Film / Films

Spanning wint het van de realiteit

recensie: Stille nacht

Natuurlijk is het onverstandig, dat weet je zelf ook wel. Maar ach, je bent op de fiets en het is maar een klein stukje door dat donkere park. En wat is de kans nu helemaal dat juist op dit moment een verkrachter ergens staat te wachten? Daar is het toch veel te koud voor? Toch trap je maar even stevig door.

~

Welke vrouw is er nou nooit alleen naar huis gefietst, terwijl moeders waarschuwingen en beangstigende krantenberichten door haar hoofd flitsten? Het is deze oerangst waar regisseuse Ineke Houtman (Polleke, Madelief) met Stille Nacht op inspeelt. In een van de eerste scènes haalt een studente buiten de kroeg rustig haar fiets van het slot. Met een voet tikt ze de dynamo tegen het wiel en slaat ze het fietspad door het bos in. Ver weg feesten haar studiegenootjes verder. Het meisje slaat haar sjaal nog eens om haar nek. De muziek, de duisternis tussen de bomen: alles schreeuwt dat dit mis zal gaan. De vraag is alleen wanneer en hoe.

Elke man is een dader

~

Houtman en scenarioschrijver Frank Ketelaar baseerden hun thriller losjes op de zaak van de serieverkrachter in Utrecht. De combinatie van herkenbaarheid, realisme en een uitstekende spanningsopbouw maakt de eerste helft van Stille Nacht heel beangstigend. Helaas weet de film dit niveau niet vast te houden. Na de zoveelste verkrachting besluiten vijf studentes zelf de dader op te sporen. Elke man is in hun ogen een potentiële dader. Deze Hollywood-achtige omslag staat in schril contrast met het eerdere realisme.

Stomverbaasd

Volgens veel critici is Houtmans eerste productie voor volwassenen een manonvriendelijke film. Toch komen ook de studentes er zelf – onbedoeld – ook niet goed van af. Het zijn eendimensionale types die volledig doorslaan in hun zoektocht. Natuurlijk kan dat, maar de manier waarop het gebeurt is ongeloofwaardig. Dat komt deels door de soms gekunstelde dialogen. Een van de studentes geeft haar ex-vriendje de volle laag als hij haar vraagt bij hem terug te komen. “Kom je alleen voor seks? Kunnen jullie alleen daaraan denken?” snauwt ze de stomverbaasde jongen in een soort monoloog toe.

Studentenleven

Ook in de omgeving van de studentes is logica ver te zoeken. Wie heeft er nu ooit een docent meegemaakt die een studente out-of-the-blue vraagt om naakt voor hem te poseren? Dat kost zo’n man toch gewoon zijn baan? En kent iemand een bibliothecaris van een universiteitsbibliotheek die kan onthouden welke vakken je volgt? Ik zal eerlijk zijn: misschien zou ik het bij een Hollywoodfilm wel pikken. Het Nederlandse studentenleven en mijn leeftijdsgenoten ken ik alleen te goed om te zien dat er dingen niet kloppen. Zowel de spanning als het realisme en de herkenbaarheid zijn verdwenen.

Die ene klik

Gelukkig zijn er genoeg momenten waarin die aspecten wel aanwezig zijn. De verkrachtingsscènes, de aanloop ernaar toe, het douchen erna, de flashbacks achteraf: in de sterkste momenten van de film wordt amper gesproken en winnen menselijke emoties het van de dialoog. Wat bijvoorbeeld blijft hangen is het beeld van het verkrachte meisje dat obsessief in alle winkels in de stad zoekt naar de riem met die ene klik die ze die avond hoorde. Hopeloos natuurlijk. Uit de tientallen riemen kiest ze willekeurig. Haar ogen gesloten, haar handen glijden over de gesp. Open en dicht. Even is er alleen de regie van Houtman, de camera en het spel van de actrice. Beklemmend, hartverscheurend en realistisch tegelijkertijd.

Boeken / Fictie

‘Een gedicht dat groter is dan past’

recensie: Nachoem M. Wijnberg - Eerst dit dan dat

Sinds zijn debuut in 1989 heeft Nachoem Wijnberg het patent op een geheel eigen stijl die vrijwel zonder precedenten is. Hij heeft er een indrukwekkend oeuvre mee opgebouwd dat bestaat uit acht dichtbundels, drie romans en een bloemlezing. Eerst dit dan dat wordt daar nu aan toegevoegd: een bijzondere maar ook moeilijke dichtbundel.

~

In Eerst dit dan dat zijn de verwijzingen naar de Chinese cultuur ruim vertegenwoordigd (zoals eerder in de roman Landschapsseks en de dichtbundel De expeditie naar Cathay). De bundel staat vol met dichtregels, biografische ervaringen, en namen – vooral namen – van beroemde Chinese dichters (zoals Su Dongpo en Du Fu), die meestal ook nog een hoge ambtenaarspost bekleedden. Verder wordt er veel verwezen naar spirituele leiders, zoals de Japanse zenboeddhisten Dogen en Ryokan, de Perzische grondlegger van het Soefisme Roemi en de rondtrekkende derwisj Shams die hem inspireerde, de christelijke heilige Juan de la Cruz en tenslotte Jezus Christus zelf.

Geen mooie zinnen

Wijnberg situeert zich met dit scala aan verwijzingen zowel in de Chinese traditie van nuchtere feitelijkheid als in de mystieke traditie van eenvoud en onthouding. Twee tradities die bijzonder goed passen bij de stijl en toon van zijn poëzie. Het schrijven van mooie zinnen vermijdt hij bewust (‘liever ga ik dood dan dat ik mooi spreek’ dicht hij in de eerdere bundel Is het dan goed), aangezien zulke zinnen de aandacht teveel op zichzelf richten en zo afleiden van de betekenis.

Net als zijn Chinese voorgangers gebruikt Wijnberg in zijn poëzie vrijwel geen metaforen. Het slotgedicht Staan voor zinspeelt hierop. Het is de registratie van de wisselwerking tussen één en twee die in een oneindige cirkel zijn beland, zonder van elkaar te weten wie van hen nu de betekenis is. Uit het gedicht spreekt een zekere weerzin tegen metaforen die een mogelijke vluchtweg uit het gedicht vormen, doordat ze staan voor iets anders dan wat er geschreven staat. Daarom wordt er geponeerd:

Een, twee, wat kan niet staan voor wat anders
als wie het zegt goed genoeg is in wat hij doet

(mijn cursivering). Deze manier van spreken zorgt er voor dat de gedichten lastig te begrijpen zijn. De lezer, die naarstig naar symbolen speurt, wordt keihard teruggeworpen op de kale woorden.

Dit is dit

Dit betekent echter niet dat er in Wijnbergs poëzie geen sprake is van meerduidigheid. Twee op zichzelf volstrekt heldere zinsneden blijken, als ze direct na elkaar geplaatst worden, alsnog moeilijk te begrijpen. Veel gedichten doen qua opbouw wel denken aan dat beroemde syllogisme: alle mensen zijn sterfelijk, Socrates is een mens – dus Socrates is sterfelijk. Met dit grote verschil dat er in deze poëzie juist geen evident logische relatie bestaat tussen de verschillende beweringen. Zoals in het gedicht Dit is dit:

Iemand heeft dit is dit gezien.

Dit is dit laat zien wat niet te zien is als er niets om heen staat.

Iets is gebeurd
en iemand wil niet dat het hem gebeurd is.

Wat gebeurd is in de woorden die nodig zijn om stil te zijn.
Het is stil en daaromheen is dit niet dit.

Abstracte beweringen

Dit gedicht bestaat uit vijf abstracte beweringen die, omdat ze nu eenmaal achter elkaar staan, een betekenisgeheel gaan vormen. Dat betekent niet dat er net zo goed iets anders had kunnen staan: de zinnen beïnvloeden elkaar immers onvermijdelijk. Het duidt echter wel aan dat de lezer deze beweringen zelf – via al dan niet logische relaties – op elkaar moet betrekken.

In Dit is dit wordt er vanaf een afstand gekeken naar deze of gene die iets onaangenaams is overkomen, want hij heeft ‘dit is dit’ gezien. ‘Dit is dit’ is een nietszeggende uitspraak die in het gedicht gebruikt wordt om een kwelling aan te duiden die wel geïdentificeerd, maar niet benoemd kan worden. Deze kwelling komt voort uit een inzicht dat temidden van iets anders opeens gerijpt is en de wereld ogenblikkelijk op zijn kop heeft gezet. Iemand doet nu wanhopig een poging de zo ontstane chaos te bezweren.

Ballon

Eenzaamheid, stilte, angst en verlangen zijn thema’s die in deze bundel op onconventionele wijze aan de orde komen. Vaak gebeurt dit door ‘Een gedicht [te] maken dat groter is dan past’ waarvoor geldt ‘Als ik het niet groter kan maken is het af’. Dit doet mij sterk denken aan een ballon die tot maximale grootte wordt opgeblazen. Deze ballon vult de ruimte op ’tussen wat ik nu zie en wat ik zie / als ik stil ben.’ De ballon staat echter op knappen en elk moment kan de hel losbarsten.

Muziek / Album

Lang leve de liefde!

recensie: Ed Harcourt - Strangers

Klagen over het vreselijke herfstweer is dagelijks kost in Nederland. Het is koud, regenachtig en donker. Maar is dat eigenlijk wel zo rampzalig? Je steekt gewoon wat kaarsjes aan, haalt toastjes, brie en wijn tevoorschijn en om warm te worden kruip je lekker knus tegen elkaar aan. Romantiek ten voeten uit. Net als het nieuwe album Strangers van Ed Harcourt, het perfecte ingrediënt om een avondje ongegeneerd zwijmelen compleet te maken. Maar ook prima (drink-)muziek voor een gezellige avond met vrienden (Ed lust er namelijk zelf ook wel een) of een melancholische bui in je eentje. Zoals hij zelf zegt: “Listen to the songs when drunk, sober, happy or sad and they will make sense”.

~

Harcourt is gelukkig in de liefde en draagt daarom zijn album op aan zijn foxy lady. De ontmoeting met deze dame inspireerde hem tot het schrijven van bloedmooie liefdesliedjes, die vooral over de getting-to-know-you-fase gaan. De jonge Brit gelooft niet in het idee dat een artiest alleen kan schrijven wanneer de ziel gepijnigd wordt en de wanhoop nabij staat. “So condemn me for being happy! I write what I feel”. En dat is maar goed ook.

Vrolijk en verdrietig

Het geluid van Strangers is wat minder gladgestreken dan voorganger From Every Sphere, maar de simpele melodieën en prachtige teksten zijn behouden gebleven. Ergens tussen vrolijk en verdrietig ligt het gevoel van de muziek. Lieve kleine liedjes worden goed afgewisseld met bombastische en up-tempo nummers.

Niet alleen liefde

Het energieke The Storm Is Coming opent het album. Wat een heerlijk volle sound en dan die stem! Born In The ’70s houdt de vaart er lekker in, daarna wordt het tempo wat verlaagd. Tijd voor liefde, waarop dan ook een reeks liefdesliedjes volgt. Met name This One’s For You en Let Love Not Weigh Me Down springen er uit. Ook dood, geweld en oorlog zijn thema’s in Harcourts liedjes. The Music Box is één van de hoogtepunten op de cd. Het nummer vertelt het verhaal over een soldaat die zijn daden overpeinst als hij de verbrande resten van een pop en een muziekdoos vindt. Een ander hoogtepunt is The Trapdoor. Tijdens de opname van dit nummer keek Harcourt door het raam naar de vallende sneeuw en had het gevoel buiten zijn lichaam te treden. Dat is terug te horen in het dromerige geluid en het onheilspellende einde. Bijna als een mantra herhaalt hij “Keep your eyes open you deserve what you get”. Daar stolt mijn bloed nou van.

Hoewel de spanning tegen het einde van het album wel wat afneemt kan ik niet anders dan het de hemel in prijzen. Duizend maal dank aan de vrouw in het leven van Ed Harcourt die al dit moois bij hem losgemaakt heeft.

Muziek / Album

Zoektocht in Amsterdam

recensie: Paul Weller – Studio 150

Het nieuwe album van Paul Weller, Studio 150, is een bijzonder uitstapje voor een artiest met zo’n naam en faam als de “Modfather”. Het staat namelijk helemaal vol met covers van andere artiesten. Niet dat Weller niet eerder covers heeft opgenomen – op zowel de albums van The Jam als The Style Council als op (de singles van) zijn zes soloplaten die sinds de jaren 90 zijn verschenen werden diverse nummers van anderen opgenomen.

~

Op de in de Amsterdamse Studio 150 opgenomen cd (vandaar de naam) staan nummers die je niet meteen van Weller zou verwachten. “Ik besloot om songs te coveren die niet per se mijn favorieten zijn, maar die ik kon herinterpreteren, waar ik mee kon spelen en waar ik mijn eigen draai aan kon geven,” aldus Weller in het persbericht bij dit album. Dus geen nummers van The Kinks of The Beatles, want die zijn al perfect, maar meer soulachtige nummers en onbekender of vaker gecoverd werk uit de jaren zestig.

Mike’s Flowers Pops

Het resultaat van Wellers coverlust is echter nogal wisselend. De meeste nummers zijn verdienstelijk tot prettig in het gehoor liggende “dad-rock” omgebouwd (muziek die je vader ook leuk vindt), maar van een aantal songs had Weller af moeten blijven. Vooral de wat bekendere nummers klinken nogal corny en gelikt. Zoals Bob Dylans All Along The Watchtower, vooral bekend van Jimi Hendrix’ ongeëvenaarde versie. Een “soulvol” koortje en kneuterig orgeltje verpesten iets wat misschien nog wel wat had kunnen worden. Nog erger is de cover van Burt Bachararchs Close To You (bekend geworden door The Carpenters). Deze versie lijkt namelijk sprekend op de camp-parodie van het Oasis-nummer Wonderwall door Mike’s Flowers Pops, en is werkelijk tenenkrullend.

Wil de echte Paul Weller opstaan?

Gelukkig is niet alles ellende. Opener If I Could Be Sure en Hercules klinken als de nummers van Stanley Road, het best verkochte album van Weller, met een lekker vuige gitaar. Black Is The Colour, een traditional, is een ballad in de traditie van een nummer als You Do Something To Me, Wellers grootste solohit. The Bottle, de eerste single van het album, is een prima nummer, maar wel een beetje meer funky dan je van Weller gewend bent. Over Studio 150 wordt wel gezegd dat het is gemaakt omdat Weller een writer’s block zou hebben. Of dat zo is is maar de vraag, maar hij lijkt wel zoekende te zijn naar een nieuwe muzikale invalshoek, waarbij hij zo nu en dan flink de weg kwijt lijkt te zijn.

Jools Holland

De hele cd wordt wat overstemd door een overschot aan strijkers en blazers, waardoor het bij alle nummers lijkt of ze tijdens een opname van Jools Holland zijn opgenomen. Dat wordt nog versterkt doordat de koortjes vaak zijn gedaan door Carleen Anderson en Sam Brown, twee van de zangeressen waar Holland vaak mee werkt. Het oudere publiek van de BBC-huismuzikant zal deze cd van Weller zeker wel aan kunnen spreken, maar de echte fan zal toch de rauwere, gitaargerichte grootvader van de Britpop missen.

Muziek / Album

Uit het zwarte gat

recensie: Bernard Zweers' odes aan Nederland

Nederland kent één van ’s werelds beste symfonie-orkesten, maar met de componisten valt het bar tegen, lijkt het. In den beginne was er Sweelinck en daarna niet zo bar veel meer. Of toch wel? Als je de gebruikelijke blik op de Nederlandse muziekgeschiedenis bekijkt, valt er een lang, zwart gat tussen de oervader van de Nederlandse muziek, Jan Pieterszoon Sweelinck (ooit bekend als tronie op het briefje van vijfentwintig gulden) en moderne piep-en kraakbaksels zoals Louis Andriessen en Peter Schat.

Natuurlijk zijn er wel Nederlandse componisten geweest. Begin jaren negentig ontstond er in het spoor van de toenmalige Mahlermanie aandacht voor de negentiende-eeuwer Alphons Diepenbrock, een soort botsing van Rimski-Korsakov en Mahler, maar spijtig genoeg zonder de oorspronkelijkheid en demonische gekweldheid van de laatste. Dat deed weinig voor de belangstelling voor Nederlandse muziek in het algemeen en dat is jammer omdat er zo ontstellend veel moois is vergeten in de loop der jaren.

Romantiek

~

De laatste tijd is er weer gelukkig wat meer belangstelling voor Nederlandse symfonisten, vooral dankzij de inspanningen van een aantal kleinere, onafhankelijke labels. Chandos is al enige tijd bezig met het op de markt brengen van het werk van onder meer Cornelis Dopper en Johannes Verhulst en het kleine Zweedse label Sterling brengt nu een CD op de markt met een aantal werken van Bernard Zweers (1854-1924). Sterling is al een tijdlang bezig met het opnieuw leven inblazen van Romantisch repertoire en deze schijf is een dankbare aanvulling op de catalogus.

Middelmaat

Bij het beluisteren van het werk van Dopper en (in mindere mate) Verhulst wordt duidelijk waarom deze mensen zo snel werden vergeten; beide lukt het ze niet om boven de middelmaat uit te stijgen. Verrassingen blijven uit en hoewel conservatisme niet per se een probleem hoeft te zijn, ontbreekt het aan melodisch en harmonisch vermogen om echt een memorabel stuk te produceren. Ter vergelijking: Raff en Tsjaikovski waren ook geen nieuwlichters, maar hun gevoel voor melodie en structuur maakte alles goed.

Rembrandt

Net zoals Dopper gebruikte Zweers overwegend nationalistische thema’s. De ouverture Saskia werd geschreven voor een Rembrandt-tentoonstelling; de titel is de naam van Rembrandts echtgenote. De andere ‘filler’ op deze schijf bestaat uit muziek die Zweers schreef voor Vondels toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel. Zijn bekendste werk (de niet op deze CD aanwezige derde symfonie) heet dan ook niet voor niets Aan mijn vaderland. Maar Zweers stijgt op deze CD duidelijk boven het niveau van Verhulst en de zijnen uit. De symfonie begint met een Brahmsiaanse bravoure en verderop word je ook meer dan eens getroffen door overeenkomsten met het werk van Brahms en gelijkgestemden.

Oorspronkelijkheid

Zweers haalt Brahms’ niveau hier toch niet helemaal. Maar dat doet weinig af aan zijn grote oorspronkelijkheid, want hoewel hij strak vasthoudt aan het Brahmsiaanse schema, zijn zijn melodieën origineel genoeg om ze vast te slaan in je hoofd. De symfonie is daarbij veruit het meest interessante stuk, gevolgd door Gijsbrecht. De ouverture Saskia tiereliert vrolijk voor zich uit, maar mist een duidelijke focus. Gijsbrecht heeft de vertaling naar de suite-vorm goed doorstaan; wat overblijft is heel prettige, opgeruimde muziek die je eigenlijk niet met Vondels drama associeert (maar geldt hetzelfde niet voor Griegs Peer Gynt?). Zweers’ Tweede Symfonie daarentegen, is een in alle opzichten monumentale compositie waarin de componist het grote gebaar niet schuwt.

Onderspit

De drie stukken zijn met steeds ruim een decennium er tussen opgenomen en dat feit is duidelijk te horen op de CD. Vooral Saskia delft daarbij het technische onderspit; de opname uit 1973 is schel met heel weinig bas en tegelijkertijd af en toe erg dof – ik heb opnamen uit de Tweede Wereldoorlog gehoord die beter klonken. De in 2001 opgenomen symfonie klinkt onmetelijk veel beter: het is een heldere, transparante opname. Gijsbrecht ten slotte, ligt er een beetje tussenin maar je zou wat meer detail willen horen.

Toewijding

~

Die variabele kwaliteit is een serieus probleem; ik kan me voorstellen dat iemand bij het beluisteren van Saskia de hele CD links laat liggen en zo de symfonie mist. En dat zou echt zonde zijn, want het Nederlands Radio Symfonisch Orkest levert een heel behoorlijke prestatie onder leiding van de Poolse dirigent Antoni Wit. Met Wit, normaal gesproken actief voor Naxos, heeft Sterling iemand in huis gehaald die een natuurlijke affiniteit met dit repertoire bezit. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat iemand deze muziek met meer overtuiging brengt. Dat het NRSO soms enige moeite heeft om gelijke tred te houden met al die toewijding is duidelijk, maar echt problematisch wordt het nergens, afgezien van de paar gelegenheden dat de koperblazers het echt niet meer redden.

Iemand die serieus geïnteresseerd is in Nederlandse klassieke muziek kan ergere dingen doen dan de vijftien euro ophoesten die deze CD moet kosten. Daarmee steunt-ie dan tegelijk één van de meest interessante opnameprojecten van dit moment.

Film / Films

Anders dan andere romantische films

recensie: Before Sunset

In Before Sunrise (1995) leren Jesse en Celine elkaar kennen tijdens een treinreis van Boedapest naar Wenen. Een vonk slaat over, op slag zijn ze verliefd, maar ze zijn slechts één nacht samen. Daar blijft het bij. Nu is het negen jaar later en ontmoeten ze elkaar opnieuw in Before Sunset. Er is veel te bepraten, maar net als toen hebben ze ook nu weinig tijd.

~

De Amerikaan Jesse (Ethan Hawke) is in Parijs, de stad waar de Française Celine (Julie Delpy) woont, om zijn nieuwe boek te promoten. Hij schreef een roman over de gepassioneerde nacht die ze negen jaar eerder in Wenen beleefden. Na zijn signeersessie drinken Jesse en Celine koffie en slenteren door de straten en parken van Parijs, ondertussen pratend over wat er in die tijd gebeurde. En over wat ze al die jaren voor elkaar voelden.

Geloofwaardig

~

Het knappe van Before Sunset is dat regisseur Richard Linklater van de eerste tot de laatste minuut geloofwaardig weet te maken dat een ontmoeting als deze in werkelijkheid precies zo zou verlopen. Jesse en Celine schieten heen en weer tussen afkeer en extreme aantrekkingskracht tot elkaar. Ze flirten èn maken de ander verwijten. Maar bovenal voel je de afwachtendheid die ze als dertigers hebben gekregen. Jesse heeft kinderen en is keurig, maar niet gelukkig, getrouwd. Celine is in die negen jaar haar geloof in de liefde zo goed als verloren.

Liefdesstad

Linklater (Tape, Waking Life) laat zijn hoofdpersonen een constante dialoog voeren, zonder dat de camera ze een moment verlaat. Hij durft hen te filmen in – voor hedendaagse begrippen – lange shots, met veel close-ups. Van Parijs zelf krijgen we zodoende weinig te zien, maar dat was ook de bedoeling: het zou maar de aandacht afleiden van de oplopende spanningen tussen het stel. Parijs is in deze film sowieso niet de romantische liefdesstad die het in andere films zo vaak is geweest.

Autobiografisch

Als kijker zit je door het directe camerawerk dicht op de huid van Jesse en Celine. Het is onmogelijk aan hun conversatie te ontsnappen. Wat er gebeurt is op momenten echter zó intiem, dat je het idee krijgt dat het niet voor mensenogen bestemd is, terwijl je toch naar een film zit te kijken. De afstand die dit schept, wordt echter overbrugd door de voortreffelijk acterende hoofdrolspelers Hawke en Delpy, die in hun dialogen autobiografische elementen verwerkten.

Waarom niet zoenen?

Een ander effect van de vorm is dat het de spanning verhoogt. De bijna anderhalf uur die de film duurt is ook ongeveer de tijd die Jesse en Celine hebben om elkaar in de armen te vallen òf te verlaten. Dit idee van ‘real time’ jaagt niet alleen de hoofdpersonen, maar ook ons op. Waarom kunnen ze niet gewoon even weer twintigers zijn en niet al hun keuzes zo overwogen maken? Waarom zoenen ze elkaar niet gewoon?

Gewaagd

Before Sunset is een romantische film, maar dan wel eentje die in alles een tegenhanger is van wat we van een film in dat genre gewend zijn. Het gewaagde – open – einde vormt daarvan het ultieme bewijs.

Muziek / Achtergrond
special: Andre Hazes 1951-2004

Nederland verliest nationale knuffelbeer

.

~

Hazes wordt op 30 juni 1951 geboren in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Hij groeit op in een familie met vier broers en een zus in Amsterdam. Zijn jeugd is moeilijk, maar hij ontdekt als snel de muziek als uitlaatklep. Als hij een concert van Muddy Waters en B.B. King ziet raakt hij verslingerd aan de blues. Zijn echte doorbraak wordt ingeluid door Johnny Kraaykamp (senior) die Hazes op Bevrijdingsdag 1959 hoort zingen op de Albert Cuyp in Amsterdam. Andre staat daar te zingen om een cadeau te verdienen voor zijn moeder. Toch is de tijd nog niet rijp voor een echte doorbraak (hoewel Hazes wel op televisie komt in AVRO’s Weekendshow). De vader van Hazes ziet het allemaal nog niet echt zitten. Hazes gaat niet lang daarna uit huis en heeft letterlijk tientallen baantjes. Uiteindelijk wordt hij in 1976 barkeeper café De Krommert. Daar krijgt hij al snel de koosnaam De zingende barkeeper.

De doorbraak

~

Als in 1977 het nummer Eenzame kerst van Hazes in drie weken tijd 70.000 exemplaren verkoopt is de definitieve doorbraak een feit. Het lied was eigenlijk bedoeld voor Willy Alberti, maar deze zanger wilde dat Hazes het lied zelf zou opnemen. Toch heeft geen enkele van zijn 65 singles ooit de nummer 1-positie in de hitlijst bereikt. Wel stond het album Gewoon Andre in 1982 al op 1 in de Album Top 100. In 2003 was Andre Hazes voor het laatste op het podium te zien. Hij vierde toen zijn zilveren jubileum in de Amsterdam ArenA.

Minder vrolijke kant

Kenmerkend voor het werk van Hazes was dat hij over het algemeen de teksten van zijn nummers zelf schreef, met het Prisma rijmwoordenboek in de hand. Zijn nummers zijn dan vaak ook doorspekt van de ellende die hij in zijn leven meegemaakt heeft. Drie scheidingen en lichamelijke problemen, zoals suikerziekte, zijn al jaren voeding voor een grote hoeveelheid tranentrekkers. In 1999 kwam Hazes groot in het nieuws dankzij de film Zij gelooft in mij van John Appel. Hazes zelf was niet zo gelukkig over deze film, waarin ruim aandacht is voor de minder vrolijke kant van de volkszanger. Zo wordt er in beeld gebracht hoe een concert in Benidorm voor Nederlandse toeristen flopt. In plaats van de verwachte 20.000 toeschouwers komen er slechts 800 opdagen.

Doe Maar

~

Hazes weet de harten van Nederland ook te stelen door regelmatig voor het Nederlands elftal op te treden. Zo kan iedere voetbalfan de klassiekers Wij houden van Oranje en Heb u lief mijn Nederland letterlijk meezingen. Maar los daarvan zullen er niet veel Nederlanders zijn die klassiekers als Kleine Jongen en De Vlieger niet kennen. Toch weigert Hazes in 2000 een Edison voor zijn gehele oeuvre, omdat hij tweede keus blijkt te zijn. Doe Maar zou de prijs eigenlijk krijgen, maar weigerde op te treden tijdens de uitreiking. Paul de Leeuw verklaarde zich solidair met Hazes en trad ook niet op tijdens het gala.

Imagebuilders

Dit beschouwende is mij in één klap duidelijk waarom Nederland Andre Hazes massaal herdenkt. Bedenk maar eens tot in welk detail wij alles over zijn gevoelsleven weten. Hazes was een man die niet doodgeslagen was door mediatraining of imagebuilders. Hij was een man die door schade en schande rijk geworden is en Nederland daarvan mee heeft laten genieten. Helaas is die schade hem nu uiteindelijk te veel geworden, maar nog decennia zul je in Nederlandse kroegen De vlieger blijven horen. En voor hen die hier nog niet genoeg aan hebben zal de film Zij gelooft in mij de komende tijd weer in de bioscoop gaan draaien.

Film / Films

Blind maar virtuoos

recensie: Zatoichi

In Japan is de blinde masseur en gokker Zatoichi geen onbekende. Het personage is gebaseerd op de romans van Kan Shimozawa (1892-1968) en heeft gestalte gekregen in maar liefst in 26 films. Telkens gespeeld door Shintaro Katsu, een soort John Wayne van de Japanse cinema, die in 1997 overleed. Takeshi Kitano heeft met Zatoichi een eigenzinnige remake van deze films gemaakt, met hemzelf in de titelrol.

~

De aanzet voor de remake was afkomstig van Chieko Saito, een steenrijke dame van 70+ die een persoonlijke vriend was van Shintaro Katsu en Kitano het meest geschikt achtte voor een hommage aan deze legendarische acteur. Dat deze veronderstelling niet geheel onterecht is geweest, bewijzen de vele prijzen (waaronder in Cannes de Zilveren Leeuw voor de beste regisseur) die de film onderhand heeft gewonnen.

Een blinde masseur

~

Op een dag arriveert er een blinde masseur en gokker in een dorpje dat verscheurd wordt door de oorlog tussen de bende van Ginzo, die aan de inwoners schandalig hoge protectiegelden vraagt, en een aantal rivaliserende bendes. Diezelfde dag komt er ook een ronin (een dolende samoerai) met zijn door tuberculose geplaagde vrouw in het dorp aan. Deze superieure samoerai gaat in dienst bij Ginzo en schakelt een groot gedeelte van diens vijanden uit. Ondertussen zijn er ook twee mysterieuze geisha’s neergestreken die hitsige mannen van hun geld beroven en erop uit zijn hun vermoorde ouders te wreken. Al deze personages raken betrokken bij de bloederige oorlog van Ginzo, die uiteindelijk zelf ook maar een knechtje blijkt te zijn. De hoofdrol is weggelegd voor de blinde maar virtuoze zwaardvechter Zatoichi die bar weinig last heeft van morele scrupules.

Humor en speelsheid

Alhoewel Zatoichi zelf geen samoerai is (hij voldoet overduidelijk niet aan de traditionele kenmerken van een samoerai, zoals daar zijn: twee zwaarden op de heup, traditionele kleding, en een samoeraiknoop in het haar), kan de film wel tot het genre van de samoeraifilm gerekend worden. Dit genre valt uiteen in de jidai-geki (tijdperk-drama) waarin het vooral draait om politieke intriges, en de chanbara (zwaardgevecht-film) waarin de actie centraal staat. Zatoichi behoort tot de laatste soort. Ondanks dat is het niet zozeer de actie als wel de humor en speelsheid die deze film de moeite meer dan waard maken.

Knipogen

~

Kitano is in Japan vooral bekend geworden met het komische duo Two Beat dat hij samen met zijn vriend Kaneko Kiyoshi in de jaren 70 vormde. Hij gebruikt nog steeds zijn artiestennaam uit die tijd: Beat Takeshi. Kitano blijft volgens eigen zeggen in eerste plaats een komiek. Dit is in de film goed terug te vinden. Zo zien we een gezette en halfnaakte dwaas die schreeuwend met een speer in de hand rondjes rond het huis rent, daarbij dromend van een toekomst als een groot samoerai. Een van de vele knipogen van Kitano, waarmee hij duidelijk maakt dat we zijn samoeraihelden niet al te serieus moeten nemen.

Ritme

Opvallend is de belangrijke rol die ritme in Zatoichi speelt. Kitano, die eerder vaak werkte met de componist Joe Hisaishi, heeft voor deze film gekozen voor Keiichi Suzuki die flexibeler en goedkoper zou zijn. Dit is een goede zet gebleken, want Suzuki’s ritmische arrangementen voegen een geheel nieuwe dimensie aan de beelden toe. Als vanzelf versmelt zijn muziek de ene keer met de vallende regen, dan weer met het gehamer van timmerlieden, en op weer een ander moment met het gespetter van boeren in de modder. Samen met de traditionele dans door een van de geisha’s monden de ritmische scènes aan het einde van de film uit in een verbluffend tapdansnummer (gechoreografeerd door The Stripes) waar alle personages nogmaals te zien zijn, behalve dan Zatoichi, die nog wat af heeft te handelen.

Extra’s

De dvd-versie van Zatoichi bevat een aparte bonusdisc met enkele interessante extra’s. In een interview met Louis Danvers legt Kitano bijvoorbeeld uit hoe hij zichzelf via een stand-in geregisseerd heeft. Hij vertelt verder hoe het is om met gesloten ogen te spelen, en licht toe waarom humor en ritme zo’n belangrijke rol in de film spelen. In een masterclass, eigenlijk ook een soort interview, gaat Kitano in op de plaats van de Japanse film en komt hij te spreken over het vermeende feit dat hij zo’n control freak is.

Het team

Niet alleen de regisseur komt aan het woord. In het zeer boeiende Interviews with the team vertellen de schermleraar, de stand-in, de kostuummaakster en nog enkele andere mensen die essentieel waren voor de totstandkoming van de film, wat hun werk precies inhield. De Making of is helaas een beetje langdradig, maar dat is dan ook het enige smetje op deze verder uitstekende bonusdisc.

Kunst / Expo binnenland

Het registreren van een taboe

recensie: Marrie Bot - Geliefden: Timeless Love

Als er op het moment één tentoonstelling in Nederland veel stof doet opwaaien, dan is het wel de fototentoonstelling Geliefden van de Rotterdamse fotografe Marrie Bot. Het thema verklaart in dit geval alles: ouderen en seksualiteit. We branden ons er liever niet de vingers aan.

Tea (63) en Jan (63), © Marrie Bot

Aanleiding voor de tentoonstelling in het Fotomuseum in Den Haag is een onderzoek dat Marrie Bot deed naar de beeldvorming rond ouderen en erotiek. Zelf verklaart ze hierover in het voorwoord van de tentoonstellingscatalogus: “In 1990 speelde ik met de gedachte het onderwerp zelf te gaan fotograferen… Ondertussen zette ik mijn zoektocht voort. Misschien heb ik niet goed gezocht, maar veel vond ik niet. De afbeeldingen die ik vond geven vaak een verwrongen beeld van het oud zijn.” De gehanteerde terminologie impliceert dat er volgens Bot een ander beeld is dat niet wordt getoond: het ware beeld. Bij haar onderzoek stelde de fotografe zich de vraag waarom er een taboe rust op ouderen (mensen tussen de 50 en 85) en seksualiteit. Het antwoord blijft ze de lezer schuldig, terwijl het eigenlijk toch zo voor de hand ligt: de lichamelijke aftakeling gaat vaak gepaard met spataders, cellulitis, pigmentvlekken en de welbekende blubberbuik en maakt ons in die zin pijnlijk bewust van onze sterfelijkheid. Maar meer nog is het een psychologische kwestie, een kwestie van opvoeding en cultuur. Ooit een Grieks beeld gezien van een oudere vrouw met een wandelstok? Precies.

Corrie (82) en Jan (71), © Marrie Bot

Het aantal kleurenfoto’s dat in het Fotomuseum is te zien is beperkt, ongeveer dertig. De ruimtes zijn klein (standaard tentoonstellingsvorm) en bij navraag blijkt dat de expositie slechts bereikbaar is via het GEM (Museum voor Actuele Kunst). Keurig weggestopt, geheel in overeenstemming met het taboe. Uitgangspunt bij de foto’s is dat de paren een harmonieuze relatie hebben en nog steeds plezier beleven aan erotiek, gebaseerd op liefde en genegenheid (in de huiselijke context). Wie zoekt zal vinden. Maar is het zo dat je daaruit kunt afleiden dat ouderen nog een actief liefdesleven hebben? Nee, natuurlijk niet. Je kunt er alleen uit afleiden dat niet iedere bejaarde zijn tijd vult met Scrabble en GTST.

Bloemetjesdekbedden

Hoe expliciet durft Bot te zijn? (“Enerverend was het wel, want zou ik me niet generen bij de confrontatie met hun intieme leven? Dat viel reuze mee.”) Hoe ver durfden de geselecteerde tien paren te gaan? Bij de foto waarop is te zien hoe Liesbeth Cor pijpt, heb ik de neiging om mijn hoofd af te wenden. Hoera, het taboe bestaat! Volgende vraag is wat precies de invloed was van de fotocamera. Is het beeld dat ons wordt voorgehouden geënsceneerd? In zekere zin wel (door de aanwezigheid van een camera gaan mensen zich bewust of onbewust anders gedragen). Je kunt je daarbij wel afvragen in hoeverre de foto’s representatief zijn en in hoeverre de afbeeldingen helpen het taboe bespreekbaar te maken (als dat al het doel is).
Gelukkig blijft er nog genoeg te lachen over. Zo toveren de vele bloemetjesdekbedden een onbedaarlijke glimlach op mijn gezicht. Nederlanders en erotiek, praat me er niet van.

Down to earth

Liesbeth (76) en Cor (70), © Marrie Bot

Marrie Bot kiest vaker menselijke thema’s waarop een taboe rust. Eerder onderzocht de fotografe uitvaarten van mensen van verschillende bevolkingsgroepen en geloofsrichtingen in Nederland. Op de website van Noorderlicht 1999 kunnen we lezen: “Bot woonde vanaf 1990 ruim honderd uitvaarten bij en legde de rituelen vast bij rooms-katholieke, protestantse, joodse en niet-kerkelijke Nederlanders. Ze bracht daarbij zowel de traditionele aspecten als de recent ontstane gebruiken in beeld. Daarnaast fotografeerde ze de rituelen rond de dodenbezorging van de in Nederland wonende Creolen, Kaapverdianen en Chinezen, Pakistanen, Iraniërs en Surinaams-Javaanse moslims en Surinaamse Hindoes.”

Grote bekendheid geniet ze door haar boeken Miserere (1984), Bezwaard bestaan (1988) en Een laatste groet (1998). In 1989 ontving ze de Maria Austriaprijs (tweejaarlijkse Amsterdamse fotografieprijs), het jaar erop de Heineken Kunstprijs (tweejaarlijks toegekend aan een kunstenaar die woont en werkzaam is in Nederland). De link met collega-fotograaf Bert Sissingh (waarvan tot 1 november 2004 een tentoonstelling is te zien in de Kunsthal, Rotterdam) is snel gelegd. Ook Sissingh, eveneens afkomstig uit Rotterdam, gebruikt de huiselijke context en de alledaagse handeling als basis voor zijn fotografie. Samen zijn ze het levende bewijs waarom Rotterdamse kunst vaak wordt bestempeld als ‘down to earth’.

Geliefden van Marrie Bot is nog tot en met 14 november te zien in het Fotomuseum in Den Haag. Op 10 oktober verzorgen Marrie Bot en Cri Stellweg (schrijfster/columniste) om 12.00 uur een lezing in de lounge van het Fotomuseum. De lezing is gratis toegankelijk, voor de tentoonstelling geldt entreeheffing. Reserveren: 070-3381149 (Linn van Vliet).

Muziek / Achtergrond
special: John Frusciante

Speels op zoek naar de grenzen van de muziek

Gitarist zijn van de Red Hot Chili Peppers is blijkbaar geen full-time job. Of is, waarschijnlijker, niet bevredigend genoeg. In ieder geval niet voor John Frusciante, de geniale gek die zo productief is bij de Peppers. Frusciante heeft de drang om dingen te maken, om creativiteit te grijpen als het zich aandoet. Als je in een wereldband speelt zoals de Peppers dan neem je een plaat op, hoor je er tijden niet meer van terwijl het album wordt gemasterd, er zitten allerlei vingers aan zitten en pas dan, maanden en maanden later, ligt het album in de winkels. Voor Frusciante is dit niet genoeg.

~

Veel van de oude platen die Frusciante waardeert (onder andere van de Butthole Surfers, Velvet Undergroud en Van der Graaf Generator) zijn in kort tijdbestek opgenomen, iets wat tegenwoordig steeds minder voorkomt. Frusciante nam na het Peppers-album By The Way en zijn derde soloalbum en “big production” Shadows Collide With People even gas terug en speelde met vrienden nieuwe liedjes. De klik bleek snel gemaakt, de creativiteit nam een vlucht en voor ze er erg in hadden was er genoeg materiaal voor een album. Dit alles speelde in het voorjaar van 2004 en het bleek dat er in zes maanden tijd materiaal was voor zes albums die dan ook allemaal, ongeveer één per maand, worden uitgebracht.

Muziekindustrie

~

Frusciante heeft een gecompliceerde verhouding met de wereld van de platenindustrie. Dat bleek al in 1992 toen hij – midden in een tournee, op het hoogtepunt van het succes van de Peppers – uit de band stapte. Hij kwam terug met zijn eerste soloplaat Niandra LaDes and Usually Just a T-Shirt. Regelmatig klonk de gitaar vals en Frusciante krijste het eruit. Toen de VPRO hem kort daarop opzocht bleek hij hevig aan de heroïne te zijn. In 1997 bracht hij Smile From The Streets You Hold uit, op Rick Rubins piepkleine label Birdman. Dit album is nog meer doordrenkt van opiaten en Frusciante heeft – zoals hij later heeft toegegeven – dit album alleen uitgebracht om wat geld te verdienen.

Nadat hij is afgekickt en wederom is opgenomen bij de Peppers brengt hij To Record Only Water For Ten Days uit. Het is zijn eerste album los van verdovende middelen en dat maakt het meteen een stuk transparanter. Hoewel de zang nog steeds een beetje pijn doet is de communis opinio dat het hier een geweldig album betreft.

Eigen Weg

~

Het duurde eventjes, maar daar was dit voorjaar ineens de opvolger van To Record: Shadows Collide with People. Om deze plaat kan toch echt niemand meer heen. Waar veel mensen een beetje Peppers-moe worden is dit het bewijs dat Frusciante veel meer in zijn mars heeft en dat hij zich in de Peppers vooral beperkt. Frusciante wilde met dit album nu eens afrekenen met de kritieken op zijn oudere werk dat het gefreak, ontluisterbaar en fucked-up is. Hij trekt alle registers open, huurt een legerje mensen in en vraagt diverse gastmuzikanten om mee te spelen. Oftewel; hij maakt een “grote productie”. Op dit album klinkt alles zoals hij het in eerste instantie in zijn hoofd had. Door de studio tot in de kleinste hoekjes te gebruiken en de juiste mensen achter de knoppen te zetten zijn alle vergissingen weggepoetst. Zoals gezegd mag het resultaat er absoluut wezen, maar Frusciante heeft naar eigen zeggen vooral iets geleerd: juist fouten kunnen een album interessant maken. Hij keert zich af van het idee van perfectie en verwelkomt de imperfectie en het onbedoelde. Zodoende werkt hij sneller en grijpt hij de creatieve momenten wanneer die zich aandoen.

Toevalligheid

Eigenlijk speelt toevalligheid een grote rol in deze hele onderneming. De eerste plaat van de zesdelige serie, The Will To Death, was de vrucht van de samenwerking met vriend Josh Klinghoffer, die op bijna alle albums van de serie partner in crime is. Het loslaten van de overgeorganiseerdheid heeft geleid tot een erg spannend album dat ook 8WEEKLY niet is ontgaan. Toen nog moesten we concluderen dat het een prachtig album was maar dat het de vraag bleef of Frusciante genoeg diversiteit heeft om zes platen te maken die niet allemaal op elkaar gaan lijken. Na The Will To Death zijn er alweer twee albums verschenen: één onder de naam Ataxia, Automatic Writing, en één onder eigen naam; DC EP. Een mooi moment dus om te kijken hoe Frusciante ervoor staat.

Ataxia

~

Frusciante speelde een paar (kleine) optredens met Josh Klinghoffer en voor een aantal vroegen ze Fugazi-bassist Joe Lally om mee te spelen. Dit bleek zo’n chemie op te leveren dat ze zich gedwongen zagen een paar nummers te schrijven. Het drietal was dermate overtuigd van de kwaliteit van hun eigen werk dat ze besloten het uit te brengen onder de naam Ataxia. Dit album is meer dan The Will to Death verassend in die zin dat het iets geheel anders is dan het oeuvre van Frusciante. De credits voor de vijf (lange) nummers gaan naar alle drie de muziekanten dus moeten we het idee van een soloplaat laten varen. Frusciante cijfert zichzelf op dit album zelfs vrij veel weg en laat ruimte voor de losse drums van multi-instrumentalist Klinghoffer en vooral de repeterende groovy bas van Lally. Frusciante beperkt zich tot scheuren en beuken met de gitaar om dan ineens zachtjes noten uit de snaren te halen. Het levert een extatisch geheel op. De opener Dust doet precies dit en laat de luisteraar na acht en een halve minuut verbijsterd achter. Het eropvolgende Another begint ingetogen met een losse drum. Dan valt de bas erin die zoals nu blijkt een prominente rol speelt. Frusciante beperkt zich tot het produceren van bliepjes en klinkt nogal desolaat. Another is wat toegankelijker dan de opener, die erg zwaar en overdonderend is. Maar na anderhalve minuut worden de vocalen door de synthesizer getrokken en beginnen een hallucinerend effect aan te nemen, versterkt door de onbegrijpelijke tekst. Het is alsof je naar een baby luistert. De gitaar begint af en toe te janken alsof het hier stadionrock betreft om even snel weer terug te keren naar subtiel gepriegel.

Het meer dan tien minuten durende Addition zet de tendens van stadionrock door, compleet met Hammond-orgel-achtige geluiden. Sowieso is het hele album doordrenkt met geluidjes uit de synthesizer en worden de instrumenten vervormd, behandeld en mishandeld. Addition ragt maar door zonder veel te veranderen en misschien dat op dit nummer het extatische een tikje doorslaat. Maar dat wordt dan weer gecompenseerd door het schitterende Montreal (gezongen door Lally). Dit nummer heeft een intense melancholie over zich. De bas is de basis; simpel, langzaam en repeterend. De drum is losjes en afwisselend en de gitaar snel en freaky, een beetje zoals op het Peppers-nummer Emmit Remmus. “Going to Montreal. Never had a clue. No I never had a clue.” Dan wordt het stiller en stiller en eindigt het album met de feedback van de gitaar.

DC EP

~

Van Frusciante weet je dat je veel kunt verwachten. Op alle albums (hier alleen even de cleane) staat wel een prachtig nummer dat meteen al ontroert. Op Shadows was dat Song to Sing When I’m Lonely, op The Will to Death een stuk of vier liedjes en op To Record Away & Anywhere en Fallout. Zulke pareltjes hoef je op het album van Ataxia niet te verwachten. Hier staat het experiment en de jam voorop in lange, uitgesponnen stukken. De collaborateurs van Ataxia geven improvisatie weer tanden en kloten. Van Ataxia mogen we nog een plaat verwachten. De helft van het materiaal is op Automatic Writing verzameld, de andere helft zal eind van het jaar uitkomen. Ondertussen krijgen we weer Frusciante solo voor de kiezen. Ditmaal een EP opgenomen in Washington DC. Vier nummers, vijftien minuten.

Frusciante heeft het album opgenomen in de studio waar ook Fugazi vaak werkt en de drums worden op deze EP bespeeld door technicus Jerry Busher. De vier nummers op deze plaat zijn geheel anders dan op de voorgangers. Eerder zocht hij op zijn albums altijd het experiment, door rare geluiden, aparte structuren of juist stilte – zoals op het nummer The Will to Death, dat zo intens is dat je er stil van wordt. Met DC EP heeft Frusciante een (bijna) normaal album gemaakt dat over is voor je er erg in hebt. Voor het eerst levert Frusciante een plaat af waarbij ik het niet heel erg vind als iemand er even doorheen praat. Het mag maar heel even, maar toch. Om de één of andere reden doet het album me denken aan Neil Youngs On The Beach. Voor het eerst sinds lange tijd gebruikt Frusciante geen synthesizers. Dat is de sfeer van dit album, het is lekker eerlijk, vertrouwd en zondagmiddagachtig. En dan op een goede manier. Het lijkt erop dat Frusciante nu eens een paar normale liedjes wilde schrijven en dat is hem gelukt. We hoeven gelukkig niet lang te wachten op de volgende langspeler van Frusciante.