziek, daar begon Daniel Brandt, voormalig drummer van Brandt Brauer Frick, zijn muziekcarrière mee. De invloed daarvan is op solodebuut Eternal Something niet ver te zoeken. Om die plaat vorm te geven, leerde Brandt zichzelf het afgelopen jaar een rits instrumenten aan, waaronder gitaar en keyboard. Dat het resultaat op het label Erased Tapes uitkomt, zegt zoals gehoopt iets over de kwaliteit.

Opbouwen als dancenummers

Niet alleen de kwaliteit, ook de sound van Daniel Brandt past bij Erased Tapes. Met zijn onconventionele “dance” hoort hij in een rijtje met labelgenoten Rival Consoles en Nils Frahm & Ólafur Arnalds. Dankzij het rijke geluid  , is Eternal Something bovenal een luisterplaat. Daarmee is de Duitser geslaagd in zijn opzet om tracks te maken die “opbouwen als dancenummers maar totaal niet als clubmuziek aanvoelen”.

Een van de prijsnummers, zeker als het gaat om opbouw, is ‘The White of the Eye’. Vanaf seconde één heeft dit nummer een broeierig, duister geluid. De spanning neemt toe, dankzij vlagen van een scheurende trombone en doordat de pulserende muziek almaar nerveuzer wordt. Echt barsten doet de bom niet, in plaats daarvan word je rustig meegenomen naar het volgende nummer: het kalme ‘Turn Over’. Die track bestaat onder andere uit hypnotiserend pianospel en klaaglijk trombonespel en leunt sterk op sfeer en gevoel. De gebruikte instrumenten zijn grotendeels hetzelfde als bij ‘The White of the Eye’, het effect is totaal anders.

Versterking van het label

Door deze afwisseling weet Daniel Brandt de luisteraar gemakkelijk drie kwartier te boeien, zeker gezien de vele details in zijn muziek. Slechts een enkele keer voelen de opbouwen wat richtingloos en ontbreekt er spanning. Een voorbeeld is het titelnummer ‘Eternal Something’, dat nét te traag op gang komt. Dit zijn echter uitzonderingen die nauwelijks vaart uit het album halen. Brandt debuteert met een uniek geluid en, veel belangrijker nog, een sterk geheel. Daarmee bewijst hij de zoveelste versterking te zijn van een al zo indrukwekkend label.

Kunst / Expo binnenland

Ruwe bolster, blanke pit

recensie: Sluijters, Gestel, Kelder. De passie van verzamelaar Wim Selderbeek

De tentoonstelling in het Stedelijk Museum Alkmaar begint met een portret door Toon Kelder uit 1926, en sluit ook weer af met een levensgroot, ongedateerd portret van hem door zijn vriend en kunstadviseur Jan Sluijters. Tussen die twee portretten beweegt zich een mooi overzicht van wat terecht De passie van verzamelaar Wim Selderbeek wordt genoemd. Die passie was het verzamelen van schilderijen en tekeningen.

Toon Kelder, Portret W.F. Selderbeek, 1926, Olieverf op doek, Particuliere collectie

De Amsterdamse poelier en autohandelaar Wim Selderbeek (1884-1963) verzamelde vanaf 1925 werk van Nederlandse bodem. Hij nam ook doeken op van de gedurende de Eerste Wereldoorlog naar Nederland uitgeweken Vlaamse schilder Gustave De Smet, die bij Selderbeek in dezelfde straat woonde.

Selderbeek had een voorkeur voor het vroege werk van schilders als Leo Gestel en de Bergense Arnout Colnot. Van Gestel had hij maar liefst vijftig titels in zijn verzameling, van Colnot, de ‘donkerschilder’, twintig. Van andere kunstenaars, zoals zijn vriend Sluijters maar ook Wim Schuhmachter, vond Selderbeek alle periodes interessant. Als het maar op één of andere manier figuratief was.

Figuratief en nog eens figuratief

Op de informatieve teksten bij de schilderijen komen ze voorbij, de verschillende stromingen die in de collectie van Selderbeek waren vertegenwoordigd. Van het figuratief expressionisme van Colnot (Boer in landschap, 1916), de nieuwe zakelijkheid van Charley Toorop (Leidsegracht, 1927) tot de modern-figuratieve kunst van Kees Maks.

Wie in kunsthistorisch opzicht een vervolg van deze figuratieve Nederlandse kunst wil zien, kan terecht bij de tentoonstelling Armando tot Mulders tot Visch. Collectie Van der Meer in Museum Flehite in Amersfoort (tot en met 14 mei 2017). Hierin valt de nadruk op tekeningen en aquarellen, die in Alkmaar minder zijn vertegenwoordigd. Maar laten we eerlijk zijn: wél op een hoog niveau, zoals een zelfportret met de sprekende, grote ogen en Les Clochards in Parijs, beide tekeningen van Charley Toorop.

Charley Toorop, zelfportret, 1921, houtskool/krijt op papier, collectie Stedelijk Museum Alkmaar

Musea en particuliere collecties

Veel van wat wordt getoond, komt uit particuliere collecties. Maar ook van bijvoorbeeld Mark Smit, Kunsthandel in Ommen, het Frans Hals Museum in Haarlem (Sluijters’ Staphorster boerenfamilie, 1917) en het Singer Museum in Laren (Sluijters’ Portret van Anna Leyden, 1921).

In 1930 kon Selderbeek zijn privéverzameling uitbreiden met een deel van de collectie van de Bergense School-verzamelaar Piet Boendermaker, over wie het museum in 2015 een tentoonstelling samenstelde. In 1941 verkocht Selderbeek een portret van Sluijters aan het Amsterdamse Stedelijk Museum. Hij probeerde ook een schilderij van Van Blaaderen – over wiens werk het museum in Alkmaar verleden jaar een tentoonstelling organiseerde – te verkopen aan het Van Abbemuseum in Eindhoven. Dit strandde, omdat toenmalig directeur Edy de Wilde meer was geïnteresseerd in internationaal spelende ontwikkelingen in de kunst.

Kees Maks, Staande vrouw met bloemstuk, circa 1917, olieverf op doek, collectie Mark Smit Kunsthandel, Ommen

Geen publiciteit gezocht en gekregen

Het is gastconservator Kees van der Geer gelukt een prachtige doorsnede van zo her en der verspreide werken van Wim Selderbeek samen te brengen. Een verzameling die zo’n driehonderdvijftig stuks omvat. Deze werken worden ook nog eens op een buitengewoon fraaie wijze, op een stijlvolle achtergrond, getoond. Kunst die qua stijl of sfeer bij elkaar past, is naast elkaar opgehangen, zoals een Van Blaaderen en Gestel op één wand. Dat geldt ook voor twee kunstnaaldwerken van Christine van Zeegen (uit het Textielmuseum in Tilburg).

Op de wanden tussen de werken zijn sterk vergrote prints van foto’s met Selderbeek afgedrukt. Een man die uit beschrijvingen naar voren komt als een ruwe bolster, blanke pit, en die als verzamelaar en bruikleengever de publiciteit niet zocht en ook niet kreeg. Tot nu, dankzij deze fraaie tentoonstelling. En dat is volkomen terecht.

Afbeelding boven:
Jan Sluijters
Spaanse danseres
1906
Olieverf op doek
Singer Laren, bruikleen uit particulier bezit

Muziek / Album

Dylan onder de loep

recensie: Bob Dylan – Triplicate

Dat Bob Dylan als eerste songschrijver de Nobelprijs voor de Literatuur won zal niemand ontgaan zijn, want dit heeft veel stof doen opwaaien. De reactie van Dylan was natuurlijk ook heel typisch: hij wist niet of hij de prijs zelf kon ophalen vanwege de drukte.

In oktober werd het bekend dat hij de prijs had gekregen. Dylan liet pas in november per brief weten de prijs te aanvaarden. Op zaterdag 1 april haalde de zanger in Stockholm alsnog zijn prijs zelf op. Hij liet weten wel blij met de prijs te zijn. De vooraf opgenomen speech zou hij het comité later nog toesturen. Diezelfde avond gaf Dylan een optreden in de Zweedse hoofdstad, waar hij geen woord repte over de zojuist ontvangen prijs.

Zijn discografie

Dylan heeft een oeuvre op zijn naam staan om “u” tegen te zeggen. In 2013 verscheen de box The Complete Album Collection Volume One met al zijn tot dan toe uitgebrachte studiowerk, plus de zes reguliere live-albums van de meester. De drie albums die daarna verschenen bevatten allemaal covers. Shadows in the Night, Fallen Angels en nu dan Triplicate laten een andere Bob Dylan horen dan de Bob Dylan die de Nobelprijs ontving.

Mijn eerste Dylan plaat was ooit ‘Lay Lady Lay’ en het kennismakingsalbum was Desire, waarna ik onmiddellijk Blood On The Tracks aanschafte. Vanaf dat moment was ik verslaafd aan de muziek van Bob Dylan; een verslaving die ik de rest van mijn leven niet meer kwijtraak.

We zullen maar hopen dat “His Bobness” ooit weer een album zal uitbrengen met eigen liedjes. De inmiddels vijfenzeventigjarige zanger is hopelijk het liedjes schrijven niet verleerd. Toch wil hij zijn eigen oeuvre live ook niet meer herkauwen en bedient hij zich van ‘The Great American Songbook’ met veel aandacht voor wat Frank Sinatra ooit zong.

Over de hobbel heen

Het album Triplicate heeft een echte ‘late night vibe’. Het kent drie delen met afzonderlijke titels. ‘Til The Sun Goes Down, Devil Dolls en Comin’ Home Late klokken allen rond een half uurtje speeltijd. De stem van Dylan is in de loop der jaren aardig veranderd. Ik mocht hem in 2004 ooit in Cardiff live zien en horen spelen. Dat was destijds geen onverdeeld genoegen: met zijn toenmalige band speelde hij vrij stevig en Dylan was bepaald niet goed bij stem. In de jaren daarna verschenen albums waarop hij steeds beter klonk. Ook op Triplicate sta ik versteld van de zangkwaliteiten. Dylan zingt laag en soms nog lager dan je voor mogelijk houdt. Het komt zijn kwaliteit ten goede. Hij is natuurlijk geen Sinatra, die niet voor niets The Voice werd genoemd. Toch zijn de interpretaties die Dylan geeft van deze soms zeer bekende liedjes erg fijn om naar te luisteren.

Maar dit album zal nooit een van zijn albums met eigen werk verdringen. Dan grijp ik toch liever terug naar een van zijn literaire werken, zoals we het tegenwoordig mogen noemen. Toch went Triplicate, net als de twee voorgaande albums en langzaam ga je zelfs van houden. Al moet je wel even over de hobbel heen dat het geen echt Bob Dylan-album is zoals vroeger. Maar als je daar eenmaal overheen bent, dan is ook deze nieuweling lekker te noemen.

Theater / Voorstelling

Het beest is terug!

recensie: De Nationale Opera – A Dog’s Heart

Het komt niet vaak voor dat een opera nog echt ranzig en baldadig is. A Dog’s Heart is dat gelukkig wel, en ook nog eens op zo’n creatieve en energieke manier dat je tegelijkertijd gruwelt en geniet.

In 2010 ging de vers geschreven opera A Dog’s Heart van de Russische componist Alexander Raskatov in première bij De Nationale Opera. Het stuk verblufte door muziek en regie, maar de grote publiekstrekker was een hondenpop, een mormel dat beeldschoon is in zijn lelijkheid. Zeven jaar later – omgerekend één hondenjaar, zo wil de vuistregel – is het dier terug in Amsterdam.

Moderne scheppingsmythe of mislukt experiment

Het verhaal, naar de in 1925 geschreven en kort daarna verboden novelle Een Hondenhart van Michail Boelgakov, is op zijn zachts gezegd ongebruikelijk. De arrogante professor Filipp Filippovitsj (Sergei Leiferkus) transplanteert de testikels en de hypofyse van een mens in het lichaam van de straathond Sjarik (met de stemmen van Elena Vassilieva en Andrew Watts). Hierop verandert het beestje in de mens Sjarikov (Peter Hoare), althans fysiek. Mentaal is deze nieuwe mens een zedeloos monster dat zich volledig laat leiden door zijn instincten. Terwijl Sjarikov rookt, vloekt en katten onteert, zit de professor in over wat hij met zijn misbaksel moet beginnen.

Zelfs voor opera, een genre waarin veel mogelijk is, is het verhaal opvallend grotesk. Boelgakov drijft duidelijk de spot met het grote Sovjetexperiment: de poging om een nieuwe maatschappij te creëren waarin de burger onbaatzuchtig werkt voor het grotere goed. Maar ook nu, een kleine honderd jaar later, is het verhaal een spitsvondige steek naar de hypocriete machthebber die de kleine mens wil veranderen, maar zijn eigen tekortkomingen niet kan of wil zien. Zoals een archaïsch spreekwoord zegt: de ene hond verwijt de andere dat hij vlooien heeft.

Hondenblues

Componist Raskatov vraagt het uiterste van zijn muzikanten. Sommigen zingen louter in de allerhoogste regionen, voor anderen bestaat de partij uit razendsnelle toonladders en gebroken akkoorden. Hoewel iedere zanger zich met verve van zijn taak kwijt, is de jubelrol weggelegd voor het duo dat de stemmen van de hond op zich neemt. Watts vertolkt de empathische kant van de hond met zijn breekbare contratenor. Daartegenover staat Elena Vassilieva, die gromt en huilt door de megafoon en daarbij in de verte aan Tom Waits doet denken. Ondanks het feit dat de fenomenale poppenspelers altijd te zien zijn, wordt de hond op deze manier levensecht en zelfs menselijker dan de andere personages.

Het decor is minimaal – een truttig bolletjesbehang – maar door een minutieuze choreografie van personen en rekwisieten weet regisseur Simon McBurney constant te verrassen. Het toneelbeeld doet afwisselend denken aan socialistisch-realistische agitprop, klassieke griezelfilms (Frankenstein ligt natuurlijk op de loer) en spionagefilms uit de Koude Oorlog.

Elk element in deze opera is een kunstwerk op zich, maar de synergie en de perfecte balans tussen humor en horror maken A Dog’s Heart een 21ste-eeuwse operaklassieker.