Theater / Voorstelling

Huidige Nederland inspiratiebron voor mooi en spannend theater

recensie: Mugmetdegoudentand - Gidsland

In de flyer staat dat Gidsland van Nathan Vecht een komedie is over de Nederlandse identiteit. Je kan inderdaad behoorlijk lachen om de geestige teksten. Maar soms, vooral tegen het einde, overheerst de wanhoop in deze voorstelling. Gidsland toont vlijmscherp een aantal van de dilemma’s waar Nederland momenteel voor staat en die onoplosbaar lijken. Het is niet alleen een uitermate slim en geestig stuk, het is ook pijnlijk en uiteindelijk ontroerend.

Er was een tijd dat Nederlandse films en theaterstukken over eigen geschiedenis en cultuur vooral de Tweede Wereldoorlog en Nederlands-Indië als onderwerp hadden. Die tijd is voorbij. Niet alleen brengt het Nationale Theater het zeer goed ontvangen The Nation, Mugmetdegoudentand toert met Gidsland langs de theaters. Weliswaar met een stuk minder publiciteit en veel korter in lengte, maar niet met minder kwaliteit, integendeel.

Er is een kabinetscrisis gaande en een aantal politici zijn op een geheime plek met elkaar aan het proberen een vluchtelingenbeleidsnota in elkaar te draaien, die alle regeringspartners zal bevredigen. Een jonge hospitality-medewerkster komt langs om te vragen naar ieders wensen betreffende eten en drinken. In het daaropvolgende gesprek wordt duidelijk dat de politici vooral bezig zijn hun huid te redden. Ze hebben geen idee wat er onder de bevolking leeft, sterker, ze willen het liever niet weten, het is te lastig.

Rode draad

Deze discrepantie tussen machthebbers en gewone burgers is een rode draad door de hele voorstelling heen. We zijn steeds op andere plekken: het Amsterdamse medialandschap, Groningen en uiteindelijk een talkshow. Ilke Paddenburg speelt een aantal jonge vrouwen die dingen opmerken die anderen niet wensen te zien of zich niet kunnen veroorloven om te zien omdat hun hachje dan in gevaar komt of omdat het niet politiek correct is. Interessant is dat als Paddenburg als onderzoeksjournaliste kritiek heeft op een talkshow host, omdat die in een bepaalde belangrijke situatie debiele vragen stelde, zij te horen krijgt: ‘doe niet zo rechts’. Wrang is dat als ze zelf eindelijk een talkshow leidt, iets waar ze vurig voor heeft gelobbyd, ze het er niet beter vanaf brengt.

Het meest aangrijpend is een Groningse vrouw, een prachtige rol van Anniek Pheifer, die al jaren vecht met de NAM omdat haar huis in elkaar dreigt te storten wegens alle aardbevingen, die door de olieboringen zijn veroorzaakt. Aanvankelijk is ze weliswaar kwaad en wanhopig, maar ook goedwillend en sociaal voelend. Als echter blijkt dat er steeds minder van het Groningen zoals ze het kent overblijft, wordt het haar te veel.

Ontroerend

Aan het einde is er dan de talkshow die totaal uit de hand loopt en waarvan je zou willen dat zoiets in het echt gebeurt. Een burger die krachtig om uitleg vraagt en slappe nietszeggende antwoorden niet pikt en een politicus die uiteindelijk durft te zeggen: ‘ik weet het niet’. Toevallig was er van de week een aflevering van DWDD waarin gediscussieerd werd over de staat van het huidige Nederland. Een van de jongste gasten zei dat hij niet geloofde dat we voor oplossingen bij de politiek moeten zijn, dat die machteloos is. Het is iets waar ik aan moet denken terwijl ik naar Gidsland kijk.

Er wordt geweldig gespeeld door alle vier acteurs, naast Paddenburg en Pheifer, ook Xander van Vledder en Guy Clemens. Aan het einde zingt Van Vledder op prachtige wijze een ontroerend Limburgs lied. Zou het kunnen zijn dat we wel degelijk een Nederlandse identiteit hebben als we durven? Of is die gedachte ook te rechts? Hoe dan ook, het blijkt absoluut waar te zijn dat moeilijke tijden vruchtbaar zijn: ze leveren erg mooi theater op.

Theater / Voorstelling

Dromen in Duizend-en-één-Nacht

recensie: De Roovers - Arabische Nacht

Arabische Nacht van Roland Schimmelpfennig gaat over dromen en verlangens. Dromen zijn moeilijk te duiden en je kan ze beter niet te letterlijk nemen. In deze nieuwste voorstelling van het Vlaamse gezelschap De Roovers zijn de mensen die hun dromen in daden omzetten het slechtste af.

Het toneel is bijna leeg. We zien een glimmend zwart speeloppervlak, een aantal rechthoekige hanglampen en een groot achterdoek waarop de schaduwen van de spelers geprojecteerd worden. Aan de zijkant zorgt een musicus voor een mooi intro, de rest van de voorstelling begeleidt hij het gebeuren op stemmige wijze. De spelers houden alleenspraken naar het publiek toe. Er is af en toe een stukje dialoog maar het contact speelt zich vooral in ieders hoofd af. ‘Ik wil bij haar blijven, maar ze heeft bijna niets aan’. ‘Wanneer belt ze, wanneer belt ze?’ ‘Waarom ziet ze me niet?’

Het is bloedheet in de stad en in het appartementengebouw waar we ons bevinden doet op de bovenste drie verdiepingen de waterleiding het niet. De conciërge hoort water stromen, hij snapt niet waar dat vandaan komt en gaat op onderzoek uit.

Twijfel

Aanvankelijk zijn de spelers, drie mannen en twee vrouwen, alleen maar aan het praten over wat ze willen, niemand onderneemt iets. De vrouw die zich iedere avond in slaap drinkt is eindeloos aan het twijfelen of ze onder de douche zal gaan of niet. Haar huisgenote wordt ongeduldig want ze wil alleen zijn zodat ze haar vriend kan bellen. Die vriend is rusteloos aan het wachten. De conciërge wil het appartement in om te kijken of er een lek is in de waterleiding, maar durft niet want één van de twee vrouwen is te schaars gekleed. Dit blijft een tijd zo doorgaan en al is het aan één kant grappig, ik word er ook een beetje tureluurs van.

Dan wordt iedereen actiever: de buurman ziet de vrouw baden, wordt op slag verliefd en zoekt haar op. De twee mensen die elkaar willen bellen doen dat op een mooie wilde manier. De conciërge zoekt naar water en mijmert ondertussen over zijn slechte huwelijk. Door alle activiteiten en veranderingen wordt het stuk spannend en boeiend.

De acteurs zijn geweldig. Met een kaal toneel en nauwelijks rekwisieten scheppen ze een hele wereld. Ze vinden inventieve manieren om situaties uit te beelden en het is geestig dat sommige zinnen een paar keer, steeds in een andere context, herhaald worden. Echter als tegen het einde onduidelijk wordt wat er precies gaande is, verliezen De Roovers me.

Waarom?

Dat is waarschijnlijk ook omdat ik me afvraag: waarom spelen ze dit? Wat willen ze hiermee laten zien? Wat is de bedoeling van schrijver Roland Schimmelpfennig? Om te tonen dat het leven oneerlijk is? Dat het beter is om te blijven zitten waar je zit? De vrouw die zich iedere avond in slaap drinkt en daarna heftig droomt, eindigt uiteindelijk het beste van iedereen zonder dat ze daar iets voor heeft gedaan. Integendeel, ze is de oorzaak geweest van een hoop ellende voor de anderen. De conciërge, een mooie, uitgediepte rol van Robbie Cleiren, die weinig anders heeft gedaan dan rondlopen en nadenken, wordt ook al zo gelukkig. Het lot van de andere drie, die allemaal actief achter hun verlangens aangingen, is een stuk triester. Hoe zit dat?

Arabische Nacht is amusant, mooi gespeeld en op bijzondere wijze vormgegeven, maar het is niet de mooiste voorstelling van De Roovers die ik ooit heb gezien. Het heeft me echter wel aan het denken gezet. Misschien moet ik iets meer loslaten de komende tijd?

Theater / Voorstelling

Wij komen tezamen

recensie: Schweigman& en Slagwerk Den Haag - For the time being

Tijd, ruimte en beweging: het zijn deze minimalistische fundamenten waarop For The Time Being van Schweigman& en Slagwerk Den Haag gestoeld is. Is dit genoeg voor een interessante voorstelling? Wel als die elementen een relatie aangaan met de aanwezigen.

Bij binnenkomst op de donkere platte vloer van de Paardenkathedraal treft men de acteurs, studenten aan de mimeopleiding en leden van Slagwerk Den Haag, stilstaand in verschillende poses, vaak middenin een actie. Het publiek is vrij om rond te lopen en de levende standbeelden nader te bestuderen. Doordat sommige toeschouwers heel aandachtig naar de performers aan het kijken zijn, moet je soms even nadenken of je naar een speler of een bezoeker aan het kijken bent. En toegegeven, het stilstaan is een interessant schouwspel: onwillekeurig beginnen sommige spieren te trillen en lange, dunne slierten speeksel druipen uit de monden. De stilstand is onhoudbaar en langzaam maar zeker beginnen de poses te verzwakken.

Kat uit de boom

Als de groep plotseling door de zaal begint te rennen, verandert de energie in de zaal. Toeschouwers staan verstijfd, bang om omver gelopen te worden. Je voelt de wind van voorbijsnellende passanten. De groep komt plotsklaps weer tot stilstand, maar de situatie is wezenlijk anders dan bij binnenkomst. De spelers ademen zwaarder en er beginnen zich zweetdruppels te vormen op de hoofden.
Dit principe van abrupte explosie en stagnatie komt vervolgens in verschillende varianten terug: naar verschillende hoeken van de zaal, op een steeds kleiner oppervlak, met vallen en opstaan, over elkaar heen buitelend. Niet elke variant is even interessant, waardoor het middendeel een beetje trekt. Op de mindere momenten kijk je afstandelijk naar een hoop gewirwar, op de betere momenten moet de toeschouwer zich heroriënteren: wie speelt hier nou het spel?

Toenadering

Theater is bij uitstek de kunstdiscipline die het publiek in een andere rol kan dwingen dan enkel toeschouwer. Die veranderende relatie tot de ander in de ruimte komt in For the time being tot uiting als je van het ene op het andere moment van dolende getuige verwordt tot deel van het collectief. Opeens is iedereen in de zaal bezig met het optuigen van een gezamenlijk bouwwerk. Bijna organisch neemt elke aanwezige een taak op zich: delegeren, distribueren, construeren. Waar de voorstelling voorheen vooral vervreemdend was, heerst er nu saamhorigheid. Het samenzijn in een zojuist gezamenlijk opgezette afgesloten ruimte, versterkt door de bezwerende klanken van John Cages In a Landscape, heeft iets magisch.

Haast en onthaasting zijn wellicht niet de meest originele thema’s voor een voorstelling en de letterlijke invulling – haasten en stilstaan – overtuigt niet altijd. Gaandeweg ontwikkelt For The Time Being zich echter tot theater op z’n puurst: een collectieve ervaring, een rituele verschuiving van de grote wereld naar een afgebakend hier en nu.

Jamila Woods
Muziek / Album

Jamila Woods’ anticynisme ontwapent

recensie: Jamila Woods-HEAVN
Jamila Woods

Positiviteit. Anticynisme. Terwijl de wereld zichzelf ten grave draagt, klinkt daar op HEAVN ineens het ongebreideld opbeurende geluid van Jamila Woods. Licht, lucht en liefde, of in J. Woods eigen woorden: “I hope this album encourages listeners to love themselves and love each other.” Welaan, er is blijkbaar nog iemand die het aandurft om er dergelijk bloemige ambities op na te houden.

Dat betekent overigens niet dat mevrouw Woods gedurende de vijfenveertig minuten van debuut HEAVN enkel bloemenkransjes vlecht. De achtergrond van de plaat is nog altijd een black girlhood, inclusief alle schaduwkanten. Op het hink-stap ritme van een kinderversje ontvangen politie en officieren op VRY BLK (nog maar nummer twee) een enkeltje hel, gevolgd door harde kritiek en dreigementen aan het adres van de overheid.

Trots

Toch overheerst op HEAVN de vrolijkheid, en wel van het soort waarvan men zichzelf met trots in de spiegel durft aan te kijken. Trots op de eigen onhebbelijkheden in ‘Lonely’, trots op de eigen naam op Eve, en een met kritiek genuanceerde soort trots op de stad Chicago (Chance the Rapper komt langszij met een boodschap).

Zwoel en pastel-warm getint ontstaat daar dan een behoorlijk hoopvol werk; inclusief met twee elastiekjes en een melkfles opgenomen spoken word-passages van deze en gene, inclusief gastwerk van deze en gene, smaakvolle producties van The Roots en de consistent gewichtsloze voordracht van J. Woods. Alsof ze op het schoolplein staat; weinig tot niets aan de hand.

Schoon de badkuip uit

En dan is er de half-humanistische herinterpretatie van Psalm 23 in de vorm van het tegen de achterdeur geplaatste ‘Holy’. Het nummer wordt onderbroken door het niet minder ziels- en zelfverheffende ‘Way Up’ om daarna in reprise-vorm de deur toe te doen. Doorheen de echo’s van gospelkraker ‘Woke up this morning with my mind (set on Jesus)’, het Onze Vader en de oudtestamentische devotie van Psalmdichter David zingt Jamila zich schoongewassen de badkuip uit, het altaar op.

Though I walk through the darkest valley I will fear no love /
Oh my smile my mind reassure me – I don’t need no one

Chicago – vrienden en vriendinnen kunnen niet zomaar straat zus of straat zo inslaan zonder te vrezen voor lijf en leden. Jamila Woods heeft een boodschap voor ze: Je kunt zelf goed doen – ‘I’m holy by my own’. Die is voor in je agenda, op de spiegel, op de binnenkant van je hand, op je Instagram.
J. Woods slingert haar lichtvoetigheid niet goedkoop de ether in – ook niet als ze de plaat besluit met de concluderende bevestiging-in-vierfout van Surely, surely, surely, surely goodness and mercy / Shall follow me (psalm 23:6a). Het is allemaal niet banaal of goedkoop; het is zelf behoorlijk ontwapenend.

tachtigers_joseph-mesurrun-de-mesquita
Boeken / Non-fictie

De Tachtigers – Komt zo’n revolutie ooit nog?

recensie: Bart Slijper - Hemelbestormers. De revolutie van de Tachtigers
tachtigers_joseph-mesurrun-de-mesquita

Voor het eerst is vanuit een vogelperspectief de literaire omwenteling in kaart gebracht die de Tachtigers eind 19e eeuw teweegbrachten. Prettig is dat Bart Slijper, eerder biograaf van J.C. Bloem en Willem Kloos, zijn greep op de Hemelbestormers overzichtelijk houdt en een allesbehalve academische toon aanslaat.

De titel Hemelbestormers duidt op het rumoer van alle actie, maar niet minder op hun afkeer van de brave poëzie die al veel te lang in de 19e eeuw de toon zette. Ook zinspeelt het op een gerichtheid op het persoonlijke gevoelsleven. Slijper’s motivatie voor zijn boek lijkt voor een goed deel voort te komen uit zijn oprechte verbazing over het ontstaan en verloop van die hemelbestorming door ruim twintig jongens van rond de twintig die elkaar voornamelijk in Amsterdam gevonden hadden. Zo’n gebeurtenis deed zich na de Tweede Wereldoorlog ook voor met de Vijftigers: zíj braken met de vooroorlogse behoudzucht met ontregelend verbaal en non-verbaal gedrag. Dat was in zijn soort mogelijk de laatste literatuurrevolutie.

Nieuwe woorden nodig

De overkoepelende verhalen van Slijper geven een groepsportret van de nieuwe dichters en, hoewel in mindere mate, van de nieuwe schilders, al liepen er aardig wat dubbeltalenten rond. In Frankrijk, Engeland en Duitsland was er al een doorbraak in de romantiek geweest, waarvan de jongelingen van Tachtig goed kennis hadden genomen. Kloos was dol op Shelley, Lodewijk van Deyssel op Zola – ieder had zo zijn inspirerende favorieten. Voor hun ‘nog onontgonnen gewaarwordingen,’ zo schrijft Slijper, ‘waren nieuwe ritmen, nieuwe zinnen, zelfs nieuwe woorden nodig. Niet voor niets duurde het jarenlang voordat de rest van het land er veel van begreep.’

Slijper laat genoeg voorbeelden van de nieuwe poëzie passeren om er een helder beeld van te krijgen, al is de betrekkelijke gezwollenheid van het Nederlands even wennen, een relict nog van de romantiek. Verbazingwekkend is het enorme verschil met de traditionele domineespoëzie waarmee gebroken werd. De Tachtigers zelf stonden op hun beurt versteld van de eenvoudiger gedichten van sensitivist Herman Gorter. Voor Slijper is hij de kers op de taart van het Tachtiger groepsportret dat twaalf jaar heeft bestreken.

Perk als heraut

Jacques Perk stierf jong aan tbc (1881) en heeft zich er niet bewust van kunnen zijn dat hij de heraut van een beweging was. Zo’n jaar na zijn dood plaatste Kloos de poëzie van zijn vriend voor het volle voetlicht. Tegelijk wees hij het oude geluid zo hartgrondig af dat de respectieve partijen flink tegen elkaar tekeergingen. In het gedicht ‘Aan de sonnetten’ van Perk staat glashelder, hoewel wat cryptisch, wat nieuw is. Het begrip ‘liefde’ ontstijgt de poëzie waar het erom gaat zich überhaupt in ware vrijheid en in vrije taal persoonlijk te kunnen uiten.

Jongensboek

Hemelbestormers leest bijna als een spannend jongensboek – jongens waren het ook, maar wel bijzondere. Het zou jammer zijn als alleen gevorderden in de literatuurgeschiedenis dit magnum opus van Bart Slijper zouden lezen.

rijksakademie open
Kunst / Achtergrond
special: RijksakademieOPEN
rijksakademie open

Vers vlees

De Rijksakademie van Beeldende Kunsten opent haar deuren voor het artistiek hoogtepunt van het jaar. De kunstenaars die er een residentie hebben, openen hun ateliers en tonen hun meest recente werk. En ook dit jaar weer is er een overdadige hoeveelheid aan goede en minder goede kunst te zien.

De Rijksakademie staat bekend om haar experimentele karakter en ze doet haar naam wederom eer aan. Er zijn meerdere indrukwekkende tentoonstellingen te zien, zoals die van Isabelle Andriessen, Sonia Kacem, Rutger de Vries, Claudia Martinez Garay en Anna Dasović. Opvallend is dat een groot aantal kunstenaars het werk dit jaar dichtbij zichzelf en de menselijke ervaring houdt. Ook is er een aantal kunstenaars op zoek geweest naar het uitputten van onze huidige beeldcultuur en de ontwikkeling daarvan, sinds de jaren 80 van de vorige eeuw. Deze digitale werken zijn minder treffend, omdat zij vaak in herhaling vallen.

Rijksakademie OPEN

© Isabelle Andriessen, Plastic Coma. Foto: Dorien Immig.

Dicht bij haar werk staat kunstenaar Isabelle Andriessen (1986, Nederland). De lichamelijkheid van haar werk valt niet te ontkennen. Ze heeft een installatie gecreëerd die gaat over verval, ziekte en transformatie. Naast een aantal grote, pukkelige objecten dat in staat van ontbinding is, heeft zij een sterke, letterlijk misselijkmakende lijkengeur in haar werk gecreëerd die in de hele gang overheerst. Een onprettige, maar overtuigende installatie.

rijksakademie open

© Sonia Kacem. Foto: Dorien Immig.

Daarnaast is het werk van Sonia Kacem (1985, Tsjechië) te zien, die van huidkleurige latex een huiselijke SM-kamer heeft weten te creëren. Daartegenover plaatst zij haar keramische objecten, welke hetzelfde kleurenschema aanhouden als die van de latex en lijken op grote stukken tapijt, die weer verwijzen naar huiselijkheid. Zelf omschrijft zij haar installaties als een “scenografisch beeld waarbinnen het lichaam mag rondzwerven,” alhoewel het werk geen verloren indruk maakt en er van ‘zwerven’ geen sprake is. Toch is haar werk goed vanuit het lichaam te benaderen, door de kleuren, de omvang en de huiselijke verwijzingen.

rijksakademie open

© Rutger de Vries, Spectrum. Foto: Dorien Immig.

Rutger de Vries (1987, Nederland) lijkt met zijn kamer vol gekleurde graffiti zo van de straat te zijn geplukt. Geen tag op de buitenmuur, maar een verfexplosie binnen de muren van de Rijksakademie. Uit zijn werk spreekt een zoektocht naar een brug om (zijn) street art en kunst in de publieke ruimte te verenigen met het tonen van kunst in de studio of galerie. Hij brengt de buitenwereld op een vrolijke manier naar binnen.

Het werk van Claudia Martinez Garay (1983, Peru) heeft een cultureel-maatschappelijke noot.  Zij deed onderzoek naar hoe culturele artefacten worden gemaakt, bewaard, veranderd en doorgegeven – en hoe kolonialisme dat heeft beïnvloed. De bezoeker ziet een kamer met overzichtelijk gerangschikte ‘gevonden voorwerpen’ of de overblijfselen daarvan. Ook is er een film te zien waarin een object in gevangenschap tot leven komt, door middel van een voice-over. Een filosofisch en metaforisch werk over vrijheid en gevangenschap.

Sinds 2015 is kunstenaar Anna Dasović (1982, Nederland) bezig met haar persoonlijke en politieke onderzoek naar de documenten en bewijsstukken in de zaak Srebrenica en de oorlog in Bosnië in 1995. Zij laat de wat aarzelende Nederlandse pers zien, evenals verklaringen van het Nederlandse leger in die tijd. Daarnaast is een aantal foto’s tussen de bomen enorm vergroot, om het belang van beeldmateriaal als bewijs te laten zien. Het is een installatie die uitnodigt om met de kunstenaar mee op onderzoek te gaan.

Van een groot aantal werken kan gezegd worden dat ze dichtbij de kunstenaar en daarom dichtbij de bezoeker staan; de persoonlijke interesse of zelfs obsessie van de kunstenaar schemert door het werk heen, om de bezoeker op directe wijze te raken. Het werk overtuigt in haar integriteit en authenticiteit. De kunstenaar op de Rijksakademie heeft een stapje richting zichzelf gezet, terwijl zij het experiment en het onderzoek in ere houdt. Er vindt een verschuiving plaats van conceptueel werken naar conceptueel werken vanuit de ervaring en dat is goed nieuws, want de kunstwereld kan wel een reality check gebruiken.

Afbeelding bovenaan artikel: RijksakademieOPEN, Tomek Dersu Aaron.

Boeken / Fictie

Huisje boompje mensje

recensie: Vonne van der Meer - Brood, zout, wijn

In deze verhalenbundel staat het thema ‘verhuizen’ centraal. Gaap, zou je denken. Maar Vonne Van der Meer is een liefhebber van vreemde situaties. Verhuizen is crisis en daar zitten verrassingen in.

Huizenkopers Masha en Benk bezichtigen een flat. Als Masha voor het raam staat om het schitterende uitzicht te bewonderen ziet ze aan de overkant een vrouw met uitgespreide armen op de balkonrand staan. Even later is de vrouw weg. Is deze flat wel zo aantrekkelijk als de aardige makelaar doet voorkomen? De makelaar ziet wel iets in Masha, maar niet in haar dominante echtgenoot. Geen driehoeksdrama maar een momentopname die veel suggereert. Hoe het verder ging lezen we in het laatste verhaal. De inmiddels gescheiden – en naar een boshut verhuisde Masja – koopt een zwart jurkje dat haar grote problemen bezorgt.

In het verhaal ‘Zonder Jozef’ ontdekt een vrouw in haar nieuwe huis dat ze een beeldje uit de kerststal mist, de Jozef. Ze had het in de grond gestopt omdat het de verkoop van haar oude huis zou bevorderen. Ja, de heiligen helpen ons in het dagelijks leven. Op kerstavond rijdt ze er heen en begint Jozef op te graven, precies op de plek waar een nieuw, kostbaar tuinbeeld staat. Het loopt eerst verkeerd en later toch weer goed af.

Oude symbolen

Zes van de zeven verhalen in Brood, zout, wijn gaan over de soms absurde gevolgen van verhuizingen. De titel van de bundel verwijst naar de oeroude symbolen van gastvrijheid en daarmee naar diepere verlangens in mensen naar welkom zijn en je thuis voelen. Ook refereren brood, zout en wijn aan oude joodse en christelijke rituelen. Sommige personages in Van der Meers vertellingen zijn gelovig en hun beleving wordt onbekommerd benoemd.

Verhuizen, wegtrekken uit je oude woonsituatie, loslaten van spullen en gewoontes, kan een spirituele dimensie krijgen. Van der Meers expliciete verwijzingen zijn tamelijk bijzonder in een tijd dat geloof is weggestopt als ‘privé’ en in romans meestal datgene is waar de hoofdpersoon zich van losmaakt.

Actueel intermezzo

Het middelste verhaal, ‘Maagdenroof’ verschilt van de andere zowel qua lengte als thematiek. Waar ‘huis’ en ‘verhuizing’ uitgangspunt zijn voor relationele verwikkelingen en levensfase-problemen, draait ‘Maagdenroof’ om ontluikende seksualiteit en de verantwoordelijkheid binnen een machtsverhouding – zeer actueel. Van der Meer heeft de gave over seksualiteit te kunnen schrijven. Het is nergens verhullend en nergens pornografisch: ze is een meester in het treffen van een integere, erotische toon. Ook zet ze in dit verhaal de misverstanden neer tussen het milieu van een christelijke familie uit de Veluwse Biblebelt en een goedwillende actievoerder. Randstad versus platteland; er zijn echt wel cultuurverschillen, wat iets anders is dan gapende kloven. De ik-verteller Marij werpt een verwonderde blik van buitenaf op een jonge, in het geloof der vaderen gewortelde vrouw. Dag na dag, in een rustig tempo, wordt het conflict duidelijk, dramatisch aangescherpt door een ongeluk.

Van der Meer schrijft in een makkelijk leesbare, realistische stijl. In een paar zinnen zet ze de situatie neer en schetst de innerlijke trajecten van haar hoofdpersonen. Soms is het gewone en herkenbare misschien iets te nadrukkelijk aanwezig en wordt de lezer te veel in de rol van empathische toeschouwer gedrukt. Zijn de huwelijksproblemen in ‘De verstekeling’ wel de moeite van een verhaal waard? De oplossing ervan lijkt een advies van een ‘deskundige’ uit een lezersvragenrubriek: beter communiceren.

Het teveel voor de hand liggende wordt ruimschoots goed gemaakt in het laatste verhaal. Al met al een geslaagde bundel van een van onze beste schrijfsters.

Boeken / Fictie

Atlas is visueel feest voor de taalliefhebber

recensie: Jansen, Van der Sijs, Van der Gucht & De Caluwe - Atlas van de Nederlandse taal

Soms lijken prachtig verzorgde boeken vooral bedoeld om af en toe eens in te bladeren, maar vooral om de visite te imponeren. In het geval van Atlas van de Nederlandse taal is het echter aan te raden om het werk ook daadwerkelijk door te lezen.

Atlas van de Nederlandse taal is verschenen in twee edities: een Vlaamse en een Nederlandse. Of, zoals de samenstellers het noemen: team friet versus team patat. In beide atlassen worden 60 thema’s besproken. Daarvan komen 56 onderwerpen in alle twee de werken voor; de overige 4 zijn speciaal voor de Nederlandse dan wel Vlaamse versie geschreven. De Nederlandse uitgave wijdt bijvoorbeeld een hoofdstuk aan het Fries, terwijl er in de Vlaamse versie aandacht is voor de Belgische taalwetgeving. De gemeenschappelijke thema’s worden echter ook op andere wijze ingevuld. Vaak zijn de verschillen klein, soms is het onderscheid groter.

Vlaamse verrassingen

De samenstellers van Atlas van de Nederlandse taal geven als tip om als Nederlander de Vlaamse versie ter hand te nemen, en vice versa. Dat is een goede suggestie. Veel van de feitjes in de Nederlandse editie van de Atlas zullen Nederlandse taalliefhebbers namelijk al bekend voorkomen. De Vlaamse versie biedt wat dat betreft meer verrassingen voor Nederlanders.

Het is interessant om eens een hoofdstuk van beide edities te vergelijken en je te vermaken met de taalverschillen in Nederland en Vlaanderen. Als bijvoorbeeld iets in Nederland nooit zal gebeuren, vindt dat met sint-juttemis plaats; voor een Vlaming is dat wanneer alle bomen even dik zijn. Dergelijke verschillen bieden inspiratie. Welke Nederlander is er nog nooit getuige geweest van een ‘dovemansgesprek’ (dialoog tussen mensen die elkaar niet willen of kunnen begrijpen) of zit af en toe vast op een bepaalde ‘denkpiste’ (denkrichting)? De Vlaamse editie geeft de Nederlandse taalliefhebber allerlei input om zijn vocabulaire te verrijken. Omgekeerd zullen Vlamingen ongetwijfeld de Nederlandse versie kunnen waarderen.

Geen boek, maar een atlas?

Atlas van de Nederlandse taal is een visueel feest. Samenstelster Nicoline van der Sijs stelt het meteen in de inleiding: het gaat niet om een boek, maar om een atlas. Daar passen grafieken, tabellen en uiteraard kaarten bij. Het geheel is prachtig ontworpen en geïllustreerd door Steven Theunis en Stijn Fabri.

Voor een echte atlas is er echter relatief veel tekst in de uitgave te vinden. De samenstellers lijken, ondanks hun keuze voor een atlas, het idee van een boek toch niet helemaal los te kunnen laten. Dat is jammer. Atlas van de Nederlandse taal hinkt daardoor op twee gedachten: enerzijds die van een boek met wetenschappelijke toelichting op de onderwerpen, en anderzijds die van een atlas vol met leuk afgebeelde taalinzichten. In dat laatste is het werk duidelijk het best geslaagd.

Pasopi, endivie

Als vanzelf wordt de aandacht daarom steeds weer getrokken naar alle weergegeven wetenswaardigheden. Dat het Nederlandse woord ‘baas’ succesvol geëxporteerd is naar talrijke andere talen zal bij velen bekend zijn. Maar wist je dat de Denen het Nederlandse ‘andijvie’ hebben geleend (‘endivie’), Japanners van ‘dansu’ (‘dans’) spreken en in Swahili gewaarschuwd wordt met ‘pasopi’ (‘kijk uit’, ‘opletten’)? Van zulke feitjes kun je nooit genoeg hebben en ze vormen de grote kracht van de Atlas.

Of je nu voor de Nederlandse of Vlaamse editie kiest, Atlas van de Nederlandse taal staat garant voor heel wat uurtjes kijk- en leesplezier. Met alle nieuw opgedane kennis kun je vervolgens pas écht indruk maken op je gasten.

Boeken / Fictie

De kunst van het loslaten

recensie: Haruki Murakami – De Moord op Commendatore. Deel 1: Een Idea verschijnt.

De Murakami-fan heeft er even op moeten wachten, maar hier is hij dan: de nieuwste roman van de hand van de wereldwijd populaire Japanse schrijver. Voor wie zijn schrijfstijl kent, zal dit boek een feest van herkenning zijn.

In deze roman is de hoofdpersoon een wat zonderlinge man van in de dertig, pas gescheiden van zijn vrouw en zijn brood verdienend met het in opdracht schilderen van portretten. Nadat zijn vrouw van hem wil scheiden, verhuist hij naar een andere stad en neemt hij zijn intrek in de voormalige woning van de vader van een vriend. Het schilderen van een portret van zijn nieuwe buurman, genaamd meneer Menshiki (wat letterlijk vertaald ‘vrij van kleur’ betekent), zal een verandering van zijn leven in gang zetten. Maar waarom staat hier zo’n gigantisch bedrag tegenover, en waarom wil meneer Menshiki per se door hem geschilderd worden?

De ik-figuur, die net als in Murakami’s andere boeken overigens niet bij naam genoemd wordt,wordt na een aantal weken in zijn nieuwe huis, plotseling wakker door het mysterieuze geluid van een bel in de verte. Sindsdien kan de protagonist geen rust meer vinden:

‘Ik moest ernaar luisteren. En wel omdat het geluid aan mij was gericht. Dat wist ik. En het zou nooit ophouden, tenzij ik er iets aan deed. Het zou me iedere avond benauwen en mijn nachtrust blijven verstoren.’

Samen met Menshiki gaat hij op onderzoek uit naar de bron van het geluid. Waar komt het vandaan en wat heeft het voor betekenis?

Time is on my side

Ook wat betreft het veelvuldig beluisteren van muziek door de hoofdpersoon, sluit De Moord op Commendatore naadloos aan op het oeuvre van Murakami. Net als in zijn andere werk staat een (zin uit een) liedje centraal dat als leidraad fungeert voor de rest van het verhaal. Hier is dat het nummer ‘Time is on my side’ van The Rolling Stones. De ik-figuur vindt dat hij de tijd aan zijn kant moet krijgen, oftewel tijd nodig heeft om zijn nieuwe schilderstijl (en daarmee een nieuwe levensstijl) uit te vinden. Door zijn ontmoeting met buurman Menshiki, die hem de opdracht geeft een portret van hem te schilderen, geheel zoals hij dat wil, voelt hij zich steeds vrijer en zo geeft hij steeds meer invulling aan een nieuwe stijl:

Niet nadenken was het allerbelangrijkste. Ik ontweek de cyclus van gedachten zo veel mogelijk en bracht deze kleur voortvarend aan in de compositie. Tijdens het schilderen waren alle trivia van de werkelijkheid geheel uit mijn hoofd verdwenen.’

Deze manier van werken komt overeen met hoe Murakami als schrijver te werk gaat. In de zeldzame interviews die hij tot nu toe heeft gegeven, zegt hij dat op zo’n manier te werk gaat dat een verhaal zich als een ‘stream of consciousness’ ontvouwt. Oftewel: hij probeert net als muzikanten die een jamsessie spelen, te schrijven wat er op dat moment in hem opkomt, zonder daarbij te letten op chronologie of logica. Dit past goed bij zijn magisch-realistische genre waarin voortdurend de grens wordt opgezocht tussen het bekende en het onbekende, en zorgt ervoor dat je deze afwisseling als een logische opeenvolging ervaart.

Een nieuwe dimensie

Uit deze ‘stroom’ blijkt dat de schilder een nieuwe dimensie van schilderen gevonden heeft, waarin hij zijn oude manier van schilderen loslaat. Doordat Menshiki hem de vrije hand heeft gegeven, vindt hij uiteindelijk het zelfvertrouwen om in een nieuwe stijl te gaan schilderen die losstaat van vooropgezette, door anderen opgelegde regels. Maar dan blijkt dat er toch een vooropgezet plan is van Menshiki, waardoor de ik-figuur wederom wordt geconfronteerd met een onzekere toekomst. Gaat hij hierin mee of keert hij weer terug naar zijn eigen, bekende wereldje? Een tipje van de sluier wordt alvast opgelicht aan het einde van dit deel, wat zal worden vervolgd met deel 2, dat op 12 januari 2018 zal verschijnen.

Murakami is er met het eerste deel van De Moord op Commendatore wederom in geslaagd je een wonderlijke wereld in te trekken. Hierin zal de Murakami-kenner niet zozeer nieuwe thema’s ontdekken, maar de roman weet je wel van begin tot eind te boeien door de intrigerende mix van Japanse en westerse elementen, de afwisseling tussen realiteit en fantasie, en dat alles gevat in een mix van lichte ironie en een serieuze visie op grote levensvragen. Dit, samen met een protagonist die een interessante ontwikkeling doormaakt, maakt dit boek tot een nieuw literair pareltje die niet mag ontbreken in je Murakami-collectie.

Boeken / Non-fictie

Less is more

recensie: The school of life - Kleine genoegens

The School of Life is hot! Bij dit door Alain de Botton opgerichte instituut staat de ontwikkeling van emotionele intelligentie centraal. Kleine genoegens maakt onderdeel uit van een publicatieserie over belangrijke thema’s in het leven.

Met het toepasbaar maken van filosofische theorieën op het dagelijks leven lijkt The School of Life een gouden greep te hebben gedaan. Met vestigingen over de hele wereld biedt het instituut op laagdrempelige wijze workshops en cursussen over onderwerpen als keuzestress, relaties, het vinden van een droombaan en allerlei andere onderwerpen die niet op school aan bod komen. Kleine genoegens bevat 52 korte meditaties over alledaags geluk: genoeg om je een jaar lang wekelijks te doen stilstaan bij zaken die we normaliter voor lief nemen. Zo blijken er in de meest triviale zaken genoegens te schuilen. Van een geliefde oude trui tot opstaan bij zonsondergang en van cipressen tot kleine eilanden.

Misdaadverslaggeving in de krant

Niet alle besproken genoegens zijn even vanzelfsprekend, zo laat The School of Life zien. Wat te denken van een ‘fout’ tijdschrift: een blad waarvan je duidelijk niet tot de doelgroep behoort. Je zou je misschien schamen om zo’n blad te kopen of om er mee betrapt te worden. In de wachtkamer bij de tandarts heb je alle tijd om te grasduinen en te fantaseren over de levens die je had kunnen leiden wanneer je andere keuzes in je leven had gemaakt.

Een ander opmerkelijk genoegen dat besproken wordt, is de misdaadverslaggeving in de krant. Vermakelijk of grappig is het allerminst om te lezen dat een kok zijn vrouw in stukjes heeft gehakt en haar lichaamsdelen vier dagen heeft laten koken, omdat hij ervan overtuigd was dat ze een buitenechtelijke relatie had. Toch zijn het artikelen als deze die onze aandacht trekken. Sterker nog, we smullen ervan. Ze laten ons zien dat onze eigen levens niet zo bizar zijn als we soms denken. In verhouding tot de extreme levens waar we over lezen in de krant vallen we zelf wel mee.

Eenvoudige zelfhulp

Het gevaar van schrijven over de kleine dingen in het leven, is dat ze het risico lopen kapot geanalyseerd te worden. Door kleine onderwerpen onder de loep te nemen, worden ze soms wat te  ver uitvergroot. De voorbeelden uit Kleine genoegens schurken hier en daar tegen truttigheid aan. Denk aan genoegens als ‘geplaagd worden door goede vrienden’ of ‘eindelijk respect krijgen van een voorheen achterdochtige collega’. Toch is het knap hoe de meeste genoegens deze dans ontspringen en juist een oprechte boodschap uitdragen.

Kleine genoegens is een boek waar je vrolijk van wordt, zonder daar al te veel voor te hoeven doen. Zelfhulpboeken vereisen doorgaans een ijzeren discipline en sterke wil om een bepaald doel te bereiken: sta elke dag vroeg op voor een productieve dag. Bij Kleine genoegens is daarentegen geen sprake van echte veranderingen die je in je leven dient toe te passen. Het leert je een ontvankelijke blik te hebben op het alledaagse en hier voldoening uit te scheppen.