Theater / Reportage
special: Noorderzon 2017 - deel 1

Een geëngageerd Noorderzon

In Groningen is Noorderzon weer van start gegaan. Sinds de laatste keer dat de Romeo-, Ophelia- en Desdemonatent zijn opgetuigd, zijn we opgeschrikt door het fenomeen Donald Trump, Brexit en de voorbereidingen van een derde kabinet Rutte. Met zoveel apocalyptische horror in de wereld, kan het niet anders dan dat er in de programmering van Noorderzon nadrukkelijke aandacht voor politiek theater is.

Zo is daar bijvoorbeeld The Last King of Kakfontein van de Zuid-Afrikaanse theatermaker Boyzie Cekwana. In deze voorstelling vertelt Cekwana – timide – over zijn jeugd, waar hij een nostalgisch gevoel aan het spelen met autobanden aan heeft overgehouden. Sinds die tijd heeft Zuid-Afrika veel ontwikkelingen doorgemaakt, ten goede, maar Cekwana kijkt ook met lede ogen naar de verkiezing van de huidige president Jacob Zuma, die in zijn presidentschap van incident naar incident hobbelt. Zijn onheilspellend lachje – het lachje van de machthebber – interrumpeert meerdere malen de voorstelling en verstoort Cekwana’s nostalgie. Later verschijnt ook Trumps stem op de audioband: autoritaire mafketels zijn tegenwoordig ook een Westers verschijnsel, wil Cekwana maar laten weten. Cekwana transformeert in de loop van de voorstelling in “the last king of Kakfontein”, gebaseerd op leiders als Zuma en Trump. Prikkelend is deze voorstelling echter niet, daarvoor is de voorstelling te associatief (te vaag, wil ik eigenlijk schrijven) en te kalm. Van enige strijdbaarheid lijkt geen sprake te zijn, alsof de koning van Kakfontein iedereen al verslagen heeft.

Menswaardig bestaan

Interessanter is het – eveneens zeer geëngageerde – Tijuana van Lagartijas tiradas al sol. Dit is een solovoorstelling van de Mexicaanse Gabino Rodríquez. Hij heeft vijf maanden zijn middenklasse-leven in Mexico-stad verlaten om voor het minimumloon te gaan werken in een fabriek in de arme arbeidersstad Tijuana. Hoe ziet het leven eruit wanneer je dit moet invullen op basis van het kunstmatige getal van een minimumloon? Rodríquez doet in de voorstelling verslag. De overgang is enorm: uren aaneen stuk door achter de lopende band kleding vouwen voor een paar peso om een schamele kamer te kunnen huren en zo nu en dan een biertje te drinken. Je ziet Rodríquez zich gedurende de voorstelling steeds meer afvragen: wat maakt dit leven de moeite waard om geleefd te worden? Uiteindelijk is het echter niet het monotone fabriekswerk of het gebrek aan het geld wat Rodríquez ertoe besluit om zijn onderzoek een maand eerder dan gepland te staken, maar het meemaken van een publieke executie van een van verkrachting verdachte jongen. Het publiek hoort alleen het geluid van de joelende omstanders terwijl Rodríquez vertelt. Dan wordt er één tel een flard van de executie geprojecteerd op een scherm, waarmee het publiek eraan herinnerd wordt: Rodríquez heeft niet alles verzonnen, het is echt gebeurd. Tijuana is – anders dan The last king of Kakfontein – veel meer dan een politiek pamflet. Centraal staat de vraag “wat is een menswaardig bestaan?”. Dat is natuurlijk een politiek vraagstuk maar evenzo goed een existentiële vraag.

Voor iets minder politiek geëngageerd werk ging ik onder andere naar Dark Circus van het Franse Stereoptik. Deze voorstelling is in feite een livegetekende animatiefilm. Op twee grote lichtbakken strooien de makers Romain Bermond en Jean-Baptiste Maillet met zand en tekenen met krijt om een donker komisch verhaal tot leven te wekken over een dark circus waar iedere artiest steevast aan het einde van zijn of haar nummer om het leven komt. De zwartwit beelden – die soms doen denken aan de animatiefilms van Tim Burton – zijn prachtig, evenals de muziek. Hoogtepunt is de illustratie die met water gemaakt wordt. We zien niks totdat er een druppel inkt op valt en er zich binnen een tel een tekening als een roos ontvouwt.

Mislukt theaterexperiment

De volgende voorstelling die ik bezocht was We’ll cross the bridge once we get to the river van het Franse gezelschap L’Amicale de Production; een merkwaardig en volkomen mislukt theaterexperiment. Dit begint er al mee dat de inzet van het experiment nooit geheel duidelijk wordt. De relatie tussen theatermaker en theaterkijker lijkt onderzocht te worden en de spanning die er in het theater zou kunnen heersen tussen fictie en realiteit, maar dit is niet meer dan een geïnformeerde gok van mijn kant. Doordat de premisse onduidelijk blijft is de rest van de voorstelling op zijn zachts gezegd, nogal willekeurig. In We’ll cross the bridge once we get to the river wordt, naast spelers en publiek, een derde element toegevoegd: een groep van radioluisteraars. De voorstelling is dus ook een online radio-uitzending. Daarnaast wordt er ook meerdere malen gerefereerd naar een theaterpubliek dat op hetzelfde moment in een theaterzaal in Parijs naar een voorstelling (dezelfde?) zit te kijken. Drie collectieven van toeschouwers dus. Wie een creatieve interactie tussen deze collectieven verwacht, kan dat gauw uit zijn hoofd zetten. Wat volgt is namelijk een en al warrigheid en onnavolgbaarheid met plastic openhaarden, wel of niet te bellen telefoonnummers en iets met een kamerplant. De bedoeling van dat alles? Geen flauw idee.

Door de vreemde vorm waarin de makers hun stuk hebben gegoten, wordt het geen moment geloofwaardig dat die radioluisteraars en bezoekers in Parijs er daadwerkelijk zijn. Terwijl dat wel degelijk het geval is, moet ik achteraf geloven. Hiermee loopt dit experiment tegen een merkwaardig mankement aan: waar conventioneel (tekst)theater fictief is maar in de regel toch wordt geloofd door middel van een suspension of disbelief, daar is We’ll cross the bridge once we get to the river echt, maar geen moment geloofwaardig. En dan nog: wat maakt het mij eigenlijk uit dat mensen thuis hutten bouwen of andere wazige opdrachten aan het uitvoeren zijn?

De afsluiter van mijn Noorderzon 2017 kon gelukkig weer het een en ander goedmaken. Hamnet van het Ierse Dead Centre, die vorig jaar nog de openingsvoorstelling van Noorderzon op zich nam. Uitganspunt van de voorstelling is Shakespeares op elfjarige leeftijd overleden zoon, Hamnet. Inderdaad, een letter verschil met Shakespeares bekendste personage. Shakespeare schreef Hamlet na het overlijden van zijn zoon. Voor de makers van Hamnet was dit een interessant uitganspunt om na te denken over verlies en rouwverwerking. In Hamnet is Hamnet in een soort limbo terecht gekomen, al 400 jaar niet levend maar ook niet dood. De vertolking van Hamnet is een bijzondere prestatie van de – eveneens elfjarige – Ollie West. Hij draagt grotendeels de voorstelling. Hamnet is aan het wachten op een hereniging met de wereld. In de tussentijd, om zichzelf wat bezig te houden, repeteert hij de teksten van zijn beroemde vader. Hier halen de makers een trucje uit die vorig jaar in de openingsvoorstelling Chekhov’s First Play de premisse van de voorstelling vormde: iemand uit het publiek het podium opvragen en mee laten spelen. Waar dit Chekhov’s First Play definieerde, voelt het ditmaal minder logisch aan. Het is zeker een komisch intermezzo maar het lijkt ook een beetje los te staan van de rest van de voorstelling. Ook de referenties naar bootvluchtelingen en Trumps al te voortvarende credo “Grab them by the pussy” verraden dat de makers iets met de actualiteit wilden, maar voelen niet helemaal op zijn plaats. Want uiteindelijk gaat dit stuk over een kind dat niet begrijpt dat hij uit de wereld is getrokken – “I did nothing wrong!” – en een vader die het verlies van zijn zoon moet accepteren. En dat conflict wordt sterk opgevoerd. Onder andere door het gebruik van een spiegelende achterwand waar de vader van Hamnet op geprojecteerd wordt. Op het podium loopt Hamnet alleen, maar in de reflectie vormt zich een duo. Dit weet het idee van een limbo en de naargeestigheid van eenzaamheid ontzettend goed op te roepen.

Een mooie afsluiter van een gevarieerd Noorderzon.

 

Boeken / Non-fictie

Filosofie van verbondenheid

recensie: Massimo Pigliucci – Hoe word je een stoïcijn?

Hoogleraar Massimo Pigliucci is bioloog, filosoof én stoïcijn. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij zien wat het stoïcisme behelst en waarom deze filosofie zo goed te verenigen is met het moderne leven.

Pigliucci is als wetenschapper en filosoof altijd bezig geweest met levensvragen. Enkele jaren geleden vond hij bij de stoïcijnse stroming binnen de filosofie zijn thuis. Het stoïcisme is ruimdenkend, uitermate praktisch en schuwt geen zelfkritiek. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij de ontstaansgeschiedenis, prominente denkers en verschillende visies binnen deze tak van filosofie zien. De auteur blijkt een vakman met ontzettend veel kennis van de oude Griekse teksten, die hij in zijn boek voortdurend koppelt aan het heden.

Op reis met Epictetus

Het boek leest als een reis langs de geschiedenis, grondslagen en praktische uitwerkingen van het stoïcisme. Daarbij is de oud-Griekse denker Epictetus de gids die uitleg geeft waar nodig en ons op belangrijke zaken wijst. Pigliucci neemt je mee in gesprek met de stoïcijnen en stelt je daar waar dat nodig is gerust. Ook hij had veel vragen en kritiekpunten toen hij zich voor het eerst in deze stoïcijnse filosofie verdiepte. Deze overwegingen laat hij uitgebreid aan bod komen; de kritiekpunten weerlegt hij op overtuigende wijze.

Filosofie van de openheid

Een van de belangrijkste redenen waarom het stoïcisme zo’n interessante manier van denken is, is de openheid. Veel denksystemen zijn afgebakend en worden daardoor stug en onbuigzaam. Het stoïcisme is tegelijkertijd een filosofische stroming en een zoektocht. Er zijn weinig zaken die al vast staan en de grondslagen die er zijn, zijn breed interpretabel. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel gelovigen als atheïsten zich vinden binnen deze filosofie. Zo’n verbondenheid is in de geschiedenis van de mensheid – en zeker in die van de moderniteit – zeldzaam en dus de moeite waard te onderzoeken.

Praktische filosofie

Een ander belangrijk kenmerk van het stoïcisme is haar praktische inslag. Kennis is van belang, maar altijd als middel om ons handelen te begrijpen of te veranderen. De schrijver maakt dit duidelijk aan de hand van tal van voorbeelden uit zijn eigen leven waarin hij gebruik heeft gemaakt van deze filosofie. Daarmee leest het boek inderdaad als een antwoord op de vraag Hoe word je een stoïcijn? Dat klinkt als iets dat neigt naar een zelfhulpboek, maar dat is het allerminst. Het kan gelezen worden als een inleidende cursus stoïcijnse filosofie. Pigliucci stelt zich op als een wetenschapper en blijft te allen tijden kritisch.

Oude filosofie voor het moderne leven

De denkbeelden van de stoïcijnen zijn ruim tweeduizend jaar oud, maar zouden evengoed gisteren bedacht kunnen zijn. Ze zijn uitermate helder en pragmatisch en richten zich op alledaagse zaken waar iedereen mee te maken heeft. Het onderscheid dat het stoïcisme maakt tussen zaken waar we wel invloed op hebben en zaken waar we geen invloed op hebben, is vandaag de dag nog even toepasbaar als in de tijd waarin het ontstond. Hoe word je een stoïcijn? is een leerzaam boek dat op heldere wijze de stoïcijnse leer uitlegt en levendig maakt. Pigliucci is zowel praktisch als inhoudelijk sterk en schrijft vermakelijk en overtuigend. Ook – of misschien wel juist – voor de moderne mens is dit boek interessant om te lezen. De stoïcijnse filosofie biedt een verfrissende blik in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt.

Album

Scandinavische Schoonheidszucht op Revelations For Personal Use

recensie: Anneli Drecker | Revelations For Personal Use

Anneli Drecker is een Noorse sirene van achtenveertig jaar, die in de herfst van haar carrière een soort van tweede jeugd is begonnen. Één die twee jaar geleden aanvangt met het Scandinavisch drama Rocks & Straws, een orkestraal hooglied over de zee, de sneeuw, een eenzame visser en een kleine boom. Dat werk heeft met Revelations for Personal Use nu een passend vervolg.

An organ is playing in the ocean / With thunderous tone / Playing a verse that you know is your own (Ocean’s Organ, Rocks & Straws).

De regel is niet afkomstig uit Dreckers eigen pen, maar uit die van de Noorse journalist en dichter Arvid Hanssen. De dichter die zijn romantische ziel verliest in het gedonder van de zee en daar vervolgens een dicht op schrijft. Anneli Drecker die haar Scandinavische ziel verliest in het gedonder van het gedicht en daar vervolgens een lied van maakt. Iemand trekt een enorm blik strijkers open. Ergens in de verte krijst een meeuw. Dat was Rocks & Straws, en op Revelation for Personal Use bevinden we ons op exact dezelfde plaats.

De majesteit van Sigur Rós nadert

Op ‘Blue Panoroma’ ontvouwt het panorama zich: een sinistere grondtoon, een vleugelpiano, een etherische orkestbak en voilà, de kristalzuivere sirene van Drecker. Dat is al behoorlijk groots, maar het panorama moet verder, moet wijder. De majesteit van Sigur Rós nadert in de vorm van een gigantische klif waartegen de zee zich kapot breekt.

En Marco Borsato toog naar IJsland, posteerde zichzelf onder een huilende waterval en zong met gespreide armen een lied over (jawel) de zee, het verlies en de waarheid. Dat kan allemaal goed én slecht nieuws zijn, maar het is nog altijd een stuk beter te verteren dan wat er vooraf ging aan Rocks & Straws.

De Ladder af en op

Wie die ladder afdaalt stuit namelijk op de onnoemelijk gedateerde europop Tundra en Frolic. Europop onder de invloed van New Age. Alizée en Kate Ryan herrezen, en ze hebben een tas klankschaaltjes en wat oud werk van Björk meegebracht. Nee, dan toch liever: Rocks are rocks / Straws are straws / But rocks and straws are for a cause. Of de kreunende herdersharp en het lokale keelgezang van afsluiter en titelnummer ‘Revelation For Personal Use’.

Bekoorlijker

Je kunt er je cynische gedachtes op nahouden, maar ondertussen zet Drecker in iets meer dan een half uur wel een behoorlijk ambitieus en bloedernstig vergezicht neer. Deze plaat gaat niet voor minder dan de hoogste schoonheid. Drecker redt de zaak door niet als een Icarus met plakvleugels naar de zon te scheren, maar door eenvoudigweg in haar eigengemaakte omgeving te blijven: Tromsø. Een idee dat in al haar kleine schoonheid vele malen bekoorlijker is dan de zaligste toon op Revelation for Personal Use. En na een half uur is het voorbij.

 

Kedi
Film / Films

Poezen voor de druilerige donderdag

recensie: Kedi
Kedi

De katten zijn indrukwekkender dan de beelden zelf, in deze vlakke documentaire van Ceyda Torun over de zwerfkatten van Istanboel.

Volgens bioloog Midas Dekkers spreken honden Duits en katten Frans. Niet alleen spreken honden Duits, ze geloven ook nog dat de mens God is. Met een dergelijk geloof hoef je bij katten niet aan te komen, die weten wel beter. De kat weet dat mensen geen goden zijn, maar slechts tussenpersonen: seculiere instrumenten die de wil van een onzichtbare heiland vertolken. Precies daarom trekken ze zich niets aan van de homo sapiens en doen ze waar ze zin in hebben. Buiten alle wetten om, behalve die van de schoonheid en de onverschilligheid. Nergens ter wereld worden katten zo goed op waarde geschat als in Istanboel; honderdduizenden leven er op straat en met hun goddelijke aanwezigheid zetten ze eenvoudige aardse zielen voortdurend aan tot introspectie. De kat als spiegel: dit is het hoofdthema van Kedi (Turkse woord voor kat).

De kat als spiegel

De caleidoscopische vorm van Kedi is eenvoudig en overzichtelijk. Voor een minuut of vijf à tien wordt de hoofdrol toegekend aan een kat die een bepaalde buurt in Istanboel als zijn of haar territorium heeft gemarkeerd. Enkele omwonenden lichten het bijzondere gedrag van de kat toe, of vertellen hoe het beestje hun leven drastisch en ten positieve heeft veranderd. Wat de koe is in India, is de kat in Istanboel: een bovenaards wezen dat zorg, ontzag en contemplatie uitlokt, en in staat is van profane zondaars betere mensen te maken. Hoe kan het ook anders, zou je denken, wanneer je dagelijks geconfronteerd wordt met een schepsel waarin gratie, intelligentie, lichamelijke perfectie en laconieke onafhankelijkheid de boventoon voeren?

YouTube-gehalte

Jammer genoeg is niet ieder verhaal dat verteld wordt even boeiend, ondanks cinematograaf Charlie Wuppermanns feliene camerawerk. Eén keer wordt het werkelijk interessant, wanneer een jonge schilderes poneert dat de hedendaagse vrouw niet meer over de katachtige houding beschikt waar de niet-hedendaagse vrouw nog wel over beschikte. Maar, zo zegt ze in haar atelier, wanneer ze voor langere tijd alleen is, sluipt er iets van die verloren gegane antropomorfe elegantie en kracht haar wezen binnen. Waarom zou je het al te menselijke en al te moderne ook aanbidden? Een vraag die interessant genoeg is om een hele documentaire mee te vullen, maar Torun vindt een minuutje wel genoeg, helaas.

Nog een minpunt: zelfs de korte speelduur van 79 minuten blijkt nog te lang, want de herhalende structuur zorgt ervoor dat Kedi na een uur begint te vervelen. Dit is ook typisch het soort YouTube-documentaire (de film is te streamen via YouTube, op moment van schrijven in Nederland nog niet beschikbaar) waarmee je de tijd doodt op een druilerige donderdagavond. Een bioscooprelease is nauwelijks gerechtvaardigd, zeker niet als je bedenkt hoeveel kwaliteitsfilms de bioscoop níét halen. Conclusie: aan het eind van de dag kan iedere kattenliefhebber hier wel mee uit de voeten, maar als volwaardig bioscoopproduct overtuigt Kedi niet helemaal.

Muziek / Reportage
special: De zaterdag

Lowlands 2017

De zaterdag wordt ingeluid met een flinke plensbui op de tent: een goede wake up call voor iedereen die het laat gemaakt heeft. Even opwarmen met een sessie yoga in de India of tijdens de ISH Dansworkshop in de Heineken en de dag kan beginnen. Vandaag staan onder andere A Blaze of Feather, Jeangu Macrooy, Palace en Elbow op het programma.

Ronnie Flex opent de Bravo om 13:00 uur, een kwartier voordat A Blaze of Feather in de Heineken voor het eerst op de bühne van Lowlands staat. Net zoals de festivalvrijdag moeten er hier afwegingen worden gemaakt. Ik besluit om gewapend met een smoothie vol fruit en vitaminen naar de Heineken te gaan. De band heeft al een behoorlijke fuzz om zich heen omdat niemand minder dan Ben Howard een van de bandleden is. Hoewel hij ook wordt aangekondigd is het even zoeken waar Howard staat op het podium. Wanneer je goed kijkt zie je helemaal achter op het podium een gehurkte gitarist met een pet op, wat de bekende muzikant blijkt te zijn. Logisch, want de focus ligt op de band en niet op Howard, maar iedereen weet inmiddels dat hij in de band zit. De tent staat goed vol omdat de band rondom frontman Micky Smith al zo bekend is. Wat volgt is een kabbelend begin waarin vooral het instrumentale gedeelte ontzettend sterk is. De vocals van Smith zijn prima, zolang hij zingt en niet praat. Het is grappig om te zien hoe smooth zijn zangstem is en hoe schel zijn praatstem is. Naarmate de set vordert wordt het steeds iets spannender zonder echt bombastisch te zijn, vooral visueel gezien is het een beetje saai. A Blaze of Feather is een rustig en mooi begin van de tweede festivaldag dat je ook goed zittend in het gras naast de tent kunt checken.

De mannen van Palace stralen wat meer energie uit. De India staat goed vol en dat is meer dan verdiend. De indierock van de heren uit Engeland ligt goed in het gehoor en is perfect om de middag mee in te luiden. Niet te moeilijk, niet te excentriek, maar gewoon spelen. Hoogtepuntje is zonder twijfel hitje en laatste nummer ‘Bitter’ waarbij menigeen in het publiek de tekst meezingt. Ook bij Jeangu Macrooy even later in de Lima is het genieten geblazen: de Surinaamse singer-songwriter weet met zijn warme soulstem de aandacht van het publiek vast te houden. Deze editie van Lowlands zijn er weinig acts zoals Jeangu te vinden en misschien daarom komen de verfijnde nummers zoals ‘Gold’ en ‘To Love Is To Hurt’ extra goed binnen. Niets minder dan prachtig te noemen. Voor The Shins is het om 17:00 uur tijd in de Heineken. Het is bijzonder om te zien hoe gevuld de tent is, helemaal wanneer je het vergelijkt met hun show in 2012 in exact dezelfde tent (toen nog Grolsch). De nieuwste release ‘Heartworms’ is weliswaar van dit jaar, maar is (nog) niet erg vernieuwend of denderend te noemen. Toch is het optreden deze middag op Lowlands dat wel. De band onder leiding van frontman James Mercer zet de toon al bij openingsnummer ‘Caring is Creepy’. Muzikaal staat het als een huis, aan de vocals van Mercer is echter wel te horen dat hij al een tijdje meegaat. Dat geeft juist een nieuwe twist aan hun sound wat eigenlijk wel erg lekker klinkt. Toegift ‘Sleeping Lessons’ neemt het publiek even tien jaar mee terug in de tijd, ‘New Slang’ brengt nóg meer herinneringen naar boven en de melodieën van ‘Saint Simon’ vragen naar meer. Die show van vijf jaar geleden is 100% goedgemaakt.

Over band Bastille zijn de meningen verdeeld: na een show op Pinkpop (waar ze wellicht wat meer passend zijn) staan ze tevens op Lowlands en wel in de grootste tent van het festival. De Alpha staat aardig vol, maar barst zeker niet uit zijn voegen. Je kunt zeggen wat je wilt over de makkelijke poprock van Bastille, het is een prima festivalband met dito meezingers en meedeiners. Hitje ‘Pompeii’ is – uiteraard – een van de hoogtepunten van de set en ook ‘Bad Blood’ en ‘Things We Lost In The Fire’ knallen er lekker doorheen. Het is een aangename show voor de fans in het eerste vak, meer niet. De visuals mogen ze de volgende keer overigens wel thuislaten. Een band die beter in de Alpha in plaats van de Bravo had kunnen staan is London Grammar: er is geen plek meer over in de kerkvormige tent. Nadat de band hun vorige shows in 2013 én 2014 op Lowlands had afgezegd in verband met stemproblemen van zangeres Hannah Reid zijn de verwachtingen hooggespannen. Het wachten blijkt het direct meer dan waard geweest zijn: tot ver buiten de tent klinkt haar loepzuivere hoge stem. Het diepere ‘Hey Now’ is prachtig, ‘Wasting My Young Years’ laat mensen met hun ogen dicht genieten en cover ‘Nightcall’ van Kavinsky is vrijwel perfect te noemen. Eén woord? Wauw!

Na London Grammar is het tijd voor de fraaie liedjes van Elbow in de Bravo. De tent leent zich perfect voor de bijzondere lyrics en de hits van de Engelse band. Elbow is een koning wanneer het gaat om het leveren van kwalitatieve albums. Eerder dit jaar bracht de band het album ‘Little Fictions’ uit. De set vanavond bestaat dan ook uit tracks van deze plaat en gouwe ouwe zoals ‘Magnificent’, ‘Mirrorball’ en ‘One Day Like This’, stuk voor stuk om door een ringetje te halen. Met een warm en compleet gevoel loopt een groot deel van het publiek in filevorming naar de Alpha waar de Editors de tent gaan afsluiten. Net voor de show begint breekt de hemel open en komt het met bakken uit de lucht. Hoe groots en stevig de Alpha ook is; de tent is net iets te klein om het hele publiek droog te houden. Omdat de tent ook hoger is dan de oude versie waaien de dikke druppels zo naar binnen. Achterin wordt het geduwd en staat men hutjemutje omdat niemand in de regen naar een show wil kijken. Dit doet gelukkig niets af aan het optreden van de band uit Engeland en laten ze meteen horen én zien waarom zij een waardige afsluiter zijn van de Alpha. Tijdens de eerste drie nummers ‘Cold’, ‘Sugar’ en ‘Racing Rats’ worden er diverse trucs uit de kast getrokken zoals confetti, vuurwerk en vlammenwerpers. Hartstikke leuk voor de show natuurlijk, maar een beetje plat en te veel van het goede is het wel. Het is dat Tom Smith en kornuiten zo’n strakke show weten neer te zetten en binnen no time dé favoriet van de dag worden.

Boeken / Fictie

Schrijven is makkelijk…

recensie: Karl Ove Knausgård - Zomer

Zijn vader heeft het makkelijkste beroep van de wereld, vindt Karl Ove Knausgårds zoon. Waarom zijn niet meer mensen schrijver? Je gaat zitten in het schrijfhuisje achter in de tuin met koffie, sigaretten en leuke muziek. Je schrijft iets en stuurt het op – klaar. Zelf bekent de hoofdpersoon van Zomer dat er voor hem niet veel anders op zit dan schrijven.

Knausgård deed ooit mee aan een persoonlijkheidstest, lezen we. Uitkomst: in zichzelf gekeerd, overgevoelig en zonder fantasie. Overigens durft hij niet te lachen, omdat zijn tanden geel zijn met een zwart randje. En zijn pik is te klein, schrijft hij, en daar schaamt hij zich voor. Nog veel erger schaamt hij zich dat hij zoiets opschrijft en dan ook nog naar zijn uitgever stuurt. Gelukkig heeft hij zijn vaders achternaam gekozen en niet het weke ‘Hatløj’ van moederskant.

(…) Ik had een hardere naam nodig want ik was zelf slap, en Knausgård heeft wel iets harders, het stenige van ‘knaus’ dat ‘rots’ betekent. Namen zijn als een tas waarin onze hele identiteit ligt (…)

 

Feit en fictie

Onder die rotsige schrijversidentiteit kan hij in zijn dagboeken losgaan over schaamte en zwakheid. De tegenstelling van een bange man verstopt in een stevig schrijverschap is zijn handelsmerk geworden en zijn schrijfhuisje een toevluchtsoord. Een van de eerste teksten gaat over een afscheid. Een ‘ik’ genaamd Karl Ove en ‘de vrouw waar ik van hield’ besluiten uit elkaar te gaan. Ze doen dat in de mooiste zomernacht die Karl Ove ooit heeft meegemaakt. (In de media kan de geïnteresseerde lezer inmiddels vernemen dat de schrijver Knausgård en zijn vrouw Linda Brostrøm gescheiden zijn.) Knausgård suggereert met zijn relaas een ‘echte’ gebeurtenis maar laat de spanning tussen feit en fictie bestaan. De moeder van de kinderen duikt af en toe op maar speelt geen rol in de verhalen. Staat hij er eigenlijk alleen voor met zijn vier jonge kinderen?

Is schrijven wel zo makkelijk?

In Zomer waagt Knausgård zich aan een poging tot ‘echte’ fictie. Het wordt een worsteling met de vorm. Hij wil in zijn dagboeknotities een gefictionaliseerde ‘waar gebeurde geschiedenis’ vlechten. Een Noorse vrouw laat tijdens de Tweede Wereldoorlog man en kinderen achter en gaat ervandoor met een Duitse soldaat. Knausgård draagt zichzelf op zich in te leven in iemand die volkomen van hem verschilt. Hij stapt een aantal keren abrupt over van een ‘Karl Ove-ik’ naar een ‘oude Noorse vrouw-ik’. Het werkt niet. Niet alleen is de overgang kunstmatig, ook de stijl van ‘haar’ relaas mist overtuigingskracht.

Een ander probleem is de briefvorm van de dagboeknotities. Ze zijn gericht aan de jongste dochter Anne. Haar geboorte was het uitgangspunt van de Seizoenen-serie. Het levert zinnen op in de trant van ‘toen ik de beste vriendin van je oudste zus naar huis had gebracht reed ik verder om je broer van schoolkamp te halen’.

Schoonheid van het gewone leven

De kortere teksten zijn het meest geslaagd. Het zijn originele beschouwingen over grasmaaiers, muggen en naaktslakken, flauwvallen op een uitgeversfeestje en over het wezen van het ei. Knausgård kan als geen ander de schoonheid – en soms de magie – van het doodgewone onder woorden brengen. Terwijl hij dagelijks uren doorbrengt met het vervoer van eigen en andermans kinderen naar school, vriendjes, zwembad en sportveld, vergeet hij nooit om zich heen te kijken. De zomer doet haar werk in het glooiende landschap van Zuid-Zweden, waar akkers, zee en bos ieder uur van de dag een nieuw schouwspel vormen. Als een weerman volgt hij de afwisseling van zon en regen; als een schilder registreert hij het licht, de schemer en de nacht die de wereld om hem heen kleuren.

De vertaling is in orde en de illustraties van Anselm Kiefer zijn fraai. Maar het boek ademt de sfeer van een afronding. Na het verbluffende zesdelige ‘Mijn strijd’ en deze Seizoenen, vier delen met losse teksten, hebben zijn lezers een minutieus beeld van zijn autofictie-leven.

Is Knausgård misschien uitverteld?

Theater / Voorstelling

Onthaasten bij De Denderende Tijd

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - De Denderende Tijd

Het is 15 februari 1894, de nog maar zessentwintigjarige Franse Martial Bourdin loopt richting het Koninklijk Observatorium in Greenwich met onder zijn arm een pakketje. Op dat moment is hij onderweg om een aanslag te plegen op de plek die kort daarvoor als internationale nulmeridiaan werd gekozen. De aanslag mislukt en hij raakt zwaargewond. Een halfuur later overlijdt hij. Wat was zijn motief? Was hij een terrorist of misschien een visionair?

Het begint al bij aankomst op de locatie in het Utrechtse Leidsche Rijn waar het Nieuw Utrechts Toneel iedere zomer een voorstelling op locatie maakt. Dit keer een voorstelling over de tijd op een buitenlocatie vlakbij de grootste bouwput van Nederland. Hier worden woningen uit de grond gestampt voor zo’n 10.000 toekomstige bewoners. Het publiek wordt verzocht om alles waarop ze de tijd kunnen zien in te leveren: horloges en telefoons worden allemaal in een genummerde plastic zak gestopt. Een beetje onwennig loopt het publiek naar de lange tafels die staan opgesteld in afwachting van wat er komen gaat.

Het ijkpunt van de tijd

Theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene raakten geïnspireerd door de gebeurtenis in 1894 en onderzoeken in deze voorstelling de motieven van Bourdin zijn aanslag op de tijd en de relatie van deze gebeurtenis met het heden. Hoe gaan zij om met het fenomeen de tijd, tijdsdruk en hun verlangen om de tijd soms even stil te zetten?

In De Denderende Tijd wordt het verhaal van de terrorist en zijn aanslag op tijd, filosofische ideeën over de tijd en de relatie tussen Gregg Nottrot en Floor Leene voortdurend met elkaar afgewisseld. De verschillende mogelijke motieven van de terrorist worden met elkaar afgewogen en ondertussen krijg je ook een inkijkje in de relatiestrubbelingen van Gregg Nottrot en Floor Leene. Muzikant Pascal van Hulst vertegenwoordigt de terrorist en begeleidt de voorstelling waarbij hij afwisselend zingt, saxofoon en gitaar speelt. Deze intermezzo’s zijn van hoogwaardige kwaliteit.

Stilstaan bij de tijd

Wat is de tijd eigenlijk? Gregg Nottrot stelt deze vraag aan het publiek en het blijft angstvallig stil. De tijd is nog nooit zo belangrijk geweest en er bestaan tegenwoordig allerlei instrumenten om de tijd te meten. Terwijl echt de tijd nemen voor iets steeds zeldzamer wordt. Nottrot en Leene filosoferen erop los en betrekken dit op hun eigen persoonlijke leven. Hij is ontzettend druk en wil zoveel mogelijk dingen doen in korte tijd. Als tegenreactie op de tijdsdruk en de verplichtingen wordt Nottrot opstandig en heeft hij de neiging om zijn to do lijstjes gewoon te negeren. Hij zou willen dat een dag meer uren had. Leene maakt zich juist zorgen over het ouder worden en zou willen dat de tijd af en toe even stil kon staan. Even genieten en stilstaan bij het moment. Uit deze persoonlijke strubbelingen en twijfels ontstaan hilarische en herkenbare situaties. Echter, soms gaan de confrontaties wat te lang door en vallen de spelers in herhaling.

Na de voorstelling kan het publiek genieten van een uitstekend driegangendiner verzorgd door Serge Hogenbirk. Het publiek neemt plaats aan lange tafels waaraan samen gedineerd wordt. Het diner wordt voor het dessert onderbroken door een spannende openlucht escaperoom. Per tafel moeten binnen 45 minuten verschillende puzzels worden opgelost om de code te kraken waarmee de zogenaamde bom kan worden stilgezet.

Reflectie op je eigen leven 

De Denderende Tijd laat je kritisch kijken naar je eigen drukke leven. Er wordt van ons verwacht dat we zo efficiënt en productief mogelijk met onze tijd omgaan. Dit is voor veel mensen een herkenbaar onderwerp. Door het inleveren van telefoon en horloge wordt je gedwongen van het moment te genieten en de mensen om je heen. In plaats van bezig te zijn met de tijd en je sociale leven in je telefoon. Je wordt niet afgeleid en je wordt bewust gemaakt van het feit dat we steeds afhankelijker worden van onze telefoon en het besef van tijd. Als publiek breng je een hele avond met elkaar door en ook de spelers zijn daarbij wat zorgt voor een ontspannen en intieme sfeer. De Denderende Tijd van het NUT is echt een totaalervaring en een must see voor iedereen die even wil ontsnappen aan ons huidige gehaaste leven.

Muziek / Reportage
special: De vrijdag

Lowlands 2017

Een speciale editie van Lowlands dit jaar: het festival viert namelijk haar 25e verjaardag. Reden genoeg om eens flink uit te pakken. Bezoekers werden voorafgaand aan het festival al verrast met een paar sneak peeks van het vernieuwde festivalterrein. Ook de line-up liegt er niet om met namen (en veel oud-bekenden van het festival) als Editors, Mumford & Sons, Elbow, Moderat en Ty Segall. Het programma is misschien niet heel vernieuwend, maar wel gevarieerd.

Het eerste wat opvalt wanneer je het festivalterrein oploopt is dat de welbekende schoorstenen niet meer bij de entree staan. Iets verderop staan rondom de Armadillo, een plek met foodtrucks en barretjes, vijf zwart met oranje palen die direct dat vertrouwde Lowlands-gevoel geven. Meteen rechts van de entree staat de vernieuwde Bravo: een hoekige tent wat hier en daar wat weg heeft van een grote kerk. De grootste verandering is de Alpha, de grootste festivaltent van Lowlands. Hoewel de eerste aanblik niet direct overtuigt, blijkt even later dat dit bouwwerk een beter en steviger fundament is voor de headliners.

De festivalvrijdag wordt afgetrapt met een dansbare show van de Zweedse LÉON. De jonge zangeres weet zonder moeite de eerste aanwezigen in te pakken en binnen no time staat de Heineken tot de rand vol. Haar vocals klinken loepzuiver: ze begint met het prachtige ‘Think About You’, weet te verrassen met een knallende cover van ‘Why’d You Only Call Me When You’re High’ van Arctic Monkeys en geeft een prachtige versie weg van Fleetwood Mac’s ‘Dreams’. Een fijn en vooral kwalitatief begin van de eerste festivaldag.

In de Bravo staat om 15:00 uur de goedlachse Michael Kiwanuka, precies vier jaar na zijn debuut op Lowlands. Na een flinke burn-out daarna heeft hij samen met producer Danger Mouse een te gekke nieuwe plaat geleverd. De show deze middag is precies zoals het album: kalm, fraai en vooral niet te opvallend. Dit is ook meteen het punt wat het lastig maakt voor de singer-songwriter: het tijdstip zou eigenlijk perfect moeten zijn voor zijn muziek, zo vroeg op de middag. Toch is het geheel ietwat saai waardoor men na een aantal nummers al snel afhaakt of even flink met de buurman gaat kletsen. Erg jammer, want liedjes zoals hit ‘Home Again’, ‘Cold Little Heart’ en het sterke ‘Black Man In A White World’ zijn te mooi om alleen als achtergrondmuziek gebruikt te worden.

Wat moet je doen wanneer je als bandformatie besluit even te stoppen? Gewoon solo verdergaan natuurlijk. Een beter besluit had de frontman van het Belgische Balthazar niet kunnen nemen. Jente Deprez heeft met zijn soloproject J. Bernhardt een hele toffe act te pakken. Met een fijne mix van lekkere beats en invloeden uit de soulkant is J. Bernhardt vooral een aangename verrassing in de India. Het plaatje klopt: een dansende Deprez, een gevarieerde setlist en een publiek dat er zin in heeft. Het is eigenlijk jammer dat dit muzikale experiment nog maar tot het najaar duurt, want dit smaakt zeker naar meer.

In de Alpha wordt het publiek inmiddels warm gemaakt voor een van de headliners van deze dag: niemand minder dan Sean Paul. Hoewel het, gezien de vele aanwezigen op de heuvels naast de tent, voor veel mensen wellicht nog wat vroeg is om met de billen te schudden, is Sean Paul op dit tijdstip (16:00 uur) een slimme manier om mensen van de campings te trekken. De verwachtingen zijn niet hooggespannen, maar het optreden valt niet tegen. Sean Paul weet voornamelijk met remixes en hits van andere te scoren, hoewel hij zelf ook flink wat knallers in zijn repertoire heeft zetten. ‘Get Busy’ scoort natuurlijk als een malle en ook op de bewerkte versie van Enrique Iglesias’ ‘Bailando’ is het lastig om stil te blijven staan. Het is geen memorabel optreden en zeker niet een hoogtepunt van Lowlands, maar er is niets mis met een beetje sentiment.

Een bijzondere naam in de Bravo is Mura Masa. Deze jonge producer heeft zich in korte tijd omhoog weten te werken naar de grote volle festivaltent. Waar je het normaal gesproken bij producers en dj’s voornamelijk moet hebben van de algehele sound en beats nam Mura Masa een live-drummer en een MC mee. Hierdoor wordt het niet alleen een genot voor het oor, maar ook zeker voor het oog. Het is niet Sean Paul die de billen voor het eerst écht goed laat schudden, maar deze 21-jarige Engelse producer. Petje af!

De voetjes blijven de komende tijd nog even niet stilstaan: de avond in de Alpha wordt verwelkomd met een kleurrijke zonsondergang (na een dag vol buien en bewolking) en de fijne sound van Moderat. De heren speelden al eerder op Lowlands en stonden twee maanden geleden nog op de planken van het jongere zusje Down The Rabbit Hole. Toch is het een absolute must-go vanavond, gezien het drietal enkele weken terug bekend maakte (tijdelijk) te gaan stoppen als formatie. Dat hoor je direct terug in de dikke set die de muzikanten uit Berlijn neerzetten: gelaagde droomelektronica waarbij die laatste zonnestralen toch wel erg goed van pas komen. De ogen gaan dicht, de armen gaan de lucht in en bij meer power is het flink losgaan. Met tracks als ‘Rusty Nails’, ‘Bad Kingdom’ en ‘A New Error’ geven de heren ons nu al heimwee voor als ze straks gestopt zijn.

In eerste instantie is het wat gek dat The xx de Alpha afsluit in plaats van het opzwepende Moderat met hun dansbare beats. Het drietal uit Engeland brengt een prima mix mee van hun drie releases waarbij er, voornamelijk door het laatste album, aardig wat beweging in de set zit. Het grappige is dat het hoogtepunt van de show juist een wat rustiger nummer is: het nieuwe ‘I Dare You’ is kalm en heeft prachtige lyrics. De stem van zangeres Romy komt tot ver buiten de halfopen Alpha tot haar recht en klinkt een stuk zuiverder dan in de andere nummers, waar ze vaak hees overkomt. Net voor de uitstekende uitvoering van ‘Angels’ zorgt ze voor dat beetje interactie wat het optreden compleet maakt. The xx bewijst hiermee dat ze de Alpha meer dan waardig is, zelfs als afsluiter van een festivaldag.

Hiermee is de eerste festivaldag natuurlijk nog lang niet afgelopen. In de Bravo dans je de hele nacht op de lekkerste beats van Midland en Job Jobse. Dat wordt dan ook met veel plezier gedaan: de Bravo zit urenlang propvol. Het is een fijn en vooral warm welkom gezien de behoorlijk frisse wind buiten. Ook bij Reggaebomb in de Lima is het genieten geblazen. Voor de mensen die al genoeg hebben gedanst de hele dag is er de film ‘Baby Driver’ in de Echo of de muzikale komedie van Maartje & Kine in de Juliet. Kortom: genoeg te doen en te zien voor iedere soort festivalganger. Om 05:00 uur sluiten de poorten van het terrein om slechts een paar uurtjes daarna weer open te kunnen gaan voor de tweede dag van Lowlands.

krasinski
Kunst / Expo binnenland

Een doorgaande lijn

recensie: Edward Krasiński
krasinski

Er zijn verschillende manieren om naar de overzichtstentoonstelling van Edward Krasiński in het Amsterdamse Stedelijk Museum te kijken: puur als kunstuiting of als een manier waarop hij als kunstenaar met het communisme in Polen omging. Of doen beide manieren hem tekort?

De audiotour, ingesproken door een van de curatoren, Leontine Coelewij, legt de nadruk op het eerste: Krasiński als conceptueel en minimalistisch kunstenaar. Je zou hem kunnen vergelijken met Sol LeWitt en Donald Judd die in de collectie van het Stedelijk Museum, in tegenstelling tot Krasiński, ruim zijn vertegenwoordigd.

Het geeft een context aan waarmee in ieder geval niet in de valkuil is getrapt Krasiński’s oeuvre te vernauwen tot zijn absurdistische kijk op de wereld vertaald in een blauwe lijn Scotch Tape. Deze deed in 1969 intrede in zijn werk en heet een breukpunt te zijn. De vraag is of dat wel zo is, en of er niet een prachtige doorgaande lijn in zijn totale oeuvre valt te ontdekken. Deze komt door de chronologische opzet van de tentoonstelling des te duidelijker naar voren. Die chronologie wordt tevens in de, door Kasia Redzisz en Stephanie Straine samengestelde, Engelstalige catalogus, gevolgd.

Scharnieren en draden

krasinski

Edward Krasiński during the opening of his solo show at Krzysztofory Gallery, Krakow 1965, photo by Eustachy Kossakowski, ©Anka Ptaszkowska and archive of Museum of Modern Art Warsaw, courtesy Paulina Krasinska and Foksal Gallery Foundation

De in 1925 geboren en in 2004 overleden Edward Krasiński was een laatbloeier. Hij was rond de veertig toen hij zijn Compositions in Space maakte, die in de eerste zaal worden getoond. Het zijn soms scharnierende werken in de ruimte, die een schaduwwerking geven op de witte wanden. Je kunt je afvragen of die scharnieren symbool staan voor de ondermijning van wat vastzit of vastligt, en zo symbolisch een aankondiging vormen voor de weerstand die kort daarna tegen de politiek van Wladyslaw Gomulka op gang komt.

In de iets later gemaakte houten Spears (aan dunne draden opgehangen horizontale sculpturen, die vaak tussen bomen hingen) komt de innerlijke dynamiek tot uitdrukking. Je zou dit kunnen zien als bevestiging van de idee dat de vrijheid in de tijd van het communisme in het innerlijk van de mens zat. De twee zalen maken grote indruk.

Volle breedte

En dat is in volle breedte, omdat ook zijn fotografisch werk dat rond 1968 zijn intrede doet, te bewonderen is. En natuurlijk wordt het werk bijeen gehouden door een blauwe lijn Scotch Tape. Maar ook hier geldt dat dit behalve als een breuk ook zeker kan worden ervaren als een spelen met de ruimte, zoals met de Compositions in Space en de Spears eerder werd gedaan.

Alle eerdere elementen ballen samen in een installatie uit 1994, die bestaat uit blokjes van multiplex, karton, vezelplaat, hout en metaal met foto’s van groepjes mensen uit de Poolse kunstscène. Opvallend is dat het geen foto’s van individuen betreft. Ze zijn gemaakt in een atelier dat oorspronkelijk van Henryk Stażewsk was, een Poolse constructivist en vriend van Mondriaan, van wie in de laatste zaal ook een werk uit de collectie van het Stedelijk Museum is te zien: Relief nr. 16 – 1964.

De lijn

Krasinski

Zaalopname Edward Krasinski, foto: Gert Jan van Rooij

Als ware het om de doorgaande lijn in Krasiński’s werk te benadrukken, staat midden in de chronologisch opgezette expositie opeens een Object in Space uit 1966. Buitengewoon is het Spiegellabyrint uit 2001: twaalf spiegels, opgehangen in de ruimte en verbonden met – hoe kan het ook anders – een blauwe lijn. Wat aan de al eerder benoemde elementen nu is toegevoegd, is de relatie met de zich door de ruimte bewegende toeschouwers die door de spiegelende oppervlaktes tot stand komt.

Het lijkt of de prachtige film over het atelier van Krasiński, van Babette Mangolte (2012), de doorgaande lijn ook benadrukt. De film nuanceert ook bepaalde zaken: er hangen foto’s in het atelier waarop ditmaal individuen zijn vastgelegd (van na 1989?). En het kooitje op een wandsculptuur zonder titel uit 1962 uit de eerste zaal, dat nog als een symbool voor het communisme door zou kunnen gaan, blijkt puur een vogelkooi te zijn.

De les die hieruit kan worden getrokken is: pas wanneer je beide perspectieven (kunst als kunst en kunst binnen de context van de politieke constellatie in Polen) op het werk van Krasiński loslaat, en ook nog eens in staat bent deze te nuanceren en te glimlachen bij de zowel dadaïstische als anti-Stalin humor die erin zit, er een totaalbeeld van diens werk naar voren komt waarmee je hem recht doet. De chronologische opzet en de als vanouds witte wanden dragen daar in dit geval aan bij. Een pluim kortom voor het Stedelijk Museum dat, in samenwerking met Tate Liverpool, met deze expositie komt van een in Nederland nog niet bekende kunstenaar. Een kennismaking meer dan waard.

Boeken / Non-fictie

Filosofische literatuur

recensie: Jeroen Vanheste - Denkende romans. Literatuur en de filosofie van mens en cultuur

In Denkende romans zoekt filosoof Jeroen Vanheste naar de filosofie in het werk van twaalf beroemde schrijvers. Maar voor wie is het boek bedoeld?

Vanheste’s Denkende romans is een interessant voorbeeld van het verschil tussen filosofie en literatuur. Secundaire werken over een bepaalde filosoof kunnen dienen als goede kennismaking met diens filosofie, zelfs zodanig dat de lezer zich een bepaald oordeel kan veroorloven over de behandelde filosoof. Zo kun je als lezer van secundaire werken over Karl Marx toch enigszins beoordelen of je het historisch materialisme een overtuigende verklaring van de geschiedenis vindt of niet.

Wat voor filosofie geldt, geldt niet voor literatuur. Op basis van een secundair werk over De avonden kan men onmogelijk beoordelen of het een goed boek is. Een samenvatting of een duiding kunnen ervoor zorgen dat je benieuwd raakt naar het werk – of juist niet – maar voor een oordeel zul je het uiteindelijk toch zelf moeten lezen.

Humanistische literatuuropvatting

Van dit gegeven is Vanheste zich ongetwijfeld bewust. Denkende romans heeft niet als doel het werk van de behandelde schrijvers te beoordelen. Vanheste vertrekt vanuit de aanname dat literatuur kan bijdragen aan het filosofisch denken over mens en maatschappij en dat literatuur ons iets kan leren over onszelf.

Deze humanistische literatuuropvatting is volgens literatuurwetenschappers achterhaald. Volgens hen is literatuur – net als alle uitingen van cultuur – niets meer dan een uiting van een dominante ideologie die een bepaalde sociale klasse in het zadel houdt. De gewone lezer heeft dat niet in de gaten. Het is de taak van de literatuurwetenschapper om de tekst te ‘ontmaskeren’ en zo te laten zien welke dominante ideologie er achter het werk schuil gaat. Welke dominante ideologie zij onthullen, verschilt van tijd tot tijd maar begunstigt meestal het grootkapitaal, de witte of heteroseksuele man – maar vaak een combinatie van die drie.

Het is een verademing een boek te lezen waarin literatuur niet wordt weggezet als middel tot onderdrukking maar als iets dat van waarde is. Maar het boek is geen betoog; die overtuiging is het vertrekpunt. Aan de hand van twaalf schrijvers (onder andere Tolstoj, Mann, Kundera en Houellebecq) toont Vanheste aan hoe en welke filosofische denkbeelden in hun werk een rol spelen. Daarmee is het boek een (impliciete) onderbouwing van die aanname – maar dat is bijvangst. Het gaat Vanheste om de schrijvers en hun werk, niet om het debat.

Voor beginners of gevorderden?

Maar voor wie is het boek nou eigenlijk bedoeld? Voor liefhebbers van literatuur en filosofie of voor liefhebbers van de behandelde schrijvers? Dat blijft, ook na het lezen van het boek, een lastig te beantwoorden vraag. Het is geen aanrader voor beginnende lezers. De hoofdstukken, die elk een schrijver behandelen, vormen geen goede introductie tot het werk van die schrijvers. Daarvoor zijn de hoofdstukken te lang, te gedetailleerd en doorspekt met te veel citaten waaruit moet blijken dat de schrijver inderdaad deze filosofische bedoeling had met een bepaalde roman.

Maar het boek lijkt ook niet helemaal geschikt voor de kenners van de behandelde schrijvers. Voor hen wordt slechts het reeds bekende opgelepeld. De vele voorbeelden die als onderbouwing dienen voor de bewering dat de schrijver in verschillende boeken steeds terugkomt op hetzelfde (filosofische) thema, kunnen gaan vervelen.

Daar komt nog eens bij dat Vanheste niet één beroemd werk maar het hele oeuvre van schrijvers behandelt. Daardoor blijft het voor de lezer die goed bekend is met het werk van de schrijver tamelijk oppervlakkig.

Aperitief of digestief?

De stukken komen het best tot hun recht als de lezer wel enigszins bekend is met de schrijver, maar lang niet alles van hem heeft gelezen. Dan plaatst het het boek dat je gelezen hebt in breder perspectief (het filosofische wereldbeeld van de schrijver) en nodigt het uit tot het lezen van meer boeken van de schrijver.

Het voordeel is dat de hoofdstukken los van elkaar te lezen zijn. Voor iemand die graag literatuur leest, maar ook geïnteresseerd is in filosofie, kan het boek dus een waardevolle toevoeging zijn in de boekenkast. Lees het boek dan niet in één ruk uit, maar lees over een bepaalde schrijver wanneer je net één of twee boeken van hem gelezen hebt. Als het goed is, wil je dan niet nóg een hoofdstuk uit Denkende romans lezen, maar besluit je de rest van het oeuvre van de schrijver te lezen. Een paar maanden of zelfs jaren later kun je aan het volgende hoofdstuk beginnen. En dan maar hopen dat je zoveel leest, dat je ooit het hele boek uit kunt lezen.