Boeken / Fictie

Acrobatische balans

recensie: Het bijna ware verhaal van Cedar B. Hartley (die van plan was een ongewoon leven te leiden)

.

~

In Murray’s jeugdboek ontbreekt het Cedar bepaald niet aan verbeelding, zowel in haar hoofd als op papier. Tussen de geschreven teksten door krijgen we een indruk van haar omgeving door de vele tekeningen die het boek rijk is. Cedar is de belichaming van individualisme, een meisje dat niet bang is buiten de grote groep te vallen. Samen met haar vrienden probeert ze iets unieks te creeëren door een acrobatische uitvoering. Cedar is een tiener in een Australische multiculturele samenleving, waarin de italiaanse Caramella Zito haar beste vriendin is, waarin de vijftig jaar oude Oost-Europese Ricci bij haar sociale groepje hoort. Samen met haar hond Stinky struint Cedar B. Hartley graag de buurt af. Ze “vermijdt de hoofdstroom van de straatactiviteiten en wordt naar de kliekjes toegedreven.”

Alles gaat zijn gangetje tot Stinky vermist raakt. Na het verspreiden van posters staat ineens Kite bij haar op de stoep, een jongen die haar haar hond terugbezorgt. De twee hebben veel gemeen, en dan ontdekken ze ook nog dat ze allebei een liefde hebben voor acrobatiek. Cedar woont bij haar moeder. Haar vader is dood en haar broer is weggelopen. Kite’s ouders zaten vroeger bij het circus, maar zijn nu gescheiden. Zijn moeder zit nog steeds bij het circus. Kite kan zwaaien in bomen, en dat wil Cedar ook wel kunnen. Kite geeft Cedar les in acrobatiek, wat hij weer van zijn vader en moeder geleerd heeft. Plotseling wordt Ricci’s hond ernstig ziek en heeft hij een operatie nodig. Kite en Cedar besluiten om een acrobatische uitvoering te doen om geld in te zamelen voor de operatie.

Nostalgie

Het is altijd een grote opgave om als volwassene een boek te schrijven vanuit het perspectief van een jonge tiener. Er zijn van die tienerboekenvalkuilen die bijna onvermijdelijk zijn en veel schrijvers trappen daar dan ook in. Omdat kinderen het boek moeten kunnen lezen, proberen schrijvers een simpele stijl aan te houden, die er dan meteen voor zorgt dat je het boek in nog geen twee uur uitleest. Daarnaast willen nostalgische herinneringen aan een tijd lang vervlogen nog wel eens in de weg staan als de schrijver zich een voorstelling wil maken van een jonge tiener. Helaas heeft ook Murray zich laten beïnvloeden door haar volwassen kijk op de wereld, waardoor het verhaal van Cedar een volwassen karakter krijgt. Er zijn geen grote onvolkomenheden, maar Cedar is toch duidelijk een product van een volwassen schrijver, die terugkijkt op haar jeugd. Vandaar dat Murray het boek ook Het bijna ware verhaal… heeft genoemd. Het is overduidelijk dat Murray een deel van haar eigen jeugd probeert te beschrijven in haar debuutroman, waarbij ze als volwassene haar jeugd aan het romantiseren is.

Balans

Cedar’s leven bestaat uit vragen, zoals het iedere tiener betaamt. Aan het eind van het boek komt haar broer weer opdagen en krijgt ze eindelijk antwoord op de prangende vragen die Cedar al jaren in haar hoofd heeft zitten over de dood van haar vader. Eind goed, al goed, zoals het een jeugdboek betaamt. Een jeugdboek heeft nu eenmaal als nadeel dat het voorspelbaar is, zeker als je het als volwassene leest. Maar ondanks het nostalgische en cliché-matige defect dat het kinderboek vertoont, is er duidelijk veel warmte in het verhaal, een gevoel van goede jeugdherinneringen.
Het is een verhaal over het vinden van balans in je leven, een verhaal over volwassen worden temidden van een multiculturele samenleving en het verstevigen van de band tussen familieleden. ä is een luchtig kinderboek waar vooral niet te zwaar aan getild moet worden. Cedar mag dan soms een beetje te volwassen overkomen en soms met haar hoofd in de wolken lopen, maar het is toch vertederend om de dagdromende Cedar á la Lana Monroe opkomt als Shirley Bassey waarbij ze volledig zelfverzekerd Walk on By begint te zingen, hoe dat ook mag klinken.

Boeken / Fictie

Als een voorhamer

recensie: In duizend stukjes

Wanneer James Frey de ontwenningskliniek binnenkomt, is hij verslaafd aan cocaïne, crack, pillen, acid, paddo’s, speed, benzine, lijm en alcohol. Hij gebruikt zo veel hij kan, zo vaak hij kan. Vlak voor zijn opname is hij van een brandtrap gevallen en zijn voortanden zijn afgebroken, zijn wangen gescheurd en zijn neus gebroken. James Frey is van de binnen- en buitenkant een wrak, op sterven na dood. Maar hij moet afkicken en leven.

~

Zo begint In duizend stukjes (A Million Little Pieces), het boek van de Amerikaan James Frey. Frey is 33 wordt in Amerika gezien als een van de meest succesvolle auteurs van dit moment (samen met bijvoorbeeld Dave Eggers). Dit boek, In duizend stukjes, wordt over een tijdje verfilmd door Gus van Sant, met in de hoofdrollen wellicht Brad Pitt en Jennifer Aniston. Is dit boek, dat je een beschrijving van een ontwenningskuur kunt noemen, ware het niet dat je dan een aantal punten miste, alle ophef waard?

Zenuwen

Op ruim een derde van het boek is daar nog niets definitiefs over te zeggen, maar er zijn al wel wat voorzichtige aannames te maken. In duizend stukjes kenmerkt zich door een opvallende schrijfstijl: Frey schrijft korte zinnen die hij vaak herhaalt, alsof het mantra’s zijn. Verder schrijft hij in elke zin woorden met hoofdletters, waardoor je in het begin het idee hebt dat de ik-figuur alles om hem heen groot en belangrijk vindt. Dit begint op een gegeven moment op je zenuwen te werken, maar het idee erachter is goed. Frey schetst de dwanggedachten van een verslaafde niet alleen in het verhaal, maar ook in de stijl.

Ik heb het boek nog niet uit, maar uiteindelijk zal James afkicken, daar ben ik nu, op bladzijde 132, van overtuigd. Hoe hij dat zal doen en hoe lang dat zal duren is nog onduidelijk, maar vast staat dat de ik-figuur vooral lijdzaam afwacht en intussen zijn vrienden en mede-afkickers observeert. Zijn eigen gedachten lijken hem niet zoveel te interesseren, zijn verslaving is het enige belangrijke deel aan zichzelf. Nu hij geen verdovende middelen krijgt zoekt hij andere manieren om te ‘scoren’, en hij doet pogingen met chocolade, koffie, sigaretten en vooral heel veel eten.

Tandarts

Het verhaal is niet echt spannend te noemen, maar het is wel een aangrijpend relaas. Wat je ook van verslaafden vindt, wanneer James een wortelkanaalbehandeling moet ondergaan bij de tandarts leef je met hem mee. Vooral omdat hij, als afkickende verslaafde, geen enkele vorm van verdoving krijgt.

De boor is weer aan en hij boort door het stukje voortand links. Hij gaat door een dunner, kwetsbaarder stuk bot, dus hij gaat snel. Hij slingert het gruis weg. Zodra hij binnendringt, schiet er een stroomstoot door me heen die iets anders, iets heel anders, iets oneindig veel ergers is dan pijn. Alles wordt wit en ik krijg geen adem. Ik pers mijn ogen dicht en ik pers de tanden die ik nog heb op elkaar en ik denk dat mijn kaken breken en ik knijp mijn handen dicht en ik druk mijn vingernagels door het harde rubber van de tennisballen en mijn nagels scheuren en mijn nagels breken en bij mijn vingernagels bloedt het al en ik krom mijn tenen dat doet godvergeten zeer en ik span mijn beenspieren dat doet godvergeten zeer en mijn bovenlijf spant zich en het voelt of mijn buikspieren het gaan begeven […].

Ik zal dit boek nog uit lezen, maar op dinsdagavond 9 december is auteur James Frey in Nederland voor een lezing. Ik zou hem al wel een paar vragen willen stellen.
Los van de vraag of het een autobiografisch verhaal is, zou ik graag willen weten wat hij met zijn boek wil bereiken. Wil hij een afschrikwekkend voorbeeld geven van een verslaving? Denkt hij dat dit de beste manier is?

Moraal

Wat mij zo tegen de borst stuit bij maatschappelijk verantwoorde literatuur is de overduidelijke moraal die er in dit soort boeken ligt. Begin er niet aan, is de boodschap, al wordt die gelukkig nergens expliciet vermeld. Subtiel is zijn boek allerminst, en ik vraag me af of de inhoud voor Frey niet veel belangrijker is dan de literaire vorm waar hij zijn verhaal in heeft gegoten. Natuurlijk heeft hij een bijzondere schrijfstijl die inderdaad overeenkomt met de idee van zijn verhaal, maar echt literair kan ik het vooralsnog niet noemen. De korte zinnen bieden weinig ruimte voor echt rake observaties en het fragmentarische lijkt me iets te bestudeerd. De personages van In duizend stukjes zijn prachtige karakters, maar wel behoorlijk stereotiepe vaderfiguren, nurkse zusters en pesterige mede-verslaafden.

Frey’s verhaal komt aan als een voorhamer, maar is dat wel de juiste manier om de boodschap tot de lezer door te laten dringen? Is wat meer subtiliteit niet veel beter, ook voor de kwaliteit van verhaal en vorm?
Deze, en andere vragen, leveren waarschijnlijk een interessante discussie met Frey op. Zijn lezing vindt plaats op 9 december om 20u in De Rode Hoed, Keizersgracht 102 in Amsterdam. Kaarten voor studenten kosten € 7,50, andere bezoekers betalen € 12,50.

Muziek / Album

Even Fishtanken

recensie: In the Fishtank 10

~

Het heeft lang geduurd, maar eindelijk is het er gekomen. Na succesvolle sessies van onder andere bands als Tortoise, Low, en Sonic Youth was het de beurt aan Motorpsycho om een zogeheten Fishtank-sessie op te nemen voor ’s Neerlands grootste platenmaatschappij De Konkurrent. Voor deze speciale sessie verleenden de mensen van Jaga Jazzist Horns hun assistentie. Of was het nou andersom? Het resultaat mag er in ieder geval zijn, vijfenveertig minuten muziek verdeelt over vijf nummers die de luisteraar doen smullen.

Wie vorig jaar Motorpsycho op de festivals van de lage landen zag spelen, zag ook dat de band zich regelmatig liet bijstaan door Jaga Jazzist, die andere geweldige formatie uit Noorwegen. Er waren vaak veel mensen op het podium en samen jamden ze er op los alsof het een lieve lust was. Na een aantal goed bevallen optredens werden de jamsessies aan het einde van het vorige festivalseizoen nog eens in een studio overgedaan.

What came out is a stunning cocktail of Stax Soul, John Coltrane and obviously, Pharaoh Sanders.

Wie op een rustige zondagmiddag alle platen van Motorpsycho naast elkaar zou leggen heeft de muziekgeschiedenis van de twintigste eeuw in één oogopslag op een rij. De leden van Motorpsycho zijn meesters in het afleggen van een parcours dat alle hoeken van de muziekwereld beslaat, maar ze weten daar steevast een eigen interpretatie aan te geven. Per plaat weet Motorpsycho volledig anders te klinken. In het jaar dat het schitterende countrygetinte album The Tussler opnieuw werd uitgebracht, verschijnt Motorpsycho wederom anders dan voorheen.

Een perfecte combinatie

~

Zogezegd worden er vijf nummers gespeeld en één van die nummers is een jazzy bewerking van het nummer Pills, Powders and Passion Plays dat ook terug te vinden is op het geroemde album Angels and Deamons at Play. De rest van de plaat is allemaal nieuw en is deels geschreven door de blazerssectie van Jaga Jazzist en deels door de mensen van Motorpsycho. In een paar nummers wordt er gezongen, maar over het algemeen zijn de nummers instrumentaal.

~

Nummer één zet de toon van de plaat en voor je er erg in hebt ben je alweer bij het laatste nummer, nummer vijf. Dit nummer, met de titel Tristano, vergt veel geduld van de luisteraar, maar als het eenmaal op gang is, dan is het ook het wachten waard geweest. In het ruim twintig minuten durende Tristano doen de muzikanten op plaat wat je anders tijdens optredens van ze gewend bent. De inventiviteit van beide bands zorgt voor een briljante combinatie van veel trompetten en lekkere, fijne jazzy grooves. De luisteraar laat zich vrijwillig blinddoeken om zich met volle overgave langs landschappen van geluid te laten leiden. Ik zou zeggen: never change a winning team.

Links:

www.jagajazzist.com
http://motorpsycho.fix.no/
www.konkurrent.nl

Film / Films

Uit als een nachtkaars

recensie: Revolutions is iets beter dan deel 2, maar dat kon ook gauw

Een jaar of twee geleden dook er op internet opeens een alternatieve versie op van The Phantom Menace, de eerste episode in de Star Wars-sage. Een handige jongen was zo ontevreden over de beruchte prequel dat hij met behulp van een dvd en wat montagesoftware een nieuwe versie maakte, waarin het politieke geneuzel tot een minimum werd gereduceerd en het grootste deel van de scènes met de irritante Jar Jar werden geschrapt. Het resultaat was een verbluffend coherente film, die wereldwijd de nodige opschudding veroorzaakte. Het wachten is nu op een snelle jongen die de schaar zet in de laatste twee Matrix-films.

~

The Matrix Revolutions begint enige uren na het einde van voorganger Reloaded, zonder enige samenvatting van die film. Neo (Keanu Reeves) lijkt in coma te liggen, maar bevindt zich ondertussen in een klinisch wit metrostation dat een verbinding vormt tussen de Matrix en de echte wereld. Als hij weer bijkomt, hoort hij dat het nog maar een paar uur zal duren voor Zion, het laatste bolwerk van de mensen, vernietigd zal worden door de meedogenloze Machines. Zal Neo de mensen redden? Zal Zion standhouden? Is Revolutions een even saaie en pretentieuze draak als Reloaded?

Stoplappen

~

Voor het eerst sinds de originele film kun je je tijdens het zien van Revolutions andere dingen afvragen dan “Wanneer is dit gezeik eindelijk afgelopen?”, zoals bij deel twee het geval was. De actiescènes doen er weer toe, en fungeren niet meer alleen als peperdure stoplappen. De aanval van de Machines op Zion is bij tijden zelfs echt spannend en bevat enkele prachtige beelden. Desalniettemin duurt het wel minstens een uur vol nodeloos pseudo-filosofische dialogen voor het eindelijk zo ver is. In hun debuut Bound en de originele Matrix lieten de Wachowski’s zien dat ze meesters waren in het visueel vertellen van een verhaal. In de twee vervolgdelen geven ze de voorkeur aan het woord, en dat is bij deze films een doodzonde.

Karige ontwikkelingen

Gelukkig kun je tijdens de spannende stukken in Revolutions weer meeleven met de personages, al is het maar een beetje. Je voelt je als bioscoopbezoeker echter goed op je tenen getrapt als je merkt dat veel van de karige ontwikkelingen uit Reloaded (er zijn meerdere versies van de Matrix geweest, en ook verlossers als Neo hebben eerder geprobeerd de mensen te redden van de ondergang), in Revolutions niet meer ter zake lijken te doen. Natuurlijk redt Neo de mensheid, maar was daarvoor echt dat vreselijke tweede deel nodig geweest?

Remastered

Het grootste raadsel uit de hele Matrix-sage is dan ook hoe de Wachowski’s de studio hebben overtuigd van het feit dat ze voor hun magere vervolgverhaal twee films nodig hadden in plaats van één. Twee films betekent meer werk, maar ook een dubbel salaris. De makers van deze films zijn daarom de enige winnaars van deze ronde. Maar dat kan veranderen: ik daag hierbij alle Matrix-fans met Adobe Premiere of Final Cut Pro uit een coherent verhaal te smeden van de beide laatste Matrix-films. Sloop alle overbodige dialogen eruit en kort de actiescènes in met veertig procent. The Matrix Remastered is het enige echte vervolg op het klassieke eerste deel. Wie durft?

Muziek / Album

Van punk naar allemansmuziek

recensie: Streetcore

Er zijn heel goede musici die niet zo heel erg belangrijk zijn. Elvis Costello is een goed voorbeeld: fantastische artiest, maar een wereld zonder Elvis Costello ziet er niet zo gek veel anders uit dan eentje mét. Van Joe Strummer kun je precies het tegenovergestelde beweren. Dat Strummer en The Clash eind jaren zeventig samen met andere punkbands de populaire muziek een beslissende draai om de oren hebben gegeven zal niemand bestrijden.

~

Maar zoals zoveel punkartiesten raakte ook Strummer na het uitdoven van de punkvlam en het ontbinden van The Clash in een diep gat. De wereld zat net zo min op Strummer te wachten als op die andere punkgrootheid, Sid Vicious. Maar waar Vicious de gemakkelijke uitweg koos besloot Strummer zichzelf opnieuw uit te vinden met The Mescaleros, een band die op een onmiskenbaar Clash-achtige manier veel verder kijkt dan het punk-genre.

Dat leidde tot twee platen en wisselend succes, hoewel Global a Go-Go wel degelijk bewees dat zo’n aanpak geslaagd kon zijn – met een mix van ska, punk en verschillende vormen van wereldmuziek. Streetcore is nummer drie, opgenomen vlak voordat Strummer op 22 december vorig jaar volledig onverwacht het loodje legde.

Op Streetcore wilden Strummer en The Mescaleros een wat toegankelijker geluid laten horen, maar geef mij Global a Go-Go maar. Waar die plaat The Mescaleros nog een smoel gaf, probeert Streetcore wat te veel een allemansvriend te zijn: een beetje Clash, een Reggae-cover (Redemption Song nota bene), iets voor de Blur-crowd, etcetera. Het maakt allemaal een twijfelende en zeker geen verrassende indruk – je krijgt de indruk dat Strummer er zo nog wel vijftig had kunnen maken als hij niet zo vroeg zou zijn overleden.

~

Dat wil niet zeggen dat er geen variatie in Streetcore aanwezig is, maar vaak heeft dat meer van een pastiche dan van een origineel idee: dat geldt voor Arms Aloft (Strummer op zijn Britpopst) maar ook voor het Midnight Oil-achtige Burnin’ Streets of het Pogues-nummer Silver & Gold.
Een deel van het probleem ligt er ook in dat Strummers stemgeluid niet gevarieerd en genuanceerd genoeg is om tien nummers de aandacht vast te houden (iets dat op platen als Sandinista! ook nogal duidelijk zijn kop opsteekt). Iets meer inspiratie had dat misschien nog een beetje goed kunnen maken, maar dat wordt ons jammer genoeg niet gegeven.

Een onverwacht hoogtepunt op de plaat is tegelijkertijd het minst Strummeriaanse nummer van allemaal maar daarom (?) wellicht het meest interessante. In Midnight Jam blikt Strummer terug op de toernee met de groep die hij net achter de rug heeft, een beetje zoals Jackson Browne in Nothing but Time). Beginnend met de voor Clash-liefhebbers bekende zin ‘London calling’, werken de Mescaleros een instrumentaal nummer af op een manier die nog het meest weg heeft van een loungende Johnny Marr. Maar het gebruik van gitaren en citaten van een nu sprekende Strummer werken buitengewoon goed, temeer daar de voorspelbaarheid die de meeste van de overige nummers kenmerkt hier ontbreekt. Als ik dan toch een vaarwel aan Joe Strummer wil noemen, dan dit maar.

Streetcore is zeker geen slechte plaat: er wordt vakkundig gemusiceerd en de productie is eersteklas, Strummer probeert – zij het beperkt – zijn grenzen te verleggen en is zich duidelijk bewust van zijn tijd. Maar onwillekeurig kom je terug op die ene vraag: zou ik ook maar de geringste interesse in deze plaat hebben gehad als hij *niet* door Joe Strummer, maar door een verder anonieme Brit was gemaakt? Het antwoord op die vraag valt bij Streetcore in het nadeel van Joe Strummer uit.

Boeken / Fictie

Spelletjes op de plee

recensie: Toiletten

.

~

De titel van de roman van Niels ’t Hooft doet niet meteen een breuk vermoeden met schrijvers als Giphart. Toiletten heeft een fel roze voorkant, die pijn doet aan de ogen en er staan twee poppetjes op in ondergoed. Maar dan de inhoud. Toiletten is een liefdesgeschiedenis, geschreven als een soort memoires. Studente Loes en de ik-figuur kennen elkaar een paar dagen wanneer ze gaan samenwonen op een kleine verdieping met twee wc’s. Loes is een idealist en schrijft, terwijl de ik-figuur computerspelletjes speelt op zijn Super Nintendo. Het lijkt nooit meer te eindigen en dit is voor altijd. Totdat er irritaties ontstaan, Loes hem begint te negeren en na ongeveer een maand woont de ik-persoon weer bij zijn ouders.

De roman is geschreven vanuit de ik-persoon als een soort verhaal voor Loes. Het ge-ik en ge-jij wordt erg consequent door gezet. Dit werkt soms wat op de zenuwen, want de varatie is ver te zoeken wanneer opnieuw een gedachte of een citaat van de hoofdpersoon wordt ingeleid met ‘ik bedacht me’ of ‘ik zei:’. Omdat de hoofdpersoon het liefst alles wil onthouden of opschrijven, zijn de gedachten soms wel wat oninteressant. Voor hem is het een dierbare herrinnering, dat de koelkastdeur de tafel net niet raakt als deze helemaal openstaat, maar voor de lezer is het dat niet. De zinnen zijn kort en de observaties zijn soms wat kinderlijk. Het grappige gegeven van de twee wc’s die later twee fronten worden, is mager uitgewerkt.

De opscheplepel oogde ouderwets. Het rook naar gesmolten kaas in het huis van de mevrouw van benenden. Er waren kleedjes en andere frutsels,precies zoals ik had verwacht, maar geen foto’s van kleinkinderen.In een glazen stolpstond een gekunsteld elfje en boven de tv hing Jezus. Hij was kleiner dan de Jezus in de kerk.

~

Niels ’t Hooft schrijft veel over videogames en speelt ze en in Toiletten kun je ook wel kenmerken vinden van computerspelletjes. De fantasieën van de hoofdpersoon zijn vaak afgeleid van computerspellen en ook de opbouw van de roman doet aan een computerspel denken. Er zijn verschillende scenes, levels, die elkaar in sneltreinvaart afwisselen en niet altijd op een logische manier met elkaar verbonden zijn, maar die allemaal deel uitmaken van het overkoepelende verhaal of het computerspel.

Het boek is, zoals ik al opmerkte, geschreven als verzameling memoires. Het is een persoonlijk document. Hoewel sommige gedachtes of belevenissen niet nieuw lijken voor de lezer, zijn ze dat wel voor de hoofdpersoon. Voor hem zijn deze uniek, het is zijn liefdesgeschiedenis en hij heeft die zo compleet mogelijk willen weergeven, met de soms knullige observaties of voor de handliggende of quasi-filosofische gedachtes. Dat maakt de hoofdpersoon wel vertederend. Een wereldvreemde jonge man, die ineens met een mens in aanraking komt.

Een jonge schrijver zorgt ook voor vragen. Is dit boek echt goed? Is er een breuk met voorgangers? Dit maakt misschien dat je een roman te veel wilt toedichten. Met Toiletten heeft Niels ’t Hooft een leuk boek geschreven. Er zitten wel wat puntige zinnen in, de situatie is grappig. En het computerthema maakt het ook nog modern. De schrijftstijl spreekt me alleen niet zo aan en voor een dunne roman als dit is dat nog geen probleem, maar als deze observerende toon van korte zinnen een hele roman gaat vullen, zal de aandacht zeker van het verhaal worden afgeleid. Hierbij spreek ik dan ook de hoop uit dat dit niet een nieuwe schrijftrend is voor de jonge schrijvers.

Link:

Controllerboy – het weblog van Niels ’t Hooft

Theater / Voorstelling

Psychologische thriller voor het hele gezin

recensie: Het bewijs

Met een fles champagne in haar hand en in een groen shirt zit ze daar op de veranda van haar ouderlijk huis. Ze is jarig, maar blij kan ze er niet van worden. Ze denkt na over het leven, over haar vader die ze pas heeft verloren en waar ze niet los van komt. Zij, de 27-jarige actrice Carice van Houten, is de held van deze psychologische familie-thriller Het Bewijs (Proof).

~

Het hele toneelstuk draait om Catherine (Carice van Houten), de 25-jarige dochter van een wiskundeprofessor die ooit geniaal was. Ze heeft een nauwe band met haar vader en lijkt erg op hem. Niet alleen zijn fascinatie voor cijfers heef ze geërfd, ook zijn persoonlijkheid en angsten. De dood van haar vader doet veel stof opwaaien. Oudere zus Claire komt over om de erfenis te regelen en zich met het leven van Catherine te bemoeien. En Harold, een favoriete student van haar vader, komt in de boeken snuffelen in de hoop een uniek wiskundig bewijs te vinden. Als dat bewijs gevonden wordt, is het alleen de vraag of dat geniale stuk wel afkomstig is van Catherines vader.

Carice van Houten krijgt, na bijrollen in Hedda Gabler en Een Meeuw, eindelijk de kans om te laten zien wat ze daadwerkelijk in haar mars heeft. Deze eerste dragende toneelrol is haar buitengewoon goed op het lijf geschreven. Ze huilt, ze lacht, ze schreeuwt, ze is bang, ze is cynisch en ze zet zich af. Ze trekt de kar prima in haar eentje. De scènes die ze met haar vader (Jules Hamel) speelt zijn mooi en gevoelig. De andere rollen stellen niet veel voor; zijn bijzaak. De zus (Sandra Mattie) en de student (Joost Claes) zijn jammer genoeg te vet aangezet, waardoor het natuurlijke dat Van Houten in zich heeft bijna teniet wordt gedaan. Bijna, want wegcijferen kunnen de andere spelers haar niet.

~

En dan het verhaal: het heeft niet veel om het lijf. In zeven chronologische scènes, onderbroken door twee flashbacks, wordt het verhaal verteld op het simpele decor: de veranda van het huis. Het verhaal komt langzaam op gang en werkt pas kort voor de pauze toe naar het Bewijs, waar het hele stuk om draait. Het verhaal an sich klopt, maar de uitwerking had zoveel beter gekund. Je mist nog wat diepgang, wat meer psychologische elementen. Je kunt zelf nog genoeg vragen bedenken waar je geen antwoord op hebt gekregen in het stuk. Op zich hoeft dat ook niet, want je kan het stuk slikken zoals het is, maar er zit gewoon veel meer in dan dat er is uitgekomen. Zonde dat Amerikaanse schrijver David Auburn dat zelf niet heeft ingezien.

Proof (Het bewijs) werd in New York twee jaar lang onafgebroken gespeeld en was het daarmee het langst lopende toneelstuk op Broadway in twintig jaar. Het stuk heeft al een aantal prijzen (Tony Awards, Pullitzer Prize) in de wacht gesleept. Dat wil niet altijd meteen zeggen dat het een geweldig stuk is. Integendeel. Toch is Het bewijs, ondanks het dunne verhaal, de moeite waard om gezien te worden. En dat is te danken aan – een kei in het weergeven van emoties – Carice van Houten.

Het Bewijs toert tot en met 8 februari 2004 door Nederland.
Voor meer informatie: www.toneel.nl

Muziek / Album

Een lange herfst

recensie: Audiotransparent

Het illustere Living Room Records moet handenwrijvend hebben toegekeken toen Audiotransparent een aantal maanden geleden bij hun tekende. Fier moet het hebben staan kijken hoe de band het voorprogramma van de Tindersticks in de Oosterpoort en in 013 verzorgde. Trots moet het zijn geweest toen de band bij de VPRO-radio te gast was. Verrukt moet het zijn geweest toen de band in Simplon het debuut aan eigen publiek presenteerde. Een klein label komt met Audiotransparent groots naar buiten.

~

Audiotransparent is een uitvloeisel van jaren samenspel van een aantal jongens uit Assen en het maakt al tijden deel uit van de bruisende underground in Groningen. Het sterke aan deze scene is de diversiteit in het geluid en de internationale klank ervan. Hoogstaande muziek, waarbij je niet meteen kunt zeggen welke band er met kop en schouders bovenuit steekt. Audiotransparent is misschien wel het meest ingetogen van allen. Het klinkt integer, melancholisch, desolaat, maar vooral mooi. Audiotransparent heeft de triestheid van een herfstachtige dag. Referenties als Low, Timesbold en Madrugada schieten door mijn hoofd en ik plaats ze in het schitterende rijtje van Lullaby for the Working Class en Windsor for the Derby.

Omdat Audiotransparent het nummer Your God had aangedragen voor de sampler But You Don’t Really Care For Music, Do You? van Living Room Records, was de basis van de samenwerking gelegd. Met behulp van Your God speelde Audiotransparent zich behoorlijk in de kijker bij muziekminnend Nederland. Het optreden op de afgelopen editie van Eurosonic en een plekje op de enerverende Silent Minority sampler zou je kunnen zien als resultaten daarvan. Living Room Records besloot Audiotransparent een ‘home’ voor deze ‘hometapers’ te bieden.

Klagend en vragend

~

Your God is ook op de cd van Audiotransparent gezet. Het is het laatste nummer en is een eruptie van de spanning die tijdens de plaat wordt opgebouwd. En die spanning begint al bij de opener Turn Over. In dit nummer wordt de toon van de plaat meteen gezet. Droevig, klagend en vragend wordt er gezongen over verloren liefde. Zanger Wouter Touw, die de wanhoop soms nabij lijkt te zijn, klinkt overtuigend. Na de intrigerende opener weet de band de spanning echter vast te houden. Al gaat dit niet zonder problemen. De spanning ondervindt hinder van het nummer Nothing All Around. Door een dissonante samenzang met Chantal Acda in het refrein wordt deels de overtuiging onderuit geschoffeld. Maar ondanks dit euvel wordt de luisteraar er snel weer bij getrokken en wordt er, zonder verdere storingen, richting de climax gewerkt.

Audiotransparent is erin geslaagd een boeiende, maar vooral een enerverende plaat aan de luisteraar te tonen. De songs zitten pienter in elkaar en de band heeft vooral geen moeite de luisteraar kippenvel te bezorgen. Wie nu nog durft te beweren dat Groningse popunderground op sterven na dood is, heeft het mis. Audiotransparent is niet voor het grote publiek. Het is een band om te koesteren. Het wordt een lange herfst.

Link:

www.audiotransparent.com

Muziek / Album

Goin’ down South

recensie: Love Unbolts The Dark

Een politiewagen achtervolgt een rode sportwagen met een Confederacy-vlag erop. De rode wagen springt over een diepe afgrond en landt wonderwel op haar wielen aan de overkant. De politiewagen niet. Die belandt roemloos in de greppel. Het is al de derde wagen. Gelukkig kruipen de twee inzittenden ongedeerd uit de auto. Een corpulente man gekleed in een wit pak scheldt de bestuurder uit: ‘You have got the IQ of a water melon and seeds for brains!’. Sheriff Rosco P. Coltrane laat het over zich heenkomen: ‘Th..Th..Those damn Duke-boys!!’.

~

Dit beeld laat me maar niet met rust bij het beluisteren van het derde album van de Immortal Lee County Killers II genaamd Love Unbolts The Dark. Het is een terugkerend tafereel uit de (jeugd)serie The Dukes of Hazzard. Chetley ‘El Cheetah’ Weise en J.R.R. The Tokien One, de twee Killers, lijken rechtstreeks afkomstig uit de groep schurken rond Boss Hogg. Op jacht de broertjes Duke, Daisy en Uncle Jesse een hak te zetten.

Dit is niet zo heel erg vreemd. De ILCK II (de ‘II’ staat er omdat er bij het eerste album nog een andere drummer achter de kit zat) zijn afkomstig uit Auburn, Lee County, Alabama. Men identificeert zich sterk met de staten down South:

‘Which are solely responsible for soul music, blues, rock’n’roll, Martin Luther King Jr., William Faulkner and more tragedy and jubilation than any people deserves.’

Fucked up Blues

~

En Rock’n’Roll/Rhythm’n’Blues is wat ILCK II brengen. Waren de eerste twee albums, The Essential Fucked Up Blues en Love is a Charm of Powerful Trouble, nog home recordings, het nieuwe album brengt zes studio opnamen en zes live-opnames.

De ILCK II gebruikten ook voor het eerst een producer voor hun opnames. Dit doet echter niets af aan de heerlijk sleazy klinkende r’n’r/bluesnummers. Dit verbaast weinig als je weet dat producer Lynn ‘Doc’ Bridges eerder achter de knoppen zat bij de Quadrajets, Hellacopters en Tim Kerr. Blues from the Delta dus, covers en eigen materiaal. Maar allemaal rock’n’roll zoals die wat mij betreft is bedoeld.

Slechte grappen

De band draagt haar steentje bij in het groeiende leger tweepersoonsformaties. De man die zijn ziel heeft verkocht aan de duivel heet ‘El Cheetah’, en is verantwoordelijk voor gitaar en zang, J.R.R. The Tokien One voor de drums. En voor slechte grappen, zo bleek een jaar terug bij het concert van ILCK II in Vera, Groningen. De Killers hadden nogal veel materiaalpech en tijdens het herhaaldelijke oponthoud begon J.R.R. moppen te tappen, in een manmoedige poging wat merchandise te verkopen.

(Met zijn Dukes of Hazzard accent):
“When I look in the audience tonight, I see a whole lot of handsome people. But let me tell you this: you’d be looking a rootin’ tootin’ lot better in one of those Immortal Lee County Killers t-shirts you can get overthere.”

Waarmee hij binnen de kortste keren de lachers op zijn hand kreeg. Love Unbolts the Dark bevat een live-opname van dat concert in Vera genaamd Never Get Out of These Blues Alive, plus twee opnames van hun John Peel-sessie. Het album eindigt met een live-versie van Skip James’ klassieker Devil Got My Woman, nog gebruikt in de film Ghost World, op de vinyl blues-verzamelaar die Steve Buscemi aan Thora Birch verkoopt. Bij dit laatste nummer ben ikzelf allang om; zowel live als op plaat een aanrader. We better stamp our feet and light a match for this music, goddammit!

Link:

http://www.leecountykillers.com/

Film / Achtergrond
special: Pixar Animation Studios

Het onwaarschijnlijke levensecht gemaakt

Een kleine bureaulamp, Luxo Jr. genaamd, speelt met een klein balletje tot de bal lek gaat. Het bureaulampje duikt ineen van verdriet. En net als de grote bureaulamp denkt dat Luxo Jr. nu wel rustig zal blijven staan, vindt de kleine een bal die wel tien keer zo groot is.

~

~

Het leek onwaarschijnlijk dat een koud en rationeel apparaat een warm en emotioneel filmpje kon maken, maar het lukte de maker van het beroemde filmpje Luxo Jr. John Lasseter in 1986. Met deze en een andere eerder gemaakte digitale vingeroefening, namelijk The Adventures of Andre and Wally B. (1984) liet Lasseter zien wat de mogelijkheden van computers waren en dat het mogelijk was leven uit een computer te halen.

Bureaulamp

De bureaulamp kennen we nu als het introductielogo van Pixar Studios, een animatiebedrijf dat het maken van volledig computergeanimeerde films inmiddels tot een kunst heeft verheven. Wat ooit begon als een technologietak van LucasFilm in 1979 is uitgegroeid tot een van de meest vooraanstaande animatiebedrijven, dat zich kan meten met de grootsten.

Toen het voormalig hoofd en oprichter van Apple Computers Steve Jobs samen met John Lasseter in 1986 de technologieafdeling van LucasFilm kocht, gokte hij erop dat specialisatie in computertechnologie en animatie hem rijk zou maken. Hij gokte goed. Pixar Studios zou de oude manier van animatiefilms maken, namelijk het intensieve handmatig tekenen, verdrijven van zijn monopoliepositie. De handgetekende animatietekeningen zouden plaatsmaken voor volledig door computers gemaakte animaties, waardoor Disney-klassiekers als Snow White and the Seven Dwarfs (1937) eindelijk eens achter in de kast belanden, waar ze tot in de eeuwigheid stof kunnen verzamelen.

Toy Story

~

Na een aantal jaren kleine filmpjes, te weten Red’s Dream (1987), Tin Toy (1988) en Knickknack (1989), en reclames te hebben gemaakt, lanceerde Pixar in 1995 in samenwerking met Disney zijn eerste lange film Toy Story. De 3D-animatiefilm ontketende een ware revolutie op het gebied van computeranimatie. Of het nu voor volledig geanimeerde films of voor goede special effects was, een beetje filmstudio moest een goede computeranimatieafdeling hebben om zich te kunnen meten met zijn concurrenten. De Woodies en de Buzz Lightyears – “To Infinity and Beyond!” – waren niet meer aan te slepen. De animatietechnieken deden Pixar in een klap in de top van de lijst van animatiebedrijven belanden.

Stil zitten

Sinds die tijd heeft Pixar niet stil gezeten. In samenwerking met Disney is het vermogen tot het produceren van kaskrakers onverminderd gebleven,. Achtereenvolgens werden A Bug’s Life (1998), Toy Story 2 (1999) en Monsters, Inc. (2001) grote kaskrakers. Ook op het gebied van de korte film blijft Pixar actief.

Als eerste is er het door critici gelauwerde Geri’s Game (1997), die samen met de grote kaskrakers Pixar tot animatiegigant bombardeerde. Geri’s Game is een prachtige korte film over een oude man en zijn schaakwedstrijd met zichzelf. Twee jaar daarvoor waren Woody en Buz nog gladde poppen. Een oud gezicht, oude handen en verfrommelde kleding laten zien dat Pixar het animeren van huid en kleding goed onder de knie heeft.

~

De andere korte animatiefilm is For the Birds (2000). Dit filmpje laat een aantal kleine vogeltjes op een electriciteitskabel zien, die een grote vogel niet in hun gezelschap willen hebben. De grote vogel wil vriendjes zijn met de kleine vogels en landt in hun midden. Doordat de vogel zwaar is, buigt de kabel door. De grote vogel laat los en de kleine vogeltjes worden als raketten aan de kabel gelanceerd. In deze animatiefilm is het de animators gelukt digitale veren te creeëren die de echte situatie proberen na te bootsen.

Toekomst

Pixar is nog lang niet uitgeanimeerd met titels als Finding Nemo (2003), The Incredibles (2004) en Cars (2005?). De Amerikaanse kaskraker Finding Nemo komt over twee weken, op 27 november, in Nederland uit. Het is een komische animatiefilm over de avonturen van de kleine clownvis Nemo en zijn vader. Volgend jaar oktober verschijnt The Incredibles, waarin ingezakte superhelden gedwongen worden hun oude beroep weer op te pakken om de wereld te redden. Cars moet een film worden over auto’s die hun kicks krijgen op de bekende Amerikaanse Route 66.

Alle films van Disney/Pixar hebben een sterke moraal, waar je je mateloos aan zou kunnen irriteren. Maar het gaat helemaal niet om de moraal. Die kennen we nu zo onderhand wel: wees lief en aardig voor elkaar, heb respect voor elkaar, en nog meer van dat soort softe gebazel. Wat belangrijk is, is de groep mensen die voor Pixar bezig zijn met de animaties. Het is toch geweldig om te zien hoe het Pixar lukt om toch iedere keer weer een lui-achterover-op-de-bank animatiefilm voor het hele gezin te produceren, die alle records breekt. En de strijd tussen de verschillende filmmaatschappijen is een lust voor het oog, vooral omdat deze op het filmscherm wordt uitgevochten.

Links

Voor meer informatie over de verschillende films van Pixar neem je een kijkje op hun website.