Muziek / Album

Richard Cameron is goed terug

recensie: Richard Cameron - Back

Hij was één van de twee vruchten uit de muziekboom en jarenlang de muzikale wederhelft van Gerry Arling. Nu heeft Richard Cameron zijn eerste liefde, ofwel de gitaar, op zolder teruggevonden en heeft daarmee Back afgeleverd. Een singer/songwriterplaat van de excentriekeling die in het buitenland net wat meer potjes kan breken dan in zijn eigen Nederland. Een tweede poging om als troubadour de aandacht te trekken, maar deze keer zullen de mensen hun oren wel open zetten. De jaren van ervaring vullen Back behoorlijk op.

~

Dat het tourbus-drama van een aantal jaren geleden goed is afgelopen, kun je constateren aan de feiten: Mr. & Mrs. Cameron draaien op Lowlands, het nevenproject Terrorgruppe Schwarzenraben wint zieltjes bij de vleet en Mr. Cameron komt met zijn solo-plaat. De popprijswinnaar kan en mag nog niet stoppen en aan die feiten te zien lijkt het erop dat Cameron los is. En voor Back heeft hij alles uit de kast gehaald. En niet alleen zijn gitaar. Naast Gerry Arling, Achim Treu en Warner Poland moet namelijk ook de helft van de band Das Pop de muzikale ideeën van de man vertolken. Dat alles maakt het een speciale en volle minstrelenplaat.

De bard met het volle geluid

Back heeft de eerste slag al gewonnen met de uiterst sterke gelijknamige opener. In dit nummer wordt al aangegeven dat Cameron wel een bard wil zijn, maar zich niet aan die definitie wil houden, want een het geluid neemt Beta Band-achtige proporties aan. In Better All The Time worden de klassieke vrolijke zinnen uit de popmuziek, te weten ‘Good day sunshine’, ‘It’s getting better all the time’ en ‘Just a perfect day’, samengesmeed tot een nummer dat waarschijnlijk de huidige gemoedstoestand van Cameron aangeeft. De koortjes op Come On Let’s Go laten de invloeden van The Beach Boys of The Thrills duidelijk om de hoek kijken. Longest One Way Street is mooi en schitterend gearrangeerd. Maar het absolute hoogtepunt – vanwege de juiste spanning, het mooie timbre en de Roger Whittakeriaanse fluitsolo – kan worden toegeschreven aan het rijke Let It Go.

Hoogte- versus dieptepunten

Toch kent de plaat ook wel mindere punten. Bijvoorbeeld het tenenkrommende Are You Sad?, alwaar Cameron zonder enige vorm van poëzie zijn vrouw de liefde verklaart. Wat overigens eerst tenenkrommend lijkt, wordt zelfs mooi na het nog meer tenenkrommende en slecht Duits gezongen Ich lieb dich sehr. Ook het kerstliedje Winter is een om in de open haard te slingeren, want de gedachte met grote glimmende Coca Cola-vrachtauto’s kan niet uit het hoofd worden verbannen. Toch hangt Back zonder te meten over naar de kant van een hele fijne langspeler. Eén om vaak op te zetten en één waarbij het hart minder koud zal worden.

Kunst / Expo binnenland

Diep respect voor Jos de Gruyter

recensie: Keerpunt: Keuze uit het aankoopbeleid van W. Jos de Gruyter 1955-1963

Daar waar het Stedelijk Museum de blik momenteel richt op icoon Willem Sandberg, eert het Groninger Museum tot en met 13 maart 2005 een van zijn belangrijkste naoorlogse directeuren, W. Jos de Gruyter (1899-1973). Een aanleiding is er ook: in 2005 is het namelijk precies vijftig jaar geleden dat De Gruyter als directeur van het Groninger Museum (1955-1963) werd aangesteld. Bovendien verschijnt in november van dit jaar zijn autobiografie Bewust leven. Lees over een man met een visie.

W. Jos de Gruyter

Jos De Gruyter komt voort uit de wereld van de kunstkritiek. In de jaren 20 en 30 was hij als redacteur werkzaam voor uiteenlopende magazines als De Nieuwe Gids, De Stem, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift en Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur. Hij publiceerde boeken als De Europese schilderkunst na 1850, Van Daumier tot Steinberg: meesters van de spotprent, De Haagse School en Beeld en interpretatie. Voor conservator Han Steenbruggen van het Groninger Museum waren zijn schrijfsels een voorbeeld: “Hij schreef nooit hoogdravend; wat hij deed was een brug slaan tussen kunst, kunstenaar en publiek; op een goede, open manier, niet de afstand tussen kunst en publiek benadrukkend. Hij beschouwde zichzelf als een soort doorgeefluik.”

Blauwdruk voor het beleid

De Gruyter vond dat het museum niet enkel diende te conserveren. Belangrijker nog was de stimulerende functie, met name ten aanzien van de Nederlandse kunstenaar. Hiermee formuleerde hij een doelstelling voor het Groninger Museum die door zijn opvolgers werd overgenomen en door elk van hen op eigen wijze werd ingevuld. De Gruyter leverde hiermee een blauwdruk voor het toekomstige beleid van het Groninger Museum, al dient daarbij wel te worden vermeld dat de eis dat het museum zich moest richten op de moderne kunst er al lag.

En toen was het anders

De titel van de tentoonstelling (Keerpunt: Keuze uit het aankoopbeleid van W. Jos de Gruyter 1955-1963) impliceert een breuk met de voorafgaande periode en verwijst tevens naar de door De Gruyter in 1960 georganiseerde tentoonstelling Keerpunten in de Nederlandse schilderkunst. En inderdaad: met de komst van De Gruyter nam bijvoorbeeld het aantal tentoonstellingen drastisch toe, ondanks de financiële en ruimtelijke beperkingen. Bovendien werd er een start gemaakt met de opbouw van een collectie moderne kunst, waarbij het werk van de kunstenaars van de Groninger kunstenaarsvereniging De Ploeg als uitgangspunt werd gebruikt (en nog steeds is De Ploeg een van de pijlers onder het beleid). “De door hem verworven schilderijen, tekeningen en prenten van prominente Ploegleden als Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra en Hendrik Werkman, vormden de basis voor een indrukwekkende Ploeg-collectie die het museum in de loop van de afgelopen decennia heeft opgebouwd.”
Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat er binnen de tentoonstelling een prominente plaats is ingeruimd voor De Ploeg. De Ploeg-collectie illustreert helaas alleen wel het dilemma van een streekmuseum dat langzamerhand is uitgegroeid tot een museum van internationale allure. Het museum lijkt te hinken op twee gedachten: gaan we internationaal en richten we ons daarbij op hedendaagse kunst en design, of houden we vast aan onze achtergrond en blijft De Ploeg ook in de komende decennia een speerpunt? Voorlopig lijkt men er in Groningen nog niet helemaal uit.

Indrukwekkend rijtje

Charley Toorop, Zelfportret met drie kinderen, 1929

Keerpunt is chronologisch ingericht (loop wel rechtsom in plaats van met de klok mee) en telt in totaal zo’n 85 werken verdeeld over zeven zalen. Van alles is er te zien, variërend van 16e-eeuwse religieuze voorstellingen van Jan Swart van Groningen tot schilderijen van Vincent van Gogh, Isaac Israëls en George Hendrik Breitner. Natuurlijk is ook De Ploeg sterk (over?)vertegenwoordigd met onder meer Johan Dijkstra, Wobbe Alkema, Jan Wiegers en hangen er werken van Charley Toorop, Leo Gestel, Carel Willink en De Gruyters persoonlijke favoriet Co Westerik. Een indrukwekkend rijtje namen, al zal de jeugdige bezoeker waarschijnlijk liever naar Nocturnal Emissions gaan.

Deel van de elite

Toen ik voor de tweede keer mijn ronde in het museum maakte, stonden bij het schilderij van Carel Willink twee oudere dames die elkaar nog even fijntjes toefluisterden dat het ‘net echt was’. Ik begreep direct wat ze bedoelden en natuurlijk hadden ze groot gelijk. Willink wordt immers niet voor niets gerekend tot het Magisch Realisme, maar toch kropen de rillingen me over de rug. Ben ik, zonder het zelf door te hebben, toegetreden tot het door De Gruyter zo verfoeide elitepubliek? In ieder geval is Keerpunt bij uitstek geschikt om nog eenmaal een glimp op te vangen van een markante persoonlijkheid. Dit was voor mij het moment om de buitenlucht maar weer eens op te zoeken.

Het is overduidelijk dat De Gruyter bepaalde stromingen en bewegingen (Cobra, geometrisch abstracte kunst) links heeft laten liggen en nooit de extremen opzocht. Een zeker gebrek aan lef valt hem dan ook te verwijten. Zijn keuzes waren uiterst subjectief, maar verdorie, voor iemand met zo’n uitgesproken visie moet je diep respect hebben, en dat heb ik dan ook. De tentoonstelling is daarom met name geschikt om verschillen en overeenkomsten te signaleren met het huidige beleid. Dat laat ik graag aan jou over.

Film / Films

Het rode pluche van het Witte Huis

recensie: The Manchurian Candidate

John Frankenheimer regisseerde in 1962 The Manchurian Candidate, een film vol cynisme en zwarte humor. Amerika koos in de jaren van de Koude Oorlog voor John F. Kennedy als mooie jongen in het Witte Huis. In deze film zaten vooral de communisten hoofdrolspeler Frank Sinatra dwars. Sinatra, Janet Leigh en Angela Lansbury speelden rollen die op Oscarniveau nominaties haalden. De film was satirisch en zat vol galgenhumor, daagde de Amerikanen uit om na te denken of de communisten wel echt zo gevaarlijk waren. Anno 2004 deed de remake van The Manchurian Candidate weinig in Amerika. Er leek geen behoefte aan een film met een boodschap achter de beelden. Men was bezig met spannende verkiezingen, wilde waarschijnlijk geloven dat elke stem telt. De kop van veel Amerikanen stond niet naar een film met een dreigende boodschap. De keuze werd gemaakt in de stemhokjes en niet in de bioscoop.

~

Koeweit 1991. Een Amerikaans peloton vecht vlak voor Desert Storm in de eerste Golfoorlog voor volk en vaderland. De soldaten worden in een hinderlaag gelokt en overgebracht naar een laboratorium. In flashbacks wordt in de film langzamerhand duidelijk dat er met de herinneringen van de soldaten is gemanipuleerd. In het lab vergeten ze de ware gebeurtenissen en wordt de geschiedenis herschreven.

Nachtmerries

~

Washington, dertien jaar later. Majoor Bennett Marco, gespeeld door Denzel Washington, heeft nog altijd nachtmerries over de gebeurtenissen tijdens de eerste Golfoorlog. Hij werkt nog steeds bij het leger, houdt praatjes op scholen en komt zijn afspraken met de psychiaters trouw na. Hij heeft de oorlog een plaats gegeven in zijn leven. De medicatie houdt hem op de been en trekt hem door de lange eenzame nachten. Tijdens een van zijn praatjes ontmoet hij een vroegere collega, die hem vertelt over terugkerende nachtmerries. Collega-sergeant Raymond Shaw, een rol van de uit de Scream-trilogie bekende Liev Schreiber, heeft na de oorlog een hoge onderscheiding gekregen. Marco’s dromen roepen twijfels op over het heldhaftige optreden van Shaw. Deze staat echter op het punt om tot vice-president van de Verenigde Staten te worden gekozen. Zijn moeder is senator Eleanor Shaw (Meryl Streep) en zij trekt achter de schermen aan vele, vooral financiële, touwtjes. Marco gaat op onderzoek uit, stopt met zijn medicatie en loopt in een fuik van politieke intriges en moorden.

Kwade genius

In Amerika bleek het publiek deze remake niet te kunnen vertalen naar de strijd tussen Bush en Kerry. Denzel Washington trad in de voetsporen van Sinatra, de communisten waren verdwenen, maar de boodschap was dezelfde: door manipulaties kan elke clown de belangrijkste stoel in Het Witte Huis bezetten. Geld, roddel en achterklap zijn in Amerika nog steeds belangrijker dan een weloverwogen politieke boodschap. Jonathan Demme heeft een film uit 1962 nieuw leven willen inblazen. In het jaar van de verkiezingen in Amerika was dat een goed gekozen commerciële actie. Demme, bekend van films als Philadelphia en The Silence of the Lambs, is een regisseur die zijn acteurs en actrices de ruimte geeft. Zodra het aankomt op innovatieve plothandelingen haakt Demme echter af. The Manchurian Candidate verveelt vooral in de scènes in het laboratorium. Precies op de plek waar de suspense begint, is de film niet geloofwaardig. Denzel Wahington speelt met verve de geplaagde sergeant, maar weet zich geen raad in het lab van de kwade genius.

Minkukel

The Manchurian Candidate is geflopt in Amerika, en dat is jammer. Vlak voor de verkiezingen van 2 november zouden juist de Amerikanen deze film hebben moeten zien. The Manchurian Candidate stelt namelijk een belangrijk thema aan de kaak. In de Amerikaanse politiek, zo blijkt, is de kandidaat niet belangrijk: is hij slechts een boodschapper van de multinationals. De organisaties die veel geld doneren in de verkiezingskas, hebben in Amerika recht van spreken. Deze boodschap maakt van The Manchurian Candidate nog geen goede film. Demme slaagt er op de belangrijkste momenten niet in de film spannend te houden, wat afbreuk doet aan een verder goed verteld verhaal. Wat bijblijft na het zien van deze film, is vooral de les van 2 november 2004. Zelfs een minkukel als George W. Bush kan in dit machtige land blijkbaar gekozen worden voor nog eens vier jaar in het Witte Huis. En dat is vooral gebeurd door een goed gevulde verkiezingskas en veel leugens over niet-bestaande vijanden. Het lijkt wel een film.

Film / Films

Kliekjesmentaliteit

recensie: Infernal Affairs II

In het Hong Kong van Andrew Lau en Alan Mak wonen geen burgers. Dat de politie daar nog wat gedaan krijgt met die gangsters overal, mag wel in de krant. Of eigenlijk: mocht wel in de krant, want Infernal Affairs II speelt zich af in 1991. Vóór het eerste deel dus. Infernal Affairs II is namelijk een prequel en is als concept ontstaan terwijl Mak en Lau deel I draaiden. Het leek ze wel interessant om te laten zien hoe alles zo gekomen was.

~

Want hoe zat het ook al weer? Deel I draaide, zoals je hier kunt lezen, vooral om de strijd tussen een politie-infiltrant en een mol van de onderwereld. Omdat die twee in 1991 begrijpelijkerwijs nog op de politieschool zitten, hebben ze nu een minder prominente rol gekregen. Infernal Affairs II richt zich dan ook vooral op de machtsstrijd die de basis heeft gevormd voor de verhoudingen zoals we die aantreffen in deel I. Twee spelers zijn daarbij essentieel: kleine maffiabaas Sam (Eric Tsang) en grote politiebaas Wong (Anthony Wong). Ondanks de scherpe professionele scheidslijn tussen hen, kunnen de twee het goed vinden. Maar terwijl Sam langzaam maar zeker naar boven klimt, moet Wong lijdzaam toezien hoe zijn sterke arm steeds minder ver reikt.

Clowneske overdaad

~

Voor de gimmickgrabbelton aan steeds nieuwe verwikkelingen, is bij voorbaat geen arm echter lang genoeg. Bij deel I was de interessantdoenerij al op het randje. Maar in deel II volgt troefkaart op troefkaart, zonder dat de kijker een enkele aanwijzing of houvast aangereikt krijgt. En dat was prima geweest als de regisseurs er niet voor hadden gekozen elke ontwikkeling op emotioneel gebied zo overduidelijk in te leiden en af te sluiten met zogenaamd diepfilosofische oneliners en aanzwellende vioolmuziek. Bij het vorige deel konden we dat nog afschuiven op conventieverschillen en cultuurbarrières. In Infernal Affairs II echter, neemt de overdaad clowneske vormen aan. “Bij twijfel inzoomen en het volume opschroeven!” lijken de makers gedacht te hebben. “En vergeet niet onder elke camerabeweging een woesj-geluid te zetten!”

Beetje zielig

Maar Infernal Affairs heeft op meer manieren dan één te lijden onder haar eigen sentimentaliteit. In een nostalgische bui hebben de makers allerlei ‘ironische’ verwijzingen naar het eerste deel in deel II gezet. Dat werkt alleen als de kijker Infernal Affairs I na II ziet. Dan krijgt zoiets een meerwaarde, een soort van ‘de geschiedenis herhaalt zich’-effect. Maar Infernal Affairs II is een prequel. Achteraf verwijzen naar wat nog zou moeten komen, is helemaal niet knap. Dat is een beetje zielig.

Losse handjes

De regisseurs hebben, zoals gezegd, om verhaaltechnische redenen de aandacht verlegd van de jonge naar de oude garde. Toch is dat jammer, want juist de jongere spelers zetten misschien wel de beste prestaties neer. Shawn Yue (de politie-infiltrant) met zijn losse handjes en het overgevoelige personage van Edison Chen (als mol van de onderwereld) zijn van alle dubbelzinnige karakters het meest meeslepend. In hun jeugdige naïviteit maken ze allebei geregeld overhaaste beslissingen. Toch hebben ze ontegenzeggelijk kijk op de zaak. Een van hen verzucht tijdens een bezoek aan een begraafplaats: “Laten we het verleden vergeten.” Was iedereen maar zo verstandig geweest.

Film / Films

De mens Hitler

recensie: Der Untergang

Gebaseerd op de roman Der Untergang van Joachim Fest en het dagboek Bis zur letzten Stunde van Hitlers secretaresse Traudl Junge schetsen de makers van Der Untergang een beeld van de laatste dagen van Adolf Hitler in zijn bunker onder de Rijksdag. De film trok in Duitsland in een maand drie miljoen bezoekers en zorgde voor veel discussie en controverse over de vraag of Hitler mag worden geportretteerd als mens van vlees en bloed, waarvoor zelfs een zekere mate van sympathie zou kunnen worden opgebracht. Regisseur Oliver Hirschbiegel en scenarioschrijver Bernd Eichinger zouden zich teveel proberen in te leven in de persoonlijke tragedie van Hitler die de door hemzelf ontketende verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog voor hem zou zijn geworden.

~

In eerdere films werd Hitler vooral neergezet als een onmenselijk monster. Der Untergang past in de tendens om meer aandacht te geven aan de persoonlijkheidsontwikkeling en het leven van Hitler en om op deze manier tot nieuwe interpretaties te komen van de misdaden die hij beging.
In 2001 verscheen de studie Hitlers intieme kring van Lothar Machtan, waarin hij wil aantonen dat Hitler homoseksueel was, evenals veel nazi-kopstukken. Machtan stelt dat Hitler een dubbelleven leidde, zijn seksuele geaardheid verdrong en concludeert onder andere dat het strikt persoonlijke in de politiek soms doorslaggevend kan zijn. Hitlers levensverhaal zou hier een sterk voorbeeld van zijn.

Hitler and the Power of Aesthetics van Frederic Spotts is een speurtocht naar de esthetica van Hitler. In dit boek komt Hitler naar voren als een kunstliefhebber die enorm hield van architectuur en vormgeving en samen met zijn architecten droomde van het bouwen van een kunsttempel groter dan het Louvre in Parijs. Hitler wilde niet dat Griekenland werd gebombardeerd omdat hij dit land beschouwde als de bakermat van de kunst. De vernietigende, destructieve Hitler als beschermheer van de kunst?

Blondi

~

Adolf Hitler (Bruno Ganz) geeft vanuit zijn bunker in ondergronds Berlijn leiding aan het Duitse leger. Hij heeft de kaart van Europa uitgestrekt voor zich liggen en arceert met rode viltstiftstrepen de bewegingen die zijn legereenheden moeten maken om de vijand te verslaan. Met overslaande stem en geen enkele tegenspraak duldend, schreeuwt Hitler zijn bevelen tegen de generaals door de ruimte. Hij bedankt zijn kok voor de avondmaaltijd, de hond Blondi kwispelt door de kamer en Hitler applaudisseert voor kinderen die in zijn huiskamer in de bunker een liedje voor hem zingen. Samen met zijn architect Speer staat hij gebogen over een enorme maquette met veel ontwerpen van gebouwen. Hij wil Berlijn een nieuw aanzicht geven met theatrale gebouwen en markante pleinen.

De bommen en granaten van de geallieerden slaan steeds luider in. De vijand nadert de stadsgrenzen. De generaals van Hitler verschijnen met steeds slechtere prognoses over het slagveld aan de vergadertafel en Hitler ervaart verraad en desertie. Hij verandert voor zijn naasten van een vastberaden strateeg in een gezagsloze fantast die zijn naasten tegen beter weten in moed blijft inspreken en uiteindelijk toe moet geven dat de oorlog verloren is. Middenin zijn woede en verdriet verzucht Hitler dat niemand hem begrepen heeft en zijn volk ook niet beter verdient. In de bunker eet hij zijn laatste avondmaaltijd, de eerste officieren schieten zichzelf een kogel door het hoofd, terwijl anderen ten afscheid nog één keer de alcoholica rijkelijk laten vloeien. Hitler bespreekt met een naaste officier hoe hij en zijn vrouw Eva Braun, met wie hij vlak daarvoor is getrouwd, zelfmoord willen plegen en beveelt hem hun lijken te verbranden. De Tweede Wereldoorlog is ten einde.

Paranoia

~

Der Untergang is een waarheidsgetrouw verslag van Hitlers laatste dagen. Hiervoor is met name Bruno Ganz verantwoordelijk. Hij speelt op zeer overtuigende wijze de persoon van Adolf Hitler. Ook de belangrijkste bijrollen, die van Eva Braun, zijn secretaresse Traudl Junge, Goebbels, Speer en Himmler worden geloofwaardig gespeeld. De film toont de beklemming van de morele gevangenschap waarin een groep vooraanstaande mensen binnen een beweging terecht kan komen als duidelijk wordt dat de grote zaak waarin zij geloofden onhaalbaar blijkt. De paranoia die ontstaat, de vertwijfeling, het escapisme en de worsteling met loyaliteit en trouw tegenover schuld en verraad wordt overtuigend gepresenteerd. Ook de vraag of de persoonlijke hofhouding van Hitler wist van de omvang van de verschrikkingen die buiten plaatsvonden, wordt duidelijk gesteld. De film slaagt er in de waanzin van de oorlog terug te brengen naar de persoonlijke levens van de vooraanstaande elite die (in)direct verantwoordelijk was voor de wandaden.

Soms wordt er echter te veel gebruik gemaakt van effectbejag. Zo wordt uitgebreid aandacht besteed aan de manier waarop mevrouw Goebbels haar zes kinderen vergiftigt. Dit is een overbodige poging de dramatiek van de film te verhogen. Ondanks de overtuigende kracht van de film en het benadrukken van de menselijke kant van Hitler, is het de makers van Der Untergang niet gelukt de persoonlijkheid van Hitler te verdiepen. Daarvoor zijn de dialogen tussen hem en zijn naasten te voorspelbaar en te beknopt. Er is geen enkele aandacht voor de gesprekken tussen Hitler en Eva Braun, zodat niets duidelijk wordt over de relatie en omgang die zij met elkaar hadden en welke invloed zij op Hitler heeft gehad.

Het verdriet en de woede van Hitler, zijn kwetsbaarheid omdat zijn levenswerk instortte is vooral te zien door de ogen van anderen. Slechts in een enkel moment, het afscheid van zijn lievelingsarchitect Speer, licht Hitler even zelf het deksel van zijn ziel. Ondanks dit gemis is Der Untergang een belangrijke film, die stimuleert meer te willen weten over de vraag wie de mens Adolf Hitler was en welk mogelijk verband er zou kunnen zijn tussen zijn persoonlijkheidsontwikkeling en de verschrikkingen die hij teweeg bracht.

Kunst / Expo binnenland

Op zoek naar de waarheid

recensie: Noctural Emissions/Nachtelijke Uitspattingen

Het Groninger Museum staat bekend om z’n enigszins populistische tentoonstellingen (inclusief frisse hippe kleurtjes). De opzet van de nieuwe tentoonstelling Nocturnal Emissions is simpel: nodig negen jonge hippe internationale kunstenaars uit die op het moment erg ‘hot’ zijn, geef het geheel een pakkende titel, dim de lichtjes en klaar is kees. Of de waarheid echt zo simpel is, moet nog maar blijken.

De deelnemers aan je voorgesteld:

Mark Titchner

Je wordt begroet door een soort moderne versie van de tien geboden in een schreeuwende reclame vorm. Daarna zie je vaandels rond een sculptuur. Na langdurige studie blijkt het een soort schreeuwaltaar te zijn. Het werk van Pitcher pretendeert een religieus thema te hebben, maar de zeggingskracht ontbreekt.

Mark Titchner, Be angry but don’t stop breathing, 2003, Mixed media installation, Vilma Gold, Londen

Avaf

De Braziliaanse kunstenaar Assume vivid Astro Focus (kortweg Avaf) woont en werkt in New York. Zijn werk is als het ware een gigantische collage (op wand, vloer en plafond) van fragmenten van wandtapijten, graffiti-tekeningen, boeddhistische prenten en vele andere motieven. Het geheel is overdonderend, sexy maar ook pretentieloos. De gebruikte beeldtaal is niet alleen persoonsgebonden maar ook een goede weerspiegeling van de beeldcultuur om ons heen.

Maarten Baas

Deze Nederlands/Duitse kunstenaar is afgestudeerd aan de Design Academy in Eindhoven. Hij is vooral bekend geworden met zijn afstudeerproject Smoke, waarbij hij tweedehands meubels in brand stak en afwerkte met een epoxylaag, zodat hergebruik mogelijk werd. Voor Nocturnal Emissions bewerkte hij enkele stukken uit de eigen collectie van het Groninger Museum. Baas’ werk heeft een vrij subtiele conceptuele ondertoon, maar het riekt toch wel erg naar een trucje. Het zal mij dan ook erg benieuwen wat hij verder nog in petto heeft.

Ronan en Erwan Bouroullec

Deze twee Franse broers maken vrij minimalistische werken, maar wel met een kleine ’touch of nature’. De gepresenteerde werken zijn zogenaamde ’totaal-meubels’: een geheel van kast, tafel, lamp en wandafscheiding.

Ronan en Erwan Bouroullec, Assemblage #4, 2004, Galerie Kreo, Parijs

Steven Gontarski

Is degene met het grootste aantal werken op de expositie: twee superslanke supergladde beelden gemaakt van glasvezel en geïnspireerd door klassieke voorbeelden en een aantal tekeningen vanuit hetzelfde thema. De beelden zijn licht vervreemdend en een tikje surrealistisch (overgoten met een beetje mystiek en wat erotiek).

Anthony Goicolea

Maakt geënsceneerde foto’s (vaak vrij expliciet) waarin hij zelf figureert. In dit geval confronteert hij ons met een leger van puberjongens (klonen van zichzelf) die de meest vreemde handelingen verrichten (het speelt zich af rond de kindertijd en vroege puberteit).

Brian Griffiths

Maakt gigantische sculpturen uit afval en spullen die hij opdoekt bij tweedehands-zaken. Zijn voorwerpen komen uit de directe werkelijkheid, maar hebben toch een verbondenheid met de fantasiewereld.

Brian Griffiths, Boneshaker, 2003, mixed media, Saatchi Gallery Londen

Lars Nilson

Presenteert een video-installatie die zich voordoet als een bewegend schilderij. Vele groepen mensen in een klassieke setting verrichten allerlei handelingen. Zo wordt de blik van de kijker van de ene naar de andere kant van het schilderij gestuurd.

Francesco Vezzoli

Maakt vaak werken die terugkoppelen naar de cinematografie. In het werk dat hij presenteert in het Groninger Museum speelt hij een scène na uit een film, met als verschil dat hij niet praat. Ondanks die beperking weet hij toch een telefoongesprek te simuleren.

Behalve dat de kunstenaars relatief ‘jong’ zijn (de jongste deelnemer is 26, de oudste 48) lijken er vrij weinig inhoudelijke verbanden te zijn. Daarbij zijn sommige werken niet goed te bezichtigen omdat de hele tentoonstelling baadt in schaduwen: met gedimde lampen krijg je bijvoorbeeld amper een goede indruk van het werk van Maarten Baas. Daarbij is een goede impressie van het werk van een bepaalde kunstenaar onmogelijk doordat er maar één werk (of één type werk) per kunstenaar is te zien.

Wat wil het Groninger Museum dan eigenlijk met deze tentoonstelling? Is het een weergave van de kunsten anno nu? Waarom dan een overkoepelend thema? Waarom durft het Groninger museum niet achter zijn beleid te staan en zeggen: “Dit zijn volgens ons belangrijke hedendaagse kunstenaars en daarom laten wij ze zien.” Het Groninger Museum heeft de rare neiging om aan elke tentoonstelling toch persé een ‘catchy’ thema te geven. Soms werkt dit, maar in dit geval slaat het de plank behoorlijk mis.

Het lijkt erop dat de conservatoren hun aanvankelijke doelstellingen verkeerd interpreteren. Willen ze nou echt een ‘nachtelijke uitspatting’ tentoonstellen of eigenlijk liever het werk van negen jonge internationale kunstenaars tonen? Als het laatste de oorspronkelijke insteek achter de tentoonstelling was, dan kun je je afvragen waarom er überhaupt een thema is gekozen en waarom de keuze is gevallen op ‘Nachtelijke uitspattingen’, zeker aangezien de werken van de kunstenaars amper op dat thema betrekking hebben. Over het algemeen zijn de werken vrij ingetogen en dus niet erg uitgesproken (op het werk van Avaf na). Toegegeven, het werk Bedwetters van Anthony Goicolea beeldt het thema erg goed uit en doet het bovendien prachtig op de covers van folders en ander publiciteitsmateriaal, maar dat lijkt dan ook wel de enige ingang te zijn naar een thema dat eerlijk gezegd nergens op lijkt te slaan.

Theater / Voorstelling

Paars, Fortuyn en Van Gogh: politieke cultuur in het theater

recensie: Paars (Growing up in Public)

Theater over politieke cultuur, over een veranderende samenleving, over grote bekken en over het niet meer tot bedaren kunnen komen. Wat kun je er nog mee, zo vlak na de dood van Theo van Gogh? Een toneelstuk dat geïnspireerd is op de moord op Fortuyn, en op de cultuur die daarop in Nederland ontstond; heel de voorstelling lijkt opeens onlosmakelijk verbonden met de gebeurtenissen in Amsterdam.

~

Ik zag de voorstelling Paars van Growing up in Public enkele dagen voor de moord op Theo van Gogh. Opeens heeft iedereen het over vrijheid van meningsuiting. Acteur Jef van Gestel plaatste in het stuk echter enkele duidelijke vraagtekens achter die vrijheid: “Jezus, dit hele land heeft ADHD. Holland is zwaar in de puberteit gekomen. We zitten onder de jeugdpuistjes en we denken dat alles mag. Eindelijk hebben de hippies hun zin, alleen worden ze nu in elkaar gerost als ze na twaalven nog op straat zijn.”

Grenzen van het gewenste

Is dit dan ook meteen de boodschap van Paars? Gaat het helemaal mis met Nederland, en is dat de schuld van Fortuyn en zijn zogeheten revolutie? Nee, zeker niet. Paars kent namelijk geen eenduidige boodschap. De acteurs spelen op verschillende niveaus, spel en realiteit lopen door elkaar en iedere scène wordt een ander standpunt ingenomen. Auteur en regisseur Don Duyns tast in Paars de grenzen van het maatschappelijk gewenste af.

Chaos

De voorstelling begint met een analyse van het nog te spelen stuk. Acteurs Juda Goslinga, Dennis Költgen en Jef van Gestel zitten achter een tafel met microfoons: het beeld van een politieke persconferentie. De acteurs spelen zichzelf, of in ieder geval acteurs met dezelfde namen als zij hebben. Juda opent de persconferentie: hij vertelt aan zowel de zaal als de personen naast hem dat hij twijfelt. Hij twijfelt over de titel van stuk. ‘Paars’, het pretendeert zo veel. Hij weet niet of ze dat wel waar kunnen maken. Dit ontaardt meteen al in chaos. En de chaos duurt voort: Jef staat alleen op het podium en spreekt tegen het publiek. Tegelijkertijd neemt Harm van Geel, de vierde acteur, plaats op zijn stoel om rustig te bellen. “Godverdomme, klootzak! Kom met je klotereet van mijn klotestoel af, ja!” “Ik zit met mijn klotereet waar ik wil zitten, ja!” De toon is gezet: in Nederland is opeens iedereen mondig en dat komt ons land niet altijd ten goede. Vroeger waren de mensen bang hun mening te uiten, nu zijn ze bang zich niet te uiten. Alles moet gezegd worden, of het nu nut heeft of niet.

Politieke zevenmijlslaarzen

Door deze scène, en met de tirade tegen het puberende Holland, lijkt Paars met terugwerkende kracht sterk stelling te nemen tegen de onstuitbare drang alles te kunnen en willen zeggen. De ene grote mond lokt de andere uit, en zie wat er met Van Gogh is gebeurd. Maar hoewel dit nu de meest in het oog springende stukken zijn, wordt ook de zwijgcultuur van pre-Fortuyn gehekeld. Het kleine, kaboutereske Nederland waar alles in den minne werd geschikt, waar niets eerlijk en oprecht plaats had.

Kopspijkers

Paars stormt met zevenmijlslaarzen op soms hilarische wijze door tien jaar politieke geschiedenis. De verkleedpartijen zijn daarbij niet van de lucht, wat resulteert in prachtige typetjes. Dennis Költgen is vooral goed als hij een zielige, ongeschikte Melkert neerzet en Harm van Geel blinkt uit als Pim Fortuyn: intonatie, mimiek, handgebaren, uiterlijk: het is allemaal even echt. Als Költgen op den duur binnenstapt als Els Borst dreigt even het platte Kopspijkers-cabaret, maar dan grijpt Jef in: “Wat willen we eigenlijk met deze voorstelling?” vraagt hij zich hardop af. Alle vier de acteurs blijken iets anders te willen zeggen, en al die visies worden uiteindelijk ook geventileerd.

Een antwoord op de vraag hoe de maatschappij er aan toe is, biedt Paars niet, maar dat is juist de kracht van Growing up in Public. Net als in producties als The Buddha family en Mozes. De musical belicht het gezelschap actuele discussiepunten van verschillende kanten. Er wordt niet gemoraliseerd en geen mening opgedrongen: als je de zaal uitloopt ben je nog niet klaar met de voorstelling. Dan pas begint de discussie met jezelf en met de andere bezoekers.

Paars wordt nog tot en met 17 december gespeeld.

Theater / Voorstelling

“’t Is maar een spelletje!”

recensie: Marathon (Theatergroep DOX)

Meteen bij binnenkomst in het Frascati-theater in Amsterdam moeten we onze stem uitbrengen op één van de tien personages die ons met uitgeputte lichamen en uitdagende gezichten aanstaren vanaf klinische portretfoto’s op een rechthoekig bord. Bij de afbeeldingen staan steeds een nummer en een eigenschap. Zo zou nummer 3, een jongen met een kale maar krachtige kop, altijd positief zijn en blinkt nummer 4, een mooi bruin meisje met krullend haar, uit in aanpassen. Het publiek kiest wie vanavond buitenspel zal worden gezet. Namen hebben de personages niet. In Marathon draait het, zoals in elke afvalrace, alleen om het winnen.

~

Allemaal komen de tien kandidaten in de ring tegenover elkaar te staan en gooien ze hun ego’s in de strijd. Er wordt gepocht, gelachen, gescholden, geslijmd, geslagen, verleid en gelogen. De personages stoten elkaar af en trekken elkaar aan. Alles om zichzelf staande te houden. Eén doet stoer alsof ze elke stoot kan opvangen en een ander gebruikt zijn gevoel voor porno. Nummer 3 roept voortdurend “Ik ben goed, ik houd van mezelf!” en nummer 4 waait met alle winden mee. Maar als de jongen waar ze verliefd op is van jurken blijkt te houden, valt er ineens niet meer met nummer 4 te praten. Pas dan blijkt wat haar ‘ware’ karakter is.

Rollen

“Het leven is een speeltoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.” Vondels gevleugelde woorden uit de zeventiende eeuw (die op de poort van de oude Amsterdamse schouwburg prijkten) zijn wellicht de grond voor elk theaterstuk. In Marathon wordt vooral “elk speelt zijn rol” geproblematiseerd. In hoeverre komen onze rollen overeen met onze verlangens? Als we onze rollen altijd maar serieus nemen, beseffen we dan wel dat ook het leven een soort spel is? En kunnen we dit spel niet blijven waarderen juist door open te staan voor veranderende verhoudingen?

Rammstein

De acteurs van DOX weten hun rollen in elk geval levensecht te vertolken. En ondanks hun strijd is het een stel sympathieke types vanwege hun uiteenlopende karakters, hun felle expressie en hun kwetsbaarheid. Ze hebben het over “sneaky” en “opzouten”, en zeggen “tsssss” met een afkeurende hoofdbeweging. Mr. Porno kronkelt zich in obscene standjes en stoot daarbij voortdurend Duitse opmerkingen uit, zoals “Hmmm, jawohl, Rammstein!” Maar als een medestander hem eens naar zijn mening vraagt, weet hij niets zinnigs te bedenken. En de jongen die zo openlijk toegeeft dat hij zich schaamt voor zijn haren en flaporen, lijkt dit te doen om de aandacht van zijn travestie weg te houden. Zo worden alle karakters op een gegeven moment hulpeloze karikaturen.

Show en ernst

Hoe realistisch de karakters, hoe nep hun omgeving. Met glimmende sporttenues staan de personages op het podium, dat er door de vloer met rood-witte cirkels uitziet als een arena. Een zwieper aan een luide bel moet elk duel beëindigen. Op de achtergrond klinken opzwepende, coole nummers als die uit Kill Bill. De sterrenhemel die door het prachtige licht het podium wordt opgeschenen maakt het schouwspel af. Ontroerend is het moment waarop show en ernst samenvallen, wanneer de travestiet op de middenstip staat en hem vliegensvlug zilveren schoenen, een glamour glitterjurk en een pruik met lange, glanzende haren worden aangetrokken.

Zinvol

Marathon vertelt geen dramatische geschiedenis. Maar het opwerpen van zinvolle vragen in een wervelende mix van dans, zang, show en licht maken het werk tot een modern-kritisch stuk. Dit keer had het publiek nummer 4 weggestemd. Ga jij kijken of het een volgende keer iemand anders is?

Marathon wordt nog tot en met 28 november 2004 opgevoerd.

Boeken / Fictie

Praten over schilderen

recensie: Hans den Hartog Jager - Verf

Sinds de opkomst van de conceptuele kunst in de jaren zestig zijn de kunstenaarsinterviews niet meer weg te denken uit de kunstkritiek. Omdat de werken niet meer te begrijpen zouden zijn zonder uitleg van de kunstenaar, is een interview dè methode om achter de ideeën van de kunstenaar te komen. Ook het nieuwe boek Verf van Hans den Hartog Jager, journalist en kunstcriticus voor NRC Handelsblad, bestaat uit interviews. Maar het gaat in dit boek niet zozeer over het concept achter het werk. Centraal staat de vraag hoe het werk tot stand komt.

~

Den Hartog Jager interviewt voor dit boek veertien kunstenaars. Behalve jongelingen als Rob Birza, Michael Raedecker, Charlotte Schleiffert en Robert Zandvliet, zijn ook de ‘oude rotten’ Constant, Co Westerik en Armando geïnterviewd. De andere kunstenaars die chronologisch tussen deze kunstenaars in staan zijn Daan van Golden, Lucassen, Ger van Elk, Rob van Koningsbrugge, Marlene Dumas, Emo Verkerk en Marc Mulders.

De praktijk van het schilderen

Het uitgangspunt van Verf is de vorm van het schilderij. Den Hartog Jager probeert het gat te vullen tussen het lege doek en het schilderij dat af is. De schilder heeft misschien wel duizenden beslissingen moeten nemen voordat hij tot dit schilderij kwam. De aandacht gaat nu niet alleen uit naar de ideeën achter het schilderij, maar in het bijzonder naar de schilderspraktijk.

‘Getheoretiseer’

Hans den Hartog Jager legt uit dat hij voor interviews heeft gekozen omdat de kunstenaar daarbij aan het woord wordt gelaten en het geheel niet snel uitmondt in ‘getheoretiseer’. Wanneer dat wel dreigt te gebeuren, wordt Den Hartog Jager terecht gewezen, zoals in het interview met Co Westerik. Het leuke aan dit boek is dat den Hartog Jager deze discussie en soms ook de kwinkslagen gewoon laat staan.

Portretten

Den Hartog Jager stelt verschillende soorten vragen, zoals over het gebruik van welke verf, de manier waarop een idee op doek wordt gezet, wanneer een doek af is en wanneer de kunstenaar werkt. Hij werkt zijn lijstje vragen niet letterlijk af, maar heeft verschillende ideeën in zijn hoofd waarbij de interviews in de praktijk gesprekken zijn waarin de kunstenaars vertellen over hun werk.

Gat tussen voorstelling en idee

In alle interviews komt, zoals den Hartog Jager aankondigt, het ambacht van het schilderen aan bod. Hoeveel aandacht hieraan wordt geschonken verschilt per kunstenaar. Soms is er meer aandacht voor het schilderen op zich, een andere keer is er meer te lezen over het op doek zetten van een voorstelling. Tenslotte is er ook veel aandacht voor de ideeën achter het werk. Soms slaagt den Hartog Jager er minder in het gat tussen idee en voorstelling te dichten.

Staccato antwoorden

Achter bepaalde manieren van werken zit soms ook minder dan gedacht. Kunstenaars weten het af en toe zelf ook niet zo goed, of ze willen het niet vertellen. Hierin is wel een tegenstelling te zien tussen de oudere schilders, die vlak na de Tweede Wereldoorlog werkten en de jongere generaties, die zich soms beter weten uit te drukken en meer aan theorievorming rond hun werk doen. Armando is vaak erg staccato in zijn antwoorden, terwijl Robert Zandvliet echt dingen uitlegt over zijn werk en bepaalde ideeën uitspreekt over de manier waarop het werk tot stand komt.

Kijken naar schilderijen

De aandacht die zoals Den Hartog Jager aangeeft, uitgaat naar de praktische aspecten van het schilderen wordt soms overschaduwd door het concept van het schilderij. Het effect van verf voor de maker lijkt niet helemaal te kloppen met het idee van Den Hartog Jager. Soms komt dat ook doordat de kunstenaar erg afstandelijk over zijn werk praat. Dit is echter een kanttekening. Het boek is namelijk erg interessant om te lezen, het bevat niet alleen de historische ontwikkeling van de schilderkunst in de tweede helft van de 20ste eeuw in Nederland, maar ook veertien indringende portretten. Na het lezen van dit boek kan de lezer weer gaan kijken naar schilderijen. En dat zal niet meer helemaal hetzelfde zijn.

In het boek is van elke kunstenaar een aantal schilderijen in kleur afgedrukt. Dit is niet erg veel en het effect van het plaatje is minimaal. Er is echter naar aanleiding van Verf een tentoonstelling georganiseerd van werk van de geïnterviewde kunstenaars. In de Stadsgalerie in Heerlen zijn nog tot 28 november de werken op ware grootte te aanschouwen.

Muziek / Album

Lekker meeblèren in het stadion

recensie: Embrace - Out of Nothing

In de pers wordt momenteel hoog opgegeven van Out of Nothing, de nieuwe en vierde cd van de Britse band Embrace. Het feit wil namelijk dat Chris Martin van Coldplay veel bij de opnames van deze plaat aanwezig is geweest en zelfs het nummer Gravity heeft meegeschreven. De muziekbusiness is natuurlijk ook niet gek en heeft dit nummer meteen maar tot single gebombardeerd. Het gekke is echter dat wie Embrace al langer kent, een vrij stijlvaste Embrace-plaat hoort en niet een plaat die supersterk aan Coldplay doet denken, zoals andere recensenten wel beweren.

~

De band van de broertjes Richard en Danny McNamara had haar debuut in 1998 aan het eind van de hoogtijdagen van de Britpop met het geweldige album The Good Will Out. Single All You Good Good People van dit album werd ook in Nederland regelmatig op de radio gedraaid en Embrace werd korte tijd dan ook gezien als de laatste redding van de Britpop. Dit kwam vooral door de enorme meezingkwaliteiten van het album. Veel Britpop is geweldig makkelijk en leuk om mee te zingen in de concertzaal of op Glastonbury, maar de nummers van Embrace lijken er wel speciaal voor gemaakt. Aanzwellende strijkorkesten en tweede, derde en zoveelste zangstemmen over ruige gitaren waren heel vaak de ingrediënten voor hun nummers. En ze zijn gewoon weer aanwezig op Out of Nothing. Opener Ashes en Someday zijn hier typische voorbeelden van: liedjes die na beluistering van de cd zomaar een uur prettig in je hoofd kunnen blijven nagalmen.

Coldbrace of Emplay?

Nou vooruit, er is toch wel heel wat aan het album dat aan Coldplay doet denken. Gravity heeft die Coldplay-klap logischerwijs meegekregen, maar ook Looking As You Are (wel een typische Embrace-titel trouwens) heeft duidelijk de invloeden van de beroemdste Britse band van dit moment. De nummers zijn erg melodisch, wat dramatisch en melodieus. Toch ga je, als je de oudere albums van Embrace er op naluistert, flink twijfelen of dit wel zo heel erg nieuw is voor Embrace. Op de tweede plaat Drawn From Memory (2000) en de derde plaat If You’ve Never Been (2001) zijn al best van dit soort rustige nummers te vinden, ook al is het galmende van Coldplay dat op het nieuwe album wel te vinden is afwezig. De vraag dringt zich daardoor op of Chris Martin zo vaak bij de opnamen van dit nieuwe Embrace-album aanwezig was, domweg omdat hij een enorme fan is en dat Coldplay juist zelf door deze band is beïnvloed?

Hopen op hernieuwd succes

Na het relatief succesvolle eerste album zijn de twee volgende werkjes van Embrace in Nederland nooit echt aangeslagen, zeg maar gerust geflopt. Door de publiciteit die de naam Chris Martin oplevert, maar ook door de aansprekende en goed in het gehoor liggende nummers van dit album is de hoop dat Out of Nothing een bescheiden succes zou kunnen worden in Nederland niet zo raar. De band verdient dat zeker. De heren zijn aan de foto’s in de hoes te zien flink ouder geworden en wat succes op leeftijd is natuurlijk wel verdiend. Toch zitten de merites van Embrace vooral in de lekker bombastische, lang uitgesponnen nummers met hun bijzondere zanglijnen die juist daardoor een heerlijke meeblèrbaarheid opleveren. Waarschijnlijk zal menig Britpopliefhebber deze band wel weer willen omarmen.